Nog geen account of wachtwoord vergeten? Klik hier

Concertprogramma

Concertprogramma

Sharon Kam en het Sitkovetsky Trio: Messiaens Quatuor pour la fin du temps

Sharon Kam en het Sitkovetsky Trio: Messiaens Quatuor pour la fin du temps

Kleine Zaal
03 mei 2025
20.15 uur

Print

Sharon Kam klarinet 

Sitkovetsky Trio:
Alexander Sitkovetsky viool
Isang Enders cello
Wu Qian piano

Dit concert maakt deel uit van de serie Strijkers met Variatie.

Ook interessant:
- Uitgelicht: de nostalgische klarinet

Claude Debussy (1862-1918)

Première rhapsodie (1909-10)
voor klarinet en piano

Maurice Ravel (1875-1937)

Pianotrio in a kl.t. (1914)
Modéré
Pantoum: Assez vif
Passacaille: Très large
Finale: Animé

pauze ± 20.55 uur

Olivier Messiaen (1908-1992)

Quatuor pour la fin du Temps (1940-41)
voor klarinet, viool, cello en piano
Liturgie de cristal
Vocalise pour l’Ange qui annonce la fin du Temps
Abîme des oiseaux
Intermède
Louange à l’éternité de Jésus
Danse de la fureur, pour les sept trompettes
Fouillis d’arcs-en-ciel, pour l’Ange qui annonce la fin du Temps
Louange à l’immortalité de Jésus

einde ± 22.15 uur

Kleine Zaal 03 mei 2025 20.15 uur

Sharon Kam klarinet 

Sitkovetsky Trio:
Alexander Sitkovetsky viool
Isang Enders cello
Wu Qian piano

Dit concert maakt deel uit van de serie Strijkers met Variatie.

Ook interessant:
- Uitgelicht: de nostalgische klarinet

Claude Debussy (1862-1918)

Première rhapsodie (1909-10)
voor klarinet en piano

Maurice Ravel (1875-1937)

Pianotrio in a kl.t. (1914)
Modéré
Pantoum: Assez vif
Passacaille: Très large
Finale: Animé

pauze ± 20.55 uur

Olivier Messiaen (1908-1992)

Quatuor pour la fin du Temps (1940-41)
voor klarinet, viool, cello en piano
Liturgie de cristal
Vocalise pour l’Ange qui annonce la fin du Temps
Abîme des oiseaux
Intermède
Louange à l’éternité de Jésus
Danse de la fureur, pour les sept trompettes
Fouillis d’arcs-en-ciel, pour l’Ange qui annonce la fin du Temps
Louange à l’immortalité de Jésus

einde ± 22.15 uur

Toelichting

Claude Debussy (1862-1918)

Première rhapsodie

door Hugo Bouma

In 1909 accepteerde Claude Debussy, op uitnodiging van de toenmalige directeur Gabriel Fauré, een post in het bestuur van het Parijse conservatorium. Deze aanstelling was net als die van Fauré zelf onderdeel van een flinke moderniseringsronde in dit van oudsher notoir conservatieve instituut. Een van Debussy’s eerste verplichtingen was het componeren van de verplichte werken voor het aankomende klarinetconcours. Naast een kort stukje dat de kandidaten van blad moesten spelen (en dat later als Petite pièce is uitgegeven) kreeg iedereen deze Première rhapsodie in te studeren. (De titel doet vermoeden dat Debussy ook een Seconde rhapsodie van plan was, deze is echter nooit gecomponeerd.) In de loop der jaren werden er door talrijke componisten talrijke ‘pièces de concours’ geschreven, de meeste daarvan zijn – terecht – in de vergetelheid geraakt. Dit stuk echter staat nog altijd bij elke klarinettist op de lessenaar, en de componist was er zelf ook trots genoeg op om een jaar later nog een orkestversie te maken.

Zoals het een rapsodie betaamt, is het stuk een snelle aaneenschakeling van verschillende stemmingen, waardoor ook verschillende aspecten van het ­klarinetspel tot uiting kunnen ­komen. De muziek begint dromerig en meditatief, waarna er een lyrisch thema verschijnt dat later in verschillende gedaanten terugkeert. Al snel wordt de dialoog tussen klarinet en piano speelser en virtuozer, met een vreugdevolle uitroep tot besluit.

In 1909 accepteerde Claude Debussy, op uitnodiging van de toenmalige directeur Gabriel Fauré, een post in het bestuur van het Parijse conservatorium. Deze aanstelling was net als die van Fauré zelf onderdeel van een flinke moderniseringsronde in dit van oudsher notoir conservatieve instituut. Een van Debussy’s eerste verplichtingen was het componeren van de verplichte werken voor het aankomende klarinetconcours. Naast een kort stukje dat de kandidaten van blad moesten spelen (en dat later als Petite pièce is uitgegeven) kreeg iedereen deze Première rhapsodie in te studeren. (De titel doet vermoeden dat Debussy ook een Seconde rhapsodie van plan was, deze is echter nooit gecomponeerd.) In de loop der jaren werden er door talrijke componisten talrijke ‘pièces de concours’ geschreven, de meeste daarvan zijn – terecht – in de vergetelheid geraakt. Dit stuk echter staat nog altijd bij elke klarinettist op de lessenaar, en de componist was er zelf ook trots genoeg op om een jaar later nog een orkestversie te maken.

Zoals het een rapsodie betaamt, is het stuk een snelle aaneenschakeling van verschillende stemmingen, waardoor ook verschillende aspecten van het ­klarinetspel tot uiting kunnen ­komen. De muziek begint dromerig en meditatief, waarna er een lyrisch thema verschijnt dat later in verschillende gedaanten terugkeert. Al snel wordt de dialoog tussen klarinet en piano speelser en virtuozer, met een vreugdevolle uitroep tot besluit.

door Hugo Bouma

Maurice Ravel (1875-1937)

Pianotrio

door Liesbeth Houtman

‘Men moet een goed verstand hebben en durf, maar geen hart.’ Deze veelgeciteerde uitspraak van Maurice Ravel is bij uitstek van toepassing op zijn Pia­notrio in a klein uit 1914. Toen een leerling kwam informeren hoe het werk vorderde, was het antwoord: ‘Mijn trio is voltooid, ik moet er alleen nog de thema’s voor vinden.’ Dit klinkt bijna ongelooflijk, maar kennelijk had Ravel de vorm al tot in detail uitgewerkt, nog vóór hij aan de inhoud begon. De structuur voor het eerste deel vond hij in een oude Baskische volksdans, die voor het tweede deel in het pantoum, een versvorm van ­oosterse origine, en die voor het derde deel in de baro­kke passacaglia. De Finale grijpt deels terug op het openingsdeel. De vrij zwevende harmoniek en melodiek doen denken aan de muziek van Debussy. Juist die tweespalt tussen klassieke vormvastheid en vernieuwingsdrift is kenmerkend voor Ravel. Overigens voltooide Ravel zijn enige pianotrio vlak voordat hij zijn componistenbestaan tijdelijk vaarwel zei. De Eerste Wereldoorlog was inmiddels in alle hevigheid losgebarsten en als vrachtwagenchauffeur diende hij de jaren erna in het Franse leger.

‘Men moet een goed verstand hebben en durf, maar geen hart.’ Deze veelgeciteerde uitspraak van Maurice Ravel is bij uitstek van toepassing op zijn Pia­notrio in a klein uit 1914. Toen een leerling kwam informeren hoe het werk vorderde, was het antwoord: ‘Mijn trio is voltooid, ik moet er alleen nog de thema’s voor vinden.’ Dit klinkt bijna ongelooflijk, maar kennelijk had Ravel de vorm al tot in detail uitgewerkt, nog vóór hij aan de inhoud begon. De structuur voor het eerste deel vond hij in een oude Baskische volksdans, die voor het tweede deel in het pantoum, een versvorm van ­oosterse origine, en die voor het derde deel in de baro­kke passacaglia. De Finale grijpt deels terug op het openingsdeel. De vrij zwevende harmoniek en melodiek doen denken aan de muziek van Debussy. Juist die tweespalt tussen klassieke vormvastheid en vernieuwingsdrift is kenmerkend voor Ravel. Overigens voltooide Ravel zijn enige pianotrio vlak voordat hij zijn componistenbestaan tijdelijk vaarwel zei. De Eerste Wereldoorlog was inmiddels in alle hevigheid losgebarsten en als vrachtwagenchauffeur diende hij de jaren erna in het Franse leger.

door Liesbeth Houtman

Olivier Messiaen (1908-1992)

Quatuor pour la fin du Temps

door Paul Janssen

In 1939 meldde de componist en pianist Olivier Messiaen zich bij het Franse leger om zijn bijdrage te leveren aan de strijd tegen de Duitsers. Een jaar later bevond hij zich als krijgsgevangene in Stalag VIII-A te Görlitz. Met de constante dreiging van de dood voor ogen zocht hij troost in het musiceren. Hij vond drie collega-musici (viool, ce­llo, klarinet) met wie hij een gelegenheidsensemble vormde. Voor dit gezelschap schreef Messiaen het Quatuor pour la fin du Temps. Omdat er in eerste instantie geen piano in het kamp was, creëerde hij de ­pianopartij geheel ‘in zijn hoofd’. Tijdens de ­première op 15 januari 1941 kon ­Messiaen wel beschikken over een krakkemikkige piano, terwijl de cellist speelde op een cello met een ontbrekende snaar, geleend van een Duitse soldaat. Ondanks deze mankementen liet het werk niet na diepe indruk te maken op een gehoor van enkele honderden krijgsgevangenen, soldaten en ander dienstdoend personeel. ‘Nooit eerder had ik zo’n aandachtig en begripvol publiek’, schreef de componist later. 

Voor het Quatuor pour la fin du Temps baseerde Messiaen zich op een passage uit Openbaring 10 waarin een engel de woorden ‘er zal geen tijd meer zijn’ spreekt. Dit ‘einde der tijden’ vatte Messiaen zowel theologisch als muzikaal op, want voor het eerst maakte hij structureel gebruik van zijn eigen ritmische procedures die braken met de gangbare westerse indeling in regelmatige maatsoorten. In acht tussen hoop en wanhoop balancerende delen benutte de componist diverse instrumentencombinaties (viool/klarinet/cello, viool/piano, klarinet solo) en gebruikte hij melodieën uit de katholieke liturgie en uit de natuur. Zo zingen de vogels in het openingsdeel en in de prachtige klarinetsolo Abîme des oiseaux, en is het centrale deel, Louange à l­’­Eternité de Jésus, een tien minuten durend gebed voor cello en piano. Ondanks de veelvuldige verwijzing naar religieuze en natuursymboliek schreef Messiaen met het Quatuor pour la fin du Temps een werk dat niet alleen het anekdotische volledig overstijgt maar dat ook van grote invloed zou zijn op de benadering van het ritme in de tweede helft van de twintigste eeuw.

In 1939 meldde de componist en pianist Olivier Messiaen zich bij het Franse leger om zijn bijdrage te leveren aan de strijd tegen de Duitsers. Een jaar later bevond hij zich als krijgsgevangene in Stalag VIII-A te Görlitz. Met de constante dreiging van de dood voor ogen zocht hij troost in het musiceren. Hij vond drie collega-musici (viool, ce­llo, klarinet) met wie hij een gelegenheidsensemble vormde. Voor dit gezelschap schreef Messiaen het Quatuor pour la fin du Temps. Omdat er in eerste instantie geen piano in het kamp was, creëerde hij de ­pianopartij geheel ‘in zijn hoofd’. Tijdens de ­première op 15 januari 1941 kon ­Messiaen wel beschikken over een krakkemikkige piano, terwijl de cellist speelde op een cello met een ontbrekende snaar, geleend van een Duitse soldaat. Ondanks deze mankementen liet het werk niet na diepe indruk te maken op een gehoor van enkele honderden krijgsgevangenen, soldaten en ander dienstdoend personeel. ‘Nooit eerder had ik zo’n aandachtig en begripvol publiek’, schreef de componist later. 

Voor het Quatuor pour la fin du Temps baseerde Messiaen zich op een passage uit Openbaring 10 waarin een engel de woorden ‘er zal geen tijd meer zijn’ spreekt. Dit ‘einde der tijden’ vatte Messiaen zowel theologisch als muzikaal op, want voor het eerst maakte hij structureel gebruik van zijn eigen ritmische procedures die braken met de gangbare westerse indeling in regelmatige maatsoorten. In acht tussen hoop en wanhoop balancerende delen benutte de componist diverse instrumentencombinaties (viool/klarinet/cello, viool/piano, klarinet solo) en gebruikte hij melodieën uit de katholieke liturgie en uit de natuur. Zo zingen de vogels in het openingsdeel en in de prachtige klarinetsolo Abîme des oiseaux, en is het centrale deel, Louange à l­’­Eternité de Jésus, een tien minuten durend gebed voor cello en piano. Ondanks de veelvuldige verwijzing naar religieuze en natuursymboliek schreef Messiaen met het Quatuor pour la fin du Temps een werk dat niet alleen het anekdotische volledig overstijgt maar dat ook van grote invloed zou zijn op de benadering van het ritme in de tweede helft van de twintigste eeuw.

door Paul Janssen

Claude Debussy (1862-1918)

Première rhapsodie

door Hugo Bouma

In 1909 accepteerde Claude Debussy, op uitnodiging van de toenmalige directeur Gabriel Fauré, een post in het bestuur van het Parijse conservatorium. Deze aanstelling was net als die van Fauré zelf onderdeel van een flinke moderniseringsronde in dit van oudsher notoir conservatieve instituut. Een van Debussy’s eerste verplichtingen was het componeren van de verplichte werken voor het aankomende klarinetconcours. Naast een kort stukje dat de kandidaten van blad moesten spelen (en dat later als Petite pièce is uitgegeven) kreeg iedereen deze Première rhapsodie in te studeren. (De titel doet vermoeden dat Debussy ook een Seconde rhapsodie van plan was, deze is echter nooit gecomponeerd.) In de loop der jaren werden er door talrijke componisten talrijke ‘pièces de concours’ geschreven, de meeste daarvan zijn – terecht – in de vergetelheid geraakt. Dit stuk echter staat nog altijd bij elke klarinettist op de lessenaar, en de componist was er zelf ook trots genoeg op om een jaar later nog een orkestversie te maken.

Zoals het een rapsodie betaamt, is het stuk een snelle aaneenschakeling van verschillende stemmingen, waardoor ook verschillende aspecten van het ­klarinetspel tot uiting kunnen ­komen. De muziek begint dromerig en meditatief, waarna er een lyrisch thema verschijnt dat later in verschillende gedaanten terugkeert. Al snel wordt de dialoog tussen klarinet en piano speelser en virtuozer, met een vreugdevolle uitroep tot besluit.

In 1909 accepteerde Claude Debussy, op uitnodiging van de toenmalige directeur Gabriel Fauré, een post in het bestuur van het Parijse conservatorium. Deze aanstelling was net als die van Fauré zelf onderdeel van een flinke moderniseringsronde in dit van oudsher notoir conservatieve instituut. Een van Debussy’s eerste verplichtingen was het componeren van de verplichte werken voor het aankomende klarinetconcours. Naast een kort stukje dat de kandidaten van blad moesten spelen (en dat later als Petite pièce is uitgegeven) kreeg iedereen deze Première rhapsodie in te studeren. (De titel doet vermoeden dat Debussy ook een Seconde rhapsodie van plan was, deze is echter nooit gecomponeerd.) In de loop der jaren werden er door talrijke componisten talrijke ‘pièces de concours’ geschreven, de meeste daarvan zijn – terecht – in de vergetelheid geraakt. Dit stuk echter staat nog altijd bij elke klarinettist op de lessenaar, en de componist was er zelf ook trots genoeg op om een jaar later nog een orkestversie te maken.

Zoals het een rapsodie betaamt, is het stuk een snelle aaneenschakeling van verschillende stemmingen, waardoor ook verschillende aspecten van het ­klarinetspel tot uiting kunnen ­komen. De muziek begint dromerig en meditatief, waarna er een lyrisch thema verschijnt dat later in verschillende gedaanten terugkeert. Al snel wordt de dialoog tussen klarinet en piano speelser en virtuozer, met een vreugdevolle uitroep tot besluit.

door Hugo Bouma

Maurice Ravel (1875-1937)

Pianotrio

door Liesbeth Houtman

‘Men moet een goed verstand hebben en durf, maar geen hart.’ Deze veelgeciteerde uitspraak van Maurice Ravel is bij uitstek van toepassing op zijn Pia­notrio in a klein uit 1914. Toen een leerling kwam informeren hoe het werk vorderde, was het antwoord: ‘Mijn trio is voltooid, ik moet er alleen nog de thema’s voor vinden.’ Dit klinkt bijna ongelooflijk, maar kennelijk had Ravel de vorm al tot in detail uitgewerkt, nog vóór hij aan de inhoud begon. De structuur voor het eerste deel vond hij in een oude Baskische volksdans, die voor het tweede deel in het pantoum, een versvorm van ­oosterse origine, en die voor het derde deel in de baro­kke passacaglia. De Finale grijpt deels terug op het openingsdeel. De vrij zwevende harmoniek en melodiek doen denken aan de muziek van Debussy. Juist die tweespalt tussen klassieke vormvastheid en vernieuwingsdrift is kenmerkend voor Ravel. Overigens voltooide Ravel zijn enige pianotrio vlak voordat hij zijn componistenbestaan tijdelijk vaarwel zei. De Eerste Wereldoorlog was inmiddels in alle hevigheid losgebarsten en als vrachtwagenchauffeur diende hij de jaren erna in het Franse leger.

‘Men moet een goed verstand hebben en durf, maar geen hart.’ Deze veelgeciteerde uitspraak van Maurice Ravel is bij uitstek van toepassing op zijn Pia­notrio in a klein uit 1914. Toen een leerling kwam informeren hoe het werk vorderde, was het antwoord: ‘Mijn trio is voltooid, ik moet er alleen nog de thema’s voor vinden.’ Dit klinkt bijna ongelooflijk, maar kennelijk had Ravel de vorm al tot in detail uitgewerkt, nog vóór hij aan de inhoud begon. De structuur voor het eerste deel vond hij in een oude Baskische volksdans, die voor het tweede deel in het pantoum, een versvorm van ­oosterse origine, en die voor het derde deel in de baro­kke passacaglia. De Finale grijpt deels terug op het openingsdeel. De vrij zwevende harmoniek en melodiek doen denken aan de muziek van Debussy. Juist die tweespalt tussen klassieke vormvastheid en vernieuwingsdrift is kenmerkend voor Ravel. Overigens voltooide Ravel zijn enige pianotrio vlak voordat hij zijn componistenbestaan tijdelijk vaarwel zei. De Eerste Wereldoorlog was inmiddels in alle hevigheid losgebarsten en als vrachtwagenchauffeur diende hij de jaren erna in het Franse leger.

door Liesbeth Houtman

Olivier Messiaen (1908-1992)

Quatuor pour la fin du Temps

door Paul Janssen

In 1939 meldde de componist en pianist Olivier Messiaen zich bij het Franse leger om zijn bijdrage te leveren aan de strijd tegen de Duitsers. Een jaar later bevond hij zich als krijgsgevangene in Stalag VIII-A te Görlitz. Met de constante dreiging van de dood voor ogen zocht hij troost in het musiceren. Hij vond drie collega-musici (viool, ce­llo, klarinet) met wie hij een gelegenheidsensemble vormde. Voor dit gezelschap schreef Messiaen het Quatuor pour la fin du Temps. Omdat er in eerste instantie geen piano in het kamp was, creëerde hij de ­pianopartij geheel ‘in zijn hoofd’. Tijdens de ­première op 15 januari 1941 kon ­Messiaen wel beschikken over een krakkemikkige piano, terwijl de cellist speelde op een cello met een ontbrekende snaar, geleend van een Duitse soldaat. Ondanks deze mankementen liet het werk niet na diepe indruk te maken op een gehoor van enkele honderden krijgsgevangenen, soldaten en ander dienstdoend personeel. ‘Nooit eerder had ik zo’n aandachtig en begripvol publiek’, schreef de componist later. 

Voor het Quatuor pour la fin du Temps baseerde Messiaen zich op een passage uit Openbaring 10 waarin een engel de woorden ‘er zal geen tijd meer zijn’ spreekt. Dit ‘einde der tijden’ vatte Messiaen zowel theologisch als muzikaal op, want voor het eerst maakte hij structureel gebruik van zijn eigen ritmische procedures die braken met de gangbare westerse indeling in regelmatige maatsoorten. In acht tussen hoop en wanhoop balancerende delen benutte de componist diverse instrumentencombinaties (viool/klarinet/cello, viool/piano, klarinet solo) en gebruikte hij melodieën uit de katholieke liturgie en uit de natuur. Zo zingen de vogels in het openingsdeel en in de prachtige klarinetsolo Abîme des oiseaux, en is het centrale deel, Louange à l­’­Eternité de Jésus, een tien minuten durend gebed voor cello en piano. Ondanks de veelvuldige verwijzing naar religieuze en natuursymboliek schreef Messiaen met het Quatuor pour la fin du Temps een werk dat niet alleen het anekdotische volledig overstijgt maar dat ook van grote invloed zou zijn op de benadering van het ritme in de tweede helft van de twintigste eeuw.

In 1939 meldde de componist en pianist Olivier Messiaen zich bij het Franse leger om zijn bijdrage te leveren aan de strijd tegen de Duitsers. Een jaar later bevond hij zich als krijgsgevangene in Stalag VIII-A te Görlitz. Met de constante dreiging van de dood voor ogen zocht hij troost in het musiceren. Hij vond drie collega-musici (viool, ce­llo, klarinet) met wie hij een gelegenheidsensemble vormde. Voor dit gezelschap schreef Messiaen het Quatuor pour la fin du Temps. Omdat er in eerste instantie geen piano in het kamp was, creëerde hij de ­pianopartij geheel ‘in zijn hoofd’. Tijdens de ­première op 15 januari 1941 kon ­Messiaen wel beschikken over een krakkemikkige piano, terwijl de cellist speelde op een cello met een ontbrekende snaar, geleend van een Duitse soldaat. Ondanks deze mankementen liet het werk niet na diepe indruk te maken op een gehoor van enkele honderden krijgsgevangenen, soldaten en ander dienstdoend personeel. ‘Nooit eerder had ik zo’n aandachtig en begripvol publiek’, schreef de componist later. 

Voor het Quatuor pour la fin du Temps baseerde Messiaen zich op een passage uit Openbaring 10 waarin een engel de woorden ‘er zal geen tijd meer zijn’ spreekt. Dit ‘einde der tijden’ vatte Messiaen zowel theologisch als muzikaal op, want voor het eerst maakte hij structureel gebruik van zijn eigen ritmische procedures die braken met de gangbare westerse indeling in regelmatige maatsoorten. In acht tussen hoop en wanhoop balancerende delen benutte de componist diverse instrumentencombinaties (viool/klarinet/cello, viool/piano, klarinet solo) en gebruikte hij melodieën uit de katholieke liturgie en uit de natuur. Zo zingen de vogels in het openingsdeel en in de prachtige klarinetsolo Abîme des oiseaux, en is het centrale deel, Louange à l­’­Eternité de Jésus, een tien minuten durend gebed voor cello en piano. Ondanks de veelvuldige verwijzing naar religieuze en natuursymboliek schreef Messiaen met het Quatuor pour la fin du Temps een werk dat niet alleen het anekdotische volledig overstijgt maar dat ook van grote invloed zou zijn op de benadering van het ritme in de tweede helft van de twintigste eeuw.

door Paul Janssen

Biografie

Sharon Kam, klarinet

Sharon Kam, student van Charles Neidich aan de Juilliard School of Music, won in 1992 het ARD Concours in München. Haar ­solodebuut maakte ze op haar zestiende met ­Mozarts Klarinetconcert bij het Israëlisch Filharmonisch Orkest onder leiding van Zubin Mehta en kort daarna speelde ze zijn Klarinetkwintet met het Guarneri String Quartet in Carnegie Hall, New York.

Mozart blijft terugkeren in haar agenda: zo speelde ze het Klarinet­concert ook in januari 2019 in Het Zondagochtend Concert.

Sharon Kams bevlogenheid voor hedendaagse muziek blijkt uit premières van componisten als Herbert Willi (Salzburger Festspiele), Krzysztof Penderecki en Peter Ruzicka (Donaueschingen). Onderdeel van het lopende seizoen is een residency in de Tonhalle Düsseldorf; andere uitnodigingen kwamen van het Staatsorchester Stuttgart, de Philharmonie Essen, het Beethoven-Orchester Bonn, het Orchestre de Chambre de Lausanne en het Praags Symfonieorkest.

De discografie van de klarinettiste, die ook jazz en opera omvat, werd bekroond met onder meer de Echo Klassik en de Preis der deutschen Schallplattenkritik. Recente opnames zijn Contrasts (met pianist Matan Porat en haar broer Ori Kam, altviolist), klarinetconcerten van Weber, Kurpiński en Crusell en Hindemiths ­Klarinetkwartet met Antje Weithaas, Julian Steckel en Enrico Pace. Sinds 2022 geeft Sharon Kam les aan de Hochschule für Musik, Theater und Medien in Hannover.

In de Kleine Zaal was ze de afgelopen jaren te beluisteren met het Jerusalem Quartet (17 en 18 november 2018, Brahms) en met de collega’s van de genoemde Hindemith-opname (2 mei 2022).

Sitkovetsky Trio, trio

Het Sitkovetsky Trio werd in 2007 opgericht aan de Yehudi Menuhin School in Engeland en was laureaat van onder meer de Festspiele Mecklenburg-Vorpommern 2009. Het ensemble was te gast op podia als de Londense Wigmore Hall, de Alte Oper in Frankfurt, het Parijse Musée du Louvre, l’Auditori Barcelona en het Lincoln Center in New York en reisde ook naar China, Australië, Zuid-Amerika, Zuid-Korea en Japan.

Naast velerlei kamermuziek zet het Sitkovetsky Trio graag Beethovens Tripelconcert op de lessenaar; bijvoorbeeld met het Konzerthausorchester Berlin, de Münchner Philharmoniker en – in Het Concertgebouw, in februari 2018 – het Nederlands Philharmonisch Orkest.

In 2019 verzorgde het drietal samen met het Philharmonia Orchestra ook de ­wereldpremière van een nieuw tripelconcert van Charlotte Bray. Voor een album met Ravel en Saint-Saëns won het Sitkovetsky Trio de Chamber Music Award 2022 van het BBC Music Magazine. Momenteel werken de musici aan een Beethovencyclus, waarvan het eerste deel al werd gelauwerd met een Diapason d’Or. Hoogtepunten in het huidige seizoen zijn een residency op het Beethovenfest Bonn, optredens op de Heidelberger Frühling, in Madrid, Londen, Istanbul en Hong Kong en tournees in de Verenigde Staten en Israël.

In de Kleine Zaal van Het Concertgebouw debuteerde het Sitkovetsky Trio in seizoen 2013/2014 en was het voor het laatst te gast in ­oktober 2022 (met werken van Robert ­Schumann, Arenski en ­Tsjaikovski). Alexander ­Sitkovetsky bespeelt de ­‘Parera’-Stradivarius (1679) en Isang ­Enders een cello van Carlo Tononi (Venetië, 1720).