Nog geen account of wachtwoord vergeten? Klik hier
interview

Roderick Williams: 'wat de partituur me vertelt'

door Henriette Posthuma de Boer
01 apr. 2017 01 april 2017

Het besluit om zijn baan als muziekleraar op te geven en van zingen zijn professie te maken, is heel gelukkig gebleken: er is bijna geen foto van Roderick Williams te vinden waar hij niet lachend op staat. Zijn repertoire reikt van Bach tot Britten, van Mozart tot Van der Aa. In gesprek met een blijmoedig avonturier.

De Grote Zaal kent nauwelijks geheimen meer voor hem, onthult Roderick Williams vanuit Manchester, waar hij druk doende is om met het BBC Philharmonic Orchestra een cd-opname te maken van een aantal orkestliederen van Edward Elgar.

Hij komt regelmatig naar Amsterdam, is het niet voor een rol in de opera, dan wel voor een optreden in Het Concertgebouw. In december was hij daar nog te horen in Bachs Weihnachtsoratorium. ‘Ik ben altijd weer overweldigd door de schoonheid van de Grote Zaal, met zijn rijke geschiedenis en terecht veel geroemde akoestiek.’

Niet alleen Het Concertgebouw, ook de stad Amsterdam heeft zijn hart gestolen. ‘Ik heb er in de loop der jaren in heel wat opera’s gezongen, en heb daarbij de gelegenheid gehad de stad en het land te verkennen. Zo heb ik ook een van mijn favoriete vakantiebestemmingen ontdekt: Texel. Als mijn agenda het toelaat, ga ik daar graag kamperen.’  

Toeval

Met zijn recital op 4 april maakt Roderick Williams zijn debuut in de Kleine Zaal. ‘Jaren geleden had ik al bijna op dat podium gestaan’, herinnert hij zich. ‘Ter vervanging van de Engelse bariton Christopher Maltman, die ziek was.

Belangrijk op zijn programma waren Brittens Songs and Proverbs of William Blake. Helaas kende ik die toen nog niet, dus moest ik verstek laten gaan. Het toeval wil dat ik uitgerekend met dat stuk nu mijn debuut in deze zaal zal maken.’

Williams wordt geroemd om zijn veelzijdigheid, er is weinig voor lyrische bariton geschreven repertoire dat hij niet kent. ‘De afwisseling houdt het vak spannend’, verklaart hij zijn brede muzikale interesse. ‘Maar ik zing echt niet alles!

Voor het zwaardere baritonvak leent mijn stem zich niet. Ik heb ooit Donner gezongen in een concertante uitvoering van Wagners Das Rheingold, maar dat is een kleine partij. Ik was vol bewondering voor mijn collega die Wotan voor zijn rekening nam en die zware rol tot het eind toe met dezelfde energie volbracht.’ 

Over mijn vraag of hij zijn stem anders gebruikt in de verschillende genres, moet hij even nadenken. ‘Het blijft natuurlijk hetzelfde instrument, maar het is wel zo dat verschillende muziekstijlen verschillende eisen aan me stellen. In de liederen van Elgar komen bijvoorbeeld geen coloraturen voor, maar ze liggen wel veel hoger dan de meeste barok-aria’s, zeker als ik die in de originele stemming zing, dus een halve toon lager.

Afgelopen weekend zong ik in een opera van de hedendaagse Engelse componist Harrison Birtwistle en zijn muziek vergt een onwaarschijnlijke vocale acrobatiek, met lastige intervallen en noten die je maar ergens uit de lucht moet zien te plukken. En morgen repeteer ik met een pianist Franse liederen, die een atmosfeer en verfijning vragen die niet bij de muziek van Elgar, Birtwistle of Bach zouden passen.

De Grote Zaal kent nauwelijks geheimen meer voor hem, onthult Roderick Williams vanuit Manchester, waar hij druk doende is om met het BBC Philharmonic Orchestra een cd-opname te maken van een aantal orkestliederen van Edward Elgar.

Hij komt regelmatig naar Amsterdam, is het niet voor een rol in de opera, dan wel voor een optreden in Het Concertgebouw. In december was hij daar nog te horen in Bachs Weihnachtsoratorium. ‘Ik ben altijd weer overweldigd door de schoonheid van de Grote Zaal, met zijn rijke geschiedenis en terecht veel geroemde akoestiek.’

Niet alleen Het Concertgebouw, ook de stad Amsterdam heeft zijn hart gestolen. ‘Ik heb er in de loop der jaren in heel wat opera’s gezongen, en heb daarbij de gelegenheid gehad de stad en het land te verkennen. Zo heb ik ook een van mijn favoriete vakantiebestemmingen ontdekt: Texel. Als mijn agenda het toelaat, ga ik daar graag kamperen.’  

Toeval

Met zijn recital op 4 april maakt Roderick Williams zijn debuut in de Kleine Zaal. ‘Jaren geleden had ik al bijna op dat podium gestaan’, herinnert hij zich. ‘Ter vervanging van de Engelse bariton Christopher Maltman, die ziek was.

Belangrijk op zijn programma waren Brittens Songs and Proverbs of William Blake. Helaas kende ik die toen nog niet, dus moest ik verstek laten gaan. Het toeval wil dat ik uitgerekend met dat stuk nu mijn debuut in deze zaal zal maken.’

Williams wordt geroemd om zijn veelzijdigheid, er is weinig voor lyrische bariton geschreven repertoire dat hij niet kent. ‘De afwisseling houdt het vak spannend’, verklaart hij zijn brede muzikale interesse. ‘Maar ik zing echt niet alles!

Voor het zwaardere baritonvak leent mijn stem zich niet. Ik heb ooit Donner gezongen in een concertante uitvoering van Wagners Das Rheingold, maar dat is een kleine partij. Ik was vol bewondering voor mijn collega die Wotan voor zijn rekening nam en die zware rol tot het eind toe met dezelfde energie volbracht.’ 

Over mijn vraag of hij zijn stem anders gebruikt in de verschillende genres, moet hij even nadenken. ‘Het blijft natuurlijk hetzelfde instrument, maar het is wel zo dat verschillende muziekstijlen verschillende eisen aan me stellen. In de liederen van Elgar komen bijvoorbeeld geen coloraturen voor, maar ze liggen wel veel hoger dan de meeste barok-aria’s, zeker als ik die in de originele stemming zing, dus een halve toon lager.

Afgelopen weekend zong ik in een opera van de hedendaagse Engelse componist Harrison Birtwistle en zijn muziek vergt een onwaarschijnlijke vocale acrobatiek, met lastige intervallen en noten die je maar ergens uit de lucht moet zien te plukken. En morgen repeteer ik met een pianist Franse liederen, die een atmosfeer en verfijning vragen die niet bij de muziek van Elgar, Birtwistle of Bach zouden passen.

  • Roderick Williams

    Foto: Benjamin Ealovega

    Roderick Williams

    Foto: Benjamin Ealovega

  • Roderick Williams

    Foto: Benjamin Ealovega

    Roderick Williams

    Foto: Benjamin Ealovega

Maar daarbij gaat het niet om bewuste stemtechnische beslissingen; ik probeer alleen de muziek zo te zingen als ik denk dat de componist het gewild zou hebben, afgaand op wat de partituur me vertelt.’ 

Recital versus opera

Hoewel hij zijn reputatie als operazanger wereldwijd heeft gevestigd, blijft het liedrepertoire hem zeker even dierbaar. ‘Sommige van mijn collega’s concentreren zich volledig op opera, anderen beperken zich tot het klassieke oratorium.

En nogal wat zangers vinden een solorecital te veeleisend. Dat is het ook: de voorbereiding vereist veel tijd en inspanning. In de opera ben je een avond lang één en hetzelfde personage en je staat zelden van begin tot eind alleen op het podium; het feit dat je dat avontuur met anderen deelt, verlicht het zingen van een zware rol.

In een recital komt een bonte verzameling individuele karakters aan bod, met elk hun eigen verhaal, soms verteld in maar twee of drie minuten. Het is een hele opgave op één avond zoveel verschillende emoties uit te beelden en de spanning tot het eind toe vast te houden. Ik vind dat heerlijk en wil het blijven doen, maar het is hard werken.’ 

Muziekleraar

Met zijn twee broers groeide Roderick Williams op in Londen. ‘Mijn Jamaicaanse moeder kwam in 1960 naar Europa, twee jaar later trouwde ze met mijn Engelse vader. Ze zijn allebei dol op klassieke muziek, en het was vanzelfsprekend dat wij iets in muziek gingen doen.

Ze brachten ons naar elke repetitie, elke uitvoering, vooral in de tijd dat ik cello speelde in het schoolorkest. Ik heb er nooit bij stilgestaan hoeveel opofferingen het ze heeft gekost om ons door die hectische studieperiode heen te loodsen.

Dat ben ik pas gaan waarderen toen ik zelf kinderen kreeg. We hebben twee dochters, die allebei studeren, en een zoon, die over twee jaar eindexamen doet. Nee, ze kiezen niet voor de muziek, maar komen wel graag naar me luisteren.’ 

Williams volgde een opleiding tot leraar schoolmuziek, trouwde op zijn tweeëntwintigste en kreeg een baan op een jongensschool iets buiten Londen. ‘Ik had daar nóg gezeten als mijn vrouw Miranda me niet had gevraagd wat mijn grootste ambitie was.

Ik geloof niet dat ik daar ooit echt over had nagedacht, maar ik antwoordde dat ik het liefst professioneel zanger zou worden. Als kind had ik in kerkkoren gezongen, en net als mijn oudere broer op de Cathedral School in Oxford gezeten.

Eenmaal leraar zong ik in de weekenden in verschillende koren en soms als solist. Mijn vrouw moet gevoeld hebben dat daar mijn hart lag en er was haar directe vraag voor nodig om me te doen besluiten mijn baan op te zeggen en op mijn achtentwintigste zang te gaan studeren aan de Guildhall School of Music and Drama.’ 

Zijn leven als zanger – met componeren als serieuze nevenactiviteit – noemt hij ‘wonderful’. ‘Moeilijk wordt het alleen als ik me niet goed voel. Ik ben zelden ziek en vind het vreselijk om af te zeggen, maar nog erger is de angst niet te kunnen zingen.’

Als belangrijkste voorwaarde om een publiek te boeien noemt hij ‘oprechtheid, het vermogen je kwetsbaar te tonen en de essentie van de muziek zo zuiver mogelijk over te brengen. Als je dat niet nastreeft is zingen niet meer dan het produceren van mooie klanken.’ 

Brits programma

Roderick Williams koos het programma voor zijn recital grotendeels zelf; met betrekking tot de liederen van Ivor Gurney kreeg hij advies van pianist Iain Burnside, die diens werk goed kent en ooit een radiodocumentaire maakte over deze dichter/componist en diens afnemende geestelijke vermogens.

‘Afwijkend menselijk gedrag is het centrale thema in dit programma’, legt Williams uit. ‘Gekte in de aria van Henry Purcell, mentale disbalans in de Gurney-liederen, een ongewone maar intrigerende levensvisie in het werk van William Blake en Benjamin Britten, en ten slotte het lot van de outcast in de Songs of Travel van Robert Louis Stevenson en Ralph Vaughan Williams.’

Het werk van Ivor Gurney is niet vaak te horen. Hoe zou Williams zijn muziek omschrijven? ‘Zijn stijl is heel persoonlijk, al is hij wel ingebed in de pastorale Engelse traditie uit het begin van de twintigste eeuw.

Wat wel opvalt is dat er een zekere logische opbouw in ontbreekt, zowel de vocale lijnen als de rapsodische pianopartijen verrassen door een soort grilligheid. Gurney heeft zijn eigen muziek nooit degelijk geredigeerd, waardoor er nogal wat bijna onspeelbare trillers en sprongen in de pianopartijen voorkomen.

Het uiteindelijke effect is prachtig, maar het vereist heel wat pianistische vaardigheid om een soort doorgaande lijn in deze muziek tot stand te brengen. Daarbij valt niet te ontkennen dat Gurney geniale vondsten heeft gedaan; net als bij grootheden als Gesualdo of Berlioz zoekt zijn muziek zich een heel eigen weg, waardoor unieke persoonlijke effecten ontstaan.

Indrukwekkend vind ik bijvoorbeeld de manier waarop het lied Lights Out eindigt: met de pianopartij die in het niets oplost. Dat is letterlijk ongehoord!’

Maar daarbij gaat het niet om bewuste stemtechnische beslissingen; ik probeer alleen de muziek zo te zingen als ik denk dat de componist het gewild zou hebben, afgaand op wat de partituur me vertelt.’ 

Recital versus opera

Hoewel hij zijn reputatie als operazanger wereldwijd heeft gevestigd, blijft het liedrepertoire hem zeker even dierbaar. ‘Sommige van mijn collega’s concentreren zich volledig op opera, anderen beperken zich tot het klassieke oratorium.

En nogal wat zangers vinden een solorecital te veeleisend. Dat is het ook: de voorbereiding vereist veel tijd en inspanning. In de opera ben je een avond lang één en hetzelfde personage en je staat zelden van begin tot eind alleen op het podium; het feit dat je dat avontuur met anderen deelt, verlicht het zingen van een zware rol.

In een recital komt een bonte verzameling individuele karakters aan bod, met elk hun eigen verhaal, soms verteld in maar twee of drie minuten. Het is een hele opgave op één avond zoveel verschillende emoties uit te beelden en de spanning tot het eind toe vast te houden. Ik vind dat heerlijk en wil het blijven doen, maar het is hard werken.’ 

Muziekleraar

Met zijn twee broers groeide Roderick Williams op in Londen. ‘Mijn Jamaicaanse moeder kwam in 1960 naar Europa, twee jaar later trouwde ze met mijn Engelse vader. Ze zijn allebei dol op klassieke muziek, en het was vanzelfsprekend dat wij iets in muziek gingen doen.

Ze brachten ons naar elke repetitie, elke uitvoering, vooral in de tijd dat ik cello speelde in het schoolorkest. Ik heb er nooit bij stilgestaan hoeveel opofferingen het ze heeft gekost om ons door die hectische studieperiode heen te loodsen.

Dat ben ik pas gaan waarderen toen ik zelf kinderen kreeg. We hebben twee dochters, die allebei studeren, en een zoon, die over twee jaar eindexamen doet. Nee, ze kiezen niet voor de muziek, maar komen wel graag naar me luisteren.’ 

Williams volgde een opleiding tot leraar schoolmuziek, trouwde op zijn tweeëntwintigste en kreeg een baan op een jongensschool iets buiten Londen. ‘Ik had daar nóg gezeten als mijn vrouw Miranda me niet had gevraagd wat mijn grootste ambitie was.

Ik geloof niet dat ik daar ooit echt over had nagedacht, maar ik antwoordde dat ik het liefst professioneel zanger zou worden. Als kind had ik in kerkkoren gezongen, en net als mijn oudere broer op de Cathedral School in Oxford gezeten.

Eenmaal leraar zong ik in de weekenden in verschillende koren en soms als solist. Mijn vrouw moet gevoeld hebben dat daar mijn hart lag en er was haar directe vraag voor nodig om me te doen besluiten mijn baan op te zeggen en op mijn achtentwintigste zang te gaan studeren aan de Guildhall School of Music and Drama.’ 

Zijn leven als zanger – met componeren als serieuze nevenactiviteit – noemt hij ‘wonderful’. ‘Moeilijk wordt het alleen als ik me niet goed voel. Ik ben zelden ziek en vind het vreselijk om af te zeggen, maar nog erger is de angst niet te kunnen zingen.’

Als belangrijkste voorwaarde om een publiek te boeien noemt hij ‘oprechtheid, het vermogen je kwetsbaar te tonen en de essentie van de muziek zo zuiver mogelijk over te brengen. Als je dat niet nastreeft is zingen niet meer dan het produceren van mooie klanken.’ 

Brits programma

Roderick Williams koos het programma voor zijn recital grotendeels zelf; met betrekking tot de liederen van Ivor Gurney kreeg hij advies van pianist Iain Burnside, die diens werk goed kent en ooit een radiodocumentaire maakte over deze dichter/componist en diens afnemende geestelijke vermogens.

‘Afwijkend menselijk gedrag is het centrale thema in dit programma’, legt Williams uit. ‘Gekte in de aria van Henry Purcell, mentale disbalans in de Gurney-liederen, een ongewone maar intrigerende levensvisie in het werk van William Blake en Benjamin Britten, en ten slotte het lot van de outcast in de Songs of Travel van Robert Louis Stevenson en Ralph Vaughan Williams.’

Het werk van Ivor Gurney is niet vaak te horen. Hoe zou Williams zijn muziek omschrijven? ‘Zijn stijl is heel persoonlijk, al is hij wel ingebed in de pastorale Engelse traditie uit het begin van de twintigste eeuw.

Wat wel opvalt is dat er een zekere logische opbouw in ontbreekt, zowel de vocale lijnen als de rapsodische pianopartijen verrassen door een soort grilligheid. Gurney heeft zijn eigen muziek nooit degelijk geredigeerd, waardoor er nogal wat bijna onspeelbare trillers en sprongen in de pianopartijen voorkomen.

Het uiteindelijke effect is prachtig, maar het vereist heel wat pianistische vaardigheid om een soort doorgaande lijn in deze muziek tot stand te brengen. Daarbij valt niet te ontkennen dat Gurney geniale vondsten heeft gedaan; net als bij grootheden als Gesualdo of Berlioz zoekt zijn muziek zich een heel eigen weg, waardoor unieke persoonlijke effecten ontstaan.

Indrukwekkend vind ik bijvoorbeeld de manier waarop het lied Lights Out eindigt: met de pianopartij die in het niets oplost. Dat is letterlijk ongehoord!’

Dit artikel wordt u gratis aangeboden door Preludium. Meer lezen? Abonneer dan nu.