Nog geen account of wachtwoord vergeten? Klik hier

Concertprogramma

Concertprogramma

Rising Stars: Matilda Lloyd & Martin Cousin

Rising Stars: Matilda Lloyd & Martin Cousin

Kleine Zaal
07 mei 2025
20.15 uur

Print

Matilda Lloyd trompet
Martin Cousin piano

Dit concert maakt deel uit van de serie Rising Stars. De musici zijn voorgedragen door het Barbican Centre in Londen en het Konserthuset Stockholm.

THE TRUMPET’S VOICE

Alfred Desenclos (1912-1971)

Incantation (1953)
oorspronkelijk voor trompet en orkest

George Enescu (1881-1955)

Légende (1906)
voor trompet en piano

maurice ravel (1875-1937)

Oiseaux tristes 
uit ‘Miroirs’ (1904-05)
voor piano solo

Dani Howard (1993)

Continuum (2024)
sonate voor trompet en piano
Vibrant
Freely, with rubato
Waltz-like
Nederlandse première; in opdracht van Barbican Centre, Konserthuset Stockholm en de European Concert Hall Organisation

George Gershwin (1898-1937)

The Man I Love (1924)
voor piano solo

Reinhold Glière (1874-1956)

Andante
uit ‘Concert voor coloratuur­sopraan en orkest’, op. 82 (1943)

Enrique Granados (1867-1916)

La maja y el ruiseñor
uit ‘Goyescas’ (1909-12)
voor piano solo

Manuel de Falla (1876-1946)

Siete canciones populares ­españolas (1914-15)
oorspronkelijk voor zang en piano
El paño moruno
Seguidilla murciana
Asturiana
Jota
Nana
Canción
Polo

er is geen pauze
einde ± 21.15 uur

Met dank aan de begunstigers van het Fonds Hemelbestormers.

Kleine Zaal 07 mei 2025 20.15 uur

Matilda Lloyd trompet
Martin Cousin piano

Dit concert maakt deel uit van de serie Rising Stars. De musici zijn voorgedragen door het Barbican Centre in Londen en het Konserthuset Stockholm.

THE TRUMPET’S VOICE

Alfred Desenclos (1912-1971)

Incantation (1953)
oorspronkelijk voor trompet en orkest

George Enescu (1881-1955)

Légende (1906)
voor trompet en piano

maurice ravel (1875-1937)

Oiseaux tristes 
uit ‘Miroirs’ (1904-05)
voor piano solo

Dani Howard (1993)

Continuum (2024)
sonate voor trompet en piano
Vibrant
Freely, with rubato
Waltz-like
Nederlandse première; in opdracht van Barbican Centre, Konserthuset Stockholm en de European Concert Hall Organisation

George Gershwin (1898-1937)

The Man I Love (1924)
voor piano solo

Reinhold Glière (1874-1956)

Andante
uit ‘Concert voor coloratuur­sopraan en orkest’, op. 82 (1943)

Enrique Granados (1867-1916)

La maja y el ruiseñor
uit ‘Goyescas’ (1909-12)
voor piano solo

Manuel de Falla (1876-1946)

Siete canciones populares ­españolas (1914-15)
oorspronkelijk voor zang en piano
El paño moruno
Seguidilla murciana
Asturiana
Jota
Nana
Canción
Polo

er is geen pauze
einde ± 21.15 uur

Met dank aan de begunstigers van het Fonds Hemelbestormers.

Toelichting

Alfred Desenclos (1912-1971)

Incantation

door Piet De Loof

Alfred Desenclos, een Franse componist, is bij het grote publiek nagenoeg onbekend, maar trom­pettisten weten hem te vinden. Dat dankt hij aan zijn Incantation uit 1953. Een dankbaar showpiece met technische bravoure, maar ook muzikale inventiviteit en een scala aan sferen en emoties. Het was het eerste deel van een drieluik – samen met Thrène en Danse – dat Desenclos schreef voor een wedstrijd aan het Parijse Conservatorium, maar dat nu vaak apart wordt uitgevoerd.

Alfred Desenclos, een Franse componist, is bij het grote publiek nagenoeg onbekend, maar trom­pettisten weten hem te vinden. Dat dankt hij aan zijn Incantation uit 1953. Een dankbaar showpiece met technische bravoure, maar ook muzikale inventiviteit en een scala aan sferen en emoties. Het was het eerste deel van een drieluik – samen met Thrène en Danse – dat Desenclos schreef voor een wedstrijd aan het Parijse Conservatorium, maar dat nu vaak apart wordt uitgevoerd.

door Piet De Loof

George Enescu (1881-1955)

Légende

door Piet De Loof

Ook deze Légende van George Enescu was de inzending voor een wedstrijd aan het Conservatorium van Parijs, meer bepaald de klas van de beroemde tro­mpettist/­cornettist Merri Franquin. Hij is de ‘legende’ uit de titel, want Franquin speelde een historische rol in de emancipatie van de trompet als solo-­instrument. Enescu studeerde ten tijde van de compositie in Parijs bij Gabriel Fauré en zag er een mooie kans in om zich te doen opmerken, zeker omdat behalve zijn leermeester Fauré ook Paul Dukas in de jury zat. Basis van deze Légende is een brede, ballade-achtige melodie in c klein, die twee keer terugkomt: de eerste keer een octaaf hoger, de tweede keer aan het eind, met demper. Tussendoor geven technische, chromatische passages de solist alle kans tot virtuositeit.

Ook deze Légende van George Enescu was de inzending voor een wedstrijd aan het Conservatorium van Parijs, meer bepaald de klas van de beroemde tro­mpettist/­cornettist Merri Franquin. Hij is de ‘legende’ uit de titel, want Franquin speelde een historische rol in de emancipatie van de trompet als solo-­instrument. Enescu studeerde ten tijde van de compositie in Parijs bij Gabriel Fauré en zag er een mooie kans in om zich te doen opmerken, zeker omdat behalve zijn leermeester Fauré ook Paul Dukas in de jury zat. Basis van deze Légende is een brede, ballade-achtige melodie in c klein, die twee keer terugkomt: de eerste keer een octaaf hoger, de tweede keer aan het eind, met demper. Tussendoor geven technische, chromatische passages de solist alle kans tot virtuositeit.

door Piet De Loof

Dani Howard (1993)

Continuum

door Piet De Loof

De jonge Britse componiste Dani Howard schreef Continuum voor, en in nauwe samenwerking met Matilda Lloyd. In drie sterk verschillende delen verkennen Howard en Lloyd het concept tijd. De componiste zegt erover: ‘Een eerste deel (vibrant, levendig) bootst de drukte van het dagelijkse leven na, met een gestaag gevoel van eentonigheid. Ons concept van tijd verandert naarmate we ouder worden: naarmate ze voorbijgaat, lijkt ze almaar sneller te gaan. Het tweede deel is een meditatie op dit idee. Een walsachtig derde deel besluit het stuk, waarbij het comfort van het ‘wiegen’ vaak wordt verstoord door verontrustende harmonische verschuivingen.’ In deze rijke en gevarieerde nieuwe compositie vliegt de tijd alvast voorbij.

De jonge Britse componiste Dani Howard schreef Continuum voor, en in nauwe samenwerking met Matilda Lloyd. In drie sterk verschillende delen verkennen Howard en Lloyd het concept tijd. De componiste zegt erover: ‘Een eerste deel (vibrant, levendig) bootst de drukte van het dagelijkse leven na, met een gestaag gevoel van eentonigheid. Ons concept van tijd verandert naarmate we ouder worden: naarmate ze voorbijgaat, lijkt ze almaar sneller te gaan. Het tweede deel is een meditatie op dit idee. Een walsachtig derde deel besluit het stuk, waarbij het comfort van het ‘wiegen’ vaak wordt verstoord door verontrustende harmonische verschuivingen.’ In deze rijke en gevarieerde nieuwe compositie vliegt de tijd alvast voorbij.

door Piet De Loof

George Gershwin (1898-1937)

The Man I Love

door Piet De Loof

Het wilde eerst niet goed lukken met The Man I Love van George Gershwin, op tekst van zijn broer Ira. Als The Girl I Love zou het worden gezongen in de musical Lady, Be Good, maar het haalde uiteindelijk het podium niet, net zomin als in twee andere musicals waarvoor het nummer naar voren werd geschoven. Dat lag niet aan de kwaliteit van het lied, tuurlijk niet, maar eerder aan het feit dat het de vaart uit de actie op het toneel zou halen. Intussen was de partituur van The Man I Love aan de overkant van de oceaan beland en werd het een hit in Londen en Parijs. Marion Harris, de eerste bekende witte zangeres die jazz en blues op haar repertoire zette, maakte er in 1928 een opname van en stond zo aan de basis van de ­populariteit. Spoedig daarna pikte ­Louis Armstrong het op en werd The Man I Love ook een klassieker voor trompet; vandaag klinkt het als pianosolo.

Het wilde eerst niet goed lukken met The Man I Love van George Gershwin, op tekst van zijn broer Ira. Als The Girl I Love zou het worden gezongen in de musical Lady, Be Good, maar het haalde uiteindelijk het podium niet, net zomin als in twee andere musicals waarvoor het nummer naar voren werd geschoven. Dat lag niet aan de kwaliteit van het lied, tuurlijk niet, maar eerder aan het feit dat het de vaart uit de actie op het toneel zou halen. Intussen was de partituur van The Man I Love aan de overkant van de oceaan beland en werd het een hit in Londen en Parijs. Marion Harris, de eerste bekende witte zangeres die jazz en blues op haar repertoire zette, maakte er in 1928 een opname van en stond zo aan de basis van de ­populariteit. Spoedig daarna pikte ­Louis Armstrong het op en werd The Man I Love ook een klassieker voor trompet; vandaag klinkt het als pianosolo.

door Piet De Loof

Reinhold Glière (1874-1956)

Andante

door Piet De Loof

Reinhold Glière, de Russische componist met Duitse en Poolse roots, was bij leven een grotere naam in het muziekleven dan nu lijkt. Hij was de privéleraar van ­Sergej Prokofiev (toen elf jaar) en Nikolaj Mjaskovski en was twintig jaar lang compositiedocent aan het conservatorium van Moskou – Chatsjatoerjan, Mosolov en een stoet generatiegenoten trokken aan hem voorbij. Tussendoor werkte Glière aan een klein maar vaak kleurrijk oeuvre. In 1946 schreef hij een van de eerste – zoniet hét eerste – celloconcert dat werd opgedragen aan Mstislav Rostropovitsj, die toen negentien was en opgang maakte als de grote Russische cellovirtuoos. Twee jaar later schreef Glière een ander opmerkelijk solowerk: een concert voor coloratuursopraan en orkest. Een uit de kluiten gewassen vocalise in twee delen, waarvan het langzame deel een dankbaar repertoirestuk is geworden. De grootste coloratuursopranen voerden het wel eens uit of namen het op en ook trompettisten kunnen niet aan de verleiding weerstaan.

Reinhold Glière, de Russische componist met Duitse en Poolse roots, was bij leven een grotere naam in het muziekleven dan nu lijkt. Hij was de privéleraar van ­Sergej Prokofiev (toen elf jaar) en Nikolaj Mjaskovski en was twintig jaar lang compositiedocent aan het conservatorium van Moskou – Chatsjatoerjan, Mosolov en een stoet generatiegenoten trokken aan hem voorbij. Tussendoor werkte Glière aan een klein maar vaak kleurrijk oeuvre. In 1946 schreef hij een van de eerste – zoniet hét eerste – celloconcert dat werd opgedragen aan Mstislav Rostropovitsj, die toen negentien was en opgang maakte als de grote Russische cellovirtuoos. Twee jaar later schreef Glière een ander opmerkelijk solowerk: een concert voor coloratuursopraan en orkest. Een uit de kluiten gewassen vocalise in twee delen, waarvan het langzame deel een dankbaar repertoirestuk is geworden. De grootste coloratuursopranen voerden het wel eens uit of namen het op en ook trompettisten kunnen niet aan de verleiding weerstaan.

door Piet De Loof

Enrique Granados (1867-1916)

Het meisje en de nachtegaal

door Piet De Loof

Met zijn Goyescas ­componeerde de Spanjaard Enrique ­Granados een reeks van zes virtuoze pianostukken geïnspireerd door schilderijen van zijn land­genoot Francisco Goya (1746-1828). Goyescas wou niet zozeer schilderijen ­verklanken, maar wel impressies oproepen van Goya’s leven, werk en tijd. En uiteraard van Spaanse ­folklore. Er kwam zelfs een opera van, die Granados het leven zou kosten: op de terugweg van de première in New York werd zijn schip tot zinken gebracht. Het populairste stuk uit Goyescas is Het meisje en de nachtegaal. Een prachtige, complexe klaagzang die in het coda wordt becommentarieerd door een nachtegaal.

Met zijn Goyescas ­componeerde de Spanjaard Enrique ­Granados een reeks van zes virtuoze pianostukken geïnspireerd door schilderijen van zijn land­genoot Francisco Goya (1746-1828). Goyescas wou niet zozeer schilderijen ­verklanken, maar wel impressies oproepen van Goya’s leven, werk en tijd. En uiteraard van Spaanse ­folklore. Er kwam zelfs een opera van, die Granados het leven zou kosten: op de terugweg van de première in New York werd zijn schip tot zinken gebracht. Het populairste stuk uit Goyescas is Het meisje en de nachtegaal. Een prachtige, complexe klaagzang die in het coda wordt becommentarieerd door een nachtegaal.

door Piet De Loof

Manuel de Falla (1876-1946)

Siete canciones populares españolas

door Piet De Loof

Net als bij Granados is ook de muziek van Manuel de Falla doordesemd van Spaanse volksmuziek. Niet zo verwonderlijk, aangezien hun gezamenlijke leermeester Felipe Pedrell was, de vader van de moderne Spaanse muziek. Falla werd bovendien beïnvloed door een verblijf van zeven jaar in Parijs, waar hij de groten van die tijd leerde kennen: Maurice Ravel, Claude Debussy, Igor Stravinsky... Bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog keerde hij terug naar Madrid, waar hij zijn Siete canciones populares españolas voltooide: zeven korte Spaanse liederen uit Murcia, Aragon en Andalusië, waarbij het derde – Asturiana – en het vijfde – Nana, een slaapliedje – voor rustpunten zorgen.

Net als bij Granados is ook de muziek van Manuel de Falla doordesemd van Spaanse volksmuziek. Niet zo verwonderlijk, aangezien hun gezamenlijke leermeester Felipe Pedrell was, de vader van de moderne Spaanse muziek. Falla werd bovendien beïnvloed door een verblijf van zeven jaar in Parijs, waar hij de groten van die tijd leerde kennen: Maurice Ravel, Claude Debussy, Igor Stravinsky... Bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog keerde hij terug naar Madrid, waar hij zijn Siete canciones populares españolas voltooide: zeven korte Spaanse liederen uit Murcia, Aragon en Andalusië, waarbij het derde – Asturiana – en het vijfde – Nana, een slaapliedje – voor rustpunten zorgen.

door Piet De Loof

Alfred Desenclos (1912-1971)

Incantation

door Piet De Loof

Alfred Desenclos, een Franse componist, is bij het grote publiek nagenoeg onbekend, maar trom­pettisten weten hem te vinden. Dat dankt hij aan zijn Incantation uit 1953. Een dankbaar showpiece met technische bravoure, maar ook muzikale inventiviteit en een scala aan sferen en emoties. Het was het eerste deel van een drieluik – samen met Thrène en Danse – dat Desenclos schreef voor een wedstrijd aan het Parijse Conservatorium, maar dat nu vaak apart wordt uitgevoerd.

Alfred Desenclos, een Franse componist, is bij het grote publiek nagenoeg onbekend, maar trom­pettisten weten hem te vinden. Dat dankt hij aan zijn Incantation uit 1953. Een dankbaar showpiece met technische bravoure, maar ook muzikale inventiviteit en een scala aan sferen en emoties. Het was het eerste deel van een drieluik – samen met Thrène en Danse – dat Desenclos schreef voor een wedstrijd aan het Parijse Conservatorium, maar dat nu vaak apart wordt uitgevoerd.

door Piet De Loof

George Enescu (1881-1955)

Légende

door Piet De Loof

Ook deze Légende van George Enescu was de inzending voor een wedstrijd aan het Conservatorium van Parijs, meer bepaald de klas van de beroemde tro­mpettist/­cornettist Merri Franquin. Hij is de ‘legende’ uit de titel, want Franquin speelde een historische rol in de emancipatie van de trompet als solo-­instrument. Enescu studeerde ten tijde van de compositie in Parijs bij Gabriel Fauré en zag er een mooie kans in om zich te doen opmerken, zeker omdat behalve zijn leermeester Fauré ook Paul Dukas in de jury zat. Basis van deze Légende is een brede, ballade-achtige melodie in c klein, die twee keer terugkomt: de eerste keer een octaaf hoger, de tweede keer aan het eind, met demper. Tussendoor geven technische, chromatische passages de solist alle kans tot virtuositeit.

Ook deze Légende van George Enescu was de inzending voor een wedstrijd aan het Conservatorium van Parijs, meer bepaald de klas van de beroemde tro­mpettist/­cornettist Merri Franquin. Hij is de ‘legende’ uit de titel, want Franquin speelde een historische rol in de emancipatie van de trompet als solo-­instrument. Enescu studeerde ten tijde van de compositie in Parijs bij Gabriel Fauré en zag er een mooie kans in om zich te doen opmerken, zeker omdat behalve zijn leermeester Fauré ook Paul Dukas in de jury zat. Basis van deze Légende is een brede, ballade-achtige melodie in c klein, die twee keer terugkomt: de eerste keer een octaaf hoger, de tweede keer aan het eind, met demper. Tussendoor geven technische, chromatische passages de solist alle kans tot virtuositeit.

door Piet De Loof

Dani Howard (1993)

Continuum

door Piet De Loof

De jonge Britse componiste Dani Howard schreef Continuum voor, en in nauwe samenwerking met Matilda Lloyd. In drie sterk verschillende delen verkennen Howard en Lloyd het concept tijd. De componiste zegt erover: ‘Een eerste deel (vibrant, levendig) bootst de drukte van het dagelijkse leven na, met een gestaag gevoel van eentonigheid. Ons concept van tijd verandert naarmate we ouder worden: naarmate ze voorbijgaat, lijkt ze almaar sneller te gaan. Het tweede deel is een meditatie op dit idee. Een walsachtig derde deel besluit het stuk, waarbij het comfort van het ‘wiegen’ vaak wordt verstoord door verontrustende harmonische verschuivingen.’ In deze rijke en gevarieerde nieuwe compositie vliegt de tijd alvast voorbij.

De jonge Britse componiste Dani Howard schreef Continuum voor, en in nauwe samenwerking met Matilda Lloyd. In drie sterk verschillende delen verkennen Howard en Lloyd het concept tijd. De componiste zegt erover: ‘Een eerste deel (vibrant, levendig) bootst de drukte van het dagelijkse leven na, met een gestaag gevoel van eentonigheid. Ons concept van tijd verandert naarmate we ouder worden: naarmate ze voorbijgaat, lijkt ze almaar sneller te gaan. Het tweede deel is een meditatie op dit idee. Een walsachtig derde deel besluit het stuk, waarbij het comfort van het ‘wiegen’ vaak wordt verstoord door verontrustende harmonische verschuivingen.’ In deze rijke en gevarieerde nieuwe compositie vliegt de tijd alvast voorbij.

door Piet De Loof

George Gershwin (1898-1937)

The Man I Love

door Piet De Loof

Het wilde eerst niet goed lukken met The Man I Love van George Gershwin, op tekst van zijn broer Ira. Als The Girl I Love zou het worden gezongen in de musical Lady, Be Good, maar het haalde uiteindelijk het podium niet, net zomin als in twee andere musicals waarvoor het nummer naar voren werd geschoven. Dat lag niet aan de kwaliteit van het lied, tuurlijk niet, maar eerder aan het feit dat het de vaart uit de actie op het toneel zou halen. Intussen was de partituur van The Man I Love aan de overkant van de oceaan beland en werd het een hit in Londen en Parijs. Marion Harris, de eerste bekende witte zangeres die jazz en blues op haar repertoire zette, maakte er in 1928 een opname van en stond zo aan de basis van de ­populariteit. Spoedig daarna pikte ­Louis Armstrong het op en werd The Man I Love ook een klassieker voor trompet; vandaag klinkt het als pianosolo.

Het wilde eerst niet goed lukken met The Man I Love van George Gershwin, op tekst van zijn broer Ira. Als The Girl I Love zou het worden gezongen in de musical Lady, Be Good, maar het haalde uiteindelijk het podium niet, net zomin als in twee andere musicals waarvoor het nummer naar voren werd geschoven. Dat lag niet aan de kwaliteit van het lied, tuurlijk niet, maar eerder aan het feit dat het de vaart uit de actie op het toneel zou halen. Intussen was de partituur van The Man I Love aan de overkant van de oceaan beland en werd het een hit in Londen en Parijs. Marion Harris, de eerste bekende witte zangeres die jazz en blues op haar repertoire zette, maakte er in 1928 een opname van en stond zo aan de basis van de ­populariteit. Spoedig daarna pikte ­Louis Armstrong het op en werd The Man I Love ook een klassieker voor trompet; vandaag klinkt het als pianosolo.

door Piet De Loof

Reinhold Glière (1874-1956)

Andante

door Piet De Loof

Reinhold Glière, de Russische componist met Duitse en Poolse roots, was bij leven een grotere naam in het muziekleven dan nu lijkt. Hij was de privéleraar van ­Sergej Prokofiev (toen elf jaar) en Nikolaj Mjaskovski en was twintig jaar lang compositiedocent aan het conservatorium van Moskou – Chatsjatoerjan, Mosolov en een stoet generatiegenoten trokken aan hem voorbij. Tussendoor werkte Glière aan een klein maar vaak kleurrijk oeuvre. In 1946 schreef hij een van de eerste – zoniet hét eerste – celloconcert dat werd opgedragen aan Mstislav Rostropovitsj, die toen negentien was en opgang maakte als de grote Russische cellovirtuoos. Twee jaar later schreef Glière een ander opmerkelijk solowerk: een concert voor coloratuursopraan en orkest. Een uit de kluiten gewassen vocalise in twee delen, waarvan het langzame deel een dankbaar repertoirestuk is geworden. De grootste coloratuursopranen voerden het wel eens uit of namen het op en ook trompettisten kunnen niet aan de verleiding weerstaan.

Reinhold Glière, de Russische componist met Duitse en Poolse roots, was bij leven een grotere naam in het muziekleven dan nu lijkt. Hij was de privéleraar van ­Sergej Prokofiev (toen elf jaar) en Nikolaj Mjaskovski en was twintig jaar lang compositiedocent aan het conservatorium van Moskou – Chatsjatoerjan, Mosolov en een stoet generatiegenoten trokken aan hem voorbij. Tussendoor werkte Glière aan een klein maar vaak kleurrijk oeuvre. In 1946 schreef hij een van de eerste – zoniet hét eerste – celloconcert dat werd opgedragen aan Mstislav Rostropovitsj, die toen negentien was en opgang maakte als de grote Russische cellovirtuoos. Twee jaar later schreef Glière een ander opmerkelijk solowerk: een concert voor coloratuursopraan en orkest. Een uit de kluiten gewassen vocalise in twee delen, waarvan het langzame deel een dankbaar repertoirestuk is geworden. De grootste coloratuursopranen voerden het wel eens uit of namen het op en ook trompettisten kunnen niet aan de verleiding weerstaan.

door Piet De Loof

Enrique Granados (1867-1916)

Het meisje en de nachtegaal

door Piet De Loof

Met zijn Goyescas ­componeerde de Spanjaard Enrique ­Granados een reeks van zes virtuoze pianostukken geïnspireerd door schilderijen van zijn land­genoot Francisco Goya (1746-1828). Goyescas wou niet zozeer schilderijen ­verklanken, maar wel impressies oproepen van Goya’s leven, werk en tijd. En uiteraard van Spaanse ­folklore. Er kwam zelfs een opera van, die Granados het leven zou kosten: op de terugweg van de première in New York werd zijn schip tot zinken gebracht. Het populairste stuk uit Goyescas is Het meisje en de nachtegaal. Een prachtige, complexe klaagzang die in het coda wordt becommentarieerd door een nachtegaal.

Met zijn Goyescas ­componeerde de Spanjaard Enrique ­Granados een reeks van zes virtuoze pianostukken geïnspireerd door schilderijen van zijn land­genoot Francisco Goya (1746-1828). Goyescas wou niet zozeer schilderijen ­verklanken, maar wel impressies oproepen van Goya’s leven, werk en tijd. En uiteraard van Spaanse ­folklore. Er kwam zelfs een opera van, die Granados het leven zou kosten: op de terugweg van de première in New York werd zijn schip tot zinken gebracht. Het populairste stuk uit Goyescas is Het meisje en de nachtegaal. Een prachtige, complexe klaagzang die in het coda wordt becommentarieerd door een nachtegaal.

door Piet De Loof

Manuel de Falla (1876-1946)

Siete canciones populares españolas

door Piet De Loof

Net als bij Granados is ook de muziek van Manuel de Falla doordesemd van Spaanse volksmuziek. Niet zo verwonderlijk, aangezien hun gezamenlijke leermeester Felipe Pedrell was, de vader van de moderne Spaanse muziek. Falla werd bovendien beïnvloed door een verblijf van zeven jaar in Parijs, waar hij de groten van die tijd leerde kennen: Maurice Ravel, Claude Debussy, Igor Stravinsky... Bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog keerde hij terug naar Madrid, waar hij zijn Siete canciones populares españolas voltooide: zeven korte Spaanse liederen uit Murcia, Aragon en Andalusië, waarbij het derde – Asturiana – en het vijfde – Nana, een slaapliedje – voor rustpunten zorgen.

Net als bij Granados is ook de muziek van Manuel de Falla doordesemd van Spaanse volksmuziek. Niet zo verwonderlijk, aangezien hun gezamenlijke leermeester Felipe Pedrell was, de vader van de moderne Spaanse muziek. Falla werd bovendien beïnvloed door een verblijf van zeven jaar in Parijs, waar hij de groten van die tijd leerde kennen: Maurice Ravel, Claude Debussy, Igor Stravinsky... Bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog keerde hij terug naar Madrid, waar hij zijn Siete canciones populares españolas voltooide: zeven korte Spaanse liederen uit Murcia, Aragon en Andalusië, waarbij het derde – Asturiana – en het vijfde – Nana, een slaapliedje – voor rustpunten zorgen.

door Piet De Loof

Biografie

Matilda Lloyd, trompet

Matilda Lloyd studeerde aan Trinity College in Cambridge, de Royal Academy of Music in Londen en bij Håkan Hardenberger aan de Muziekacademie van Malmö. In 2014 won ze de koperfinale van BBC Young Musician of the Year, en twee jaar later maakte ze haar BBC Proms-­solodebuut met het BBC Philharmonic Orchestra. In 2017 won ze het Eric Aubier Trompetconcours in Rouen.

Ze soleerde in het Trom­petconcert van Weinberg in Szczecin en Malta en nam het op met het London Symphony Orchestra, en verzorgde op het Aldeburgh Festival met Britten Sinfonia de wereldpremière van Robin Haighs LUCK. Andere engagementen brachten haar bij het Ests Nationaal Symfonieorkest met Jonathan Bloxham, het Orchestre National de Lille, het BBC Scottish Sym­phony Orchestra, het Ulster Orchestra, het Malmö Symfonieorkest, Rotterdam Sinfonia en de London Mozart ­Players.

Het debuutalbum van de Britse trompettiste – Casta Diva, vol opera­transcripties – was in juni 2023 cd van de maand van BBC Music Magazine en dit voorjaar komt Radiant Dawn uit, een project met zangersensemble The Gesualdo Six. Matilda Lloyd was gastdocent aan het Royal Conservatoire of Scotland, de Royal Irish Academy of Music en de Hochschule für Musik Lübeck, en in de Verenigde Staten is ze hoofd van de trompetstudio van de OAcademy. Als ambassadeur voor Brass for Africa zag ze vorig jaar in Oeganda met eigen ogen hoe muziek een gemeenschap kracht kan geven, en in het project Future Talent begeleidt ze jonge koperblazers in het Verenigd Koninkrijk.

Matilda Lloyd maakt haar debuut in Het Concertgebouw.

Martin Cousin, piano

Sinds hij afstudeerde aan het Royal College of Music en in 1998 in the Purcell Room zijn Londense debuut maakte, is Martin Cousin een vaste bekende op de Britse podia. Zo gaf hij in Wigmore Hall solorecitals in 2001, 2005 en 2011. In de tussentijd won hij de Ettore Pozzoli International Piano Competition (Seregno, 2005) en de Royal Over-Seas League Music Competition (Londen, 2003).

Als solist werd de pianist geëngageerd door het London en het Royal Philharmonic Orchestra, het Hallé Orchestra, Philharmonia en verschillende orkesten van de BBC. Ook ontving hij uitnodigingen uit Nieuw-Zeeland, de Verenigde Staten en Italië, en trad hij op in Stockholm, Brussel, Bern, Den Haag, Toronto en Tokio. Martin Cousins in 2006 verschenen debuutalbum met onder meer de Eerste sonate van Rachmaninoff werd bij The Daily Telegraph cd van de week.

Latere cd’s bevatten onder meer sonates van Glazoenov en de Etudes-Tableaux van ­Rachmaninoff; ­afgelopen herfst heeft hij klavier­repertoire van Scarlatti opgenomen. Kamermuziek speelde Martin Cousin bijvoorbeeld met saxofoniste Amy Dick­son en het Brodsky Quartet, en hij maakt deel uit van het Aquinas Piano Trio. Zijn handen waren te zien in de Oscarwinnende film Shine, in de scenes waarin Rachmaninoffs Derde pianoconcert werd uitgevoerd.

Martin Cousin maakt zijn debuut in Het Concertgebouw.