
Quatuor Van Kuijk & Anneleen Lenaerts: Franse impressionisten
Kleine Zaal 18 oktober 2025 20.15 uur
Quatuor Van Kuijk:
Nicolas Van Kuijk viool
Sylvain Favre-Bulle viool
Emmanuel François altviool
Anthony Kondo cello
Anneleen Lenaerts harp
Dit concert maakt deel uit van de serie Strijkers met Variatie.
DE FRANSE IMPRESSIONISTEN
MAURICE RAVEL (1875-1937)
Ma mère l’Oye, cinq pièces enfantines (1908-10)
oorspronkelijk voor piano vierhandig, bewerking voor strijkkwartet door Gildas Guillon (2024)
Pavane de la Belle au bois dormant
Petit Poucet
Laideronnette, impératrice des pagodes
Les Entretiens de la Belle et de la Bête
Le Jardin féerique
Gabriel Fauré (1845-1924)
Clair de lune
uit ‘Deux mélodies’, op. 46 (1887)
oorspronkelijk voor zang en piano
Claude Debussy (1862-1918)
Danse sacrée et danse profane (1904)
oorspronkelijk voor harp en strijkorkest
pauze ± 20.50 uur
Gabriel Fauré
Impromptu in Des gr.t., op. 86 (1904)
voor harp solo
Les berceaux
uit ‘Trois mélodies’, op. 23 (1879-81)
oorspronkelijk voor zang en piano
Après un rêve
uit ‘Trois mélodies’, op. 7 (1870-77)
oorspronkelijk voor zang en piano
Mandoline
uit ‘Cinq mélodies ‘de Venise’’, op. 58 (1891)
oorspronkelijk voor zang en piano
André Caplet (1878-1925)
Conte fantastique d’après Edgar Poe ‘Le Masque de la mort rouge’ (1908)
voor harp en strijkkwartet
einde ± 21.55 uur
Quatuor Van Kuijk:
Nicolas Van Kuijk viool
Sylvain Favre-Bulle viool
Emmanuel François altviool
Anthony Kondo cello
Anneleen Lenaerts harp
Dit concert maakt deel uit van de serie Strijkers met Variatie.
DE FRANSE IMPRESSIONISTEN
MAURICE RAVEL (1875-1937)
Ma mère l’Oye, cinq pièces enfantines (1908-10)
oorspronkelijk voor piano vierhandig, bewerking voor strijkkwartet door Gildas Guillon (2024)
Pavane de la Belle au bois dormant
Petit Poucet
Laideronnette, impératrice des pagodes
Les Entretiens de la Belle et de la Bête
Le Jardin féerique
Gabriel Fauré (1845-1924)
Clair de lune
uit ‘Deux mélodies’, op. 46 (1887)
oorspronkelijk voor zang en piano
Claude Debussy (1862-1918)
Danse sacrée et danse profane (1904)
oorspronkelijk voor harp en strijkorkest
pauze ± 20.50 uur
Gabriel Fauré
Impromptu in Des gr.t., op. 86 (1904)
voor harp solo
Les berceaux
uit ‘Trois mélodies’, op. 23 (1879-81)
oorspronkelijk voor zang en piano
Après un rêve
uit ‘Trois mélodies’, op. 7 (1870-77)
oorspronkelijk voor zang en piano
Mandoline
uit ‘Cinq mélodies ‘de Venise’’, op. 58 (1891)
oorspronkelijk voor zang en piano
André Caplet (1878-1925)
Conte fantastique d’après Edgar Poe ‘Le Masque de la mort rouge’ (1908)
voor harp en strijkkwartet
einde ± 21.55 uur
Toelichting
Maurice Ravel (1875-1937)
Ma mère l’Oye
Een Engelse criticus vergeleek Maurice Ravel ooit met een reptiel: sierlijk, maar koudbloedig. Dat was smalend bedoeld. Als hij Ravel een muzikale kameleon had genoemd, was dat juist een terecht compliment geweest. In zijn zeer Franse componeerstijl incorporeerde Ravel Spaanse dansen, Aziatische klanken, jazz, Weense walsen en Balkan-melodieën. Daardoor zou je bijna vergeten hoezeer hij werd beïnvloed door zijn leermeester Gabriel Fauré, een kenner van oude kerkmuziek en een melodisch tovenaar. Ma mère l’Oye is – heel Fauré-achtig – grotendeels gebaseerd op oude, modale toonaarden. Ravel componeerde deze serie sprookjesminiaturen als pianoduet voor Jean en Mimie Godebski, de kinderen van een bevriend echtpaar. ‘Om de sfeer van kinderwereldpoëzie op te roepen, moest ik mijn stijl vereenvoudigen en mijn schrijfwijze verfijnen’, verklaarde Ravel achteraf. Maar de eenvoud van de heldere melodieën en open akkoorden is schijn: ze zijn overal chromatisch gekleurd met typische Ravel-dissonanten en -versieringen.
Uitgaande van zeventiende-eeuwse sprookjes (van Charles Perrault, Jeanne-Marie Leprince de Beaumont en Marie-Catherine d’Aulnoy) roept Ravel een visioen op van sprookjesfiguren en -situaties: onder meer Klein Duimpje, wiens spoor van broodkruimels door vogels verorberd blijkt, en de lelijke oosterse keizerin Laideronnette die zich laat bewonderen in haar bad, en het Beest, dat na een kus in een Prins verandert.
Een Engelse criticus vergeleek Maurice Ravel ooit met een reptiel: sierlijk, maar koudbloedig. Dat was smalend bedoeld. Als hij Ravel een muzikale kameleon had genoemd, was dat juist een terecht compliment geweest. In zijn zeer Franse componeerstijl incorporeerde Ravel Spaanse dansen, Aziatische klanken, jazz, Weense walsen en Balkan-melodieën. Daardoor zou je bijna vergeten hoezeer hij werd beïnvloed door zijn leermeester Gabriel Fauré, een kenner van oude kerkmuziek en een melodisch tovenaar. Ma mère l’Oye is – heel Fauré-achtig – grotendeels gebaseerd op oude, modale toonaarden. Ravel componeerde deze serie sprookjesminiaturen als pianoduet voor Jean en Mimie Godebski, de kinderen van een bevriend echtpaar. ‘Om de sfeer van kinderwereldpoëzie op te roepen, moest ik mijn stijl vereenvoudigen en mijn schrijfwijze verfijnen’, verklaarde Ravel achteraf. Maar de eenvoud van de heldere melodieën en open akkoorden is schijn: ze zijn overal chromatisch gekleurd met typische Ravel-dissonanten en -versieringen.
Uitgaande van zeventiende-eeuwse sprookjes (van Charles Perrault, Jeanne-Marie Leprince de Beaumont en Marie-Catherine d’Aulnoy) roept Ravel een visioen op van sprookjesfiguren en -situaties: onder meer Klein Duimpje, wiens spoor van broodkruimels door vogels verorberd blijkt, en de lelijke oosterse keizerin Laideronnette die zich laat bewonderen in haar bad, en het Beest, dat na een kus in een Prins verandert.
Gabriel Fauré (1845-1924)
Mélodies
Het Quatuor Van Kuijk zet zich met passie in voor het repertoire uit de Franse Belle Epoque. Omdat de strijkkwartetten van Debussy en Ravel onder hun visitekaartjes zijn, zochten de vier strijkers naar nieuwe manieren om dit repertoire te exploreren. Een van die manieren vonden ze in het bewerken van Franse mélodies voor strijkkwartet. Daarmee konden ze de enorme schat van de Franse liedkunst ontginnen. Op hun cd Impressions Parisiennes staan onder meer strijkersversies van liederen van Francis Poulenc en Gabriel Fauré. Hoewel de zangstem ontbreekt, probeert het Quatuor Van Kuijk naar eigen zeggen de tekst te verinnerlijken en op puur instrumentale wijze over te brengen. Het zich samen verdiepen in de teksten van de liederen en samen zoeken naar manieren om die te vertalen in puur instrumentale muziek heeft voor hen, zo zeggen ze, nieuwe muzikale paden geopend.
Het Quatuor Van Kuijk zet zich met passie in voor het repertoire uit de Franse Belle Epoque. Omdat de strijkkwartetten van Debussy en Ravel onder hun visitekaartjes zijn, zochten de vier strijkers naar nieuwe manieren om dit repertoire te exploreren. Een van die manieren vonden ze in het bewerken van Franse mélodies voor strijkkwartet. Daarmee konden ze de enorme schat van de Franse liedkunst ontginnen. Op hun cd Impressions Parisiennes staan onder meer strijkersversies van liederen van Francis Poulenc en Gabriel Fauré. Hoewel de zangstem ontbreekt, probeert het Quatuor Van Kuijk naar eigen zeggen de tekst te verinnerlijken en op puur instrumentale wijze over te brengen. Het zich samen verdiepen in de teksten van de liederen en samen zoeken naar manieren om die te vertalen in puur instrumentale muziek heeft voor hen, zo zeggen ze, nieuwe muzikale paden geopend.
Claude Debussy (1862-1918)
Danse sacrée et danse profane
Dit stuk is voor harpisten één van de belangrijkste en lastigste stukken in het concertrepertoire en toch klinkt het allerminst als een overdonderend paradepaard waarmee de solist zijn virtuositeit kan etaleren. Dat was juist iets wat Claude Debussy en zijn schrijvende alter ego Monsieur Croche zo tegenstond. Het werk is dan ook opvallend subtiel, meditatief en ingehouden. De moeilijkheidsgraad zit hem vooral in de geschiedenis van het stuk. Het werk was namelijk (net als het werk van André Caplet op dit programma) bedoeld om de ongekende mogelijkheden te demonstreren van de kruissnarige chromatische harp, een innovatie van de firma Pleyel. Dit instrument had geen pedalen om de snaren een halve toon te verhogen of te verlagen, maar twaalf snaren per octaaf, zodat harpisten alle twaalf tonen (en ook nog met beide handen) konden spelen. Het conservatorium van Brussel startte een klas waarin dit instrument werd onderwezen en gepromoot. De firma Pleyel gaf Debussy de opdracht voor de Danses. De concurrerende harpbouwer Erard gaf vervolgens Maurice Ravel de opdracht voor zijn Introduction et Allegro om te laten horen dat de pedaalharp minstens even grote expressieve en technische mogelijkheden bood.
De chromatische harp is een vrij snelle dood gestorven, de pedaalharp is vandaag de dag alomtegenwoordig. Ook Debussy’s Danses worden tegenwoordig vrijwel altijd op de pedaalharp gespeeld, wat echter geen sinecure is. We mogen de beide harpbouwers dankbaar zijn dat ze Debussy en Ravel hebben ingezet in hun pr-campagnes. Hieraan danken harpisten twee van de allerbeste concertstukken voor hun instrument – en als we het werk van Caplet ook aanmerken als een zet in deze concurrentiestrijd zelfs drie!
Dit stuk is voor harpisten één van de belangrijkste en lastigste stukken in het concertrepertoire en toch klinkt het allerminst als een overdonderend paradepaard waarmee de solist zijn virtuositeit kan etaleren. Dat was juist iets wat Claude Debussy en zijn schrijvende alter ego Monsieur Croche zo tegenstond. Het werk is dan ook opvallend subtiel, meditatief en ingehouden. De moeilijkheidsgraad zit hem vooral in de geschiedenis van het stuk. Het werk was namelijk (net als het werk van André Caplet op dit programma) bedoeld om de ongekende mogelijkheden te demonstreren van de kruissnarige chromatische harp, een innovatie van de firma Pleyel. Dit instrument had geen pedalen om de snaren een halve toon te verhogen of te verlagen, maar twaalf snaren per octaaf, zodat harpisten alle twaalf tonen (en ook nog met beide handen) konden spelen. Het conservatorium van Brussel startte een klas waarin dit instrument werd onderwezen en gepromoot. De firma Pleyel gaf Debussy de opdracht voor de Danses. De concurrerende harpbouwer Erard gaf vervolgens Maurice Ravel de opdracht voor zijn Introduction et Allegro om te laten horen dat de pedaalharp minstens even grote expressieve en technische mogelijkheden bood.
De chromatische harp is een vrij snelle dood gestorven, de pedaalharp is vandaag de dag alomtegenwoordig. Ook Debussy’s Danses worden tegenwoordig vrijwel altijd op de pedaalharp gespeeld, wat echter geen sinecure is. We mogen de beide harpbouwers dankbaar zijn dat ze Debussy en Ravel hebben ingezet in hun pr-campagnes. Hieraan danken harpisten twee van de allerbeste concertstukken voor hun instrument – en als we het werk van Caplet ook aanmerken als een zet in deze concurrentiestrijd zelfs drie!
André Caplet (1878-1925)
Le Masque de la mort rouge
Aan de harp kleeft een vrijwel onontkoombaar stigma: dat het een engelachtig, feeëriek instrument zou zijn. Bucolisch, nimmer demonisch. In deze muziek uit 1908 heeft Caplet er alles aan gedaan om dit stigma te ontzenuwen. Hij koos als inspiratiebron een van Edgar Allen Poe’s gothic griezelverhalen: Het masker van de rode dood (1842). In een land dat wordt geteisterd door de pest sluit prins Prospero zich op met duizend van zijn vrienden in een onneembare burcht en houdt een decadent en overdadig gemaskerd bal. Elk uur herinnert de grote klok met zijn diepe slagen aan het genadeloos verstrijken van de tijd. Dan slaat de klok twaalf en een ongenode gast verschijnt: de ongenaakbare en onontkoombare Rode Dood. Allen sterven, de toortsen doven, duisternis neemt bezit van de burcht.
Om dit alles muzikaal te schilderen gebruikte Caplet allerlei voor die tijd zeer innovatieve speeltechnieken voor de strijkers: flageoletten, glissando’s, het spelen op de kam (wat een hees, schurend geluid geeft) en het slaan met het hout van de strijkstok op de snaren (col legno battuto). Uiteraard worden alle mogelijkheden van de harp eveneens ten volle benut. In de duistere inleiding wordt de toon gezet, waarna het bal begint, met steeds opzwepender en buitenissiger dansmuziek. Als de Rode Dood zich openbaart doet hij dat middels een naargeestig kloppen van de harpist op het klankbord van het instrument. Daarna klinken de twaalf fatale klokslagen. Behalve in de vernieuwende speeltechnieken is het stuk ook in haar dissonante harmonie behoorlijk vooruitstrevend. Caplet leverde bijna een staalkaart waaruit filmcomponisten dankbaar zouden putten bij het omlijsten van talloze griezelscènes. De sfeer doet dan ook denken aan de vroege dagen van de (stomme) film, waarin het griezelgenre zo’n belangrijke rol speelt.
Aan de harp kleeft een vrijwel onontkoombaar stigma: dat het een engelachtig, feeëriek instrument zou zijn. Bucolisch, nimmer demonisch. In deze muziek uit 1908 heeft Caplet er alles aan gedaan om dit stigma te ontzenuwen. Hij koos als inspiratiebron een van Edgar Allen Poe’s gothic griezelverhalen: Het masker van de rode dood (1842). In een land dat wordt geteisterd door de pest sluit prins Prospero zich op met duizend van zijn vrienden in een onneembare burcht en houdt een decadent en overdadig gemaskerd bal. Elk uur herinnert de grote klok met zijn diepe slagen aan het genadeloos verstrijken van de tijd. Dan slaat de klok twaalf en een ongenode gast verschijnt: de ongenaakbare en onontkoombare Rode Dood. Allen sterven, de toortsen doven, duisternis neemt bezit van de burcht.
Om dit alles muzikaal te schilderen gebruikte Caplet allerlei voor die tijd zeer innovatieve speeltechnieken voor de strijkers: flageoletten, glissando’s, het spelen op de kam (wat een hees, schurend geluid geeft) en het slaan met het hout van de strijkstok op de snaren (col legno battuto). Uiteraard worden alle mogelijkheden van de harp eveneens ten volle benut. In de duistere inleiding wordt de toon gezet, waarna het bal begint, met steeds opzwepender en buitenissiger dansmuziek. Als de Rode Dood zich openbaart doet hij dat middels een naargeestig kloppen van de harpist op het klankbord van het instrument. Daarna klinken de twaalf fatale klokslagen. Behalve in de vernieuwende speeltechnieken is het stuk ook in haar dissonante harmonie behoorlijk vooruitstrevend. Caplet leverde bijna een staalkaart waaruit filmcomponisten dankbaar zouden putten bij het omlijsten van talloze griezelscènes. De sfeer doet dan ook denken aan de vroege dagen van de (stomme) film, waarin het griezelgenre zo’n belangrijke rol speelt.
Illustratie in een uitgave uit 1919 van Edgar Allan Poe’s Het masker van de rode dood
Evenals Debussy’s Danse sacrée et danse profane speelde Caplets Le Masque de la mort rouge, zoals hiervoor beschreven, een rol in de strijd tussen de chromatische harp van Pleyel en de pedaalharp van Erard. Aanvankelijk componeerde ook Caplet zijn stuk als paradepaardje voor dat eerste instrument, maar toen het pleit beslecht werd in het voordeel van de pedaalharp werkte Caplet de partituur om voor dat instrument.
Illustratie in een uitgave uit 1919 van Edgar Allan Poe’s Het masker van de rode dood
Evenals Debussy’s Danse sacrée et danse profane speelde Caplets Le Masque de la mort rouge, zoals hiervoor beschreven, een rol in de strijd tussen de chromatische harp van Pleyel en de pedaalharp van Erard. Aanvankelijk componeerde ook Caplet zijn stuk als paradepaardje voor dat eerste instrument, maar toen het pleit beslecht werd in het voordeel van de pedaalharp werkte Caplet de partituur om voor dat instrument.
Maurice Ravel (1875-1937)
Ma mère l’Oye
Een Engelse criticus vergeleek Maurice Ravel ooit met een reptiel: sierlijk, maar koudbloedig. Dat was smalend bedoeld. Als hij Ravel een muzikale kameleon had genoemd, was dat juist een terecht compliment geweest. In zijn zeer Franse componeerstijl incorporeerde Ravel Spaanse dansen, Aziatische klanken, jazz, Weense walsen en Balkan-melodieën. Daardoor zou je bijna vergeten hoezeer hij werd beïnvloed door zijn leermeester Gabriel Fauré, een kenner van oude kerkmuziek en een melodisch tovenaar. Ma mère l’Oye is – heel Fauré-achtig – grotendeels gebaseerd op oude, modale toonaarden. Ravel componeerde deze serie sprookjesminiaturen als pianoduet voor Jean en Mimie Godebski, de kinderen van een bevriend echtpaar. ‘Om de sfeer van kinderwereldpoëzie op te roepen, moest ik mijn stijl vereenvoudigen en mijn schrijfwijze verfijnen’, verklaarde Ravel achteraf. Maar de eenvoud van de heldere melodieën en open akkoorden is schijn: ze zijn overal chromatisch gekleurd met typische Ravel-dissonanten en -versieringen.
Uitgaande van zeventiende-eeuwse sprookjes (van Charles Perrault, Jeanne-Marie Leprince de Beaumont en Marie-Catherine d’Aulnoy) roept Ravel een visioen op van sprookjesfiguren en -situaties: onder meer Klein Duimpje, wiens spoor van broodkruimels door vogels verorberd blijkt, en de lelijke oosterse keizerin Laideronnette die zich laat bewonderen in haar bad, en het Beest, dat na een kus in een Prins verandert.
Een Engelse criticus vergeleek Maurice Ravel ooit met een reptiel: sierlijk, maar koudbloedig. Dat was smalend bedoeld. Als hij Ravel een muzikale kameleon had genoemd, was dat juist een terecht compliment geweest. In zijn zeer Franse componeerstijl incorporeerde Ravel Spaanse dansen, Aziatische klanken, jazz, Weense walsen en Balkan-melodieën. Daardoor zou je bijna vergeten hoezeer hij werd beïnvloed door zijn leermeester Gabriel Fauré, een kenner van oude kerkmuziek en een melodisch tovenaar. Ma mère l’Oye is – heel Fauré-achtig – grotendeels gebaseerd op oude, modale toonaarden. Ravel componeerde deze serie sprookjesminiaturen als pianoduet voor Jean en Mimie Godebski, de kinderen van een bevriend echtpaar. ‘Om de sfeer van kinderwereldpoëzie op te roepen, moest ik mijn stijl vereenvoudigen en mijn schrijfwijze verfijnen’, verklaarde Ravel achteraf. Maar de eenvoud van de heldere melodieën en open akkoorden is schijn: ze zijn overal chromatisch gekleurd met typische Ravel-dissonanten en -versieringen.
Uitgaande van zeventiende-eeuwse sprookjes (van Charles Perrault, Jeanne-Marie Leprince de Beaumont en Marie-Catherine d’Aulnoy) roept Ravel een visioen op van sprookjesfiguren en -situaties: onder meer Klein Duimpje, wiens spoor van broodkruimels door vogels verorberd blijkt, en de lelijke oosterse keizerin Laideronnette die zich laat bewonderen in haar bad, en het Beest, dat na een kus in een Prins verandert.
Gabriel Fauré (1845-1924)
Mélodies
Het Quatuor Van Kuijk zet zich met passie in voor het repertoire uit de Franse Belle Epoque. Omdat de strijkkwartetten van Debussy en Ravel onder hun visitekaartjes zijn, zochten de vier strijkers naar nieuwe manieren om dit repertoire te exploreren. Een van die manieren vonden ze in het bewerken van Franse mélodies voor strijkkwartet. Daarmee konden ze de enorme schat van de Franse liedkunst ontginnen. Op hun cd Impressions Parisiennes staan onder meer strijkersversies van liederen van Francis Poulenc en Gabriel Fauré. Hoewel de zangstem ontbreekt, probeert het Quatuor Van Kuijk naar eigen zeggen de tekst te verinnerlijken en op puur instrumentale wijze over te brengen. Het zich samen verdiepen in de teksten van de liederen en samen zoeken naar manieren om die te vertalen in puur instrumentale muziek heeft voor hen, zo zeggen ze, nieuwe muzikale paden geopend.
Het Quatuor Van Kuijk zet zich met passie in voor het repertoire uit de Franse Belle Epoque. Omdat de strijkkwartetten van Debussy en Ravel onder hun visitekaartjes zijn, zochten de vier strijkers naar nieuwe manieren om dit repertoire te exploreren. Een van die manieren vonden ze in het bewerken van Franse mélodies voor strijkkwartet. Daarmee konden ze de enorme schat van de Franse liedkunst ontginnen. Op hun cd Impressions Parisiennes staan onder meer strijkersversies van liederen van Francis Poulenc en Gabriel Fauré. Hoewel de zangstem ontbreekt, probeert het Quatuor Van Kuijk naar eigen zeggen de tekst te verinnerlijken en op puur instrumentale wijze over te brengen. Het zich samen verdiepen in de teksten van de liederen en samen zoeken naar manieren om die te vertalen in puur instrumentale muziek heeft voor hen, zo zeggen ze, nieuwe muzikale paden geopend.
Claude Debussy (1862-1918)
Danse sacrée et danse profane
Dit stuk is voor harpisten één van de belangrijkste en lastigste stukken in het concertrepertoire en toch klinkt het allerminst als een overdonderend paradepaard waarmee de solist zijn virtuositeit kan etaleren. Dat was juist iets wat Claude Debussy en zijn schrijvende alter ego Monsieur Croche zo tegenstond. Het werk is dan ook opvallend subtiel, meditatief en ingehouden. De moeilijkheidsgraad zit hem vooral in de geschiedenis van het stuk. Het werk was namelijk (net als het werk van André Caplet op dit programma) bedoeld om de ongekende mogelijkheden te demonstreren van de kruissnarige chromatische harp, een innovatie van de firma Pleyel. Dit instrument had geen pedalen om de snaren een halve toon te verhogen of te verlagen, maar twaalf snaren per octaaf, zodat harpisten alle twaalf tonen (en ook nog met beide handen) konden spelen. Het conservatorium van Brussel startte een klas waarin dit instrument werd onderwezen en gepromoot. De firma Pleyel gaf Debussy de opdracht voor de Danses. De concurrerende harpbouwer Erard gaf vervolgens Maurice Ravel de opdracht voor zijn Introduction et Allegro om te laten horen dat de pedaalharp minstens even grote expressieve en technische mogelijkheden bood.
De chromatische harp is een vrij snelle dood gestorven, de pedaalharp is vandaag de dag alomtegenwoordig. Ook Debussy’s Danses worden tegenwoordig vrijwel altijd op de pedaalharp gespeeld, wat echter geen sinecure is. We mogen de beide harpbouwers dankbaar zijn dat ze Debussy en Ravel hebben ingezet in hun pr-campagnes. Hieraan danken harpisten twee van de allerbeste concertstukken voor hun instrument – en als we het werk van Caplet ook aanmerken als een zet in deze concurrentiestrijd zelfs drie!
Dit stuk is voor harpisten één van de belangrijkste en lastigste stukken in het concertrepertoire en toch klinkt het allerminst als een overdonderend paradepaard waarmee de solist zijn virtuositeit kan etaleren. Dat was juist iets wat Claude Debussy en zijn schrijvende alter ego Monsieur Croche zo tegenstond. Het werk is dan ook opvallend subtiel, meditatief en ingehouden. De moeilijkheidsgraad zit hem vooral in de geschiedenis van het stuk. Het werk was namelijk (net als het werk van André Caplet op dit programma) bedoeld om de ongekende mogelijkheden te demonstreren van de kruissnarige chromatische harp, een innovatie van de firma Pleyel. Dit instrument had geen pedalen om de snaren een halve toon te verhogen of te verlagen, maar twaalf snaren per octaaf, zodat harpisten alle twaalf tonen (en ook nog met beide handen) konden spelen. Het conservatorium van Brussel startte een klas waarin dit instrument werd onderwezen en gepromoot. De firma Pleyel gaf Debussy de opdracht voor de Danses. De concurrerende harpbouwer Erard gaf vervolgens Maurice Ravel de opdracht voor zijn Introduction et Allegro om te laten horen dat de pedaalharp minstens even grote expressieve en technische mogelijkheden bood.
De chromatische harp is een vrij snelle dood gestorven, de pedaalharp is vandaag de dag alomtegenwoordig. Ook Debussy’s Danses worden tegenwoordig vrijwel altijd op de pedaalharp gespeeld, wat echter geen sinecure is. We mogen de beide harpbouwers dankbaar zijn dat ze Debussy en Ravel hebben ingezet in hun pr-campagnes. Hieraan danken harpisten twee van de allerbeste concertstukken voor hun instrument – en als we het werk van Caplet ook aanmerken als een zet in deze concurrentiestrijd zelfs drie!
André Caplet (1878-1925)
Le Masque de la mort rouge
Aan de harp kleeft een vrijwel onontkoombaar stigma: dat het een engelachtig, feeëriek instrument zou zijn. Bucolisch, nimmer demonisch. In deze muziek uit 1908 heeft Caplet er alles aan gedaan om dit stigma te ontzenuwen. Hij koos als inspiratiebron een van Edgar Allen Poe’s gothic griezelverhalen: Het masker van de rode dood (1842). In een land dat wordt geteisterd door de pest sluit prins Prospero zich op met duizend van zijn vrienden in een onneembare burcht en houdt een decadent en overdadig gemaskerd bal. Elk uur herinnert de grote klok met zijn diepe slagen aan het genadeloos verstrijken van de tijd. Dan slaat de klok twaalf en een ongenode gast verschijnt: de ongenaakbare en onontkoombare Rode Dood. Allen sterven, de toortsen doven, duisternis neemt bezit van de burcht.
Om dit alles muzikaal te schilderen gebruikte Caplet allerlei voor die tijd zeer innovatieve speeltechnieken voor de strijkers: flageoletten, glissando’s, het spelen op de kam (wat een hees, schurend geluid geeft) en het slaan met het hout van de strijkstok op de snaren (col legno battuto). Uiteraard worden alle mogelijkheden van de harp eveneens ten volle benut. In de duistere inleiding wordt de toon gezet, waarna het bal begint, met steeds opzwepender en buitenissiger dansmuziek. Als de Rode Dood zich openbaart doet hij dat middels een naargeestig kloppen van de harpist op het klankbord van het instrument. Daarna klinken de twaalf fatale klokslagen. Behalve in de vernieuwende speeltechnieken is het stuk ook in haar dissonante harmonie behoorlijk vooruitstrevend. Caplet leverde bijna een staalkaart waaruit filmcomponisten dankbaar zouden putten bij het omlijsten van talloze griezelscènes. De sfeer doet dan ook denken aan de vroege dagen van de (stomme) film, waarin het griezelgenre zo’n belangrijke rol speelt.
Aan de harp kleeft een vrijwel onontkoombaar stigma: dat het een engelachtig, feeëriek instrument zou zijn. Bucolisch, nimmer demonisch. In deze muziek uit 1908 heeft Caplet er alles aan gedaan om dit stigma te ontzenuwen. Hij koos als inspiratiebron een van Edgar Allen Poe’s gothic griezelverhalen: Het masker van de rode dood (1842). In een land dat wordt geteisterd door de pest sluit prins Prospero zich op met duizend van zijn vrienden in een onneembare burcht en houdt een decadent en overdadig gemaskerd bal. Elk uur herinnert de grote klok met zijn diepe slagen aan het genadeloos verstrijken van de tijd. Dan slaat de klok twaalf en een ongenode gast verschijnt: de ongenaakbare en onontkoombare Rode Dood. Allen sterven, de toortsen doven, duisternis neemt bezit van de burcht.
Om dit alles muzikaal te schilderen gebruikte Caplet allerlei voor die tijd zeer innovatieve speeltechnieken voor de strijkers: flageoletten, glissando’s, het spelen op de kam (wat een hees, schurend geluid geeft) en het slaan met het hout van de strijkstok op de snaren (col legno battuto). Uiteraard worden alle mogelijkheden van de harp eveneens ten volle benut. In de duistere inleiding wordt de toon gezet, waarna het bal begint, met steeds opzwepender en buitenissiger dansmuziek. Als de Rode Dood zich openbaart doet hij dat middels een naargeestig kloppen van de harpist op het klankbord van het instrument. Daarna klinken de twaalf fatale klokslagen. Behalve in de vernieuwende speeltechnieken is het stuk ook in haar dissonante harmonie behoorlijk vooruitstrevend. Caplet leverde bijna een staalkaart waaruit filmcomponisten dankbaar zouden putten bij het omlijsten van talloze griezelscènes. De sfeer doet dan ook denken aan de vroege dagen van de (stomme) film, waarin het griezelgenre zo’n belangrijke rol speelt.
Illustratie in een uitgave uit 1919 van Edgar Allan Poe’s Het masker van de rode dood
Evenals Debussy’s Danse sacrée et danse profane speelde Caplets Le Masque de la mort rouge, zoals hiervoor beschreven, een rol in de strijd tussen de chromatische harp van Pleyel en de pedaalharp van Erard. Aanvankelijk componeerde ook Caplet zijn stuk als paradepaardje voor dat eerste instrument, maar toen het pleit beslecht werd in het voordeel van de pedaalharp werkte Caplet de partituur om voor dat instrument.
Illustratie in een uitgave uit 1919 van Edgar Allan Poe’s Het masker van de rode dood
Evenals Debussy’s Danse sacrée et danse profane speelde Caplets Le Masque de la mort rouge, zoals hiervoor beschreven, een rol in de strijd tussen de chromatische harp van Pleyel en de pedaalharp van Erard. Aanvankelijk componeerde ook Caplet zijn stuk als paradepaardje voor dat eerste instrument, maar toen het pleit beslecht werd in het voordeel van de pedaalharp werkte Caplet de partituur om voor dat instrument.
Biografie
Quatuor Van Kuijk, kwartet
Het Quatuor Van Kuijk won prijzen van de Wigmore Hall International String Quartet Competition 2015 en het kamermuziekconcours van Trondheim, was laureaat van de festivalacademie van Aix-en-Provence en werd BBC New Generation Artist (2015-2017).
Verbonden aan ProQuartet in Parijs studeerde het viertal bij leden van het Alban Berg, het Artemis en het Hagen Quartet. Eerder had het Quatuor Van Kuijk les van het Ysaÿe Kwartet en – aan de Escuela Superior de Música Reina Sofía in Madrid – van Günter Pichler.
Inmiddels waren er optredens in Wigmore Hall in Londen, Sage Gateshead, de Philharmonie en de Salle Gaveau in Parijs, de Tonhalle, Zürich, het Wiener Konzerthaus en de Wiener Musikverein, de Philharmonie en het Konzerthaus van Berlijn, de Elbphilharmonie Hamburg, Gulbenkian in Lissabon en het Konserthuset Stockholm. Ook de BBC Proms en de festivals van Aldeburgh, Edinburgh, Cheltenham, Heidelberg, Lockenhaus, Davos, Verbier, Evian, Stavanger en Eilat kwamen in de agenda. Debuten in de Library of Congress in Washington DC en het Sydney Opera House markeerden het tienjarig bestaan van het Quatuor Van Kuijk in 2022.
In seizoen 2023/2024 volgde het kwartetdebuut in Carnegie Hall in New York en een tournee naar onder meer Shanghai en Tokio. De debuut-cd (Mozart; 2016) werd bekroond met een Choc de Classica en een Diapason d’Or Découverte, en de complete Mendelssohnkwartetten (2022-2023) leverden een Preis der deutschen Schallplattenkritik op. Het recente album Impressions Parisiennes combineert transcripties van Franse melodieën met nieuw werk van Baptiste Trotignon.
Het Quatuor Van Kuijk maakte zijn debuut in de Kleine Zaal in juni 2018 als Rising Star, en keerde er terug in oktober 2019.
Anneleen Lenaerts, harp
Anneleen Lenaerts, sinds 2010 soloharpiste van de Wiener Philharmoniker, won tussen 1997 en 2010 maar liefst 23 prijzen, waaronder de Grand Prix van het Parijse Lily Raskine Concours en de publieksprijs van het ARD Concours in München. Onder meer het Mozarteumorchester Salzburg, het Symphonieorchester des Bayerischen Rundfunks, het Bruckner Orchester Linz en het Philadelphia Chamber Orchestra engageerden haar als solist.
De Belgische harpiste betrad het podium in cultuurhuizen als Wigmore Hall in Londen, Carnegie Hall in New York, de Berliner Philharmonie, de Salle Gaveau in Parijs, het Casa da Musica in Porto en Bozar in Brussel en speelde op de festivals van Salzburg, Rheingau, Dresden en Lockenhaus en het Festival van Vlaanderen.
In 2014 nam ze drie belangrijke harpconcerten uit de twintigste eeuw (Glière, Rodrigo en Jongen) op met de Brussels Philharmonic, en in 2016 verscheen een cd met klarinettist Dionysis Grammenos (Schumann en Schubert). Haar Rota-album uit 2019, opnieuw met de Brussels Philharmonic, kreeg een Opus Klassik, en ze nam solo transcripties op van pianomuziek van Chopin en Liszt. Anneleen Lenaerts studeerde bij onder anderen Lieve Robbroeckx en Isabelle Perrin aan conservatoria in Brussel en Parijs, en geeft nu zelf les aan het conservatorium in Maastricht en op het Aspen Music Festival.
In de Kleine Zaal maakte de harpiste haar debuut op 9 december 2019 in een programma met het Quatuor Modigliani.