Nog geen account of wachtwoord vergeten? Klik hier

Quatuor Mosaïques speelt Haydn, Beethoven en Schubert

Quatuor Mosaïques speelt Haydn, Beethoven en Schubert

Kleine Zaal
11 oktober 2025
20.15 uur

Print dit programma

Quatuor Mosaïques:
Erich Höbarth viool
Andrea Bischof viool
Anita Mitterer altviool
Christophe Coin cello 

Dit concert maakt deel uit van de serie Wereldberoemde Strijkkwartetten.

 

Franz Schubert (1797-1828)

Strijkkwartet in Es gr.t., D 87 (1813)
Allegro più moderato
Scherzo (Prestissimo)
Adagio
Allegro

Ludwig van Beethoven (1770-1827)

Strijkkwartet in c kl.t., op. 18 nr. 4 (1798-1800)
Allegro ma non tanto
Scherzo: Andante scherzoso quasi Allegretto
Menuetto: Allegretto
Allegro

pauze ± 21.05 uur 

Joseph Haydn (1732-1809)

Strijkkwartet in C gr.t., op. 76 nr. 3, Hob. III: 77 (1797)
‘Kaiser’
Allegro
Poco adagio – Cantabile
Menuetto & Trio
Finale. Presto

einde ± 22.05 uur

Kleine Zaal 11 oktober 2025 20.15 uur

Quatuor Mosaïques:
Erich Höbarth viool
Andrea Bischof viool
Anita Mitterer altviool
Christophe Coin cello 

Dit concert maakt deel uit van de serie Wereldberoemde Strijkkwartetten.

 

Franz Schubert (1797-1828)

Strijkkwartet in Es gr.t., D 87 (1813)
Allegro più moderato
Scherzo (Prestissimo)
Adagio
Allegro

Ludwig van Beethoven (1770-1827)

Strijkkwartet in c kl.t., op. 18 nr. 4 (1798-1800)
Allegro ma non tanto
Scherzo: Andante scherzoso quasi Allegretto
Menuetto: Allegretto
Allegro

pauze ± 21.05 uur 

Joseph Haydn (1732-1809)

Strijkkwartet in C gr.t., op. 76 nr. 3, Hob. III: 77 (1797)
‘Kaiser’
Allegro
Poco adagio – Cantabile
Menuetto & Trio
Finale. Presto

einde ± 22.05 uur

Toelichting

Toelichting

door Lies Wiersema

De drie Weense grootmeesters in dit concert vertegenwoordigen verschillende muzikale generaties, maar hun kwartetten zijn tijdgenoten, relatief kort na elkaar geschreven. Twee jonge Weners, Ludwig van Beethoven en Franz Schubert, zijn hier nog bezig hun eerste schreden te zetten in het genre. Hun jeugdige klassiek-­romantische muziek wordt geconfronteerd met de klassieke wereld van een door de wol geverfde Joseph Haydn, de ‘vader van het ­strijkkwartet’. Voor Schubert waren Beethoven, Wolfgang Amadeus Mozart en Haydn de grote voorbeelden. Zijn bewondering voor Beethoven was groot. Op zijn beurt was Beethoven zo onder de indruk van de kwartetten van zijn leermeester Haydn dat hij zich zelf pas vrij laat aan het genre waagde; dat werd zijn opus 18. In de familie Schubert hoorde musiceren tot de familie­cultuur met een cello spelende vader, de broers van de jonge Franz op de viool en hijzelf op de altviool. Soms wees hij zijn vader verlegen glimlachend op een tekortkoming, waarna deze de les van zijn zoon welwillend ter harte nam, aldus Schuberts broer Ferdinand. Componisten als Haydn en Mozart behoorden tot het familierepertoire en Schubert verraste zijn naasten ook met eigen composities. Zijn vroegste strijkkwartetten schreef hij voor eigen gebruik. Mogelijk stonden de drie kwartetten in dit concert ook op de lessenaars in huize Schubert. 

Schubert

Het Strijkkwartet in Es groot, een jeugdwerk uit 1813, behoorde tot dit repertoire voor familie en vrienden. Schubert was zestien en woonde nog thuis. In het familiekwartet was hij ondergedompeld in de rijke erfenis van de Weense Klassieken, en de invloed van Haydn en Mozart is dan ook merkbaar in dit kwartet. Maar hij zocht ook naar andere samenklanken en vormen. Het werk wordt gekenmerkt door warmte en the­matische rijkdom. Het openingsdeel is een lyrisch allegro naar klassiek model, met soms liedachtig stromende zinnen. Het erop volgende beknopte Scherzo is een combinatie van drama en zangerigheid. Het openingsmotiefje met de kleine voorslag voor de eerste noot heeft een dramatische stuwkracht, een contrast met het pastorale, enigszins dansante middendeel. Ook in het Adagio wisselen dramatiek en lyriek elkaar af. Een burleske en uitbundige finale, een van de beste uit de vroege kwartetten, besluit dit verfijnde en fantasievolle kwartet van een jeugdige en veelbelovende componist.

De drie Weense grootmeesters in dit concert vertegenwoordigen verschillende muzikale generaties, maar hun kwartetten zijn tijdgenoten, relatief kort na elkaar geschreven. Twee jonge Weners, Ludwig van Beethoven en Franz Schubert, zijn hier nog bezig hun eerste schreden te zetten in het genre. Hun jeugdige klassiek-­romantische muziek wordt geconfronteerd met de klassieke wereld van een door de wol geverfde Joseph Haydn, de ‘vader van het ­strijkkwartet’. Voor Schubert waren Beethoven, Wolfgang Amadeus Mozart en Haydn de grote voorbeelden. Zijn bewondering voor Beethoven was groot. Op zijn beurt was Beethoven zo onder de indruk van de kwartetten van zijn leermeester Haydn dat hij zich zelf pas vrij laat aan het genre waagde; dat werd zijn opus 18. In de familie Schubert hoorde musiceren tot de familie­cultuur met een cello spelende vader, de broers van de jonge Franz op de viool en hijzelf op de altviool. Soms wees hij zijn vader verlegen glimlachend op een tekortkoming, waarna deze de les van zijn zoon welwillend ter harte nam, aldus Schuberts broer Ferdinand. Componisten als Haydn en Mozart behoorden tot het familierepertoire en Schubert verraste zijn naasten ook met eigen composities. Zijn vroegste strijkkwartetten schreef hij voor eigen gebruik. Mogelijk stonden de drie kwartetten in dit concert ook op de lessenaars in huize Schubert. 

Schubert

Het Strijkkwartet in Es groot, een jeugdwerk uit 1813, behoorde tot dit repertoire voor familie en vrienden. Schubert was zestien en woonde nog thuis. In het familiekwartet was hij ondergedompeld in de rijke erfenis van de Weense Klassieken, en de invloed van Haydn en Mozart is dan ook merkbaar in dit kwartet. Maar hij zocht ook naar andere samenklanken en vormen. Het werk wordt gekenmerkt door warmte en the­matische rijkdom. Het openingsdeel is een lyrisch allegro naar klassiek model, met soms liedachtig stromende zinnen. Het erop volgende beknopte Scherzo is een combinatie van drama en zangerigheid. Het openingsmotiefje met de kleine voorslag voor de eerste noot heeft een dramatische stuwkracht, een contrast met het pastorale, enigszins dansante middendeel. Ook in het Adagio wisselen dramatiek en lyriek elkaar af. Een burleske en uitbundige finale, een van de beste uit de vroege kwartetten, besluit dit verfijnde en fantasievolle kwartet van een jeugdige en veelbelovende componist.

  • Franz Schubert, geportretteerd door Josef Abel, 1814

    Door: Josef Abel

    Franz Schubert, geportretteerd door Josef Abel, 1814

    Door: Josef Abel

  • Franz Schubert, geportretteerd door Josef Abel, 1814

    Door: Josef Abel

    Franz Schubert, geportretteerd door Josef Abel, 1814

    Door: Josef Abel

Franz Schubert, geportretteerd door Josef Abel, 1814

Beethoven

Op Beethoven rustte een respectabele erfenis aan kwartet­repertoire. Het genre had met de meesterwerken van Haydn en Mozart zijn eerste hoogtepunt bereikt. Pas op zijn 28ste, na een gedegen voorbereiding, waagde Beethoven zich aan zijn eerste serie strijkkwartetten, de zes stuks van opus 18, waar hij bijna twee jaar aan werkte. Voor het vierde kwartet koos hij c mineur, de door hem geliefde toonsoort van de uit dezelfde periode stammende Sonate ­‘Pathétique’. In die tijd gold c ­mineur als de toonsoort van de sombere emoties, passie en dramatiek. Het openingsdeel van het kwartet laat met zijn ­motorische energie iets van die hartstocht en dramatische spanning horen, maar al snel gaat een veel lyrischer thema de sfeer bepalen. In plaats van het traditionele langzame tweede deel schrijft de eigenzinnige Beethoven een Andante scherzoso, dat verrast door een sprankelende fuga-expositie. Het is licht en speels van stemming. Het derde deel heeft weer de traditionele vorm van menuet met trio, maar de vele tegenaccenten maken dat menuet enigszins tegendraads; het aangenaam contrasterende trio is grotendeels een dialoog tussen tweede viool en altviool. En, om het net weer even anders te doen, geeft Beethoven het menuet bij de herhaling een sneller tempo. In de finalewordt het rondothema afgewisseld met steeds snellere tussenspelen, een gepassioneerde afsluiting van een toch overwegend lichtvoetig kwartet.

Haydn

Op 12 februari 1797 werd op de verjaardag van de Habsburgse keizer Franz I in alle theaters van Wenen en daarbuiten het zogenaamde Haydn-volkslied Gott erhalte Franz den Kaiser gezongen. Het was onderdeel van een propagandacampagne om het Oostenrijkse volk tot meer strijdlust te bewegen in de roerige tijd van Franse dreiging. Van staatswege was opdracht gegeven voor het schrijven van een toepasselijke tekst naar het model van Engelands God Save the King. Haydn, net terug in Wenen van zijn tweede succesbezoek aan Londen en inmiddels de beroemdste componist van Europa, werd verzocht de tekst van muziek te voorzien. Het lied werd buitengewoon populair en groeide uit tot nationale hymne. Net als Frankrijk met zijn Mar­seillaise en Engeland met zijn God Save the King had nu ook Oostenrijk een luisterrijk volkslied.

Haydn was zeer gehecht aan het lied en gebruikte de melodie als variatiethema voor het langzame deel van zijn ‘­Kaiser’-kwartet. Afgezien van het variatiedeel wordt het kwartet gekenmerkt door eenvoud. Lichtvoetigheid tekent het openings-Allegro dat zich verder ontwikkelt uit het motief in de eerste maten. Haydns volkslied beheerst het tweede deel: het thema wordt voorzien van vier variaties. Een standaard menuet wordt gevolgd door een wat dramatischere Finale. Ruim een half jaar na de première van ­Haydns volkslied, op 28 september, kreeg zijn ­‘Kaiser’-kwartet zijn ­première in het Esterházy-slot in Eisenstadt ter gelegenheid van het bezoek van aarts­hertog Joseph, paltsgraaf van Hongarije.

Franz Schubert, geportretteerd door Josef Abel, 1814

Beethoven

Op Beethoven rustte een respectabele erfenis aan kwartet­repertoire. Het genre had met de meesterwerken van Haydn en Mozart zijn eerste hoogtepunt bereikt. Pas op zijn 28ste, na een gedegen voorbereiding, waagde Beethoven zich aan zijn eerste serie strijkkwartetten, de zes stuks van opus 18, waar hij bijna twee jaar aan werkte. Voor het vierde kwartet koos hij c mineur, de door hem geliefde toonsoort van de uit dezelfde periode stammende Sonate ­‘Pathétique’. In die tijd gold c ­mineur als de toonsoort van de sombere emoties, passie en dramatiek. Het openingsdeel van het kwartet laat met zijn ­motorische energie iets van die hartstocht en dramatische spanning horen, maar al snel gaat een veel lyrischer thema de sfeer bepalen. In plaats van het traditionele langzame tweede deel schrijft de eigenzinnige Beethoven een Andante scherzoso, dat verrast door een sprankelende fuga-expositie. Het is licht en speels van stemming. Het derde deel heeft weer de traditionele vorm van menuet met trio, maar de vele tegenaccenten maken dat menuet enigszins tegendraads; het aangenaam contrasterende trio is grotendeels een dialoog tussen tweede viool en altviool. En, om het net weer even anders te doen, geeft Beethoven het menuet bij de herhaling een sneller tempo. In de finalewordt het rondothema afgewisseld met steeds snellere tussenspelen, een gepassioneerde afsluiting van een toch overwegend lichtvoetig kwartet.

Haydn

Op 12 februari 1797 werd op de verjaardag van de Habsburgse keizer Franz I in alle theaters van Wenen en daarbuiten het zogenaamde Haydn-volkslied Gott erhalte Franz den Kaiser gezongen. Het was onderdeel van een propagandacampagne om het Oostenrijkse volk tot meer strijdlust te bewegen in de roerige tijd van Franse dreiging. Van staatswege was opdracht gegeven voor het schrijven van een toepasselijke tekst naar het model van Engelands God Save the King. Haydn, net terug in Wenen van zijn tweede succesbezoek aan Londen en inmiddels de beroemdste componist van Europa, werd verzocht de tekst van muziek te voorzien. Het lied werd buitengewoon populair en groeide uit tot nationale hymne. Net als Frankrijk met zijn Mar­seillaise en Engeland met zijn God Save the King had nu ook Oostenrijk een luisterrijk volkslied.

Haydn was zeer gehecht aan het lied en gebruikte de melodie als variatiethema voor het langzame deel van zijn ‘­Kaiser’-kwartet. Afgezien van het variatiedeel wordt het kwartet gekenmerkt door eenvoud. Lichtvoetigheid tekent het openings-Allegro dat zich verder ontwikkelt uit het motief in de eerste maten. Haydns volkslied beheerst het tweede deel: het thema wordt voorzien van vier variaties. Een standaard menuet wordt gevolgd door een wat dramatischere Finale. Ruim een half jaar na de première van ­Haydns volkslied, op 28 september, kreeg zijn ­‘Kaiser’-kwartet zijn ­première in het Esterházy-slot in Eisenstadt ter gelegenheid van het bezoek van aarts­hertog Joseph, paltsgraaf van Hongarije.

door Lies Wiersema

Toelichting

door Lies Wiersema

De drie Weense grootmeesters in dit concert vertegenwoordigen verschillende muzikale generaties, maar hun kwartetten zijn tijdgenoten, relatief kort na elkaar geschreven. Twee jonge Weners, Ludwig van Beethoven en Franz Schubert, zijn hier nog bezig hun eerste schreden te zetten in het genre. Hun jeugdige klassiek-­romantische muziek wordt geconfronteerd met de klassieke wereld van een door de wol geverfde Joseph Haydn, de ‘vader van het ­strijkkwartet’. Voor Schubert waren Beethoven, Wolfgang Amadeus Mozart en Haydn de grote voorbeelden. Zijn bewondering voor Beethoven was groot. Op zijn beurt was Beethoven zo onder de indruk van de kwartetten van zijn leermeester Haydn dat hij zich zelf pas vrij laat aan het genre waagde; dat werd zijn opus 18. In de familie Schubert hoorde musiceren tot de familie­cultuur met een cello spelende vader, de broers van de jonge Franz op de viool en hijzelf op de altviool. Soms wees hij zijn vader verlegen glimlachend op een tekortkoming, waarna deze de les van zijn zoon welwillend ter harte nam, aldus Schuberts broer Ferdinand. Componisten als Haydn en Mozart behoorden tot het familierepertoire en Schubert verraste zijn naasten ook met eigen composities. Zijn vroegste strijkkwartetten schreef hij voor eigen gebruik. Mogelijk stonden de drie kwartetten in dit concert ook op de lessenaars in huize Schubert. 

Schubert

Het Strijkkwartet in Es groot, een jeugdwerk uit 1813, behoorde tot dit repertoire voor familie en vrienden. Schubert was zestien en woonde nog thuis. In het familiekwartet was hij ondergedompeld in de rijke erfenis van de Weense Klassieken, en de invloed van Haydn en Mozart is dan ook merkbaar in dit kwartet. Maar hij zocht ook naar andere samenklanken en vormen. Het werk wordt gekenmerkt door warmte en the­matische rijkdom. Het openingsdeel is een lyrisch allegro naar klassiek model, met soms liedachtig stromende zinnen. Het erop volgende beknopte Scherzo is een combinatie van drama en zangerigheid. Het openingsmotiefje met de kleine voorslag voor de eerste noot heeft een dramatische stuwkracht, een contrast met het pastorale, enigszins dansante middendeel. Ook in het Adagio wisselen dramatiek en lyriek elkaar af. Een burleske en uitbundige finale, een van de beste uit de vroege kwartetten, besluit dit verfijnde en fantasievolle kwartet van een jeugdige en veelbelovende componist.

De drie Weense grootmeesters in dit concert vertegenwoordigen verschillende muzikale generaties, maar hun kwartetten zijn tijdgenoten, relatief kort na elkaar geschreven. Twee jonge Weners, Ludwig van Beethoven en Franz Schubert, zijn hier nog bezig hun eerste schreden te zetten in het genre. Hun jeugdige klassiek-­romantische muziek wordt geconfronteerd met de klassieke wereld van een door de wol geverfde Joseph Haydn, de ‘vader van het ­strijkkwartet’. Voor Schubert waren Beethoven, Wolfgang Amadeus Mozart en Haydn de grote voorbeelden. Zijn bewondering voor Beethoven was groot. Op zijn beurt was Beethoven zo onder de indruk van de kwartetten van zijn leermeester Haydn dat hij zich zelf pas vrij laat aan het genre waagde; dat werd zijn opus 18. In de familie Schubert hoorde musiceren tot de familie­cultuur met een cello spelende vader, de broers van de jonge Franz op de viool en hijzelf op de altviool. Soms wees hij zijn vader verlegen glimlachend op een tekortkoming, waarna deze de les van zijn zoon welwillend ter harte nam, aldus Schuberts broer Ferdinand. Componisten als Haydn en Mozart behoorden tot het familierepertoire en Schubert verraste zijn naasten ook met eigen composities. Zijn vroegste strijkkwartetten schreef hij voor eigen gebruik. Mogelijk stonden de drie kwartetten in dit concert ook op de lessenaars in huize Schubert. 

Schubert

Het Strijkkwartet in Es groot, een jeugdwerk uit 1813, behoorde tot dit repertoire voor familie en vrienden. Schubert was zestien en woonde nog thuis. In het familiekwartet was hij ondergedompeld in de rijke erfenis van de Weense Klassieken, en de invloed van Haydn en Mozart is dan ook merkbaar in dit kwartet. Maar hij zocht ook naar andere samenklanken en vormen. Het werk wordt gekenmerkt door warmte en the­matische rijkdom. Het openingsdeel is een lyrisch allegro naar klassiek model, met soms liedachtig stromende zinnen. Het erop volgende beknopte Scherzo is een combinatie van drama en zangerigheid. Het openingsmotiefje met de kleine voorslag voor de eerste noot heeft een dramatische stuwkracht, een contrast met het pastorale, enigszins dansante middendeel. Ook in het Adagio wisselen dramatiek en lyriek elkaar af. Een burleske en uitbundige finale, een van de beste uit de vroege kwartetten, besluit dit verfijnde en fantasievolle kwartet van een jeugdige en veelbelovende componist.

  • Franz Schubert, geportretteerd door Josef Abel, 1814

    Door: Josef Abel

    Franz Schubert, geportretteerd door Josef Abel, 1814

    Door: Josef Abel

  • Franz Schubert, geportretteerd door Josef Abel, 1814

    Door: Josef Abel

    Franz Schubert, geportretteerd door Josef Abel, 1814

    Door: Josef Abel

Franz Schubert, geportretteerd door Josef Abel, 1814

Beethoven

Op Beethoven rustte een respectabele erfenis aan kwartet­repertoire. Het genre had met de meesterwerken van Haydn en Mozart zijn eerste hoogtepunt bereikt. Pas op zijn 28ste, na een gedegen voorbereiding, waagde Beethoven zich aan zijn eerste serie strijkkwartetten, de zes stuks van opus 18, waar hij bijna twee jaar aan werkte. Voor het vierde kwartet koos hij c mineur, de door hem geliefde toonsoort van de uit dezelfde periode stammende Sonate ­‘Pathétique’. In die tijd gold c ­mineur als de toonsoort van de sombere emoties, passie en dramatiek. Het openingsdeel van het kwartet laat met zijn ­motorische energie iets van die hartstocht en dramatische spanning horen, maar al snel gaat een veel lyrischer thema de sfeer bepalen. In plaats van het traditionele langzame tweede deel schrijft de eigenzinnige Beethoven een Andante scherzoso, dat verrast door een sprankelende fuga-expositie. Het is licht en speels van stemming. Het derde deel heeft weer de traditionele vorm van menuet met trio, maar de vele tegenaccenten maken dat menuet enigszins tegendraads; het aangenaam contrasterende trio is grotendeels een dialoog tussen tweede viool en altviool. En, om het net weer even anders te doen, geeft Beethoven het menuet bij de herhaling een sneller tempo. In de finalewordt het rondothema afgewisseld met steeds snellere tussenspelen, een gepassioneerde afsluiting van een toch overwegend lichtvoetig kwartet.

Haydn

Op 12 februari 1797 werd op de verjaardag van de Habsburgse keizer Franz I in alle theaters van Wenen en daarbuiten het zogenaamde Haydn-volkslied Gott erhalte Franz den Kaiser gezongen. Het was onderdeel van een propagandacampagne om het Oostenrijkse volk tot meer strijdlust te bewegen in de roerige tijd van Franse dreiging. Van staatswege was opdracht gegeven voor het schrijven van een toepasselijke tekst naar het model van Engelands God Save the King. Haydn, net terug in Wenen van zijn tweede succesbezoek aan Londen en inmiddels de beroemdste componist van Europa, werd verzocht de tekst van muziek te voorzien. Het lied werd buitengewoon populair en groeide uit tot nationale hymne. Net als Frankrijk met zijn Mar­seillaise en Engeland met zijn God Save the King had nu ook Oostenrijk een luisterrijk volkslied.

Haydn was zeer gehecht aan het lied en gebruikte de melodie als variatiethema voor het langzame deel van zijn ‘­Kaiser’-kwartet. Afgezien van het variatiedeel wordt het kwartet gekenmerkt door eenvoud. Lichtvoetigheid tekent het openings-Allegro dat zich verder ontwikkelt uit het motief in de eerste maten. Haydns volkslied beheerst het tweede deel: het thema wordt voorzien van vier variaties. Een standaard menuet wordt gevolgd door een wat dramatischere Finale. Ruim een half jaar na de première van ­Haydns volkslied, op 28 september, kreeg zijn ­‘Kaiser’-kwartet zijn ­première in het Esterházy-slot in Eisenstadt ter gelegenheid van het bezoek van aarts­hertog Joseph, paltsgraaf van Hongarije.

Franz Schubert, geportretteerd door Josef Abel, 1814

Beethoven

Op Beethoven rustte een respectabele erfenis aan kwartet­repertoire. Het genre had met de meesterwerken van Haydn en Mozart zijn eerste hoogtepunt bereikt. Pas op zijn 28ste, na een gedegen voorbereiding, waagde Beethoven zich aan zijn eerste serie strijkkwartetten, de zes stuks van opus 18, waar hij bijna twee jaar aan werkte. Voor het vierde kwartet koos hij c mineur, de door hem geliefde toonsoort van de uit dezelfde periode stammende Sonate ­‘Pathétique’. In die tijd gold c ­mineur als de toonsoort van de sombere emoties, passie en dramatiek. Het openingsdeel van het kwartet laat met zijn ­motorische energie iets van die hartstocht en dramatische spanning horen, maar al snel gaat een veel lyrischer thema de sfeer bepalen. In plaats van het traditionele langzame tweede deel schrijft de eigenzinnige Beethoven een Andante scherzoso, dat verrast door een sprankelende fuga-expositie. Het is licht en speels van stemming. Het derde deel heeft weer de traditionele vorm van menuet met trio, maar de vele tegenaccenten maken dat menuet enigszins tegendraads; het aangenaam contrasterende trio is grotendeels een dialoog tussen tweede viool en altviool. En, om het net weer even anders te doen, geeft Beethoven het menuet bij de herhaling een sneller tempo. In de finalewordt het rondothema afgewisseld met steeds snellere tussenspelen, een gepassioneerde afsluiting van een toch overwegend lichtvoetig kwartet.

Haydn

Op 12 februari 1797 werd op de verjaardag van de Habsburgse keizer Franz I in alle theaters van Wenen en daarbuiten het zogenaamde Haydn-volkslied Gott erhalte Franz den Kaiser gezongen. Het was onderdeel van een propagandacampagne om het Oostenrijkse volk tot meer strijdlust te bewegen in de roerige tijd van Franse dreiging. Van staatswege was opdracht gegeven voor het schrijven van een toepasselijke tekst naar het model van Engelands God Save the King. Haydn, net terug in Wenen van zijn tweede succesbezoek aan Londen en inmiddels de beroemdste componist van Europa, werd verzocht de tekst van muziek te voorzien. Het lied werd buitengewoon populair en groeide uit tot nationale hymne. Net als Frankrijk met zijn Mar­seillaise en Engeland met zijn God Save the King had nu ook Oostenrijk een luisterrijk volkslied.

Haydn was zeer gehecht aan het lied en gebruikte de melodie als variatiethema voor het langzame deel van zijn ‘­Kaiser’-kwartet. Afgezien van het variatiedeel wordt het kwartet gekenmerkt door eenvoud. Lichtvoetigheid tekent het openings-Allegro dat zich verder ontwikkelt uit het motief in de eerste maten. Haydns volkslied beheerst het tweede deel: het thema wordt voorzien van vier variaties. Een standaard menuet wordt gevolgd door een wat dramatischere Finale. Ruim een half jaar na de première van ­Haydns volkslied, op 28 september, kreeg zijn ­‘Kaiser’-kwartet zijn ­première in het Esterházy-slot in Eisenstadt ter gelegenheid van het bezoek van aarts­hertog Joseph, paltsgraaf van Hongarije.

door Lies Wiersema

Biografie

Quatuor Mosaïques, kwartet

De leden van het Quatuor Mosaïques leerden elkaar kennen toen ze in de jaren 1980 deel uitmaakten van Nikolaus Harnoncourts oude­muziekorkest Concentus Musicus Wien. Ze spelen op darmsnaren, waarmee ze in de strijkkwartetwereld pioniers waren. Over de kwartetnaam zei cellist Christophe Coin ooit: ‘In een mozaïek is elk element zorgvuldig doordacht, en een volledig beeld krijg je pas op de ideale afstand.

Hetzelfde geldt voor muziek: je moet aan de details werken terwijl je het geheel van een muziekstuk in beschouwing neemt.’ Het ensemble is gespecialiseerd in de grote componisten van het Weense classicisme, maar is ook toegewijd aan de kleinere klassieke meesters (Pleyel, Monn, Werner, Tomasini, Albrechtsberger, Wölfl) en de minder bekende Franse componisten (Boëly, Jadin, Baillot). Ook heeft het repertoire zich steeds verder uitgebreid de Romantiek in (Debussy, Bartók).

Het Quatuor Mosaïques speelde veelvuldig op de belangrijke podia en festivals in Europa, Noord-Amerika, Australië en Japan en vierde afgelopen seizoen zijn veertigjarig bestaan. Het viertal speelde kamermuziek met collega’s als de pianisten András Schiff en Patrick Cohen, de klarinettisten Sabine en Wolfgang Meyer en de cellisten Miklós Perényi en Raphael Pidoux. Hun opnames zijn bekroond met de Diapason d’Or, de Choc du Monde de la Musique en de Gramophone Award.

De vorige optredens in Het Concertgebouw waren een Beethovenavond in december 2023 en een programma met Mozart, Dotzauer en Mendelssohn in februari 2020.