Nog geen account of wachtwoord vergeten? Klik hier

Concertprogramma

Concertprogramma

Quatuor Modigliani & Amihai Grosz & Nathalia Milstein: Mendelssohn en meer

Quatuor Modigliani & Amihai Grosz & Nathalia Milstein: Mendelssohn en meer

Kleine Zaal
09 februari 2023
20.15 uur

Print dit programma

Quatuor Modigliani:
Amaury Coeytaux viool
Loïc Rio viool
Laurent Marfaing altviool
François Kieffer cello

Amihai Grosz altviool

Nathalia Milstein piano

Dit concert maakt deel uit van de serie Kleine Zaal Melange.

Gabriel Fauré (1845-1924)

Pianokwartet nr. 1 in c kl.t., op. 15 (1876-79; herzien 1883)
Allegro molto moderato
Scherzo: Allegro vivo
Adagio
Finale: Allegro molto

Joaquín Turina (1882-1949)

Escena andaluza, op. 7 (1912)
voor altviool, piano en strijkkwartet
Crepúscuolo – Serenata
A la ventana

pauze ± 21.00 uur

Felix Mendelssohn (1809-1847)

Strijkkwintet nr. 1 in A gr.t., op. 18 (1826-32)
Allegro con moto
Intermezzo: andante sostenuto
Scherzo: allegro di molto
Allegro vivace

einde ± 22.00 uur

Kleine Zaal 09 februari 2023 20.15 uur

Quatuor Modigliani:
Amaury Coeytaux viool
Loïc Rio viool
Laurent Marfaing altviool
François Kieffer cello

Amihai Grosz altviool

Nathalia Milstein piano

Dit concert maakt deel uit van de serie Kleine Zaal Melange.

Gabriel Fauré (1845-1924)

Pianokwartet nr. 1 in c kl.t., op. 15 (1876-79; herzien 1883)
Allegro molto moderato
Scherzo: Allegro vivo
Adagio
Finale: Allegro molto

Joaquín Turina (1882-1949)

Escena andaluza, op. 7 (1912)
voor altviool, piano en strijkkwartet
Crepúscuolo – Serenata
A la ventana

pauze ± 21.00 uur

Felix Mendelssohn (1809-1847)

Strijkkwintet nr. 1 in A gr.t., op. 18 (1826-32)
Allegro con moto
Intermezzo: andante sostenuto
Scherzo: allegro di molto
Allegro vivace

einde ± 22.00 uur

Toelichting

Gabriel Fauré (1845-1924)

Eerste pianokwartet

door Rolf Hermsen

Gabriel Fauré schreef twee pianokwartetten en het eerste daarvan is wellicht zijn bekendste kamermuziekwerk. Hij voltooide het in 1879 terwijl de korte verloving met zijn grote liefde Marianne Viardot ten einde liep. In 1883 trouwde hij met Marie Fremiet, kreeg zijn eerste zoon en reviseerde het pianokwartet, waarbij hij de Finale volledig herschreef.

Het Eerste piano­kwartet bevindt zich historisch en muzikaal keurig tussen César Franck en Maurice Ravel. Maar Fauré heeft vooral een eigen muziektaal waarin de Romantiek en een ingetogen Franse helderheid elkaar op een verrassend moderne manier kruisen. Het melodieuze genie van Fauré komt al meteen tot uiting in het eerste deel, waarin een Brahms-achtig openingsthema wordt uitgespeeld tegen een delicate tweede melodie.

Het volgende deel, Scherzo, is een zeldzaamheid in Fauré’s oeuvre in die zin, dat het grote virtuositeit van de musici vereist. De felle ritmiek en uurwerkprecisie van dit Scherzo vormen een groot contrast met het erop volgende Adagio. Daar heerst een diepe, waardige droefheid die misschien verband houdt met Fauré’s liefdespijn om de breuk met Viardot. Het pianokwartet besluit met een stormachtige tour de force.

De luisteraar wordt door een kaleidoscoop van muzikale sferen naar een sprankelende Finale geleid – het nieuw gevonden geluk van Gabriel Fauré anno 1883?

Gabriel Fauré schreef twee pianokwartetten en het eerste daarvan is wellicht zijn bekendste kamermuziekwerk. Hij voltooide het in 1879 terwijl de korte verloving met zijn grote liefde Marianne Viardot ten einde liep. In 1883 trouwde hij met Marie Fremiet, kreeg zijn eerste zoon en reviseerde het pianokwartet, waarbij hij de Finale volledig herschreef.

Het Eerste piano­kwartet bevindt zich historisch en muzikaal keurig tussen César Franck en Maurice Ravel. Maar Fauré heeft vooral een eigen muziektaal waarin de Romantiek en een ingetogen Franse helderheid elkaar op een verrassend moderne manier kruisen. Het melodieuze genie van Fauré komt al meteen tot uiting in het eerste deel, waarin een Brahms-achtig openingsthema wordt uitgespeeld tegen een delicate tweede melodie.

Het volgende deel, Scherzo, is een zeldzaamheid in Fauré’s oeuvre in die zin, dat het grote virtuositeit van de musici vereist. De felle ritmiek en uurwerkprecisie van dit Scherzo vormen een groot contrast met het erop volgende Adagio. Daar heerst een diepe, waardige droefheid die misschien verband houdt met Fauré’s liefdespijn om de breuk met Viardot. Het pianokwartet besluit met een stormachtige tour de force.

De luisteraar wordt door een kaleidoscoop van muzikale sferen naar een sprankelende Finale geleid – het nieuw gevonden geluk van Gabriel Fauré anno 1883?

door Rolf Hermsen

Joaquín Turina (1882-1949)

Escena andaluza

door Michiel Cleij

Bij het oeuvre van Joaquín Turina kun je kanttekeningen plaatsen, en dat hebben heel wat musicologen dan ook gedaan. Het is niet vernieuwend. Het is eenzijdig en het kan niet tippen aan de beste stukken van zijn tijdgenoten Isaac Albéniz en Manuel de Falla. En toch is hij niet weg te denken uit het Spaanse muzikale landschap, alleen al vanwege het folkloristische gehalte. Volksmuziek zit diep in de meeste Spaanse regio's verankerd, en al helemaal in Turina's geboortestreek Andalusië; het was bijna onvermijdelijk dat zijn composities – de meeste voor piano of kamerbezettingen – erdoor gekleurd werden.

In zijn vroege stukken liggen die volkse invloeden er niet dik bovenop. Zoals veel jonge Spaanse musici was Turina naar Parijs getrokken waar hij zowel betere scholing als bredere belangstelling vond dan in eigen land. Daar werd hij getraind in meerstemmigheid (aan de Schola Cantorum); gelijktijdig pikte hij het rondzingende 'impressionisme' van Claude Debussy op. Het resulteerde in een hybride stijl, enerzijds vormvast en anderzijds neigend naar quasi-geïmproviseerde melodiek.

Zijn oudere collega Albéniz, eveneens in Parijs, greep in: als Turina niet tussen wal en schip wilde vallen kon hij in zijn muziek beter een duidelijke Spaanse identiteit aannemen.

Bij het oeuvre van Joaquín Turina kun je kanttekeningen plaatsen, en dat hebben heel wat musicologen dan ook gedaan. Het is niet vernieuwend. Het is eenzijdig en het kan niet tippen aan de beste stukken van zijn tijdgenoten Isaac Albéniz en Manuel de Falla. En toch is hij niet weg te denken uit het Spaanse muzikale landschap, alleen al vanwege het folkloristische gehalte. Volksmuziek zit diep in de meeste Spaanse regio's verankerd, en al helemaal in Turina's geboortestreek Andalusië; het was bijna onvermijdelijk dat zijn composities – de meeste voor piano of kamerbezettingen – erdoor gekleurd werden.

In zijn vroege stukken liggen die volkse invloeden er niet dik bovenop. Zoals veel jonge Spaanse musici was Turina naar Parijs getrokken waar hij zowel betere scholing als bredere belangstelling vond dan in eigen land. Daar werd hij getraind in meerstemmigheid (aan de Schola Cantorum); gelijktijdig pikte hij het rondzingende 'impressionisme' van Claude Debussy op. Het resulteerde in een hybride stijl, enerzijds vormvast en anderzijds neigend naar quasi-geïmproviseerde melodiek.

Zijn oudere collega Albéniz, eveneens in Parijs, greep in: als Turina niet tussen wal en schip wilde vallen kon hij in zijn muziek beter een duidelijke Spaanse identiteit aannemen.

  • Plaza de la Alfalfa

    door Joaquín Turina y Areal (1847-1903), vader van de gelijknamige componist

    Plaza de la Alfalfa

    door Joaquín Turina y Areal (1847-1903), vader van de gelijknamige componist

  • Plaza de la Alfalfa

    door Joaquín Turina y Areal (1847-1903), vader van de gelijknamige componist

    Plaza de la Alfalfa

    door Joaquín Turina y Areal (1847-1903), vader van de gelijknamige componist

Escena andaluza is een van de eerste werken waarin Turina dat advies verzilvert. Met zijn weelderige meerstemmige textuur leunt het stuk nog altijd sterk op Parijse lesmethoden, maar de melodieën zwemmen naar het zonnige zuiden. De originele bezetting geeft soloruimte aan een altviool en schept daarmee de sfeer van een serenade: in de avondschemering klinkt de stem van een zanger op, waarna zich bij het raam van zijn kuis opgestelde geliefde een romantische dialoog ontspint.

Na dit werk zou nog een lange reeks muzikale ansichtkaarten uit Turina's molen volgen; dit is een van de meest sfeervolle.

Escena andaluza is een van de eerste werken waarin Turina dat advies verzilvert. Met zijn weelderige meerstemmige textuur leunt het stuk nog altijd sterk op Parijse lesmethoden, maar de melodieën zwemmen naar het zonnige zuiden. De originele bezetting geeft soloruimte aan een altviool en schept daarmee de sfeer van een serenade: in de avondschemering klinkt de stem van een zanger op, waarna zich bij het raam van zijn kuis opgestelde geliefde een romantische dialoog ontspint.

Na dit werk zou nog een lange reeks muzikale ansichtkaarten uit Turina's molen volgen; dit is een van de meest sfeervolle.

door Michiel Cleij

Felix Mendelssohn (1809-1847)

Eerste strijkkwintet

door Liesbeth Houtman

Als geen ander bezat Felix Mendelssohn de gave zijn publiek te betoveren met zangerige melodieën. Hij was een zondagskind wiens fantasie en jeugdig enthousiasme bloeiden bij de gratie van een evenwichtige klassieke vorm. In het Eerste strijkkwintet in A groot voert de eerste viool de boventoon. Vooral in het openingsdeel krijgt de primarius de meest verrukkelijke thema’s te spelen.

Mendelssohn droeg het werk op aan Eduard Rietz, violist en later dirigent van het Berlijnse hoforkest. Als jongetje zat Felix bij deze familievriend op vioolles, en op zijn dertiende componeerde hij voor Rietz het Vioolconcert in d klein. Het Eerste strijkkwintet ontstond vier jaar later, in dezelfde geniale roes als waarin rond die tijd ook de Ouverture ‘Ein Sommernachtstraum’ en het Octet voor strijkers op papier kwamen.

Toen Rietz in 1832 op dertig­jarige leeftijd aan tbc overleed, besloot Mendelssohn het kwintet te herzien. Hij veranderde de volgorde van de twee middendelen en verving, bij wijze van een in memoriam, het oorspronkelijke menuet door een weemoedig zingend Andante. In het lichtvoetige Scherzo lijken de instrumenten elkaar als dansende elfjes te achtervolgen, de componeertrant waarop Mendelssohn het patent had. Met een flitsende finale, popelend van energie en levensvreugde, rondt hij het kwintet af.

Als geen ander bezat Felix Mendelssohn de gave zijn publiek te betoveren met zangerige melodieën. Hij was een zondagskind wiens fantasie en jeugdig enthousiasme bloeiden bij de gratie van een evenwichtige klassieke vorm. In het Eerste strijkkwintet in A groot voert de eerste viool de boventoon. Vooral in het openingsdeel krijgt de primarius de meest verrukkelijke thema’s te spelen.

Mendelssohn droeg het werk op aan Eduard Rietz, violist en later dirigent van het Berlijnse hoforkest. Als jongetje zat Felix bij deze familievriend op vioolles, en op zijn dertiende componeerde hij voor Rietz het Vioolconcert in d klein. Het Eerste strijkkwintet ontstond vier jaar later, in dezelfde geniale roes als waarin rond die tijd ook de Ouverture ‘Ein Sommernachtstraum’ en het Octet voor strijkers op papier kwamen.

Toen Rietz in 1832 op dertig­jarige leeftijd aan tbc overleed, besloot Mendelssohn het kwintet te herzien. Hij veranderde de volgorde van de twee middendelen en verving, bij wijze van een in memoriam, het oorspronkelijke menuet door een weemoedig zingend Andante. In het lichtvoetige Scherzo lijken de instrumenten elkaar als dansende elfjes te achtervolgen, de componeertrant waarop Mendelssohn het patent had. Met een flitsende finale, popelend van energie en levensvreugde, rondt hij het kwintet af.

door Liesbeth Houtman

Gabriel Fauré (1845-1924)

Eerste pianokwartet

door Rolf Hermsen

Gabriel Fauré schreef twee pianokwartetten en het eerste daarvan is wellicht zijn bekendste kamermuziekwerk. Hij voltooide het in 1879 terwijl de korte verloving met zijn grote liefde Marianne Viardot ten einde liep. In 1883 trouwde hij met Marie Fremiet, kreeg zijn eerste zoon en reviseerde het pianokwartet, waarbij hij de Finale volledig herschreef.

Het Eerste piano­kwartet bevindt zich historisch en muzikaal keurig tussen César Franck en Maurice Ravel. Maar Fauré heeft vooral een eigen muziektaal waarin de Romantiek en een ingetogen Franse helderheid elkaar op een verrassend moderne manier kruisen. Het melodieuze genie van Fauré komt al meteen tot uiting in het eerste deel, waarin een Brahms-achtig openingsthema wordt uitgespeeld tegen een delicate tweede melodie.

Het volgende deel, Scherzo, is een zeldzaamheid in Fauré’s oeuvre in die zin, dat het grote virtuositeit van de musici vereist. De felle ritmiek en uurwerkprecisie van dit Scherzo vormen een groot contrast met het erop volgende Adagio. Daar heerst een diepe, waardige droefheid die misschien verband houdt met Fauré’s liefdespijn om de breuk met Viardot. Het pianokwartet besluit met een stormachtige tour de force.

De luisteraar wordt door een kaleidoscoop van muzikale sferen naar een sprankelende Finale geleid – het nieuw gevonden geluk van Gabriel Fauré anno 1883?

Gabriel Fauré schreef twee pianokwartetten en het eerste daarvan is wellicht zijn bekendste kamermuziekwerk. Hij voltooide het in 1879 terwijl de korte verloving met zijn grote liefde Marianne Viardot ten einde liep. In 1883 trouwde hij met Marie Fremiet, kreeg zijn eerste zoon en reviseerde het pianokwartet, waarbij hij de Finale volledig herschreef.

Het Eerste piano­kwartet bevindt zich historisch en muzikaal keurig tussen César Franck en Maurice Ravel. Maar Fauré heeft vooral een eigen muziektaal waarin de Romantiek en een ingetogen Franse helderheid elkaar op een verrassend moderne manier kruisen. Het melodieuze genie van Fauré komt al meteen tot uiting in het eerste deel, waarin een Brahms-achtig openingsthema wordt uitgespeeld tegen een delicate tweede melodie.

Het volgende deel, Scherzo, is een zeldzaamheid in Fauré’s oeuvre in die zin, dat het grote virtuositeit van de musici vereist. De felle ritmiek en uurwerkprecisie van dit Scherzo vormen een groot contrast met het erop volgende Adagio. Daar heerst een diepe, waardige droefheid die misschien verband houdt met Fauré’s liefdespijn om de breuk met Viardot. Het pianokwartet besluit met een stormachtige tour de force.

De luisteraar wordt door een kaleidoscoop van muzikale sferen naar een sprankelende Finale geleid – het nieuw gevonden geluk van Gabriel Fauré anno 1883?

door Rolf Hermsen

Joaquín Turina (1882-1949)

Escena andaluza

door Michiel Cleij

Bij het oeuvre van Joaquín Turina kun je kanttekeningen plaatsen, en dat hebben heel wat musicologen dan ook gedaan. Het is niet vernieuwend. Het is eenzijdig en het kan niet tippen aan de beste stukken van zijn tijdgenoten Isaac Albéniz en Manuel de Falla. En toch is hij niet weg te denken uit het Spaanse muzikale landschap, alleen al vanwege het folkloristische gehalte. Volksmuziek zit diep in de meeste Spaanse regio's verankerd, en al helemaal in Turina's geboortestreek Andalusië; het was bijna onvermijdelijk dat zijn composities – de meeste voor piano of kamerbezettingen – erdoor gekleurd werden.

In zijn vroege stukken liggen die volkse invloeden er niet dik bovenop. Zoals veel jonge Spaanse musici was Turina naar Parijs getrokken waar hij zowel betere scholing als bredere belangstelling vond dan in eigen land. Daar werd hij getraind in meerstemmigheid (aan de Schola Cantorum); gelijktijdig pikte hij het rondzingende 'impressionisme' van Claude Debussy op. Het resulteerde in een hybride stijl, enerzijds vormvast en anderzijds neigend naar quasi-geïmproviseerde melodiek.

Zijn oudere collega Albéniz, eveneens in Parijs, greep in: als Turina niet tussen wal en schip wilde vallen kon hij in zijn muziek beter een duidelijke Spaanse identiteit aannemen.

Bij het oeuvre van Joaquín Turina kun je kanttekeningen plaatsen, en dat hebben heel wat musicologen dan ook gedaan. Het is niet vernieuwend. Het is eenzijdig en het kan niet tippen aan de beste stukken van zijn tijdgenoten Isaac Albéniz en Manuel de Falla. En toch is hij niet weg te denken uit het Spaanse muzikale landschap, alleen al vanwege het folkloristische gehalte. Volksmuziek zit diep in de meeste Spaanse regio's verankerd, en al helemaal in Turina's geboortestreek Andalusië; het was bijna onvermijdelijk dat zijn composities – de meeste voor piano of kamerbezettingen – erdoor gekleurd werden.

In zijn vroege stukken liggen die volkse invloeden er niet dik bovenop. Zoals veel jonge Spaanse musici was Turina naar Parijs getrokken waar hij zowel betere scholing als bredere belangstelling vond dan in eigen land. Daar werd hij getraind in meerstemmigheid (aan de Schola Cantorum); gelijktijdig pikte hij het rondzingende 'impressionisme' van Claude Debussy op. Het resulteerde in een hybride stijl, enerzijds vormvast en anderzijds neigend naar quasi-geïmproviseerde melodiek.

Zijn oudere collega Albéniz, eveneens in Parijs, greep in: als Turina niet tussen wal en schip wilde vallen kon hij in zijn muziek beter een duidelijke Spaanse identiteit aannemen.

  • Plaza de la Alfalfa

    door Joaquín Turina y Areal (1847-1903), vader van de gelijknamige componist

    Plaza de la Alfalfa

    door Joaquín Turina y Areal (1847-1903), vader van de gelijknamige componist

  • Plaza de la Alfalfa

    door Joaquín Turina y Areal (1847-1903), vader van de gelijknamige componist

    Plaza de la Alfalfa

    door Joaquín Turina y Areal (1847-1903), vader van de gelijknamige componist

Escena andaluza is een van de eerste werken waarin Turina dat advies verzilvert. Met zijn weelderige meerstemmige textuur leunt het stuk nog altijd sterk op Parijse lesmethoden, maar de melodieën zwemmen naar het zonnige zuiden. De originele bezetting geeft soloruimte aan een altviool en schept daarmee de sfeer van een serenade: in de avondschemering klinkt de stem van een zanger op, waarna zich bij het raam van zijn kuis opgestelde geliefde een romantische dialoog ontspint.

Na dit werk zou nog een lange reeks muzikale ansichtkaarten uit Turina's molen volgen; dit is een van de meest sfeervolle.

Escena andaluza is een van de eerste werken waarin Turina dat advies verzilvert. Met zijn weelderige meerstemmige textuur leunt het stuk nog altijd sterk op Parijse lesmethoden, maar de melodieën zwemmen naar het zonnige zuiden. De originele bezetting geeft soloruimte aan een altviool en schept daarmee de sfeer van een serenade: in de avondschemering klinkt de stem van een zanger op, waarna zich bij het raam van zijn kuis opgestelde geliefde een romantische dialoog ontspint.

Na dit werk zou nog een lange reeks muzikale ansichtkaarten uit Turina's molen volgen; dit is een van de meest sfeervolle.

door Michiel Cleij

Felix Mendelssohn (1809-1847)

Eerste strijkkwintet

door Liesbeth Houtman

Als geen ander bezat Felix Mendelssohn de gave zijn publiek te betoveren met zangerige melodieën. Hij was een zondagskind wiens fantasie en jeugdig enthousiasme bloeiden bij de gratie van een evenwichtige klassieke vorm. In het Eerste strijkkwintet in A groot voert de eerste viool de boventoon. Vooral in het openingsdeel krijgt de primarius de meest verrukkelijke thema’s te spelen.

Mendelssohn droeg het werk op aan Eduard Rietz, violist en later dirigent van het Berlijnse hoforkest. Als jongetje zat Felix bij deze familievriend op vioolles, en op zijn dertiende componeerde hij voor Rietz het Vioolconcert in d klein. Het Eerste strijkkwintet ontstond vier jaar later, in dezelfde geniale roes als waarin rond die tijd ook de Ouverture ‘Ein Sommernachtstraum’ en het Octet voor strijkers op papier kwamen.

Toen Rietz in 1832 op dertig­jarige leeftijd aan tbc overleed, besloot Mendelssohn het kwintet te herzien. Hij veranderde de volgorde van de twee middendelen en verving, bij wijze van een in memoriam, het oorspronkelijke menuet door een weemoedig zingend Andante. In het lichtvoetige Scherzo lijken de instrumenten elkaar als dansende elfjes te achtervolgen, de componeertrant waarop Mendelssohn het patent had. Met een flitsende finale, popelend van energie en levensvreugde, rondt hij het kwintet af.

Als geen ander bezat Felix Mendelssohn de gave zijn publiek te betoveren met zangerige melodieën. Hij was een zondagskind wiens fantasie en jeugdig enthousiasme bloeiden bij de gratie van een evenwichtige klassieke vorm. In het Eerste strijkkwintet in A groot voert de eerste viool de boventoon. Vooral in het openingsdeel krijgt de primarius de meest verrukkelijke thema’s te spelen.

Mendelssohn droeg het werk op aan Eduard Rietz, violist en later dirigent van het Berlijnse hoforkest. Als jongetje zat Felix bij deze familievriend op vioolles, en op zijn dertiende componeerde hij voor Rietz het Vioolconcert in d klein. Het Eerste strijkkwintet ontstond vier jaar later, in dezelfde geniale roes als waarin rond die tijd ook de Ouverture ‘Ein Sommernachtstraum’ en het Octet voor strijkers op papier kwamen.

Toen Rietz in 1832 op dertig­jarige leeftijd aan tbc overleed, besloot Mendelssohn het kwintet te herzien. Hij veranderde de volgorde van de twee middendelen en verving, bij wijze van een in memoriam, het oorspronkelijke menuet door een weemoedig zingend Andante. In het lichtvoetige Scherzo lijken de instrumenten elkaar als dansende elfjes te achtervolgen, de componeertrant waarop Mendelssohn het patent had. Met een flitsende finale, popelend van energie en levensvreugde, rondt hij het kwintet af.

door Liesbeth Houtman

Biografie

Quatuor Modigliani, strijkkwartet

Het Quatuor Modigliani uit Parijs, opgericht in 2003, viert dit jaar zijn twintigjarig bestaan.

Kort na de oprichting won het drie eerste prijzen, achtereenvolgens op het Tromp ­Concours in Eindhoven (2004), het Vittorio Rimbotti in Florence (2005) en de Young Concert Artists Auditions in New York (2006).

De samenwerking met platenlabel Mirare heeft geleid tot bekroonde opnames en het kwartet treedt jaarlijks op in de Verenigde Staten en Azië en op belangrijke Europese podia als Wigmore Hall Londen, de Philharmonie en het Théâtre des Champs-Elysées in Parijs, de Berliner Philharmonie, het Wiener Konzerthaus en de Elbphilharmonie Hamburg. In 2020 werd het ensemble artistiek leider van het strijkkwartet­festival ‘Vibre! Quatuors à Bordeaux’ en het bijbehorende concours, nadat het in 2014 de Rencontres Musicales Evian nieuw leven had ingeblazen en in 2011 festivals had opgezet in Saint-Paul-de-Vence en Arcachon. Sinds het debuut in seizoen 2006/2007 keerde het Quatuor Modigliani regelmatig terug naar de Kleine Zaal, onlangs nog in februari samen met altviolist Amihai Grosz en pianiste Nathalia Milstein.

Dankzij de steun van particuliere sponsors speelt het Quatuor Modigliani op vier uitstekende Italiaanse instrumenten. Amaury Coeytaux bespeelt een viool van Antonio Stradivari uit 1715 en Loïc Rio een uit 1780 van Giovanni Battista Guadagnini; Laurent Marfaing speelt op een altviool uit 1660 van Luigi Mariani, en de cello uit 1706 waarop François Kieffer speelt is van Matteo Goffriller. Het kwartet dankt uitvoeringsrechtenorganisatie ­SPEDIDAM voor zijn ondersteuning.

Amihai Grosz, altviool

Amihai Grosz speelde viool vanaf zijn vijfde en verruilde die op zijn elfde voor de altviool. De Israëlische musicus kreeg les van onder anderen Tabea Zimmermann (Frankfurt en Berlijn) en Chaim Taub (Tel Aviv). Ook maakte hij deel uit van de ‘Young Musicians Group’ van het Jerusalem Music Center. In deze periode was Amihai Grosz medeoprichter van het Jerusalem Quartet, waaraan hij van 1995 tot 2009 verbonden was en waarmee hij ook meermaals optrad in de Kleine Zaal.

Voor recitals en kamermuziek deelde Amihai Grosz wereldwijd het podium met collega’s als Yefim Bronfman, Mitsuko Uchida, Daniel Hope, Eric le Sage, Janine Jansen en David Geringas. Sinds 2010 is hij eerste altviolist van de Berliner Philharmoniker en daarnaast treedt hij steeds vaker op als solist; hij soleerde onder leiding van dirigenten als Zubin Mehta, Tugan Sokhiev, Klaus Mäkelä, Daniel Barenboim en Simon Rattle en bij gezelschappen als de omroeporkesten van Finland en Zweden, het Warschau Philharmonisch Orkest, het Deens Nationaal Symfonie Orkest en het Kammerorchester Zürich.

Per seizoen 2021/2022 is Amihai Grosz artistiek leider van het Internationaal Kamermuziek Festival Utrecht. Hij bespeelt een instrument van Gasparo da Salò uit 1570.

Nathalia Milstein, piano

Nathalia Milstein werd geboren in Lyon en groeide op in een familie van musici. Haar eerste pianolessen kreeg ze van haar vader, Serguei Milstein, bij wie ze in 2009 ook ging studeren aan het conservatorium van Genève. Ze vervolgde haar studie bij Nelson Goerner en András Schiff. Onder haar mentoren treffen we ook Daniel Barenboim, Menahem Pressler en Jan Wijn. Nathalia Milstein lanceerde in 2015 haar internationale carrière met het winnen van de Dublin International Piano Competition.

Inmiddels was ze te gast op belangrijke podia als het Gewandhaus in Leipzig, Carnegie Hall in New York, Wigmore Hall in Londen en de Pierre Boulez Saal in Berlijn. Ook festivals als La Roque d’Anthéron, Flâneries Musicales de Reims, La Folle Journée, het New Ross Piano Festival, het Lille Piano Festival, het Zaubersee Festival, het West Cork Festival en het Schiermonnikoog Festival nodigden haar uit.

In 2018 maakte de pianiste een veelbesproken debuut bij het Orchestre Philharmonique de Radio France. Nathalia Milstein treedt regelmatig op met haar zus, violiste Maria Milstein; het duo debuteerde in de Kleine Zaal in februari 2018 en bracht twee cd’s uit.

Het solodebuut van Nathalia Milstein uit 2018 bevat muziek van Prokofjev en Ravel. Met het Pražak Quartet nam ze muziek op van Smetana.