Nog geen account of wachtwoord vergeten? Klik hier

Philharmonia & Santtu-Matias Rouvali: Stravinsky's De vuurvogel

Philharmonia & Santtu-Matias Rouvali: Stravinsky's De vuurvogel

Grote Zaal
24 september 2025
20.15 uur

Print dit programma

Philharmonia
Santtu-Matias Rouvali dirigent
Víkingur Ólafsson piano

Dit concert maakt deel uit van de serie Wereldberoemde Symfonieorkesten.

Ook interessant:
- Uitgelicht: Stravinsky's drietrapsballet

Gabriela Ortiz (1964)

Si el oxígeno fuera verde (2025)
voor orkest
wereldpremière

Ludwig van Beethoven (1770-1827)

Pianoconcert nr. 3 in c kl.t., op. 37 (1800-03)
Allegro con brio
Largo
Rondo: allegro

pauze ± 21.10 uur

Igor Stravinsky (1882-1971)

De vuurvogel
balletsuite voor orkest (1909-10, 1945)
Introduction
Prélude et danse de l’oiseau de feu
Variations
Pantomime I
Pas de deux
Pantomime II
Scherzo
Pantomime III
Rondo
Danse infernale
Berceuse
Hymne final

einde ± 22.05 uur

Met dank aan de begunstigers van het Fonds Wereldberoemde Symfonie­orkesten.

Grote Zaal 24 september 2025 20.15 uur

Philharmonia
Santtu-Matias Rouvali dirigent
Víkingur Ólafsson piano

Dit concert maakt deel uit van de serie Wereldberoemde Symfonieorkesten.

Ook interessant:
- Uitgelicht: Stravinsky's drietrapsballet

Gabriela Ortiz (1964)

Si el oxígeno fuera verde (2025)
voor orkest
wereldpremière

Ludwig van Beethoven (1770-1827)

Pianoconcert nr. 3 in c kl.t., op. 37 (1800-03)
Allegro con brio
Largo
Rondo: allegro

pauze ± 21.10 uur

Igor Stravinsky (1882-1971)

De vuurvogel
balletsuite voor orkest (1909-10, 1945)
Introduction
Prélude et danse de l’oiseau de feu
Variations
Pantomime I
Pas de deux
Pantomime II
Scherzo
Pantomime III
Rondo
Danse infernale
Berceuse
Hymne final

einde ± 22.05 uur

Met dank aan de begunstigers van het Fonds Wereldberoemde Symfonie­orkesten.

Toelichting

Gabriela Ortiz (1964)

Si el oxígeno fuera verde

door Jeppe Moulijn

  • Gabriela Ortiz

    Foto: Marta Arteaga

    Gabriela Ortiz

    Foto: Marta Arteaga

  • Gabriela Ortiz

    Foto: Marta Arteaga

    Gabriela Ortiz

    Foto: Marta Arteaga

Gabriela Ortiz
foto door Marta Arteaga

De Mexicaanse componiste Gabriela Ortiz is dit seizoen composer in residence van Het Concertgebouw. Beweging en ritme spelen een belangrijke rol in haar muziek, en ze wijst de volksmuziek van Mexico aan als de bron daarvan. Tegelijk is ze zich ervan bewust dat door deze kenmerken muziek uit Latijns-­Amerika in de ogen van Europese luisteraars nogal eens gezien wordt als ‘slechts’ lichtvoetig en vrolijk. Zo’n eenzijdige karakterisering representeert volgens Ortiz niet de enorme culturele complexiteit en rijkdom van het continent. Haar nieuwe orkestwerk Si el oxígeno fuera verde (‘Als zuurstof groen was’) beleeft in Het Concert­gebouw zijn wereldpremière, en wordt door Philharmonia en Santtu-Matias Rouvali op 25 september herhaald in de Royal Festival Hall in Londen en later in het seizoen ook nog in de Wiener Musik­verein en op een tournee in de Verenigde Staten die uitmondt in Carnegie Hall in New York.

Maak kennis met Gabriela Ortiz in dit interview met Het Concertgebouw.

Gabriela Ortiz
foto door Marta Arteaga

De Mexicaanse componiste Gabriela Ortiz is dit seizoen composer in residence van Het Concertgebouw. Beweging en ritme spelen een belangrijke rol in haar muziek, en ze wijst de volksmuziek van Mexico aan als de bron daarvan. Tegelijk is ze zich ervan bewust dat door deze kenmerken muziek uit Latijns-­Amerika in de ogen van Europese luisteraars nogal eens gezien wordt als ‘slechts’ lichtvoetig en vrolijk. Zo’n eenzijdige karakterisering representeert volgens Ortiz niet de enorme culturele complexiteit en rijkdom van het continent. Haar nieuwe orkestwerk Si el oxígeno fuera verde (‘Als zuurstof groen was’) beleeft in Het Concert­gebouw zijn wereldpremière, en wordt door Philharmonia en Santtu-Matias Rouvali op 25 september herhaald in de Royal Festival Hall in Londen en later in het seizoen ook nog in de Wiener Musik­verein en op een tournee in de Verenigde Staten die uitmondt in Carnegie Hall in New York.

Maak kennis met Gabriela Ortiz in dit interview met Het Concertgebouw.

door Jeppe Moulijn

Ludwig van Beethoven (1770-1827)

Derde pianoconcert

door Jeppe Moulijn

  • Ludwig van Beethoven

    portret door Carl Traugott Riedel, 1801

    Ludwig van Beethoven

    portret door Carl Traugott Riedel, 1801

  • Ludwig van Beethoven

    portret door Carl Traugott Riedel, 1801

    Ludwig van Beethoven

    portret door Carl Traugott Riedel, 1801

Ludwig van Beethoven
door Carl Traugott Riedel, 1801

Ludwig van Beethovens ­Derde pianoconcert wordt nogal eens vergeleken met Wolfgang Amadeus Mozarts pianoconcert KV 491 (1786) in dezelfde toonsoort (c klein), maar de overeenkomsten zijn eigenlijk nogal oppervlakkig: juist in dit pianoconcert lijkt Beethoven zich los te maken van zijn grote voorbeelden Mozart en Haydn en een eigen weg in te slaan. Het inslaan van die eigen weg wordt misschien wel gemarkeerd door het beroemde ‘Heiligenstädter Testament’, dat Beethoven in 1802 schreef voor zijn broers. Hierin vertelde hij over de steeds verdergaande doofheid die hem tergde, met schaamte vervulde (als musicus) en hem tot het randje van zelfmoord bracht. Maar ook hoe hij niet aan die impuls zou toegeven omdat hij het zag als zijn hogere missie om de mensheid zijn muziek te geven. De composities die volgden worden wel als zijn ‘heroïsche fase’ gezien, met als belangrijkste exponent zijn Derde symfonie, de ‘Eroica’. Maar ook dit Derde pianoconcert getuigt van een tot dan toe wellicht ongekende kracht en doelgerichtheid in Beethovens muziek en daarmee in de hele muziekgeschiedenis.

Het pianoconcert beleefde zijn ­première op een van die naar hedendaagse maatstaven haast onbegrijpelijke evenementen: een benefietconcert georganiseerd door en ten behoeve van de componist zelf, geheel gewijd aan zijn eigen muziek. Behalve dit pianoconcert waren de Eerste en Tweede symfonie te horen, evenals het oratorium Christus am Ölberge. Er was slechts één repetitie voor dit alles, op de ochtend voor het concert. Het gloednieuwe pianoconcert werd door Beethoven, zelf de solist, nog deels geïmproviseerd vanuit een slechts voor hem begrijpelijk manuscript, dat zijn bladomslaander grote paniek bezorgde. Die speurde angstvallig naar een knikje van Beethoven of het alweer tijd was om om te slaan, wat Beethoven naar verluidt achteraf hilarisch vond. In de finale, vol haydneske pret, wordt de terugkeer van het rondo-thema meermaals voorafgegaan door een wervelende toonladder, en vandaag de dag is het nog steeds een uitdaging voor de dirigent van dienst om het orkest op het juiste moment te laten invallen. Men kan slechts gissen hoe dat bij deze première moet zijn verlopen.

Ludwig van Beethoven
door Carl Traugott Riedel, 1801

Ludwig van Beethovens ­Derde pianoconcert wordt nogal eens vergeleken met Wolfgang Amadeus Mozarts pianoconcert KV 491 (1786) in dezelfde toonsoort (c klein), maar de overeenkomsten zijn eigenlijk nogal oppervlakkig: juist in dit pianoconcert lijkt Beethoven zich los te maken van zijn grote voorbeelden Mozart en Haydn en een eigen weg in te slaan. Het inslaan van die eigen weg wordt misschien wel gemarkeerd door het beroemde ‘Heiligenstädter Testament’, dat Beethoven in 1802 schreef voor zijn broers. Hierin vertelde hij over de steeds verdergaande doofheid die hem tergde, met schaamte vervulde (als musicus) en hem tot het randje van zelfmoord bracht. Maar ook hoe hij niet aan die impuls zou toegeven omdat hij het zag als zijn hogere missie om de mensheid zijn muziek te geven. De composities die volgden worden wel als zijn ‘heroïsche fase’ gezien, met als belangrijkste exponent zijn Derde symfonie, de ‘Eroica’. Maar ook dit Derde pianoconcert getuigt van een tot dan toe wellicht ongekende kracht en doelgerichtheid in Beethovens muziek en daarmee in de hele muziekgeschiedenis.

Het pianoconcert beleefde zijn ­première op een van die naar hedendaagse maatstaven haast onbegrijpelijke evenementen: een benefietconcert georganiseerd door en ten behoeve van de componist zelf, geheel gewijd aan zijn eigen muziek. Behalve dit pianoconcert waren de Eerste en Tweede symfonie te horen, evenals het oratorium Christus am Ölberge. Er was slechts één repetitie voor dit alles, op de ochtend voor het concert. Het gloednieuwe pianoconcert werd door Beethoven, zelf de solist, nog deels geïmproviseerd vanuit een slechts voor hem begrijpelijk manuscript, dat zijn bladomslaander grote paniek bezorgde. Die speurde angstvallig naar een knikje van Beethoven of het alweer tijd was om om te slaan, wat Beethoven naar verluidt achteraf hilarisch vond. In de finale, vol haydneske pret, wordt de terugkeer van het rondo-thema meermaals voorafgegaan door een wervelende toonladder, en vandaag de dag is het nog steeds een uitdaging voor de dirigent van dienst om het orkest op het juiste moment te laten invallen. Men kan slechts gissen hoe dat bij deze première moet zijn verlopen.

door Jeppe Moulijn

Igor Stravinsky (1882-1971)

De vuurvogel

door Jeppe Moulijn

  • Igor Stravinsky

    Igor Stravinsky

  • Igor Stravinsky

    Igor Stravinsky

Igor Stravinsky

In 1910 waren Les Ballets Russes, het legendarische balletgezelschap van de al even legendarische ­impresario en producer Serge Diaghilev, al ­geruime tijd de talk of the town in Parijs. Het was tijd voor een productie met een kersverse partituur van een prominente Russische componist, met een libretto vol van de bovennatuurlijke magie van Russische sprookjes en folklore: De vuurvogel. Diaghilev vroeg eerst gearriveerde namen als Nicolaj Tsjerepnin en Anatoli Ljadov. Maar de eerste kon niet door één deur met choreograaf Michail Fokine, en Ljadov, hoewel een uitstekende componist, ging altijd al gebukt onder een fatale combinatie van luiheid en genadeloze zelfkritiek. Het project leek te stranden, maar Diaghilev was er de man niet naar op te geven en had een ongelofelijke neus voor jong talent. Hij vroeg de jonge en onbekende Igor Stravinsky, en the rest is history. Het werd het begin van een samenwerking die de loop van de muziekgeschiedenis bepaald heeft – na De vuurvogel volgden in razend tempo Petroesjka en Le sacre du printemps.
Vandaag geldt Le sacre du printemps als een soort atoombom die de weg voor de moderne muziek heeft vrijgemaakt. Maar het is een misverstand te denken dat Stravinsky zijn carrière al als radicaal begon. Hij absorbeerde juist tot in de finesses de lessen van zijn leermeester Nikolaj Rimski-Korsakov. Over orkestbehandeling en kleur, over de ongekende nieuwe mogelijkheden van niet-westerse toonladders. Met De vuurvogel streefde Stravinsky zijn leermeester op die gebieden spectaculair voorbij alvorens echt zijn eigen pad te kiezen (waarbij hij de lessen van zijn leermeester trouwens nooit vergat!).

Alle mogelijkheden van het symfonieorkest worden uit de kast getrokken om het verhaal van de boze tovenaar Kastsjei, de door betovering willoos gemaakte prinsessen, de held Ivan en zijn magische helper de Vuurvogel te schilderen, in schemerachtige, exotische kleuren. De kwaadaardige tovenarij krijgt ongebruikelijke chromatische harmonieën en vervreemdende toonladders mee, de sterfelijke helden eenvoudige maar prachtige melodische vondsten ontleend aan Russische volksmuziek. Het personage van de Vuurvogel lijkt zich precies tussen die twee werelden te bevinden.

Stravinsky lijkt de rest van zijn leven een haat-liefdeverhouding te hebben gehad met het vroege meesterwerk dat zijn carrière in gang zette. Soms sprak hij sarcastisch van ‘that big audience lollipop’ maar hij stelde wel tot drie keer toe suites uit het ballet samen die hij veelvuldig dirigeerde. Dat bleek ook zakelijk een zeer slimme zet, iets waar Stravinsky een fijne neus voor had. En toch lijkt dat niet de volledige verklaring voor zijn veelvuldig terugkeren naar De vuurvogel. Stravinsky was simpelweg niet in staat tot een artistiek compromis uit zakelijke overwegingen. Dat blijkt bijvoorbeeld wel uit het feit dat hij zich nooit met de filmindustrie in Hollywood heeft ingelaten, hoewel die hem daartoe vaak heeft geprobeerd te verleiden. Opvallend is bovendien hoe Stravinsky de nieuwste elementen uit zijn voortdurend veranderende stijl wist te integreren in de suites die hij maakte uit het ballet dat hij decennia eerder had geschreven.

In de suite die Stravinsky in 1945 samenstelde, gaat de held Ivan het duistere rijk van de boze tovenaar binnen. We horen onder meer de dans van de Vuurvogel, Ivan die hem vangt en een pas de deux ermee danst en een vederlicht scherzo van de betoverde prinsessen. Met een choquerende klap begint de helse dans van Kastsjeis monsters, die uitloopt op het wiegenlied waarmee de Vuurvogel de monsters magisch in slaap brengt (inclusief een oriëntaals aandoende fagotsolo). De majestueuze finale begint met een verre hoornsolo, geïnspireerd op Russische volksmuziek. De boze betovering is verbroken en alle schepselen in Kastsjei’s rijk ontwaken voor een stralende toekomst.

Igor Stravinsky

In 1910 waren Les Ballets Russes, het legendarische balletgezelschap van de al even legendarische ­impresario en producer Serge Diaghilev, al ­geruime tijd de talk of the town in Parijs. Het was tijd voor een productie met een kersverse partituur van een prominente Russische componist, met een libretto vol van de bovennatuurlijke magie van Russische sprookjes en folklore: De vuurvogel. Diaghilev vroeg eerst gearriveerde namen als Nicolaj Tsjerepnin en Anatoli Ljadov. Maar de eerste kon niet door één deur met choreograaf Michail Fokine, en Ljadov, hoewel een uitstekende componist, ging altijd al gebukt onder een fatale combinatie van luiheid en genadeloze zelfkritiek. Het project leek te stranden, maar Diaghilev was er de man niet naar op te geven en had een ongelofelijke neus voor jong talent. Hij vroeg de jonge en onbekende Igor Stravinsky, en the rest is history. Het werd het begin van een samenwerking die de loop van de muziekgeschiedenis bepaald heeft – na De vuurvogel volgden in razend tempo Petroesjka en Le sacre du printemps.
Vandaag geldt Le sacre du printemps als een soort atoombom die de weg voor de moderne muziek heeft vrijgemaakt. Maar het is een misverstand te denken dat Stravinsky zijn carrière al als radicaal begon. Hij absorbeerde juist tot in de finesses de lessen van zijn leermeester Nikolaj Rimski-Korsakov. Over orkestbehandeling en kleur, over de ongekende nieuwe mogelijkheden van niet-westerse toonladders. Met De vuurvogel streefde Stravinsky zijn leermeester op die gebieden spectaculair voorbij alvorens echt zijn eigen pad te kiezen (waarbij hij de lessen van zijn leermeester trouwens nooit vergat!).

Alle mogelijkheden van het symfonieorkest worden uit de kast getrokken om het verhaal van de boze tovenaar Kastsjei, de door betovering willoos gemaakte prinsessen, de held Ivan en zijn magische helper de Vuurvogel te schilderen, in schemerachtige, exotische kleuren. De kwaadaardige tovenarij krijgt ongebruikelijke chromatische harmonieën en vervreemdende toonladders mee, de sterfelijke helden eenvoudige maar prachtige melodische vondsten ontleend aan Russische volksmuziek. Het personage van de Vuurvogel lijkt zich precies tussen die twee werelden te bevinden.

Stravinsky lijkt de rest van zijn leven een haat-liefdeverhouding te hebben gehad met het vroege meesterwerk dat zijn carrière in gang zette. Soms sprak hij sarcastisch van ‘that big audience lollipop’ maar hij stelde wel tot drie keer toe suites uit het ballet samen die hij veelvuldig dirigeerde. Dat bleek ook zakelijk een zeer slimme zet, iets waar Stravinsky een fijne neus voor had. En toch lijkt dat niet de volledige verklaring voor zijn veelvuldig terugkeren naar De vuurvogel. Stravinsky was simpelweg niet in staat tot een artistiek compromis uit zakelijke overwegingen. Dat blijkt bijvoorbeeld wel uit het feit dat hij zich nooit met de filmindustrie in Hollywood heeft ingelaten, hoewel die hem daartoe vaak heeft geprobeerd te verleiden. Opvallend is bovendien hoe Stravinsky de nieuwste elementen uit zijn voortdurend veranderende stijl wist te integreren in de suites die hij maakte uit het ballet dat hij decennia eerder had geschreven.

In de suite die Stravinsky in 1945 samenstelde, gaat de held Ivan het duistere rijk van de boze tovenaar binnen. We horen onder meer de dans van de Vuurvogel, Ivan die hem vangt en een pas de deux ermee danst en een vederlicht scherzo van de betoverde prinsessen. Met een choquerende klap begint de helse dans van Kastsjeis monsters, die uitloopt op het wiegenlied waarmee de Vuurvogel de monsters magisch in slaap brengt (inclusief een oriëntaals aandoende fagotsolo). De majestueuze finale begint met een verre hoornsolo, geïnspireerd op Russische volksmuziek. De boze betovering is verbroken en alle schepselen in Kastsjei’s rijk ontwaken voor een stralende toekomst.

door Jeppe Moulijn

Gabriela Ortiz (1964)

Si el oxígeno fuera verde

door Jeppe Moulijn

  • Gabriela Ortiz

    Foto: Marta Arteaga

    Gabriela Ortiz

    Foto: Marta Arteaga

  • Gabriela Ortiz

    Foto: Marta Arteaga

    Gabriela Ortiz

    Foto: Marta Arteaga

Gabriela Ortiz
foto door Marta Arteaga

De Mexicaanse componiste Gabriela Ortiz is dit seizoen composer in residence van Het Concertgebouw. Beweging en ritme spelen een belangrijke rol in haar muziek, en ze wijst de volksmuziek van Mexico aan als de bron daarvan. Tegelijk is ze zich ervan bewust dat door deze kenmerken muziek uit Latijns-­Amerika in de ogen van Europese luisteraars nogal eens gezien wordt als ‘slechts’ lichtvoetig en vrolijk. Zo’n eenzijdige karakterisering representeert volgens Ortiz niet de enorme culturele complexiteit en rijkdom van het continent. Haar nieuwe orkestwerk Si el oxígeno fuera verde (‘Als zuurstof groen was’) beleeft in Het Concert­gebouw zijn wereldpremière, en wordt door Philharmonia en Santtu-Matias Rouvali op 25 september herhaald in de Royal Festival Hall in Londen en later in het seizoen ook nog in de Wiener Musik­verein en op een tournee in de Verenigde Staten die uitmondt in Carnegie Hall in New York.

Maak kennis met Gabriela Ortiz in dit interview met Het Concertgebouw.

Gabriela Ortiz
foto door Marta Arteaga

De Mexicaanse componiste Gabriela Ortiz is dit seizoen composer in residence van Het Concertgebouw. Beweging en ritme spelen een belangrijke rol in haar muziek, en ze wijst de volksmuziek van Mexico aan als de bron daarvan. Tegelijk is ze zich ervan bewust dat door deze kenmerken muziek uit Latijns-­Amerika in de ogen van Europese luisteraars nogal eens gezien wordt als ‘slechts’ lichtvoetig en vrolijk. Zo’n eenzijdige karakterisering representeert volgens Ortiz niet de enorme culturele complexiteit en rijkdom van het continent. Haar nieuwe orkestwerk Si el oxígeno fuera verde (‘Als zuurstof groen was’) beleeft in Het Concert­gebouw zijn wereldpremière, en wordt door Philharmonia en Santtu-Matias Rouvali op 25 september herhaald in de Royal Festival Hall in Londen en later in het seizoen ook nog in de Wiener Musik­verein en op een tournee in de Verenigde Staten die uitmondt in Carnegie Hall in New York.

Maak kennis met Gabriela Ortiz in dit interview met Het Concertgebouw.

door Jeppe Moulijn

Ludwig van Beethoven (1770-1827)

Derde pianoconcert

door Jeppe Moulijn

  • Ludwig van Beethoven

    portret door Carl Traugott Riedel, 1801

    Ludwig van Beethoven

    portret door Carl Traugott Riedel, 1801

  • Ludwig van Beethoven

    portret door Carl Traugott Riedel, 1801

    Ludwig van Beethoven

    portret door Carl Traugott Riedel, 1801

Ludwig van Beethoven
door Carl Traugott Riedel, 1801

Ludwig van Beethovens ­Derde pianoconcert wordt nogal eens vergeleken met Wolfgang Amadeus Mozarts pianoconcert KV 491 (1786) in dezelfde toonsoort (c klein), maar de overeenkomsten zijn eigenlijk nogal oppervlakkig: juist in dit pianoconcert lijkt Beethoven zich los te maken van zijn grote voorbeelden Mozart en Haydn en een eigen weg in te slaan. Het inslaan van die eigen weg wordt misschien wel gemarkeerd door het beroemde ‘Heiligenstädter Testament’, dat Beethoven in 1802 schreef voor zijn broers. Hierin vertelde hij over de steeds verdergaande doofheid die hem tergde, met schaamte vervulde (als musicus) en hem tot het randje van zelfmoord bracht. Maar ook hoe hij niet aan die impuls zou toegeven omdat hij het zag als zijn hogere missie om de mensheid zijn muziek te geven. De composities die volgden worden wel als zijn ‘heroïsche fase’ gezien, met als belangrijkste exponent zijn Derde symfonie, de ‘Eroica’. Maar ook dit Derde pianoconcert getuigt van een tot dan toe wellicht ongekende kracht en doelgerichtheid in Beethovens muziek en daarmee in de hele muziekgeschiedenis.

Het pianoconcert beleefde zijn ­première op een van die naar hedendaagse maatstaven haast onbegrijpelijke evenementen: een benefietconcert georganiseerd door en ten behoeve van de componist zelf, geheel gewijd aan zijn eigen muziek. Behalve dit pianoconcert waren de Eerste en Tweede symfonie te horen, evenals het oratorium Christus am Ölberge. Er was slechts één repetitie voor dit alles, op de ochtend voor het concert. Het gloednieuwe pianoconcert werd door Beethoven, zelf de solist, nog deels geïmproviseerd vanuit een slechts voor hem begrijpelijk manuscript, dat zijn bladomslaander grote paniek bezorgde. Die speurde angstvallig naar een knikje van Beethoven of het alweer tijd was om om te slaan, wat Beethoven naar verluidt achteraf hilarisch vond. In de finale, vol haydneske pret, wordt de terugkeer van het rondo-thema meermaals voorafgegaan door een wervelende toonladder, en vandaag de dag is het nog steeds een uitdaging voor de dirigent van dienst om het orkest op het juiste moment te laten invallen. Men kan slechts gissen hoe dat bij deze première moet zijn verlopen.

Ludwig van Beethoven
door Carl Traugott Riedel, 1801

Ludwig van Beethovens ­Derde pianoconcert wordt nogal eens vergeleken met Wolfgang Amadeus Mozarts pianoconcert KV 491 (1786) in dezelfde toonsoort (c klein), maar de overeenkomsten zijn eigenlijk nogal oppervlakkig: juist in dit pianoconcert lijkt Beethoven zich los te maken van zijn grote voorbeelden Mozart en Haydn en een eigen weg in te slaan. Het inslaan van die eigen weg wordt misschien wel gemarkeerd door het beroemde ‘Heiligenstädter Testament’, dat Beethoven in 1802 schreef voor zijn broers. Hierin vertelde hij over de steeds verdergaande doofheid die hem tergde, met schaamte vervulde (als musicus) en hem tot het randje van zelfmoord bracht. Maar ook hoe hij niet aan die impuls zou toegeven omdat hij het zag als zijn hogere missie om de mensheid zijn muziek te geven. De composities die volgden worden wel als zijn ‘heroïsche fase’ gezien, met als belangrijkste exponent zijn Derde symfonie, de ‘Eroica’. Maar ook dit Derde pianoconcert getuigt van een tot dan toe wellicht ongekende kracht en doelgerichtheid in Beethovens muziek en daarmee in de hele muziekgeschiedenis.

Het pianoconcert beleefde zijn ­première op een van die naar hedendaagse maatstaven haast onbegrijpelijke evenementen: een benefietconcert georganiseerd door en ten behoeve van de componist zelf, geheel gewijd aan zijn eigen muziek. Behalve dit pianoconcert waren de Eerste en Tweede symfonie te horen, evenals het oratorium Christus am Ölberge. Er was slechts één repetitie voor dit alles, op de ochtend voor het concert. Het gloednieuwe pianoconcert werd door Beethoven, zelf de solist, nog deels geïmproviseerd vanuit een slechts voor hem begrijpelijk manuscript, dat zijn bladomslaander grote paniek bezorgde. Die speurde angstvallig naar een knikje van Beethoven of het alweer tijd was om om te slaan, wat Beethoven naar verluidt achteraf hilarisch vond. In de finale, vol haydneske pret, wordt de terugkeer van het rondo-thema meermaals voorafgegaan door een wervelende toonladder, en vandaag de dag is het nog steeds een uitdaging voor de dirigent van dienst om het orkest op het juiste moment te laten invallen. Men kan slechts gissen hoe dat bij deze première moet zijn verlopen.

door Jeppe Moulijn

Igor Stravinsky (1882-1971)

De vuurvogel

door Jeppe Moulijn

  • Igor Stravinsky

    Igor Stravinsky

  • Igor Stravinsky

    Igor Stravinsky

Igor Stravinsky

In 1910 waren Les Ballets Russes, het legendarische balletgezelschap van de al even legendarische ­impresario en producer Serge Diaghilev, al ­geruime tijd de talk of the town in Parijs. Het was tijd voor een productie met een kersverse partituur van een prominente Russische componist, met een libretto vol van de bovennatuurlijke magie van Russische sprookjes en folklore: De vuurvogel. Diaghilev vroeg eerst gearriveerde namen als Nicolaj Tsjerepnin en Anatoli Ljadov. Maar de eerste kon niet door één deur met choreograaf Michail Fokine, en Ljadov, hoewel een uitstekende componist, ging altijd al gebukt onder een fatale combinatie van luiheid en genadeloze zelfkritiek. Het project leek te stranden, maar Diaghilev was er de man niet naar op te geven en had een ongelofelijke neus voor jong talent. Hij vroeg de jonge en onbekende Igor Stravinsky, en the rest is history. Het werd het begin van een samenwerking die de loop van de muziekgeschiedenis bepaald heeft – na De vuurvogel volgden in razend tempo Petroesjka en Le sacre du printemps.
Vandaag geldt Le sacre du printemps als een soort atoombom die de weg voor de moderne muziek heeft vrijgemaakt. Maar het is een misverstand te denken dat Stravinsky zijn carrière al als radicaal begon. Hij absorbeerde juist tot in de finesses de lessen van zijn leermeester Nikolaj Rimski-Korsakov. Over orkestbehandeling en kleur, over de ongekende nieuwe mogelijkheden van niet-westerse toonladders. Met De vuurvogel streefde Stravinsky zijn leermeester op die gebieden spectaculair voorbij alvorens echt zijn eigen pad te kiezen (waarbij hij de lessen van zijn leermeester trouwens nooit vergat!).

Alle mogelijkheden van het symfonieorkest worden uit de kast getrokken om het verhaal van de boze tovenaar Kastsjei, de door betovering willoos gemaakte prinsessen, de held Ivan en zijn magische helper de Vuurvogel te schilderen, in schemerachtige, exotische kleuren. De kwaadaardige tovenarij krijgt ongebruikelijke chromatische harmonieën en vervreemdende toonladders mee, de sterfelijke helden eenvoudige maar prachtige melodische vondsten ontleend aan Russische volksmuziek. Het personage van de Vuurvogel lijkt zich precies tussen die twee werelden te bevinden.

Stravinsky lijkt de rest van zijn leven een haat-liefdeverhouding te hebben gehad met het vroege meesterwerk dat zijn carrière in gang zette. Soms sprak hij sarcastisch van ‘that big audience lollipop’ maar hij stelde wel tot drie keer toe suites uit het ballet samen die hij veelvuldig dirigeerde. Dat bleek ook zakelijk een zeer slimme zet, iets waar Stravinsky een fijne neus voor had. En toch lijkt dat niet de volledige verklaring voor zijn veelvuldig terugkeren naar De vuurvogel. Stravinsky was simpelweg niet in staat tot een artistiek compromis uit zakelijke overwegingen. Dat blijkt bijvoorbeeld wel uit het feit dat hij zich nooit met de filmindustrie in Hollywood heeft ingelaten, hoewel die hem daartoe vaak heeft geprobeerd te verleiden. Opvallend is bovendien hoe Stravinsky de nieuwste elementen uit zijn voortdurend veranderende stijl wist te integreren in de suites die hij maakte uit het ballet dat hij decennia eerder had geschreven.

In de suite die Stravinsky in 1945 samenstelde, gaat de held Ivan het duistere rijk van de boze tovenaar binnen. We horen onder meer de dans van de Vuurvogel, Ivan die hem vangt en een pas de deux ermee danst en een vederlicht scherzo van de betoverde prinsessen. Met een choquerende klap begint de helse dans van Kastsjeis monsters, die uitloopt op het wiegenlied waarmee de Vuurvogel de monsters magisch in slaap brengt (inclusief een oriëntaals aandoende fagotsolo). De majestueuze finale begint met een verre hoornsolo, geïnspireerd op Russische volksmuziek. De boze betovering is verbroken en alle schepselen in Kastsjei’s rijk ontwaken voor een stralende toekomst.

Igor Stravinsky

In 1910 waren Les Ballets Russes, het legendarische balletgezelschap van de al even legendarische ­impresario en producer Serge Diaghilev, al ­geruime tijd de talk of the town in Parijs. Het was tijd voor een productie met een kersverse partituur van een prominente Russische componist, met een libretto vol van de bovennatuurlijke magie van Russische sprookjes en folklore: De vuurvogel. Diaghilev vroeg eerst gearriveerde namen als Nicolaj Tsjerepnin en Anatoli Ljadov. Maar de eerste kon niet door één deur met choreograaf Michail Fokine, en Ljadov, hoewel een uitstekende componist, ging altijd al gebukt onder een fatale combinatie van luiheid en genadeloze zelfkritiek. Het project leek te stranden, maar Diaghilev was er de man niet naar op te geven en had een ongelofelijke neus voor jong talent. Hij vroeg de jonge en onbekende Igor Stravinsky, en the rest is history. Het werd het begin van een samenwerking die de loop van de muziekgeschiedenis bepaald heeft – na De vuurvogel volgden in razend tempo Petroesjka en Le sacre du printemps.
Vandaag geldt Le sacre du printemps als een soort atoombom die de weg voor de moderne muziek heeft vrijgemaakt. Maar het is een misverstand te denken dat Stravinsky zijn carrière al als radicaal begon. Hij absorbeerde juist tot in de finesses de lessen van zijn leermeester Nikolaj Rimski-Korsakov. Over orkestbehandeling en kleur, over de ongekende nieuwe mogelijkheden van niet-westerse toonladders. Met De vuurvogel streefde Stravinsky zijn leermeester op die gebieden spectaculair voorbij alvorens echt zijn eigen pad te kiezen (waarbij hij de lessen van zijn leermeester trouwens nooit vergat!).

Alle mogelijkheden van het symfonieorkest worden uit de kast getrokken om het verhaal van de boze tovenaar Kastsjei, de door betovering willoos gemaakte prinsessen, de held Ivan en zijn magische helper de Vuurvogel te schilderen, in schemerachtige, exotische kleuren. De kwaadaardige tovenarij krijgt ongebruikelijke chromatische harmonieën en vervreemdende toonladders mee, de sterfelijke helden eenvoudige maar prachtige melodische vondsten ontleend aan Russische volksmuziek. Het personage van de Vuurvogel lijkt zich precies tussen die twee werelden te bevinden.

Stravinsky lijkt de rest van zijn leven een haat-liefdeverhouding te hebben gehad met het vroege meesterwerk dat zijn carrière in gang zette. Soms sprak hij sarcastisch van ‘that big audience lollipop’ maar hij stelde wel tot drie keer toe suites uit het ballet samen die hij veelvuldig dirigeerde. Dat bleek ook zakelijk een zeer slimme zet, iets waar Stravinsky een fijne neus voor had. En toch lijkt dat niet de volledige verklaring voor zijn veelvuldig terugkeren naar De vuurvogel. Stravinsky was simpelweg niet in staat tot een artistiek compromis uit zakelijke overwegingen. Dat blijkt bijvoorbeeld wel uit het feit dat hij zich nooit met de filmindustrie in Hollywood heeft ingelaten, hoewel die hem daartoe vaak heeft geprobeerd te verleiden. Opvallend is bovendien hoe Stravinsky de nieuwste elementen uit zijn voortdurend veranderende stijl wist te integreren in de suites die hij maakte uit het ballet dat hij decennia eerder had geschreven.

In de suite die Stravinsky in 1945 samenstelde, gaat de held Ivan het duistere rijk van de boze tovenaar binnen. We horen onder meer de dans van de Vuurvogel, Ivan die hem vangt en een pas de deux ermee danst en een vederlicht scherzo van de betoverde prinsessen. Met een choquerende klap begint de helse dans van Kastsjeis monsters, die uitloopt op het wiegenlied waarmee de Vuurvogel de monsters magisch in slaap brengt (inclusief een oriëntaals aandoende fagotsolo). De majestueuze finale begint met een verre hoornsolo, geïnspireerd op Russische volksmuziek. De boze betovering is verbroken en alle schepselen in Kastsjei’s rijk ontwaken voor een stralende toekomst.

door Jeppe Moulijn

Biografie

Philharmonia, orkest

Philharmonia werd in 1945 opgericht, hoofdzakelijk als studio-­orkest voor de groeiende platenmarkt. Tegenwoordig nemen de musici ook veelvuldig muziek op voor films, games en VR-installaties. Sinds 1995 heeft het tachtigkoppige orkest zijn thuisbasis in de Royal Festival Hall in Southbank Centre in Londen, en het onderhoudt hechte banden met vele andere Engelse zalen en festivals.

Per seizoen 2021/2022 is Santtu-Matias Rouvali chef-dirigent (na een verbintenis van vier jaar als vaste gast), en eerste gastdirigent is sinds 2023 Marin Alsop; ereposities worden bekleed door de voormalige chef-dirigenten Esa-Pekka Salonen en Christoph von Dohnányi.

Vorig seizoen was violist Nemanja Radulović ‘featured artist’ van Philharmonia en danseres Vidya Patel ‘artist in residence’. Eerdere hechte samenwerkingen waren er met de violisten Pekka Kuusisto en Nicola Benedetti, cellist Sheku Kanneh-Mason, zangeres Julia Bullock, het multidisciplinaire collectief House of Absolute, klimaatactivist Love Ssega en sarodvirtuoos Soumik Datta. Philharmonia bracht muziek in première van onder anderen Richard Strauss, Peter Maxwell Davies, Errollyn Wallen, Kaija ­Saariaho en Laufey.

Verschillende digitale en maatschappelijke projecten werden bekroond met vier Royal Philharmonic Society Awards. Philharmonia’s internationale faam is mede te danken aan de uitgebreide discografie – sinds 2023 ook onder eigen label – en de opname van Beethovens Vijfde symfonie reist mee met het ruimteveer Voyager. Onder de recente buitenlandse hoogtepunten zijn tournees naar de Canarische Eilanden, Estland, Finland, Spanje, Colombia, ­China, Japan en de Verenigde Staten.

Het vorige optreden van Philharmonia in Het Concertgebouw was op 9 april 2024 met Sibelius’ Vijfde symfonie onder leiding van Santtu-­Matias Rouvali, in combinatie met Rachmaninoffs Tweede pianoconcert door Bruce Liu.

Santtu-Matias Rouvali, dirigent

Santtu-Matias Rouvali is chef-­dirigent van Philharmonia (sinds 2021, als zesde in de orkest­geschiedenis) en was dat ook acht seizoenen lang (2017-2025) van het Göteborg Symfonieorkest. Eredirigent is hij van het Tampere Philharmonisch Orkest in zijn thuisland Finland.

Zijn aanstelling als chef-dirigent bij Philharmonia begon hij met Human/Nature: Music for a Precious Planet, een serie geïnspireerd door de natuur en de rol van de kunsten in de aanpak van milieuproblemen.

In 2022 maakte Santtu-Matias Rouvali met Philharmonia zijn BBC Proms-debuut, en jaarlijks reizen dirigent en orkest naar het Mikkeli Festival in Finland. Santtu-Matias Rouvali was te gast bij gezelschappen als de Berliner Philharmoniker, de Wiener Symphoniker, de Münchner Philharmoniker, het Orchestre Philharmonique de Radio France, het Orchestra dell’Accademia Nazionale di Santa Cecilia en de orkesten van New York, Cleveland, Chicago en Los Angeles.

In januari 2020 maakte hij zijn debuut bij het Concertgebouworkest, waar hij terugkeerde in 2021, 2023 en 2024; bij de laatste keer, afgelopen maart, dirigeerde hij werken van Anna Clyne, Rachmaninoff en Sibelius. Santtu-Matias Rouvali bouwt gestaag aan een uitgebreide discografie met zijn orkesten in Londen en Tampere, en met het Göteborg Symfonieorkest voltooide hij een Sibelius-cyclus die goed was voor onder meer een Gramophone Editor’s Choice, een Preis der deutschen Schallplattenkritik en een Diapason d’Or. 

Santtu-Matias Rouvali, van oorsprong slagwerker, studeerde directie aan de Sibelius-Academie in Helsinki bij onder anderen Jorma Panula, Leif Segerstam en Hannu Lintu. Volgende maand, als Philharmonia tachtig jaar bestaat, leidt hij een grote tournee door de Verenigde Staten met als hoogtepunt een concert in Carnegie Hall in New York.

Víkingur Ólafsson, piano

Víkingur Ólafsson studeerde aan de Juilliard School in New York bij Jerome Lowenthal en Robert McDonald. Zijn vaak conceptuele solo-­albums – bijvoorbeeld Debussy Rameau (2020), Mozart & Contemporaries (2021), From Afar (2022) – leverden al meer dan een miljard streams op.

Na een wereldtournee in 2023/2024 met negentig uitvoeringen van Bachs Goldberg-variaties won Víkingur Ólafsson met zijn opname daarvan in 2025 een Grammy in de cate­gorie Best Classical Instrumental Solo.

Andere belangrijke onderscheidingen zijn de Rolf Schock Music Prize, de Orde van de Valk (de IJslandse ridderorde) en de Icelandic Export Award, en zowel bij Gramophone als bij Musical America was hij ‘artist of the year’. Afgelopen seizoen was de IJslandse pianist artist in residence bij de Tonhalle Zürich en de Royal Stockholm Philharmonic, en focusartiest bij de Wiener Musikverein. Bovendien tourde hij met The Cleveland Orchestra en het London Philharmonic Orchestra, was hij met de Berliner Philharmoniker te gast op de BBC Proms en keerde hij terug bij de New York Philharmonic. Ook bundelde hij zijn krachten met Yuja Wang voor duorecitals in Europa en Noord-Amerika.

In januari van dit jaar verzorgde Víkingur Ólafsson met het San Francisco Symphony Orchestra de wereldpremière van het pianoconcert After the Fall, dat John Adams voor hem componeerde, en afgelopen voorjaar tourde hij in de Verenigde Staten en Europa met een nieuw solorecital ron­dom Beethovens opus 109. Víkingur Ólafssons vorige optreden in Het Concertgebouw was op 28 maart 2023 in het Pianoconcert van Grieg met het St. Louis Symphony Orchestra onder leiding van Stéphane Denève.