Nog geen account of wachtwoord vergeten? Klik hier

Concertprogramma

Concertprogramma

Patey, Milstein, Viersen, Van Bellen en Kovalev in Brahms en Mozart

Patey, Milstein, Viersen, Van Bellen en Kovalev in Brahms en Mozart

Kleine Zaal
30 november 2023
20.15 uur

Print dit programma

Olivier Patey klarinet
Maria Milstein viool
Mathieu van Bellen viool
Georgy Kovalev altviool
Quirine Viersen cello

Dit concert maakt deel uit van de series Strijkers met Variatie.

Ook interessant:
- Wat zit er in de koffer van Olivier Patey?

Wolfgang Amadeus Mozart (1756-1791)

Klarinetkwintet in A gr.t., KV 581 ‘Stadler’ (1789)
Allegro
Larghetto
Menuetto
Allegretto con variazioni

pauze ± 20.50 uur

Johannes Brahms (1833-1897)

Klarinetkwintet in b kl.t., op. 115 (1891)
Allegro
Adagio – Piu lento
Andantino – Presto non assai ma con sentimento
Con moto – Un poco meno mosso

einde ± 21.55 uur

Kleine Zaal 30 november 2023 20.15 uur

Olivier Patey klarinet
Maria Milstein viool
Mathieu van Bellen viool
Georgy Kovalev altviool
Quirine Viersen cello

Dit concert maakt deel uit van de series Strijkers met Variatie.

Ook interessant:
- Wat zit er in de koffer van Olivier Patey?

Wolfgang Amadeus Mozart (1756-1791)

Klarinetkwintet in A gr.t., KV 581 ‘Stadler’ (1789)
Allegro
Larghetto
Menuetto
Allegretto con variazioni

pauze ± 20.50 uur

Johannes Brahms (1833-1897)

Klarinetkwintet in b kl.t., op. 115 (1891)
Allegro
Adagio – Piu lento
Andantino – Presto non assai ma con sentimento
Con moto – Un poco meno mosso

einde ± 21.55 uur

Toelichting

Wolfgang Amadeus Mozart (1756-179)

Klarinetkwintet in A groot

door Agnes van der Horst

Wolfgang Amadeus Mozart maakte kennis met de klarinet toen hij eind jaren 1780 in Mannheim vertoefde. De keurvorst van de Duitse stadstaat was een groot muziekliefhebber. In zijn hoforkest speelden de beste instrumentalisten van Europa. Bovendien had het – waarschijnlijk als eerste orkest – klarinetten, die werden bespeeld door een paar fantastische musici: de gebroeders Johann en Anton Stadler. Geen wonder dat Mozart in Mannheim (waar hij ook nog verliefd werd op zijn latere bruid Constanze Weber) een aanstelling probeerde te krijgen. Dat lukte niet. Hij moest van zijn vader verder op zijn Europese reis.

Toen Wolfgang een paar jaar later met zijn Constanze in Wenen woonde, kwam hij daar – ongetwijfeld tot zijn grote plezier – Anton Stadler weer tegen. De klarinettist, inmiddels gepromoveerd tot lid van het keizerlijke hoforkest, was altijd op zoek naar verbeteringen aan zijn instrument. Hij bouwde de vroege klarinet (de chalumeau) uit tot een instrument dat wel wat wegheeft van de nu veel gebruikte a-klarinet. Voor dit instrument en zijn virtuoze bespeler componeerde Mozart zijn Klarinetkwintet in A groot en het net zo beroemde Klarinetconcert.

Het Klarinetkwintet werd gecomponeerd in september 1789 en uitgevoerd tijdens een kerstconcert in Wenen op 22 december van dat jaar. Is het vanwege deze gelegenheid dat de muziek van het kwin­tet zo eenvoudig, lyrisch en zo weergaloos ‘schoon’ klinkt, of is die vloeiende zangerigheid van het werk ontstaan doordat Mozart in diezelfde periode werkte aan zijn opera Così fan tutte? Er klinkt zonnige tederheid en serene blijmoedigheid uit alle delen van dit werk.

Wolfgang Amadeus Mozart maakte kennis met de klarinet toen hij eind jaren 1780 in Mannheim vertoefde. De keurvorst van de Duitse stadstaat was een groot muziekliefhebber. In zijn hoforkest speelden de beste instrumentalisten van Europa. Bovendien had het – waarschijnlijk als eerste orkest – klarinetten, die werden bespeeld door een paar fantastische musici: de gebroeders Johann en Anton Stadler. Geen wonder dat Mozart in Mannheim (waar hij ook nog verliefd werd op zijn latere bruid Constanze Weber) een aanstelling probeerde te krijgen. Dat lukte niet. Hij moest van zijn vader verder op zijn Europese reis.

Toen Wolfgang een paar jaar later met zijn Constanze in Wenen woonde, kwam hij daar – ongetwijfeld tot zijn grote plezier – Anton Stadler weer tegen. De klarinettist, inmiddels gepromoveerd tot lid van het keizerlijke hoforkest, was altijd op zoek naar verbeteringen aan zijn instrument. Hij bouwde de vroege klarinet (de chalumeau) uit tot een instrument dat wel wat wegheeft van de nu veel gebruikte a-klarinet. Voor dit instrument en zijn virtuoze bespeler componeerde Mozart zijn Klarinetkwintet in A groot en het net zo beroemde Klarinetconcert.

Het Klarinetkwintet werd gecomponeerd in september 1789 en uitgevoerd tijdens een kerstconcert in Wenen op 22 december van dat jaar. Is het vanwege deze gelegenheid dat de muziek van het kwin­tet zo eenvoudig, lyrisch en zo weergaloos ‘schoon’ klinkt, of is die vloeiende zangerigheid van het werk ontstaan doordat Mozart in diezelfde periode werkte aan zijn opera Così fan tutte? Er klinkt zonnige tederheid en serene blijmoedigheid uit alle delen van dit werk.

door Agnes van der Horst

Johannes Brahms 1833-1897

Brahms: Klarinetkwintet

door Agnes van der Horst

Schreef Mozart zijn mooiste klarinetwerken aan het eind van zijn leven (zonder dat hij dat wist), Johannes Brahms componeerde ze toen hij dacht dat hij aan het eind van zijn leven was - maar nog zeker zes jaar te gaan zou hebben. In 1890 leek het of de inspiratie Brahms voorgoed in de steek had gelaten. In de zomer van dat jaar stuurde hij zijn uitgever een gewijzigde versie van zijn Tweede strijkkwintet. In de bijbehorende brief schreef hij: ‘Met deze notitie kunt u afscheid nemen van mijn muziek, want het is hoog tijd om te stoppen.’ Brahms, 57 jaar, leek wel levensmoe. Hij maakte zelfs zijn testament op. Maar toen kwam hij ‘zijn Stadler’ tegen: Richard Mühlfeld, soloklarinettist van het hoforkest van Meiningen. Op het muziekfestival dat Brahms in die stad bezocht, speelde Mühlfeld, onder meer, het Klarinetkwintet van Mozart. Dat deed hij zo goed en gepassioneerd dat hij er de bijna verdwenen inspiratie en werklust van Brahms nieuw leven mee inblies.

De eerder zo levensmoe lijkende componist schreef meteen twee stukken met een hoofdrol voor de klarinet. Op 12 juli 1891 was het Trio voor piano, klarinet en cello voltooid. Twaalf dagen later schreef Brahms aan een vriend dat dit trio ‘een tweelingbroer kreeg van een nog veel grotere dwaasheid’. Die ‘viel grosseren Dummheit’ (een typisch brahmsiaans understatement) betrof het schitterende Klarinetkwintet in b klein, opus 115. Het meeslepende zwierige eerste deel wisselt energieke episodes af met lieflijke. Het mijmerende, rapsodische tweede deel klinkt alsof de noten vanzelf en meteen in de meest perfecte volgorde op het muziekpapier zijn gestroomd. Sterker nog dan bij het Menuetto van Mozart heeft dit deel folkloristische invloeden. Het is opgebouwd uit twee zangerige secties die worden onderbroken door bruisende zigeunermuziek (Presto non assai ma con sentimento). Net als het slotdeel van Mozarts klarinetkwintet eindigt ook dat van Brahms met variaties.

De toon van Brahms is donkerder dan die van Mozart en de compositie is complexer. De muziek van Mozart en zijn tijdgenoten is meestal gebaseerd op een of meer duidelijk afgebakende thema’s die na een doorwerking al dan niet gewijzigd terugkomen. Brahms betrekt naast thema’s ook kleine elementen als intervallen en motiefjes in dit spel. Met de ‘tweeling’ van trio en kw­intet was Brahms’ bewondering voor het instrument en het spel van zijn vriend Richard Mühlfeld (die hij goedmoedig grappend ‘Fraulein Klarinette’ noemde) overigens nog niet over. In 1894 componeerde hij nóg een klarinet-tweeling: de twee Klarinetsonates, opus 120. 

Schreef Mozart zijn mooiste klarinetwerken aan het eind van zijn leven (zonder dat hij dat wist), Johannes Brahms componeerde ze toen hij dacht dat hij aan het eind van zijn leven was - maar nog zeker zes jaar te gaan zou hebben. In 1890 leek het of de inspiratie Brahms voorgoed in de steek had gelaten. In de zomer van dat jaar stuurde hij zijn uitgever een gewijzigde versie van zijn Tweede strijkkwintet. In de bijbehorende brief schreef hij: ‘Met deze notitie kunt u afscheid nemen van mijn muziek, want het is hoog tijd om te stoppen.’ Brahms, 57 jaar, leek wel levensmoe. Hij maakte zelfs zijn testament op. Maar toen kwam hij ‘zijn Stadler’ tegen: Richard Mühlfeld, soloklarinettist van het hoforkest van Meiningen. Op het muziekfestival dat Brahms in die stad bezocht, speelde Mühlfeld, onder meer, het Klarinetkwintet van Mozart. Dat deed hij zo goed en gepassioneerd dat hij er de bijna verdwenen inspiratie en werklust van Brahms nieuw leven mee inblies.

De eerder zo levensmoe lijkende componist schreef meteen twee stukken met een hoofdrol voor de klarinet. Op 12 juli 1891 was het Trio voor piano, klarinet en cello voltooid. Twaalf dagen later schreef Brahms aan een vriend dat dit trio ‘een tweelingbroer kreeg van een nog veel grotere dwaasheid’. Die ‘viel grosseren Dummheit’ (een typisch brahmsiaans understatement) betrof het schitterende Klarinetkwintet in b klein, opus 115. Het meeslepende zwierige eerste deel wisselt energieke episodes af met lieflijke. Het mijmerende, rapsodische tweede deel klinkt alsof de noten vanzelf en meteen in de meest perfecte volgorde op het muziekpapier zijn gestroomd. Sterker nog dan bij het Menuetto van Mozart heeft dit deel folkloristische invloeden. Het is opgebouwd uit twee zangerige secties die worden onderbroken door bruisende zigeunermuziek (Presto non assai ma con sentimento). Net als het slotdeel van Mozarts klarinetkwintet eindigt ook dat van Brahms met variaties.

De toon van Brahms is donkerder dan die van Mozart en de compositie is complexer. De muziek van Mozart en zijn tijdgenoten is meestal gebaseerd op een of meer duidelijk afgebakende thema’s die na een doorwerking al dan niet gewijzigd terugkomen. Brahms betrekt naast thema’s ook kleine elementen als intervallen en motiefjes in dit spel. Met de ‘tweeling’ van trio en kw­intet was Brahms’ bewondering voor het instrument en het spel van zijn vriend Richard Mühlfeld (die hij goedmoedig grappend ‘Fraulein Klarinette’ noemde) overigens nog niet over. In 1894 componeerde hij nóg een klarinet-tweeling: de twee Klarinetsonates, opus 120. 

door Agnes van der Horst

Wolfgang Amadeus Mozart (1756-179)

Klarinetkwintet in A groot

door Agnes van der Horst

Wolfgang Amadeus Mozart maakte kennis met de klarinet toen hij eind jaren 1780 in Mannheim vertoefde. De keurvorst van de Duitse stadstaat was een groot muziekliefhebber. In zijn hoforkest speelden de beste instrumentalisten van Europa. Bovendien had het – waarschijnlijk als eerste orkest – klarinetten, die werden bespeeld door een paar fantastische musici: de gebroeders Johann en Anton Stadler. Geen wonder dat Mozart in Mannheim (waar hij ook nog verliefd werd op zijn latere bruid Constanze Weber) een aanstelling probeerde te krijgen. Dat lukte niet. Hij moest van zijn vader verder op zijn Europese reis.

Toen Wolfgang een paar jaar later met zijn Constanze in Wenen woonde, kwam hij daar – ongetwijfeld tot zijn grote plezier – Anton Stadler weer tegen. De klarinettist, inmiddels gepromoveerd tot lid van het keizerlijke hoforkest, was altijd op zoek naar verbeteringen aan zijn instrument. Hij bouwde de vroege klarinet (de chalumeau) uit tot een instrument dat wel wat wegheeft van de nu veel gebruikte a-klarinet. Voor dit instrument en zijn virtuoze bespeler componeerde Mozart zijn Klarinetkwintet in A groot en het net zo beroemde Klarinetconcert.

Het Klarinetkwintet werd gecomponeerd in september 1789 en uitgevoerd tijdens een kerstconcert in Wenen op 22 december van dat jaar. Is het vanwege deze gelegenheid dat de muziek van het kwin­tet zo eenvoudig, lyrisch en zo weergaloos ‘schoon’ klinkt, of is die vloeiende zangerigheid van het werk ontstaan doordat Mozart in diezelfde periode werkte aan zijn opera Così fan tutte? Er klinkt zonnige tederheid en serene blijmoedigheid uit alle delen van dit werk.

Wolfgang Amadeus Mozart maakte kennis met de klarinet toen hij eind jaren 1780 in Mannheim vertoefde. De keurvorst van de Duitse stadstaat was een groot muziekliefhebber. In zijn hoforkest speelden de beste instrumentalisten van Europa. Bovendien had het – waarschijnlijk als eerste orkest – klarinetten, die werden bespeeld door een paar fantastische musici: de gebroeders Johann en Anton Stadler. Geen wonder dat Mozart in Mannheim (waar hij ook nog verliefd werd op zijn latere bruid Constanze Weber) een aanstelling probeerde te krijgen. Dat lukte niet. Hij moest van zijn vader verder op zijn Europese reis.

Toen Wolfgang een paar jaar later met zijn Constanze in Wenen woonde, kwam hij daar – ongetwijfeld tot zijn grote plezier – Anton Stadler weer tegen. De klarinettist, inmiddels gepromoveerd tot lid van het keizerlijke hoforkest, was altijd op zoek naar verbeteringen aan zijn instrument. Hij bouwde de vroege klarinet (de chalumeau) uit tot een instrument dat wel wat wegheeft van de nu veel gebruikte a-klarinet. Voor dit instrument en zijn virtuoze bespeler componeerde Mozart zijn Klarinetkwintet in A groot en het net zo beroemde Klarinetconcert.

Het Klarinetkwintet werd gecomponeerd in september 1789 en uitgevoerd tijdens een kerstconcert in Wenen op 22 december van dat jaar. Is het vanwege deze gelegenheid dat de muziek van het kwin­tet zo eenvoudig, lyrisch en zo weergaloos ‘schoon’ klinkt, of is die vloeiende zangerigheid van het werk ontstaan doordat Mozart in diezelfde periode werkte aan zijn opera Così fan tutte? Er klinkt zonnige tederheid en serene blijmoedigheid uit alle delen van dit werk.

door Agnes van der Horst

Johannes Brahms 1833-1897

Brahms: Klarinetkwintet

door Agnes van der Horst

Schreef Mozart zijn mooiste klarinetwerken aan het eind van zijn leven (zonder dat hij dat wist), Johannes Brahms componeerde ze toen hij dacht dat hij aan het eind van zijn leven was - maar nog zeker zes jaar te gaan zou hebben. In 1890 leek het of de inspiratie Brahms voorgoed in de steek had gelaten. In de zomer van dat jaar stuurde hij zijn uitgever een gewijzigde versie van zijn Tweede strijkkwintet. In de bijbehorende brief schreef hij: ‘Met deze notitie kunt u afscheid nemen van mijn muziek, want het is hoog tijd om te stoppen.’ Brahms, 57 jaar, leek wel levensmoe. Hij maakte zelfs zijn testament op. Maar toen kwam hij ‘zijn Stadler’ tegen: Richard Mühlfeld, soloklarinettist van het hoforkest van Meiningen. Op het muziekfestival dat Brahms in die stad bezocht, speelde Mühlfeld, onder meer, het Klarinetkwintet van Mozart. Dat deed hij zo goed en gepassioneerd dat hij er de bijna verdwenen inspiratie en werklust van Brahms nieuw leven mee inblies.

De eerder zo levensmoe lijkende componist schreef meteen twee stukken met een hoofdrol voor de klarinet. Op 12 juli 1891 was het Trio voor piano, klarinet en cello voltooid. Twaalf dagen later schreef Brahms aan een vriend dat dit trio ‘een tweelingbroer kreeg van een nog veel grotere dwaasheid’. Die ‘viel grosseren Dummheit’ (een typisch brahmsiaans understatement) betrof het schitterende Klarinetkwintet in b klein, opus 115. Het meeslepende zwierige eerste deel wisselt energieke episodes af met lieflijke. Het mijmerende, rapsodische tweede deel klinkt alsof de noten vanzelf en meteen in de meest perfecte volgorde op het muziekpapier zijn gestroomd. Sterker nog dan bij het Menuetto van Mozart heeft dit deel folkloristische invloeden. Het is opgebouwd uit twee zangerige secties die worden onderbroken door bruisende zigeunermuziek (Presto non assai ma con sentimento). Net als het slotdeel van Mozarts klarinetkwintet eindigt ook dat van Brahms met variaties.

De toon van Brahms is donkerder dan die van Mozart en de compositie is complexer. De muziek van Mozart en zijn tijdgenoten is meestal gebaseerd op een of meer duidelijk afgebakende thema’s die na een doorwerking al dan niet gewijzigd terugkomen. Brahms betrekt naast thema’s ook kleine elementen als intervallen en motiefjes in dit spel. Met de ‘tweeling’ van trio en kw­intet was Brahms’ bewondering voor het instrument en het spel van zijn vriend Richard Mühlfeld (die hij goedmoedig grappend ‘Fraulein Klarinette’ noemde) overigens nog niet over. In 1894 componeerde hij nóg een klarinet-tweeling: de twee Klarinetsonates, opus 120. 

Schreef Mozart zijn mooiste klarinetwerken aan het eind van zijn leven (zonder dat hij dat wist), Johannes Brahms componeerde ze toen hij dacht dat hij aan het eind van zijn leven was - maar nog zeker zes jaar te gaan zou hebben. In 1890 leek het of de inspiratie Brahms voorgoed in de steek had gelaten. In de zomer van dat jaar stuurde hij zijn uitgever een gewijzigde versie van zijn Tweede strijkkwintet. In de bijbehorende brief schreef hij: ‘Met deze notitie kunt u afscheid nemen van mijn muziek, want het is hoog tijd om te stoppen.’ Brahms, 57 jaar, leek wel levensmoe. Hij maakte zelfs zijn testament op. Maar toen kwam hij ‘zijn Stadler’ tegen: Richard Mühlfeld, soloklarinettist van het hoforkest van Meiningen. Op het muziekfestival dat Brahms in die stad bezocht, speelde Mühlfeld, onder meer, het Klarinetkwintet van Mozart. Dat deed hij zo goed en gepassioneerd dat hij er de bijna verdwenen inspiratie en werklust van Brahms nieuw leven mee inblies.

De eerder zo levensmoe lijkende componist schreef meteen twee stukken met een hoofdrol voor de klarinet. Op 12 juli 1891 was het Trio voor piano, klarinet en cello voltooid. Twaalf dagen later schreef Brahms aan een vriend dat dit trio ‘een tweelingbroer kreeg van een nog veel grotere dwaasheid’. Die ‘viel grosseren Dummheit’ (een typisch brahmsiaans understatement) betrof het schitterende Klarinetkwintet in b klein, opus 115. Het meeslepende zwierige eerste deel wisselt energieke episodes af met lieflijke. Het mijmerende, rapsodische tweede deel klinkt alsof de noten vanzelf en meteen in de meest perfecte volgorde op het muziekpapier zijn gestroomd. Sterker nog dan bij het Menuetto van Mozart heeft dit deel folkloristische invloeden. Het is opgebouwd uit twee zangerige secties die worden onderbroken door bruisende zigeunermuziek (Presto non assai ma con sentimento). Net als het slotdeel van Mozarts klarinetkwintet eindigt ook dat van Brahms met variaties.

De toon van Brahms is donkerder dan die van Mozart en de compositie is complexer. De muziek van Mozart en zijn tijdgenoten is meestal gebaseerd op een of meer duidelijk afgebakende thema’s die na een doorwerking al dan niet gewijzigd terugkomen. Brahms betrekt naast thema’s ook kleine elementen als intervallen en motiefjes in dit spel. Met de ‘tweeling’ van trio en kw­intet was Brahms’ bewondering voor het instrument en het spel van zijn vriend Richard Mühlfeld (die hij goedmoedig grappend ‘Fraulein Klarinette’ noemde) overigens nog niet over. In 1894 componeerde hij nóg een klarinet-tweeling: de twee Klarinetsonates, opus 120. 

door Agnes van der Horst

Biografie

Olivier Patey, klarinet

Olivier Patey is soloklarinettist van het Concertgebouworkest sinds augustus 2013. De in Lille geboren klarinettist studeerde aan de conservatoria van Lille en Rueil-Malmaison en vervolgde zijn opleiding bij Michel ­Arrignon aan het Conservatoire Supérieur de Paris. Nadat hij in 2005 afstudeerde volgde hij er nog twee jaar een ‘perfectionnement’-opleiding.

Olivier Patey speelde regelmatig bij de Opéra de Paris en bij het Orchestre Philharmonique de Radio France. Hij was prijswinnaar van de Internationale Musikwettbewerb der ARD en het Carl Nielsen-concours. Als solist werkte hij met onder meer het Symphonie­orchester des Bayerischen Rundfunks, het Münchener Kammerorchester en het Praags Filharmonisch Orkest. Van 2005 tot 2013 speelde Olivier Patey bij het Mahler Chamber Orchestra in Berlijn, sinds 2009 als aanvoerder van de klarinetten. Ook was hij lid van het ­Lucerne Festival Orchestra en (van 2012 tot 2013) soloklarinettist van het Rotterdams Philharmonisch Orkest. Bij het Concertgebouworkest soleerde hij in januari 2015 in Debussy’s Eerste ­rapsodie onder leiding van Tan Dun. Olivier Patey is aan Arties Festival in Mumbai verbonden als medeoprichter van het label Arties Records. Hij bespeelt klarinetten van Buffet Crampon, en buxushouten klarinetten van Schwenk & Seggelke die voor hem gebouwd zijn en hem met steun van particuliere donateurs in bruikleen zijn gegeven via de Foundation Concertgebouworkest.

Maria Milstein, viool

Maria Milstein werd geboren in een muziekfamilie in Moskou en groeide op in Frankrijk. In Amsterdam studeerde ze bij Ilya Grubert, in Londen bij David Takeno en aan de Koningin Elisabeth Muziekkapel bij Augustin Dumay. In 2016 ontving ze een Borletti-Buitoni Trust Fellowship en in 2018 de Nederlandse Muziekprijs.

Als lid van het Van Baerle Trio werd ze gelauwerd tijdens het ARD Concours in München (2013), het Vriendenkrans Concours/Het Debuut (2011) en het Lyon Internationaal Kamermuziek Concours (2011); in 2012 kreeg het trio de Kersjesprijs.

Maria Milstein soleerde bij het Nationaal Orkest van België, Amsterdam Sinfonietta, het Radio Filharmonisch Orkest en – afgelopen zomer – het Jeugdorkest Nederland. Met Phion en dirigent Otto Tausk bracht ze begin dit jaar de beide vioolconcerten van Prokofjev uit op cd. Voor opnames met haar Van Baerle Trio en in duo met haar zus Nathalia aan de piano won ze verschillende prijzen. Samen met Mathieu van Bellen richtte de violiste MuziekHaven op, een centrum voor kamermuziek in een historische houten kerk in Zaandam.

Maria Milstein geeft les aan het Conservatorium van Amsterdam en heeft van het Nationaal Muziekinstrumenten Fonds de ‘ex-­Herman Krebbers’-Bergonzi (Cremona, ca. 1750) te leen met een strijkstok van Léonard en François-Xavier Tourte (Parijs, ca. 1790).

Mathieu van Bellen, viool

Mathieu van Bellen studeerde in België bij Nico Baltussen, bij Jan Repko aan het Conservatorium van Amsterdam en Chetham’s School of Music in Manchester (dankzij een studiebeurs van de ­VandenEnde Foundation), in Londen bij Itzhak Rashkovsky en in Berlijn bij Ulf ­Wallin.

Hij was laureaat van de Yehudi Menuhin Competition, de Wieniawski Competition, het Prinses Christina Concours en het Nederlands Vioolconcours ‘Oskar Back’, en in 2018 werd hij String Player of the Year op het Royal College of Music.

In 2014 was zijn eerste solo-cd verschenen, in 2015 schreef hij de GrachtenfestivalPrijs op zijn naam en in 2017 debuteerde hij in de serie Jonge Nederlanders in de Kleine Zaal.

Orkestervaring deed de violist op toen hij in 2014 concertmeester was van het European Union Youth Orchestra onder leiding van Vasily Petrenko en Vladimir Ashkenazy. Als solist werd hij uitgenodigd door bijvoorbeeld het Nationaal Orkest van België, Southbank Sinfonia en de Camerata Athena.

Mathieu van Bellen is een fervent kamermusicus en vormt sinds 2012 met de broers Ori en Omri Epstein het Busch Trio (Kersjesprijs 2016). Het ensemble is vernoemd naar violist/dirigent/componist Adolf Busch (1891-1952), wiens Guadagnini-­viool (Turijn, 1783) Mathieu van Bellen bespeelt.

In 2014 richtte hij het Scaldis Kamermuziek Festival op in zijn ­geboortestreek in Zeeuws-Vlaanderen en in 2017 werd hij artistiek directeur van het Reizend Muziek Gezelschap.

Georgy Kovalev, altviool

De Russisch-Duitse altviolist Georgy Kovalev kwam ter wereld in Tbilisi, de hoofdstad van Georgië. Hij was een leerling van Yuri Bashmet in Moskou en van Matthias Buchholz in Keulen, en studeerde vervolgens aan de Kronberg Academy bij Nobuko Imai en aan de Hochschule für Musik Hanns Eisler bij Tabea Zimmermann.

De altist won prijzen van de Yuri Bashmet International Viola Competition in Moskou, de Tokyo International Viola Competition en de Johannes Brahms Wettbewerb. Inmiddels trad hij als solist op met gezelschappen als de New Japan Philharmonic, het Münchener Kammerorchester en de Kremerata Baltica.

Hij heeft een grote liefde voor kamermuziek, wat zich uitte in concerten met Christian Tetzlaff, Steven Isserlis, Yuri Bashmet, Fazıl Say, Frans Helmerson, Emanuel Ax en Jörg Widmann en uitnodigingen van evenementen als de Schubertiade, het Verbier Festival, het Ravinia Festival, de Heidelberger Frühling en het Rheingau Festival.

Bovendien maakt Georgy Kovalev deel uit van het Corneille Piano Quartet en vormt hij een strijktrio met violist Stephen Waarts en celliste Ella van Poucke.

Georgy Kovalev bespeelt een instrument uit 1820 van de Londense bouwer Bernhard Simon Fendt.

In de Kleine Zaal trad hij eerder op met de Amsterdam Sinfonietta Solisten; sinds 2021 is hij aanvoerder van de altviolen van dat strijkorkest.

Quirine Viersen, cello

Quirine Viersen kreeg haar eerste cellolessen van haar vader Yke Viersen, cellist in het Concertgebouworkest van 1971 tot 2014. Ze studeerde bij Jean Decroos en Dmitri Ferschtman aan het Conservatorium van Amsterdam en bij Heinrich Schiff aan het Mozarteum in Salzburg.

De celliste won prijzen op het Rostropovich Concours (Parijs 1990), het Internationale Celloconcours (Helsinki 1991) en het Tsjaikovski Concours (Moskou 1994), en in 1994 kreeg ze de Nederlandse Muziekprijs. Quirine Viersen soleerde bij de Wiener Philharmoniker, het Concertgebouworkest, het Nederlands Philharmonisch Orkest en het Filharmonisch Orkest van Sint-Petersburg.

Na een bijna twintigjarige samenwerking met ­pianiste Silke Avenhaus ging ze nieuwe duoverbanden aan met Enrico Pace (Kleine Zaal oktober 2019) en Thomas Beijer (Kleine Zaal oktober 2021), en in november vorig jaar was ze in de Kleine Zaal te gast in een kwintet met onder anderen pianist Severin von ­Eckardstein en altvioliste Isabelle van Keulen.

Quirine Viersen bespeelt de ‘Joseph Guarnerius Filius Andreae’ uit 1715, ter beschikking gesteld door het Nationaal Muziekinstrumenten Fonds. Heinrich Schiff deed haar een van zijn strijkstokken cadeau.