Mijn worsteling met Russische muziek
door Rutger Helmers 07 dec. 2025 07 december 2025
In een wereld vol conflicten is het moeilijk, zo niet onmogelijk, neutraal over muziek te schrijven. Musicoloog en Preludium-auteur Rutger Helmers schrijft over zijn persoonlijke worsteling met de Russische muziek.
In haar bestseller Monsters heeft Claire Dederer het over ‘the stain’, de smet. Wat moeten we aan met kunst waar we aan gehecht zijn, die ons raakt, ons misschien zelfs niet loslaat, maar die ook, door omstandigheden, besmet is geraakt? Waar Dederer in haar boek worstelt met de persoonlijke wandaden van kunstenaars en artiesten – van Richard Wagner tot Michael Jackson – en de ethische dilemma’s die daaruit voortkomen, worstel ik sinds februari 2022 met het Russische klassieke repertoire.
Muziek waar ik als muziekhistoricus jarenlang mijn energie aan heb gewijd, die ik uitvoerig heb beluisterd, verzameld, onderzocht en waarvoor ik heb geprobeerd begrip en interesse te wekken, is een bron van diep ongemak geworden. Het schrijven van programmatoelichtingen voor concerten met Russische muziek, wat ik in het verleden altijd met plezier heb gedaan, staat me nu tegen. Vandaar, in plaats daarvan, deze poging om niet alleen lucht te geven aan wat me dwars zit, maar ook om de lezers van Preludium achtergronden te geven waar binnen de beperking van concerttoelichtingen geen ruimte voor is.
De reacties nemen gemakkelijk het karakter aan van morele paniek
Komt de schijnbare onaantastbaarheid van hoge kunst niet soms ook neer op morele onverschilligheid?
Muziek is niet per definitie onschuldig
Ruslands gewelddadige invasie van buurland Oekraïne op 24 februari 2022 heeft veel losgemaakt in de wereld van de klassieke muziek, waaronder de vraag wat we in de huidige omstandigheden aan moeten met de Russische muziek. Die vraag ontaardt alleen al gauw in een discussie over cancelen, een term die garant staat voor ophef. Aan het begin van de invasie waren er enkele podia die Russische werken van hun programma’s haalden en daarmee felle kritiek oogstten. Het verzoek van de toenmalige Oekraïense minister van cultuur, Oleksandr Tkatsjenko, aan westerse bondgenoten om, net als in Oekraïne zelf, het Russische repertoire tijdelijk in de ban te doen, stuitte eveneens op het nodige onbegrip.
De reacties zijn vaak schromelijk overtrokken, en nemen gemakkelijk het karakter aan van morele paniek, zoals men dat in de sociologie noemt. Iemand die in elk geval niet schroomt om dergelijke sentimenten op te stoken, is Vladimir Poetin, die zich er in maart 2022, ruim voor Tkatsjenko’s oproep, niet alleen over beklaagde dat Tsjaikovski, Sjostakovitsj en Rachmaninoff in het Westen van de affiches werden gehaald, maar dat ‘ze ons hele duizendjarige land, ons volk, proberen te cancelen’, verwijzend naar nazi-boekverbrandingen en een ‘toenemende discriminatie van alles wat met Rusland te maken heeft’.
(On)schuld
Laten we vooropstellen dat het een ongekende aderlating voor de westerse cultuur zou zijn als alle Russische kunst daar blijvend uit zou verdwijnen, maar ook dat daar op geen moment werkelijk sprake van is geweest. Daarnaast wordt er vaak, en terecht, op gewezen dat het verbieden van kunst een kwalijke zaak is, en dat vrijheid in de kunsten juist iets is waar Oekraïne samen met het Westen voor moet strijden. Maar is de kous daarmee af? Maakt dat het moreel verheven om maar gewoon door te gaan met het spelen en beluisteren van dezelfde stukken als voorheen?
Het zou ons sieren als we de betekenissen en gevoelens die Russische muziek bij anderen oproept serieus nemen
Ik moet dezer dagen vaak denken aan de Amerikaanse muziekwetenschapper Richard Taruskin, die een storm van verontwaardiging over zich afriep door de vraag op te werpen of schijnbaar nobele principes over de onaantastbaarheid van hoge kunst niet ook soms neerkomen op morele onverschilligheid. Muziek, constateerde hij, is niet per definitie onschuldig. Muziek kan mensen beïnvloeden, mensen kwetsen, schade berokkenen. Anders dan in West-Europa is Russische muziek in Oost-Europese landen als Polen en Litouwen wel in hoge mate uit het publieke leven verdwenen, en naar het schijnt met brede consensus – een verschil dat ongetwijfeld te maken heeft met een gedeelde geschiedenis van Russische overheersing.
Om enigszins voorbij alle verwarring en verontwaardiging te komen, is het volgens mij belangrijk om twee dingen in het oog te houden. Ten eerste dat er, zoals Dederer opmerkt, geen formule bestaat om de morele en de artistieke kant van de zaak tegen elkaar af te wegen om te bepalen wanneer bepaalde kunst nog oké is; en ten tweede, dat muziek voor verschillende mensen verschillende dingen kan betekenen.
Een bizar voorbeeld van de oogkleppen die soms opgezet worden, was een aanklacht tegen het besluit van het Cardiff Philharmonic Orchestra om in maart 2022 Tsjaikovski’s 1812 Ouverture van hun programma te schrappen, waarin werd gesteld dat dit stuk juist ‘gepaster dan ooit’ was: was dit stuk immers niet tégen invasies, namelijk die van Napoleon? Dat iemand weigert te zien dat deze ouverture met zijn kanongebulder en ‘God, behoed de Tsaar’ tegelijkertijd glorieert in een Russische overwinning, en dat er op dat moment ook mensen waren die daar moeite mee hadden, gaat mijn voorstellingsvermogen te boven. Het zou ons sieren als we de betekenissen en gevoelens die Russische muziek bij anderen oproept – en gezien de omstandigheden bij Oekraïners in het bijzonder – serieus nemen.
Tsjaikovski in Marioepol
De oorlog in Oekraïne is ook een culturele oorlog, en muziek is een van de middelen waarmee die strijd gevoerd wordt. Klassieke muziek heeft hier een bijzondere positie in – al is het maar omdat het op een status kan bogen waar Russische popmuziek onmogelijk aan kan tippen – en is op allerlei manieren verknoopt geraakt met propaganda. Zo is het een gewoonte van Rusland geworden om tussen de smeulende resten van de steden die het leger heeft ingenomen, orkesten in te vliegen en daar voor een ongetwijfeld zorgvuldig geselecteerd publiek werken van componisten als Tsjaikovski en Sjostakovitsj ten gehore te brengen.
Het meest aanstootgevende geval is waarschijnlijk dat in Marioepol. Het zal bij velen nog in het geheugen gegrift staan: het theater waar voor de deur in het Russisch in reuzenletters ‘KINDEREN’ was geschreven om de honderden mensen die daarbinnen dekking zochten te beschermen, en dat desondanks werd gebombardeerd, volgens onderzoek van Amnesty International met opzet. Wat onder het Nederlandse publiek minder bekend zal zijn, is hoe in september 2022 het Kremlin-Orkest verscheen om voor de gehavende gevel de Vierde symfonie van Tsjaikovski te spelen, ongetwijfeld zinspelend op de thematiek en de bijnaam van dat stuk: ‘het noodlot’. ‘Mogen wij deze beproevingen doorstaan en elkaar vaker in het theater zien,’ deelde de Russische organisator de inwoners van Marioepol via de krant Rossijskaja gazeta mee. ‘Russische cultuur leeft in onze harten. En vandaag klinkt er Russische muziek in Russisch Marioepol.’
Kort na dit optreden verdween het theater achter hoge steigers bekleed met reusachtige afbeeldingen van vier negentiende-eeuwse literaire kopstukken, Alexander Poesjkin, Lev Tolstoj, Nikolaj Gogol en Taras Sjevtsjenko – Russen en Oekraïners gebroederlijk naast elkaar – terwijl de resten van het gebouw werden gesloopt en het herrees als Russisch Academisch Dramatheater van de Volksrepubliek Donetsk.
In haar bestseller Monsters heeft Claire Dederer het over ‘the stain’, de smet. Wat moeten we aan met kunst waar we aan gehecht zijn, die ons raakt, ons misschien zelfs niet loslaat, maar die ook, door omstandigheden, besmet is geraakt? Waar Dederer in haar boek worstelt met de persoonlijke wandaden van kunstenaars en artiesten – van Richard Wagner tot Michael Jackson – en de ethische dilemma’s die daaruit voortkomen, worstel ik sinds februari 2022 met het Russische klassieke repertoire.
Muziek waar ik als muziekhistoricus jarenlang mijn energie aan heb gewijd, die ik uitvoerig heb beluisterd, verzameld, onderzocht en waarvoor ik heb geprobeerd begrip en interesse te wekken, is een bron van diep ongemak geworden. Het schrijven van programmatoelichtingen voor concerten met Russische muziek, wat ik in het verleden altijd met plezier heb gedaan, staat me nu tegen. Vandaar, in plaats daarvan, deze poging om niet alleen lucht te geven aan wat me dwars zit, maar ook om de lezers van Preludium achtergronden te geven waar binnen de beperking van concerttoelichtingen geen ruimte voor is.
De reacties nemen gemakkelijk het karakter aan van morele paniek
Komt de schijnbare onaantastbaarheid van hoge kunst niet soms ook neer op morele onverschilligheid?
Muziek is niet per definitie onschuldig
Ruslands gewelddadige invasie van buurland Oekraïne op 24 februari 2022 heeft veel losgemaakt in de wereld van de klassieke muziek, waaronder de vraag wat we in de huidige omstandigheden aan moeten met de Russische muziek. Die vraag ontaardt alleen al gauw in een discussie over cancelen, een term die garant staat voor ophef. Aan het begin van de invasie waren er enkele podia die Russische werken van hun programma’s haalden en daarmee felle kritiek oogstten. Het verzoek van de toenmalige Oekraïense minister van cultuur, Oleksandr Tkatsjenko, aan westerse bondgenoten om, net als in Oekraïne zelf, het Russische repertoire tijdelijk in de ban te doen, stuitte eveneens op het nodige onbegrip.
De reacties zijn vaak schromelijk overtrokken, en nemen gemakkelijk het karakter aan van morele paniek, zoals men dat in de sociologie noemt. Iemand die in elk geval niet schroomt om dergelijke sentimenten op te stoken, is Vladimir Poetin, die zich er in maart 2022, ruim voor Tkatsjenko’s oproep, niet alleen over beklaagde dat Tsjaikovski, Sjostakovitsj en Rachmaninoff in het Westen van de affiches werden gehaald, maar dat ‘ze ons hele duizendjarige land, ons volk, proberen te cancelen’, verwijzend naar nazi-boekverbrandingen en een ‘toenemende discriminatie van alles wat met Rusland te maken heeft’.
(On)schuld
Laten we vooropstellen dat het een ongekende aderlating voor de westerse cultuur zou zijn als alle Russische kunst daar blijvend uit zou verdwijnen, maar ook dat daar op geen moment werkelijk sprake van is geweest. Daarnaast wordt er vaak, en terecht, op gewezen dat het verbieden van kunst een kwalijke zaak is, en dat vrijheid in de kunsten juist iets is waar Oekraïne samen met het Westen voor moet strijden. Maar is de kous daarmee af? Maakt dat het moreel verheven om maar gewoon door te gaan met het spelen en beluisteren van dezelfde stukken als voorheen?
Het zou ons sieren als we de betekenissen en gevoelens die Russische muziek bij anderen oproept serieus nemen
Ik moet dezer dagen vaak denken aan de Amerikaanse muziekwetenschapper Richard Taruskin, die een storm van verontwaardiging over zich afriep door de vraag op te werpen of schijnbaar nobele principes over de onaantastbaarheid van hoge kunst niet ook soms neerkomen op morele onverschilligheid. Muziek, constateerde hij, is niet per definitie onschuldig. Muziek kan mensen beïnvloeden, mensen kwetsen, schade berokkenen. Anders dan in West-Europa is Russische muziek in Oost-Europese landen als Polen en Litouwen wel in hoge mate uit het publieke leven verdwenen, en naar het schijnt met brede consensus – een verschil dat ongetwijfeld te maken heeft met een gedeelde geschiedenis van Russische overheersing.
Om enigszins voorbij alle verwarring en verontwaardiging te komen, is het volgens mij belangrijk om twee dingen in het oog te houden. Ten eerste dat er, zoals Dederer opmerkt, geen formule bestaat om de morele en de artistieke kant van de zaak tegen elkaar af te wegen om te bepalen wanneer bepaalde kunst nog oké is; en ten tweede, dat muziek voor verschillende mensen verschillende dingen kan betekenen.
Een bizar voorbeeld van de oogkleppen die soms opgezet worden, was een aanklacht tegen het besluit van het Cardiff Philharmonic Orchestra om in maart 2022 Tsjaikovski’s 1812 Ouverture van hun programma te schrappen, waarin werd gesteld dat dit stuk juist ‘gepaster dan ooit’ was: was dit stuk immers niet tégen invasies, namelijk die van Napoleon? Dat iemand weigert te zien dat deze ouverture met zijn kanongebulder en ‘God, behoed de Tsaar’ tegelijkertijd glorieert in een Russische overwinning, en dat er op dat moment ook mensen waren die daar moeite mee hadden, gaat mijn voorstellingsvermogen te boven. Het zou ons sieren als we de betekenissen en gevoelens die Russische muziek bij anderen oproept – en gezien de omstandigheden bij Oekraïners in het bijzonder – serieus nemen.
Tsjaikovski in Marioepol
De oorlog in Oekraïne is ook een culturele oorlog, en muziek is een van de middelen waarmee die strijd gevoerd wordt. Klassieke muziek heeft hier een bijzondere positie in – al is het maar omdat het op een status kan bogen waar Russische popmuziek onmogelijk aan kan tippen – en is op allerlei manieren verknoopt geraakt met propaganda. Zo is het een gewoonte van Rusland geworden om tussen de smeulende resten van de steden die het leger heeft ingenomen, orkesten in te vliegen en daar voor een ongetwijfeld zorgvuldig geselecteerd publiek werken van componisten als Tsjaikovski en Sjostakovitsj ten gehore te brengen.
Het meest aanstootgevende geval is waarschijnlijk dat in Marioepol. Het zal bij velen nog in het geheugen gegrift staan: het theater waar voor de deur in het Russisch in reuzenletters ‘KINDEREN’ was geschreven om de honderden mensen die daarbinnen dekking zochten te beschermen, en dat desondanks werd gebombardeerd, volgens onderzoek van Amnesty International met opzet. Wat onder het Nederlandse publiek minder bekend zal zijn, is hoe in september 2022 het Kremlin-Orkest verscheen om voor de gehavende gevel de Vierde symfonie van Tsjaikovski te spelen, ongetwijfeld zinspelend op de thematiek en de bijnaam van dat stuk: ‘het noodlot’. ‘Mogen wij deze beproevingen doorstaan en elkaar vaker in het theater zien,’ deelde de Russische organisator de inwoners van Marioepol via de krant Rossijskaja gazeta mee. ‘Russische cultuur leeft in onze harten. En vandaag klinkt er Russische muziek in Russisch Marioepol.’
Kort na dit optreden verdween het theater achter hoge steigers bekleed met reusachtige afbeeldingen van vier negentiende-eeuwse literaire kopstukken, Alexander Poesjkin, Lev Tolstoj, Nikolaj Gogol en Taras Sjevtsjenko – Russen en Oekraïners gebroederlijk naast elkaar – terwijl de resten van het gebouw werden gesloopt en het herrees als Russisch Academisch Dramatheater van de Volksrepubliek Donetsk.
Propaganda
Hoge cultuur als middel om de barbarij van de oorlog te verbloemen, en zelfs te verantwoorden: in Marioepol gebeurde het in de meest letterlijke en cynische zin, maar het is een vast onderdeel van de Russische politieke machine geworden. Een ‘grote’ Russische componist als Tsjaikovski is verworden tot een ‘merk van Poetin en de Sovjets’, zoals de Oekraïense musicologe Olena Kortsjova het heeft verwoord, en wordt systematisch opgevoerd als symbool van ‘de grootsheid, verhevenheid, spiritualiteit en het humanisme van de zogenaamde ‘Russische wereld’.’ Dit refrein is één reden – reden genoeg, zou ik zeggen – waarom concertprogramma’s met Russische muziek voor veel Oekraïners moeilijk te verdragen zijn.
Achter de propaganda van nu zitten bovendien langere, imperialistische geschiedenissen van ongelijkheid tussen de Russische cultuur en die van de andere volkeren in hun invloedssfeer. In het geval van Oekraïne kwam daar het idee bij dat er überhaupt niet zoiets als Oekraïense cultuur zou bestaan – een voorstelling van zaken die af en toe een handje geholpen moest worden door regelrechte repressie. Oekraïne vecht niet alleen voor politieke, maar ook voor culturele autonomie en voor het recht – de vrijheid – om niet langer de Russische taal en cultuur opgedrongen te krijgen.
Smetten
De vraag is, als de Russische canon tot een instrument van het Kremlin is geworden, wat dat voor ons in Nederland betekent. Eén probleem, wat mij betreft, is dat een klassiek concert al snel het karakter van een viering aanneemt – en dan klinkt Taruskin weer in mijn oren met de vraag: wat zijn we dan precies aan het vieren?
Uiteindelijk is het aan iedere luisteraar om zich per compositie, per situatie, een eigen oordeel te vormen
Een veelgehoorde suggestie is dat het mogelijk moet zijn ons dit repertoire toe te eigenen, en onze eigen interpretatie tegenover die van het hedendaagse Rusland te zetten, zoals de muziek van Beethoven in de Tweede Wereldoorlog voor de nazi’s gold als superieure Duitse cultuur, maar onder de geallieerden als symbool voor de Franse Revolutie en verzet. Hoe prachtig en wenselijk dit ook klinkt, het is gemakkelijker gezegd dan gedaan. Zoals Dederer uitlegt, is het hele punt van een smet dat je die niet zomaar weg kunt wensen. Er zitten verschillende dingen in de weg.
Een daarvan is dat het in het Westen lang de gewoonte is geweest om juist de ‘Russischheid’ van Russische muziek en de ‘tragische Russische ziel’ te benadrukken: die promotie van Russische componisten als mysterieus en exotisch, en het verheerlijken van hun nationaliteit, maakt het er niet eenvoudiger op om ze van Poetins gedachtegoed te scheiden. Daarnaast is het repertoire zelf ook historisch gezien op allerlei manieren verknoopt met nationalisme en imperialisme. Dit is niet per se kwalijker dan bij een hoop West-Europese muziek, maar wel akelig actueel, en bovendien is het imperialisme in de Russische muziek in vergelijking met dat westerse repertoire nog altijd onvoldoende aan de kaak gesteld. Als we in het reine willen komen met de verschillende vormen van historisch onrecht die nu aan het klassieke Russische repertoire kleven, dan kost dat werk en tijd.
Uiteindelijk is het aan iedere luisteraar, musicus en concertprogrammeur om zich per compositie, per situatie, een eigen oordeel te vormen. Maar dan het liefst goed geïnformeerd, oprecht en met oog voor de verschillende politieke implicaties. Voor mij betekent het in elk geval dat ik in de huidige omstandigheden niet over Russische klassieke muziek wil schrijven zonder het hele, ongemakkelijke, plaatje in ogenschouw te nemen, met smet en al. In mijn hoedanigheid is dat het minste dat ik kan doen.
In 2022, het jaar van de Russische invasie in Oekraïne, brak Rutger Helmers een lans voor Oekraïense muziek. Lees het artikel hier terug.
Propaganda
Hoge cultuur als middel om de barbarij van de oorlog te verbloemen, en zelfs te verantwoorden: in Marioepol gebeurde het in de meest letterlijke en cynische zin, maar het is een vast onderdeel van de Russische politieke machine geworden. Een ‘grote’ Russische componist als Tsjaikovski is verworden tot een ‘merk van Poetin en de Sovjets’, zoals de Oekraïense musicologe Olena Kortsjova het heeft verwoord, en wordt systematisch opgevoerd als symbool van ‘de grootsheid, verhevenheid, spiritualiteit en het humanisme van de zogenaamde ‘Russische wereld’.’ Dit refrein is één reden – reden genoeg, zou ik zeggen – waarom concertprogramma’s met Russische muziek voor veel Oekraïners moeilijk te verdragen zijn.
Achter de propaganda van nu zitten bovendien langere, imperialistische geschiedenissen van ongelijkheid tussen de Russische cultuur en die van de andere volkeren in hun invloedssfeer. In het geval van Oekraïne kwam daar het idee bij dat er überhaupt niet zoiets als Oekraïense cultuur zou bestaan – een voorstelling van zaken die af en toe een handje geholpen moest worden door regelrechte repressie. Oekraïne vecht niet alleen voor politieke, maar ook voor culturele autonomie en voor het recht – de vrijheid – om niet langer de Russische taal en cultuur opgedrongen te krijgen.
Smetten
De vraag is, als de Russische canon tot een instrument van het Kremlin is geworden, wat dat voor ons in Nederland betekent. Eén probleem, wat mij betreft, is dat een klassiek concert al snel het karakter van een viering aanneemt – en dan klinkt Taruskin weer in mijn oren met de vraag: wat zijn we dan precies aan het vieren?
Uiteindelijk is het aan iedere luisteraar om zich per compositie, per situatie, een eigen oordeel te vormen
Een veelgehoorde suggestie is dat het mogelijk moet zijn ons dit repertoire toe te eigenen, en onze eigen interpretatie tegenover die van het hedendaagse Rusland te zetten, zoals de muziek van Beethoven in de Tweede Wereldoorlog voor de nazi’s gold als superieure Duitse cultuur, maar onder de geallieerden als symbool voor de Franse Revolutie en verzet. Hoe prachtig en wenselijk dit ook klinkt, het is gemakkelijker gezegd dan gedaan. Zoals Dederer uitlegt, is het hele punt van een smet dat je die niet zomaar weg kunt wensen. Er zitten verschillende dingen in de weg.
Een daarvan is dat het in het Westen lang de gewoonte is geweest om juist de ‘Russischheid’ van Russische muziek en de ‘tragische Russische ziel’ te benadrukken: die promotie van Russische componisten als mysterieus en exotisch, en het verheerlijken van hun nationaliteit, maakt het er niet eenvoudiger op om ze van Poetins gedachtegoed te scheiden. Daarnaast is het repertoire zelf ook historisch gezien op allerlei manieren verknoopt met nationalisme en imperialisme. Dit is niet per se kwalijker dan bij een hoop West-Europese muziek, maar wel akelig actueel, en bovendien is het imperialisme in de Russische muziek in vergelijking met dat westerse repertoire nog altijd onvoldoende aan de kaak gesteld. Als we in het reine willen komen met de verschillende vormen van historisch onrecht die nu aan het klassieke Russische repertoire kleven, dan kost dat werk en tijd.
Uiteindelijk is het aan iedere luisteraar, musicus en concertprogrammeur om zich per compositie, per situatie, een eigen oordeel te vormen. Maar dan het liefst goed geïnformeerd, oprecht en met oog voor de verschillende politieke implicaties. Voor mij betekent het in elk geval dat ik in de huidige omstandigheden niet over Russische klassieke muziek wil schrijven zonder het hele, ongemakkelijke, plaatje in ogenschouw te nemen, met smet en al. In mijn hoedanigheid is dat het minste dat ik kan doen.
In 2022, het jaar van de Russische invasie in Oekraïne, brak Rutger Helmers een lans voor Oekraïense muziek. Lees het artikel hier terug.