Mateo Flecha: Ensaladas
door Axel Meijer 12 sep. 2025 12 september 2025
In de schaduw van nu bekendere renaissancecomponisten en in een politiek roerige tijd ontwikkelde de Catalaan Mateo Flecha ‘El Viejo’ een heel eigen genre, dat vooral voor vermaak moest zorgen. Zijn ensaladas zijn nog altijd smakelijke polyfone hapjes.
Mateo Flecha wordt in 1481 geboren in het Pradesgebergte, in Catalonië. Zijn naam wordt daarom ook wel in het Catalaans gespeld, als Mateu Fletxa. Hij groeit op in een, eufemistisch uitgedrukt, veelbewogen periode. Als hij een jaar of elf is vinden twee van de belangrijkste gebeurtenissen plaats uit de Spaanse Renaissance: de door huwelijk verbonden koningshuizen van Aragon en Castilië nemen na lange kruistochten Granada in, en daarmee het laatste bastion van de moslims in Spanje – met overigens gruwelijke gevolgen voor de islamitische en Joodse bevolking. Later in datzelfde jaar 1492 ‘ontdekt’ Christoffel Columbus per ongeluk de Bahama’s, waarmee letterlijk een Nieuwe Wereld opengaat.
Ook in cultureel opzicht is het een tijd van grote veranderingen voor Spanje, onder invloed van de Renaissance in Italië, waar de Spaanse koning Ferdinand II over steeds grotere gebieden heerst. Daar komt nog de verkiezing tot paus bij van twee Spanjaarden uit Valencia: Calixto III in 1455 en Alexander VI in, opnieuw, 1492. Beiden zijn lid van de schimmig-adellijke familie De Borja – beter bekend (en beruchter) als de Borgia’s. Zij onderhouden nauwe contacten met het Spaanse hof en dat bevordert de culturele uitwisseling verder, ook op muzikaal vlak.
Loopbaan
Volgens een korte negentiende-eeuwse biografie leert de jonge Mateo Flecha het vak in Barcelona, bij de kapelmeester van de kathedraal aldaar, Joan Castelló. Flecha maakt er kennis met de twee indertijd dominante muziekgenres, allebei vocaal: het motet en het madrigaal. Beide zijn sterk polyfoon, dat wil zeggen: de zangers, meestal vier tot zes, zingen elk afzonderlijk maar tegelijkertijd een eigen melodie. Het verschil is dat het bij een motet steeds om een religieuze tekst gaat, vrijwel altijd in het Latijn, en bij het madrigaal om wereldlijke liederen, vaak in de volkstaal. Motet en madrigaal ontwikkelen zich in de vijftiende en zestiende eeuw in Italië onder sterke invloed van strenggeleerde componisten uit de Lage Landen, aangetrokken door grotere carrièrekansen in het Zuiden: Guillaume Dufay en later Jacob Obrecht, bijvoorbeeld.
Fa ri ra ri ra ri ra / Fa ri ra ri ra ri ron etcetera. Later zet de componist vocale kanonnen in: bom bom peti pata bom bom; en dan musketten: tif tif tif tof!
In Catalonië klimt Mateo Flecha op tot kapelmeester. In de jaren 1523-1525 is hij verantwoordelijk voor de muziek in de Oude Kathedraal van Lleida. Daarna vertrekt hij naar Guadalajara, waar hij in dienst treedt van de steenrijke hertog Diego Hurtado de Mendoza, een bondgenoot van Ferdinands kleinzoon Karel. Deze latere Karel V is inmiddels de machtigste vorst van Europa. Hij is niet alleen koning van Spanje maar ook, onder veel meer, Heer der Nederlanden.
Klinkende hutspot
Waarschijnlijk ontwikkelt Flecha in Guadalajara het genre dat hij eigenhandig beroemd maakt: de ensalada, waarvan er elf zijn overgeleverd. De naam betekent letterlijk ‘salade’, een verwijzing naar de melange van verschillende stijlelementen en talen. Zo is de tekst van een ensalada nu eens hooggestemd en dan weer humoristisch, en staan Latijnse zinsneden net zo gemakkelijk naast Franse en Italiaanse als naast Spaanse strofen. Behalve door het madrigaal is Flecha in zijn ensaladas mogelijk nog beïnvloed door een ouder Frans genre, een soort muzikale potpourri met opvallend genoeg ook al een culinaire naam: de fricassée.
De ensaladas van Flecha zijn daarmee een zeer persoonlijke én typisch Spaanse variant op verschillende genres: de componist maakt gebruik van allerlei bestaande en bekende melodieën uit wereldlijke liederen, in een polyfone stijl; daarbij zijn de teksten religieus getint (als in een motet), met meestal een duidelijke verwijzing naar de geboorte van Christus – zoals in traditionele villancicos, oude Spaanse kerstliederen, een genre waarin Flecha ook veel schreef.
Vermaak en moraal
Dat klinkt alles bij elkaar misschien ingewikkeld, en druk, alsof muziek en tekst maar moeilijk te volgen zouden zijn. Maar niets is minder waar. Flecha’s ensaladas klinken juist opvallend eenvoudig en fris, vergeleken met de soms wel erg doorwrochte motetten en madrigalen van andere renaissancecomponisten, zeker die van latere generaties. Dat komt door Flecha’s keuze voor toegankelijke melodieën die zijn toehoorders veelal meteen mee zullen hebben kunnen neuriën. Maar ook een hedendaags publiek liggen ze nog altijd gemakkelijk in het gehoor. Daarbij hanteert Flecha, opnieuw anders dan veel collega’s, strakke, duidelijke ritmes, die de verstaanbaarheid enorm ten goede komen.
De ensaladas zijn dan ook in de eerste plaats bedoeld om te vermaken, zij het (als het even kan) op stichtelijke wijze. Daartoe zet Flecha alle mogelijke muzikale special effects in. Een uitstekend voorbeeld is La Guerra, waarschijnlijk een van de vroegere ensaladas. De vermoedelijke aanleiding is de strijd tegen de Ottomanen, die werden gezien als het vleesgeworden Kwaad. Het stuk gaat op het eerste gezicht over de strijd tussen ‘Davids zoon’ en ‘Luzbel’ (Lucifer). Voor de goede zestiende-eeuwse verstaander is die eerste de ‘Goede’ katholiek Karel. De tweede is dan sultan Süleyman I. Flecha kondigt de strijd aan met ‘trompet en tamboerijn’: fa ri ra ri ra ri ra / Fa ri ra ri ra ri ron etcetera. Later zet de componist vocale kanonnen in: bom bom peti pata bom bom; en dan musketten: tif tif tif tof! Enkele strijdkreten en veel bloedvergieten later zijn de vijandelijke stadsmuren geslecht. Flecha eindigt, vroom, in het Latijn, met een ‘Haec est victoria’ (‘Deze zege verovert de wereld: ons geloof.’).
Het schip in
La Bomba (‘de (scheeps)pomp’) verloopt al even filmisch, maar nu meer als actiethriller met komische elementen. Een hevige storm beukt een schip heen en weer op de golven. De bemanning is in blinde paniek: ‘Pompen, pompen! Gooi de lading overboord! Jij daar, naar het roer! Rennen, doe niet zo langzaam! Snij het tui door, we kapseizen, het schip breekt doormidden!’ De scheepslui roepen alle denkbare heiligen aan en doen de plechtigste beloften in ruil voor redding. ‘Ik zal braaf al mijn gebeden zeggen.’ ‘Ik loop op blote voeten naar Santiago.’ ‘En ik naar Jeruzalem!’ Dan doemt vanuit het onweer plotseling een schip op. ‘Gered! God zij dank. Laten we een lied zingen! Gil, als jij nu eens je gitaar erbij pakt.’ ‘Ja, moment, ik moet even stemmen.’ Ding ding dindirindin. ‘Dat ding is vals!’ ‘Maar het lukt niet!’ Zo gaat het nog even door, en tijdens het lied (over Jezus’ geboorte) is de bijna-verdrinkingsdood al bijna vergeten. Moraal: tijdens een storm beloven we van alles, maar eenmaal in veiligheid steken we hooguit een heleboel kaarsjes op.
Kasteel en klooster
Na zijn tijd in Guadalajara werkt Flecha een paar jaar voor de kunstminnende hertog van Calabrië, in Valencia. Na onder andere een betrekking als kapelmeester in Sigüenza trekt Flecha in 1544 in het kasteel van Arévalo, in Ávila. Daar werkt hij als leraar voor de dochters van Karel V, Maria en Johanna. Het zijn de zusjes van Filips II, met wie Willem de Zwijger enige tijd later nog het nodige te stellen zal krijgen. Tegen het eind van zijn leven treedt Mateo Flecha in als monnik in de Cisterciënzer Orde, in het klooster van Poblet. Daar, op luttele kilometers van waar hij zo’n 72 jaar eerder is geboren, overlijdt hij in 1553.
Mateo Flecha wordt in 1481 geboren in het Pradesgebergte, in Catalonië. Zijn naam wordt daarom ook wel in het Catalaans gespeld, als Mateu Fletxa. Hij groeit op in een, eufemistisch uitgedrukt, veelbewogen periode. Als hij een jaar of elf is vinden twee van de belangrijkste gebeurtenissen plaats uit de Spaanse Renaissance: de door huwelijk verbonden koningshuizen van Aragon en Castilië nemen na lange kruistochten Granada in, en daarmee het laatste bastion van de moslims in Spanje – met overigens gruwelijke gevolgen voor de islamitische en Joodse bevolking. Later in datzelfde jaar 1492 ‘ontdekt’ Christoffel Columbus per ongeluk de Bahama’s, waarmee letterlijk een Nieuwe Wereld opengaat.
Ook in cultureel opzicht is het een tijd van grote veranderingen voor Spanje, onder invloed van de Renaissance in Italië, waar de Spaanse koning Ferdinand II over steeds grotere gebieden heerst. Daar komt nog de verkiezing tot paus bij van twee Spanjaarden uit Valencia: Calixto III in 1455 en Alexander VI in, opnieuw, 1492. Beiden zijn lid van de schimmig-adellijke familie De Borja – beter bekend (en beruchter) als de Borgia’s. Zij onderhouden nauwe contacten met het Spaanse hof en dat bevordert de culturele uitwisseling verder, ook op muzikaal vlak.
Loopbaan
Volgens een korte negentiende-eeuwse biografie leert de jonge Mateo Flecha het vak in Barcelona, bij de kapelmeester van de kathedraal aldaar, Joan Castelló. Flecha maakt er kennis met de twee indertijd dominante muziekgenres, allebei vocaal: het motet en het madrigaal. Beide zijn sterk polyfoon, dat wil zeggen: de zangers, meestal vier tot zes, zingen elk afzonderlijk maar tegelijkertijd een eigen melodie. Het verschil is dat het bij een motet steeds om een religieuze tekst gaat, vrijwel altijd in het Latijn, en bij het madrigaal om wereldlijke liederen, vaak in de volkstaal. Motet en madrigaal ontwikkelen zich in de vijftiende en zestiende eeuw in Italië onder sterke invloed van strenggeleerde componisten uit de Lage Landen, aangetrokken door grotere carrièrekansen in het Zuiden: Guillaume Dufay en later Jacob Obrecht, bijvoorbeeld.
Fa ri ra ri ra ri ra / Fa ri ra ri ra ri ron etcetera. Later zet de componist vocale kanonnen in: bom bom peti pata bom bom; en dan musketten: tif tif tif tof!
In Catalonië klimt Mateo Flecha op tot kapelmeester. In de jaren 1523-1525 is hij verantwoordelijk voor de muziek in de Oude Kathedraal van Lleida. Daarna vertrekt hij naar Guadalajara, waar hij in dienst treedt van de steenrijke hertog Diego Hurtado de Mendoza, een bondgenoot van Ferdinands kleinzoon Karel. Deze latere Karel V is inmiddels de machtigste vorst van Europa. Hij is niet alleen koning van Spanje maar ook, onder veel meer, Heer der Nederlanden.
Klinkende hutspot
Waarschijnlijk ontwikkelt Flecha in Guadalajara het genre dat hij eigenhandig beroemd maakt: de ensalada, waarvan er elf zijn overgeleverd. De naam betekent letterlijk ‘salade’, een verwijzing naar de melange van verschillende stijlelementen en talen. Zo is de tekst van een ensalada nu eens hooggestemd en dan weer humoristisch, en staan Latijnse zinsneden net zo gemakkelijk naast Franse en Italiaanse als naast Spaanse strofen. Behalve door het madrigaal is Flecha in zijn ensaladas mogelijk nog beïnvloed door een ouder Frans genre, een soort muzikale potpourri met opvallend genoeg ook al een culinaire naam: de fricassée.
De ensaladas van Flecha zijn daarmee een zeer persoonlijke én typisch Spaanse variant op verschillende genres: de componist maakt gebruik van allerlei bestaande en bekende melodieën uit wereldlijke liederen, in een polyfone stijl; daarbij zijn de teksten religieus getint (als in een motet), met meestal een duidelijke verwijzing naar de geboorte van Christus – zoals in traditionele villancicos, oude Spaanse kerstliederen, een genre waarin Flecha ook veel schreef.
Vermaak en moraal
Dat klinkt alles bij elkaar misschien ingewikkeld, en druk, alsof muziek en tekst maar moeilijk te volgen zouden zijn. Maar niets is minder waar. Flecha’s ensaladas klinken juist opvallend eenvoudig en fris, vergeleken met de soms wel erg doorwrochte motetten en madrigalen van andere renaissancecomponisten, zeker die van latere generaties. Dat komt door Flecha’s keuze voor toegankelijke melodieën die zijn toehoorders veelal meteen mee zullen hebben kunnen neuriën. Maar ook een hedendaags publiek liggen ze nog altijd gemakkelijk in het gehoor. Daarbij hanteert Flecha, opnieuw anders dan veel collega’s, strakke, duidelijke ritmes, die de verstaanbaarheid enorm ten goede komen.
De ensaladas zijn dan ook in de eerste plaats bedoeld om te vermaken, zij het (als het even kan) op stichtelijke wijze. Daartoe zet Flecha alle mogelijke muzikale special effects in. Een uitstekend voorbeeld is La Guerra, waarschijnlijk een van de vroegere ensaladas. De vermoedelijke aanleiding is de strijd tegen de Ottomanen, die werden gezien als het vleesgeworden Kwaad. Het stuk gaat op het eerste gezicht over de strijd tussen ‘Davids zoon’ en ‘Luzbel’ (Lucifer). Voor de goede zestiende-eeuwse verstaander is die eerste de ‘Goede’ katholiek Karel. De tweede is dan sultan Süleyman I. Flecha kondigt de strijd aan met ‘trompet en tamboerijn’: fa ri ra ri ra ri ra / Fa ri ra ri ra ri ron etcetera. Later zet de componist vocale kanonnen in: bom bom peti pata bom bom; en dan musketten: tif tif tif tof! Enkele strijdkreten en veel bloedvergieten later zijn de vijandelijke stadsmuren geslecht. Flecha eindigt, vroom, in het Latijn, met een ‘Haec est victoria’ (‘Deze zege verovert de wereld: ons geloof.’).
Het schip in
La Bomba (‘de (scheeps)pomp’) verloopt al even filmisch, maar nu meer als actiethriller met komische elementen. Een hevige storm beukt een schip heen en weer op de golven. De bemanning is in blinde paniek: ‘Pompen, pompen! Gooi de lading overboord! Jij daar, naar het roer! Rennen, doe niet zo langzaam! Snij het tui door, we kapseizen, het schip breekt doormidden!’ De scheepslui roepen alle denkbare heiligen aan en doen de plechtigste beloften in ruil voor redding. ‘Ik zal braaf al mijn gebeden zeggen.’ ‘Ik loop op blote voeten naar Santiago.’ ‘En ik naar Jeruzalem!’ Dan doemt vanuit het onweer plotseling een schip op. ‘Gered! God zij dank. Laten we een lied zingen! Gil, als jij nu eens je gitaar erbij pakt.’ ‘Ja, moment, ik moet even stemmen.’ Ding ding dindirindin. ‘Dat ding is vals!’ ‘Maar het lukt niet!’ Zo gaat het nog even door, en tijdens het lied (over Jezus’ geboorte) is de bijna-verdrinkingsdood al bijna vergeten. Moraal: tijdens een storm beloven we van alles, maar eenmaal in veiligheid steken we hooguit een heleboel kaarsjes op.
Kasteel en klooster
Na zijn tijd in Guadalajara werkt Flecha een paar jaar voor de kunstminnende hertog van Calabrië, in Valencia. Na onder andere een betrekking als kapelmeester in Sigüenza trekt Flecha in 1544 in het kasteel van Arévalo, in Ávila. Daar werkt hij als leraar voor de dochters van Karel V, Maria en Johanna. Het zijn de zusjes van Filips II, met wie Willem de Zwijger enige tijd later nog het nodige te stellen zal krijgen. Tegen het eind van zijn leven treedt Mateo Flecha in als monnik in de Cisterciënzer Orde, in het klooster van Poblet. Daar, op luttele kilometers van waar hij zo’n 72 jaar eerder is geboren, overlijdt hij in 1553.