‘Mahlerman’ Piet De Loof blikt terug op het Mahler Festival
door Piet De Loof 22 mei 2025 22 mei 2025
Het is zondagnacht één uur als ik na het slotconcert van het Mahler Festival – 18 mei – huiswaarts rijd. Mahlermoe? Nee hoor. Ik zet nog eens het derde deel uit de Negende op. Een terugblik op het Mahler Festival 2025, dat ergens ook het festival van Klaus Mäkelä werd, zelfs als hij er niet was.
Flashback naar 19 augustus 2022. Klaus Mäkelä dirigeert het Concertgebouworkest in de Zesde symfonie van Gustav Mahler. Het is zijn eerste concert sinds de bekendmaking dat hij de Achtste Chef van het orkest zal worden. De avond heeft de allure van een inauguratieconcert, ook al gaat zijn termijn officieel pas in 2027 in. Die avond maakt dat Mäkelä’s geest tweeëneenhalf jaar later over het Mahler Festival hangt.
Het Mahler Festival 2025 bood een unieke kans om avond na avond alle symfonieën chronologisch na elkaar te horen, gespeeld door in totaal vijf toporkesten. Dat geeft je een prachtig beeld van hoe dat oeuvre in elkaar zit, en evolueert.
Klaus Mäkelä en het Concertgebouworkest openden de symfonische reeks met de Eerste symfonie en zetten daarmee meteen een standaard die niet gauw te overtreffen leek. Vergelijk het met een wielrenner die in een tijdrit al vroeg een toptijd neerzet – wie brengt daar nog iets tegenin? De Eerste klonk romig en liefdevol, met compassie en geduld, zonder het weerbarstige en uiteindelijk uitbundige karakter te verliezen. Wat een topdag werd daarmee besloten. ’s Middags hadden Catriona Morison en James Newby op hun liedrecital in de Kleine Zaal ook al zo’n standaard neergezet – ze waren gelukkig niet de laatste topzangers die pianist Julius Drake in de boog van zijn vleugel verzamelde.
De Tweede symfonie kreeg in handen van Iván Fischer en zijn zelfgekneed Budapest Festival Orchestra een prachtige uitvoering waarin alleen dat tikje magie ontbrak. Dat was er wel in hun Vijfde symfonie, een paar dagen later. Het orkest was on fire, niet in het minst de koperblazers. In het derde deel posteerde Fischer de eerste hoornist naast hem, vooraan op het podium – wat een geweldige keuze, welk een schitterend effect. Mezzosopraan Anna Lucia Richter was zowel in de Tweede symfonie als in de Kindertotenlieder adembenemend.
Voor de Derde en Vierde symfonie kwam het NHK Symphony Orchestra uit Tokio overgevlogen. Aan de inzet en overgave van de musici en hun chef Fabio Luisi lag het alleszins niet, maar het orkest van de publieke omroep NHK is het Concertgebouworkest niet, en ook niet Iván Fischers orkest, en dat is geen schande. De Japanners hadden ook het ongeluk dat de uitvoering van het Concertgebouworkest onder Mäkelä van de Derde symfonie, anderhalf jaar geleden, nog in mijn trommelvlies hing. Daar was hij dus weer. En ook bij de Zesde symfonie was Mäkelä uiteraard een ijkpunt. Jaap van Zweden had hiervoor het Chicago Symphony Orchestra voor zich zitten, een geweldige machine met flink wat pk’s onder de kap. Briljant en recht vooruit, zo wilde Van Zweden zijn Zesde, en zo kregen we haar ook. Van Zwedens bedoeling met de Zevende was minder duidelijk, maar er was alleszins weinig Schattenhaft aan. De Zevende was vooraf een mysterie voor mij en dat is ze eigenlijk nog altijd, al had ik gehoopt dat er op dit festival enkele luiken zouden opengaan. In 2027 wordt Klaus Mäkelä ook chef-dirigent van het Chicago Symphony Orchestra; ik was vast niet de enige die zich afvroeg wat hij ermee zou en zal doen, met die Zevende, maar ook met dat orkest. Het verbaast niet dat hij in de Grote Zaal tussen het publiek werd gespot.
Met de Achtste symfonie verscheen Mäkelä weer op het voorplan. Het was zijn debuut met die symfonie. De kolossale omvang ervan – 420 uitvoerenden – wordt al te graag benadrukt, maar kan je tegelijk ook moeilijk negeren. Diezelfde dualiteit overvalt je ook tijdens de uitvoering: je wordt wel eens weggeblazen door de ontketende krachten (die openingsmaten!), maar nooit verwordt het tot een klankbrij. Dit is dan ook muziek die je live moét horen, één geworden met de akoestiek van een concertzaal. Jammer dat je daartoe weinig de kans krijgt – de kaartjes voor de vrijdagavond of de herhaling op zondag waren dan ook de meest begeerde van het festival. De Achtste was een indrukwekkende, haast transcendente ervaring. Hulde aan orkest, koren, de acht geweldige solisten en natuurlijk Mäkelä, die ze alle 419 aan een touwtje had hangen. Toen sopraan Miriam Kutrowatz als een engel op een zijbalkon verscheen, leek meer dan één toeschouwer een instant religieuze ervaring te ondergaan. ‘Mahler gebruikt de enorme middelen niet voor de kracht, maar voor de polyfonie en de kleur’, aldus Mäkelä tijdens de nabespreking in de Grote Zaal. Heerlijk trouwens, die Mahler Late Nights, waarbij Vrouwkje Tuinman op haar eigen ontwapenende manier enkele gasten ontving.
Vergelijken is moeilijk, maar de tweede topavond kwam daags nadien: de Negende met de Berliner Philharmoniker. Een weergaloos orkest, door chef-dirigent Kirill Petrenko op sleeptouw genomen voor een overrompelende ervaring. Je viel van de ene kleurschakering in de andere verbluffende solo. Petrenko is een enigma en concerten als deze dragen daartoe bij. Hij maakte van deze Negende geen schleppende treurzang. Er was weemoed, geen tragiek. Er was aanvaarding, geen bitterheid. Petrenko hield meer dan eens zijn stokje stil om gewoon te staan luisteren, alsof hij zelf verrast was wat zijn orkest presteerde. Vanaf het frontbalkon keek Klaus Mäkelä toe, daar was hij weer. Wat zou híj met de Negende doen?
Flashback naar 19 augustus 2022. Klaus Mäkelä dirigeert het Concertgebouworkest in de Zesde symfonie van Gustav Mahler. Het is zijn eerste concert sinds de bekendmaking dat hij de Achtste Chef van het orkest zal worden. De avond heeft de allure van een inauguratieconcert, ook al gaat zijn termijn officieel pas in 2027 in. Die avond maakt dat Mäkelä’s geest tweeëneenhalf jaar later over het Mahler Festival hangt.
Het Mahler Festival 2025 bood een unieke kans om avond na avond alle symfonieën chronologisch na elkaar te horen, gespeeld door in totaal vijf toporkesten. Dat geeft je een prachtig beeld van hoe dat oeuvre in elkaar zit, en evolueert.
Klaus Mäkelä en het Concertgebouworkest openden de symfonische reeks met de Eerste symfonie en zetten daarmee meteen een standaard die niet gauw te overtreffen leek. Vergelijk het met een wielrenner die in een tijdrit al vroeg een toptijd neerzet – wie brengt daar nog iets tegenin? De Eerste klonk romig en liefdevol, met compassie en geduld, zonder het weerbarstige en uiteindelijk uitbundige karakter te verliezen. Wat een topdag werd daarmee besloten. ’s Middags hadden Catriona Morison en James Newby op hun liedrecital in de Kleine Zaal ook al zo’n standaard neergezet – ze waren gelukkig niet de laatste topzangers die pianist Julius Drake in de boog van zijn vleugel verzamelde.
De Tweede symfonie kreeg in handen van Iván Fischer en zijn zelfgekneed Budapest Festival Orchestra een prachtige uitvoering waarin alleen dat tikje magie ontbrak. Dat was er wel in hun Vijfde symfonie, een paar dagen later. Het orkest was on fire, niet in het minst de koperblazers. In het derde deel posteerde Fischer de eerste hoornist naast hem, vooraan op het podium – wat een geweldige keuze, welk een schitterend effect. Mezzosopraan Anna Lucia Richter was zowel in de Tweede symfonie als in de Kindertotenlieder adembenemend.
Voor de Derde en Vierde symfonie kwam het NHK Symphony Orchestra uit Tokio overgevlogen. Aan de inzet en overgave van de musici en hun chef Fabio Luisi lag het alleszins niet, maar het orkest van de publieke omroep NHK is het Concertgebouworkest niet, en ook niet Iván Fischers orkest, en dat is geen schande. De Japanners hadden ook het ongeluk dat de uitvoering van het Concertgebouworkest onder Mäkelä van de Derde symfonie, anderhalf jaar geleden, nog in mijn trommelvlies hing. Daar was hij dus weer. En ook bij de Zesde symfonie was Mäkelä uiteraard een ijkpunt. Jaap van Zweden had hiervoor het Chicago Symphony Orchestra voor zich zitten, een geweldige machine met flink wat pk’s onder de kap. Briljant en recht vooruit, zo wilde Van Zweden zijn Zesde, en zo kregen we haar ook. Van Zwedens bedoeling met de Zevende was minder duidelijk, maar er was alleszins weinig Schattenhaft aan. De Zevende was vooraf een mysterie voor mij en dat is ze eigenlijk nog altijd, al had ik gehoopt dat er op dit festival enkele luiken zouden opengaan. In 2027 wordt Klaus Mäkelä ook chef-dirigent van het Chicago Symphony Orchestra; ik was vast niet de enige die zich afvroeg wat hij ermee zou en zal doen, met die Zevende, maar ook met dat orkest. Het verbaast niet dat hij in de Grote Zaal tussen het publiek werd gespot.
Met de Achtste symfonie verscheen Mäkelä weer op het voorplan. Het was zijn debuut met die symfonie. De kolossale omvang ervan – 420 uitvoerenden – wordt al te graag benadrukt, maar kan je tegelijk ook moeilijk negeren. Diezelfde dualiteit overvalt je ook tijdens de uitvoering: je wordt wel eens weggeblazen door de ontketende krachten (die openingsmaten!), maar nooit verwordt het tot een klankbrij. Dit is dan ook muziek die je live moét horen, één geworden met de akoestiek van een concertzaal. Jammer dat je daartoe weinig de kans krijgt – de kaartjes voor de vrijdagavond of de herhaling op zondag waren dan ook de meest begeerde van het festival. De Achtste was een indrukwekkende, haast transcendente ervaring. Hulde aan orkest, koren, de acht geweldige solisten en natuurlijk Mäkelä, die ze alle 419 aan een touwtje had hangen. Toen sopraan Miriam Kutrowatz als een engel op een zijbalkon verscheen, leek meer dan één toeschouwer een instant religieuze ervaring te ondergaan. ‘Mahler gebruikt de enorme middelen niet voor de kracht, maar voor de polyfonie en de kleur’, aldus Mäkelä tijdens de nabespreking in de Grote Zaal. Heerlijk trouwens, die Mahler Late Nights, waarbij Vrouwkje Tuinman op haar eigen ontwapenende manier enkele gasten ontving.
Vergelijken is moeilijk, maar de tweede topavond kwam daags nadien: de Negende met de Berliner Philharmoniker. Een weergaloos orkest, door chef-dirigent Kirill Petrenko op sleeptouw genomen voor een overrompelende ervaring. Je viel van de ene kleurschakering in de andere verbluffende solo. Petrenko is een enigma en concerten als deze dragen daartoe bij. Hij maakte van deze Negende geen schleppende treurzang. Er was weemoed, geen tragiek. Er was aanvaarding, geen bitterheid. Petrenko hield meer dan eens zijn stokje stil om gewoon te staan luisteren, alsof hij zelf verrast was wat zijn orkest presteerde. Vanaf het frontbalkon keek Klaus Mäkelä toe, daar was hij weer. Wat zou híj met de Negende doen?
Tien dagen leefde ik in een bubbel van Mahler, muziek en Het Concertgebouw. Als Mahlerman bracht ik er elke dag verslag van uit. Wat ik hoorde, wat ik zag, wie ik ontmoette, wat het met me deed. Er viel veel te beleven, misschien wel te veel voor wie het allemaal wilde doen – en mahlerianen zijn nu eenmaal van dat slag volk. Naast de symfonische concerten waren er ook middagrecitals, Mahler Walks, Mahler Talks – dagelijkse inleidingen door Mahlerkenner/musicoloog Morten Solvik – en dat curieuze concertje op zondagmiddag in het Rijksmuseum waarbij sopraan Jeannette van Schaik werd begeleid door Gustav Mahler zelf – op pianorollen. Magisch!
Tien dagen leefde ik in een bubbel van Mahler, muziek en Het Concertgebouw. Als Mahlerman bracht ik er elke dag verslag van uit. Wat ik hoorde, wat ik zag, wie ik ontmoette, wat het met me deed. Er viel veel te beleven, misschien wel te veel voor wie het allemaal wilde doen – en mahlerianen zijn nu eenmaal van dat slag volk. Naast de symfonische concerten waren er ook middagrecitals, Mahler Walks, Mahler Talks – dagelijkse inleidingen door Mahlerkenner/musicoloog Morten Solvik – en dat curieuze concertje op zondagmiddag in het Rijksmuseum waarbij sopraan Jeannette van Schaik werd begeleid door Gustav Mahler zelf – op pianorollen. Magisch!
Magie was er ook in het Vondelpark. In het Mahler Paviljoen werd elke dag het concert van de vorige avond vertoond en ’s avonds werd het concert van de dag live gestreamd. Wat een wonderlijke sfeer hing er. Concentratie, toewijding, de stilte ook – afgezien van een snackverkoper of wat passanten, maar die werden net als de vogels deel van het klankbeeld. Misschien was er in het Vondelpark minder plaats dan op het Museumplein, er was zeker niet minder sfeer, daar op die paradijselijke plek tussen de bomen. Iets zegt me dat ook Mahler zelf, die ijverde voor meer stilte en discipline in de concert- en operazalen, met ontroering had toegekeken.
Mahlerliefhebber Piet De Loof deed tijdens het Mahler Festival 2025 dagelijks verslag van zijn belevenissen als ‘Mahlerman’. Lees zijn dagboek via concertgebouw.nl/ontdek/mahlerman-doet-verslag-dag-1.
Magie was er ook in het Vondelpark. In het Mahler Paviljoen werd elke dag het concert van de vorige avond vertoond en ’s avonds werd het concert van de dag live gestreamd. Wat een wonderlijke sfeer hing er. Concentratie, toewijding, de stilte ook – afgezien van een snackverkoper of wat passanten, maar die werden net als de vogels deel van het klankbeeld. Misschien was er in het Vondelpark minder plaats dan op het Museumplein, er was zeker niet minder sfeer, daar op die paradijselijke plek tussen de bomen. Iets zegt me dat ook Mahler zelf, die ijverde voor meer stilte en discipline in de concert- en operazalen, met ontroering had toegekeken.
Mahlerliefhebber Piet De Loof deed tijdens het Mahler Festival 2025 dagelijks verslag van zijn belevenissen als ‘Mahlerman’. Lees zijn dagboek via concertgebouw.nl/ontdek/mahlerman-doet-verslag-dag-1.