Nog geen account of wachtwoord vergeten? Klik hier
interview

Maarten Engeltjes: ‘Als ik alles geef, met hart en ziel, gaat de zaal plat’

door Henriette Posthuma de Boer
15 apr. 2024 15 april 2024

Al is de Barok sinds zijn kindertijd zijn natuurlijke habitat, als inmiddels wereldwijd gevierde countertenor – komend seizoen debuteert hij bij de New York Philharmonic – maakt hij ook graag uitstapjes naar andere periodes. Nu initieerde hij een dierbaar Mozartproject.

  • Maarten Engeltjes

    Foto: Hans van der Woerd

    Maarten Engeltjes

    Foto: Hans van der Woerd

  • Maarten Engeltjes

    Foto: Hans van der Woerd

    Maarten Engeltjes

    Foto: Hans van der Woerd

Dat Maarten Engeltjes als zanger carrière zou maken lag in de lijn der verwachting. Maar als countertenor? ‘In mijn geval is dat verklaarbaar’, legt hij uit. ‘Ik was vier toen ik al meezong in het Stadsknapenkoor Elburg, het latere Holland Boys Choir. Wij woonden om de hoek, en hoewel muziek niet echt een rol speelde in ons ouderlijk huis zijn mijn twee broers en ik alle drie gaan zingen. Ik was de jongste en het was bij hoge uitzondering dat ik als vierjarige in dat koor mocht. Het eerste jaar ging dat spelenderwijs. Het was rond die tijd dat ik voor het eerst de Matthäus-Passion hoorde. Dat openingskoor, ik wist niet wat me overkwam! Mijn moeder schreef in haar dagboek dat ik de hele dag met de partituur op schoot naar de Matthäus zat te kijken, al kon ik nog geen noot lezen. Zo’n jongenskoor als wij daar hadden was echt uniek. Mijn beide zoons zingen in Nieuw Vocaal Amsterdam, een van de allerbeste kinderkoren. Maar zij hebben twee keer per week les en twee uitvoeringen per jaar, terwijl wij zes keer per week repetitie hadden en zestig uitvoeringen per jaar. Dan maak je qua muzikale ontwikkeling natuurlijk onmetelijke stappen.’

Stembreuk

Engeltjes laat me een opname horen van Allegri’s Miserere mei waarin hij als jongenssopraan moeiteloos de hoge c weet te bereiken. Het was kort voordat de stembreuk ook een breuk teweegbracht in zijn zangersleven. ‘In de puberteit groeit het strottenhoofd en de stembanden rekken op, waardoor de toon dieper wordt’, legt hij uit. ‘Dat is het proces. In mijn geval kon ik een half jaar niet zingen, wat zwaar voor me was omdat ik al vroeg wist dat ik mijn leven eraan wilde wijden. Ik heb het nog geprobeerd als tenor of bariton maar kon er niks mee. Tot ik me afvroeg hoe het toch met die hoge stem van voor de stembreuk zou zijn. Die zat er gewoon nog! Het zijn twee gescheiden werelden, met die falsetstem/countertenor kan ik alles. Op mijn dertiende ben ik zangles gaan nemen bij Paul Hameleers. Bij hem heb ik de basis gelegd, de techniek geanalyseerd van het zingen, wat tot dan toe heel intuïtief was gegaan. Voor de interpretatie heb ik veel gehad aan de lessen van Michael Chance. Hoe ik nu zing heb ik echt geleerd bij John Norris in Berlijn: het belcanto, toch de basis voor al het zingen.’

‘Mozart, omdat sommige dingen in het leven onontkoombaar zijn’

Op mijn verzoek onthult Engeltjes het mysterie van de countertenor als stem­soort. ‘Anders dan vaak wordt aangenomen gebruik je niet de valse stembanden (waar de term ‘falsetto’ aan refereert), maar zing je met de randen van de stembanden. Dat maakt het kwetsbaar, nog afgezien van de altijd aanwezige emotionele kwetsbaarheid. Ik vind dat daar in de opleiding te weinig aandacht aan wordt besteed: hoe gevoelig je kunt zijn voor invloeden van buitenaf, hoe hard het beroep is en het effect daarvan op de stem. Waar het uiteindelijk allemaal om draait is de perfectie van de studeerkamer los te durven laten op het podium. Er is een periode geweest dat ik te perfect wilde zingen, maar pas als ik me helemaal geef, met hart en ziel, gaat de zaal plat.’

Dat Maarten Engeltjes als zanger carrière zou maken lag in de lijn der verwachting. Maar als countertenor? ‘In mijn geval is dat verklaarbaar’, legt hij uit. ‘Ik was vier toen ik al meezong in het Stadsknapenkoor Elburg, het latere Holland Boys Choir. Wij woonden om de hoek, en hoewel muziek niet echt een rol speelde in ons ouderlijk huis zijn mijn twee broers en ik alle drie gaan zingen. Ik was de jongste en het was bij hoge uitzondering dat ik als vierjarige in dat koor mocht. Het eerste jaar ging dat spelenderwijs. Het was rond die tijd dat ik voor het eerst de Matthäus-Passion hoorde. Dat openingskoor, ik wist niet wat me overkwam! Mijn moeder schreef in haar dagboek dat ik de hele dag met de partituur op schoot naar de Matthäus zat te kijken, al kon ik nog geen noot lezen. Zo’n jongenskoor als wij daar hadden was echt uniek. Mijn beide zoons zingen in Nieuw Vocaal Amsterdam, een van de allerbeste kinderkoren. Maar zij hebben twee keer per week les en twee uitvoeringen per jaar, terwijl wij zes keer per week repetitie hadden en zestig uitvoeringen per jaar. Dan maak je qua muzikale ontwikkeling natuurlijk onmetelijke stappen.’

Stembreuk

Engeltjes laat me een opname horen van Allegri’s Miserere mei waarin hij als jongenssopraan moeiteloos de hoge c weet te bereiken. Het was kort voordat de stembreuk ook een breuk teweegbracht in zijn zangersleven. ‘In de puberteit groeit het strottenhoofd en de stembanden rekken op, waardoor de toon dieper wordt’, legt hij uit. ‘Dat is het proces. In mijn geval kon ik een half jaar niet zingen, wat zwaar voor me was omdat ik al vroeg wist dat ik mijn leven eraan wilde wijden. Ik heb het nog geprobeerd als tenor of bariton maar kon er niks mee. Tot ik me afvroeg hoe het toch met die hoge stem van voor de stembreuk zou zijn. Die zat er gewoon nog! Het zijn twee gescheiden werelden, met die falsetstem/countertenor kan ik alles. Op mijn dertiende ben ik zangles gaan nemen bij Paul Hameleers. Bij hem heb ik de basis gelegd, de techniek geanalyseerd van het zingen, wat tot dan toe heel intuïtief was gegaan. Voor de interpretatie heb ik veel gehad aan de lessen van Michael Chance. Hoe ik nu zing heb ik echt geleerd bij John Norris in Berlijn: het belcanto, toch de basis voor al het zingen.’

‘Mozart, omdat sommige dingen in het leven onontkoombaar zijn’

Op mijn verzoek onthult Engeltjes het mysterie van de countertenor als stem­soort. ‘Anders dan vaak wordt aangenomen gebruik je niet de valse stembanden (waar de term ‘falsetto’ aan refereert), maar zing je met de randen van de stembanden. Dat maakt het kwetsbaar, nog afgezien van de altijd aanwezige emotionele kwetsbaarheid. Ik vind dat daar in de opleiding te weinig aandacht aan wordt besteed: hoe gevoelig je kunt zijn voor invloeden van buitenaf, hoe hard het beroep is en het effect daarvan op de stem. Waar het uiteindelijk allemaal om draait is de perfectie van de studeerkamer los te durven laten op het podium. Er is een periode geweest dat ik te perfect wilde zingen, maar pas als ik me helemaal geef, met hart en ziel, gaat de zaal plat.’

  • Maarten Engeltjes

    Foto: Hans van der Woerd

    Maarten Engeltjes

    Foto: Hans van der Woerd

  • Maarten Engeltjes

    Foto: Hans van der Woerd

    Maarten Engeltjes

    Foto: Hans van der Woerd

  • Maarten Engeltjes

    Foto: Hans van der Woerd

    Maarten Engeltjes

    Foto: Hans van der Woerd

  • Maarten Engeltjes

    Foto: Hans van der Woerd

    Maarten Engeltjes

    Foto: Hans van der Woerd

Een eigen orkest

In 2017 besloot Engeltjes een eigen orkest op te richten. ‘Ik heb de wereld over gereisd, prachtige dingen gedaan met grote barokspecialisten, en zag dat wat zij deden soms niet klopte met wat de markt wilde. Bij het Prinsengrachtconcert in 2016 heb ik vol bravoure geroepen: volgend jaar heb ik mijn eigen barokorkest.’

Dat kwam er en hij noemde het PRJCT Amsterdam, een eigentijdse afkorting die een jonger publiek heel normaal vindt. Inmiddels hebben ze samen al vele successen geboekt. De basis is een vaste groep van tien tot vijftien musici, allemaal barok­specialisten die op oude instrumenten spelen. ‘Ik heb onder de strenge baton van talloze dirigenten gewerkt, zag veel goed gaan, maar veel ook niet. Tijdens onze eerste projecten werd duidelijk dat het tijd was ook zelf te gaan dirigeren. Daarvoor neem ik les bij Vincent de Kort. Het begin was niet gemakkelijk, je moet weer van onderaf beginnen, maar inmiddels voel ik me meer en meer thuis op de bok. Zo werkt het bij mij: ik zie iets heel duidelijk voor me, bouw als het ware een luchtkasteel, ga het dan creëren en de rest vult zichzelf in.’

Mozart

En nu dus Mozart, met zijn eigen orkest. ‘Omdat sommige dingen in het leven onontkoombaar zijn: zulke geweldige muziek, die als een soort prettige aandoening in mijn hoofd gaat zitten. Ik ben er kennelijk heel gevoelig voor. De stemming van de instrumenten waar wij op spelen ligt dichter bij die uit Mozarts tijd dan die van moderne orkesten. Iets lager, wat voor de zangers soms prettig is. Met de sterren die ik hiervoor heb uitgenodigd wilde ik graag een beetje glamour op het podium brengen. Rolando Villazón, een gelauwerd Mozartzanger, ken ik van een Monteverdiproductie in Parijs. We konden het goed met elkaar vinden en tijdens een lunch stelde ik voor om samen iets te ondernemen. ‘Why not?’, was zijn reactie. Het was nog even een gedoe met zijn agent om een datum te bepalen, maar hij komt! De anderen ken ik al langer: Lenneke Ruiten, dé Mozartsopraan van ons land, en die prachtige bas Andreas Wolf. We hebben een mooi programma samengesteld, ook uit minder bekend werk, zoals Mozarts jeugdopera Apollo et Hyacinthus. Het wordt echt een fantastische avond!’

Een eigen orkest

In 2017 besloot Engeltjes een eigen orkest op te richten. ‘Ik heb de wereld over gereisd, prachtige dingen gedaan met grote barokspecialisten, en zag dat wat zij deden soms niet klopte met wat de markt wilde. Bij het Prinsengrachtconcert in 2016 heb ik vol bravoure geroepen: volgend jaar heb ik mijn eigen barokorkest.’

Dat kwam er en hij noemde het PRJCT Amsterdam, een eigentijdse afkorting die een jonger publiek heel normaal vindt. Inmiddels hebben ze samen al vele successen geboekt. De basis is een vaste groep van tien tot vijftien musici, allemaal barok­specialisten die op oude instrumenten spelen. ‘Ik heb onder de strenge baton van talloze dirigenten gewerkt, zag veel goed gaan, maar veel ook niet. Tijdens onze eerste projecten werd duidelijk dat het tijd was ook zelf te gaan dirigeren. Daarvoor neem ik les bij Vincent de Kort. Het begin was niet gemakkelijk, je moet weer van onderaf beginnen, maar inmiddels voel ik me meer en meer thuis op de bok. Zo werkt het bij mij: ik zie iets heel duidelijk voor me, bouw als het ware een luchtkasteel, ga het dan creëren en de rest vult zichzelf in.’

Mozart

En nu dus Mozart, met zijn eigen orkest. ‘Omdat sommige dingen in het leven onontkoombaar zijn: zulke geweldige muziek, die als een soort prettige aandoening in mijn hoofd gaat zitten. Ik ben er kennelijk heel gevoelig voor. De stemming van de instrumenten waar wij op spelen ligt dichter bij die uit Mozarts tijd dan die van moderne orkesten. Iets lager, wat voor de zangers soms prettig is. Met de sterren die ik hiervoor heb uitgenodigd wilde ik graag een beetje glamour op het podium brengen. Rolando Villazón, een gelauwerd Mozartzanger, ken ik van een Monteverdiproductie in Parijs. We konden het goed met elkaar vinden en tijdens een lunch stelde ik voor om samen iets te ondernemen. ‘Why not?’, was zijn reactie. Het was nog even een gedoe met zijn agent om een datum te bepalen, maar hij komt! De anderen ken ik al langer: Lenneke Ruiten, dé Mozartsopraan van ons land, en die prachtige bas Andreas Wolf. We hebben een mooi programma samengesteld, ook uit minder bekend werk, zoals Mozarts jeugdopera Apollo et Hyacinthus. Het wordt echt een fantastische avond!’

Dit artikel wordt u gratis aangeboden door Preludium. Meer lezen? Abonneer dan nu.