
Leonkoro Quartet & Timothy Ridout in Brahms' Strijkkwintet nr. 2
Kleine Zaal 28 november 2025 20.15 uur
Leonkoro Quartet:
Jonathan Schwarz viool
Amelie Wallner viool
Mayu Konoe altviool
Lukas Schwarz cello
Timothy Ridout altviool
Dit concert maakt deel uit van de serie Strijkers met Variatie.
Joseph Haydn (1732-1809)
Strijkkwartet in D gr.t., op. 20 nr. 4, Hob. III: 34 (1772)
Allegro di molto
Un poco adagio e affettuoso
Menuet alla Zingarese e Trio
Presto e scherzando
Johann Sebastian Bach (1685-1750)
Chaconne
uit ‘Partita nr. 2 in d kl.t.’, BWV 1004 (1720)
oorspronkelijk voor viool solo, versie voor altviool solo
pauze ± 21.00 uur
Johannes Brahms (1833-1897)
Strijkkwintet nr. 2 in G gr.t., op. 111 (1890)
Allegro non troppo, ma con brio
Adagio
Un poco allegretto
Vivace ma non troppo presto
einde ± 22.05 uur
Leonkoro Quartet:
Jonathan Schwarz viool
Amelie Wallner viool
Mayu Konoe altviool
Lukas Schwarz cello
Timothy Ridout altviool
Dit concert maakt deel uit van de serie Strijkers met Variatie.
Joseph Haydn (1732-1809)
Strijkkwartet in D gr.t., op. 20 nr. 4, Hob. III: 34 (1772)
Allegro di molto
Un poco adagio e affettuoso
Menuet alla Zingarese e Trio
Presto e scherzando
Johann Sebastian Bach (1685-1750)
Chaconne
uit ‘Partita nr. 2 in d kl.t.’, BWV 1004 (1720)
oorspronkelijk voor viool solo, versie voor altviool solo
pauze ± 21.00 uur
Johannes Brahms (1833-1897)
Strijkkwintet nr. 2 in G gr.t., op. 111 (1890)
Allegro non troppo, ma con brio
Adagio
Un poco allegretto
Vivace ma non troppo presto
einde ± 22.05 uur
Toelichting
Toelichting
De drie componisten van dit programma hebben elkaar niet gekend. Want de levens van Johann Sebastian Bach, Joseph Haydn en Johannes Brahms speelden zich af in te ver uiteenliggende tijdperken en geografische gebieden. Toch keek Haydn om naar Bach en Brahms naar Bach en Haydn. Toen Haydn in de buurt van de Weense Stephansdom voorzichtig zijn eerste mis op papier zette, schaafde Bach in het verre Leipzig in zijn laatste jaar aan zijn Die Kunst der Fuge en Hohe Messe, werken die Haydn nooit gekend heeft. Wel werd Haydn als koorknaap op het klavecimbel wegwijs gemaakt met Bachs Das wohltemperierte Klavier [lees daarover meer op pagina 117], net als later Wolfgang Amadeus Mozart en Ludwig van Beethoven.
De drie componisten van dit programma hebben elkaar niet gekend. Want de levens van Johann Sebastian Bach, Joseph Haydn en Johannes Brahms speelden zich af in te ver uiteenliggende tijdperken en geografische gebieden. Toch keek Haydn om naar Bach en Brahms naar Bach en Haydn. Toen Haydn in de buurt van de Weense Stephansdom voorzichtig zijn eerste mis op papier zette, schaafde Bach in het verre Leipzig in zijn laatste jaar aan zijn Die Kunst der Fuge en Hohe Messe, werken die Haydn nooit gekend heeft. Wel werd Haydn als koorknaap op het klavecimbel wegwijs gemaakt met Bachs Das wohltemperierte Klavier [lees daarover meer op pagina 117], net als later Wolfgang Amadeus Mozart en Ludwig van Beethoven.
Joseph Haydn (1732-1809)
Strijkkwartet
Vijfentwintig jaar na Bachs dood had Haydn de gewichtige stijl van de Barok achter zich gelaten en was hij de beroemdste componist van Europa geworden. Vanuit zijn isolement in Eisenstadt en het sprookjesachtige paleis Eszterháza nabij het Neusiedlermeer leverde hij de muziekuitgevers van Europa een groeiende stroom hoogst originele muziek. Zijn strijkkwartetten en symfonieën klonken in Wenen, Parijs, Berlijn, Londen en Amsterdam. Zo ook zijn zes strijkkwartetten van opus 20, die muziekuitgever Johann Julius Hummel in 1779 uitgaf met op het titelblad de afbeelding van een zon en die sindsdien ‘Sonnenquartette’ worden genoemd.
Het overwegend zonnige Strijkkwartet in D groot, opus 20 nr. 4 is dooraderd met het democratische contrapunt waarmee Haydn de geest van Bach liet voortleven. Het heeft een opvallend lang openingsdeel, met een hoofdthema dat zich twaalf maten lang aan de luisteraar voorstelt en een uitgebreide doorwerking ondergaat. Het prachtige langzame deel bestaat uit drie variaties over een melancholiek thema dat Haydn sotto voce (’met zachte stem’) gespeeld wilde hebben. Op de derde plaats een tegendraads Menuet waarin de volksmuziek uit de omgeving van paleis Eszterháza doorklinkt. De finale behoort tot de top van wat Haydn tot dan toe voor strijkkwartet had geschreven, vanwege de enorme schwung en de boeiende combinatie van thema’s en ongebreidelde fantasie.
Vijfentwintig jaar na Bachs dood had Haydn de gewichtige stijl van de Barok achter zich gelaten en was hij de beroemdste componist van Europa geworden. Vanuit zijn isolement in Eisenstadt en het sprookjesachtige paleis Eszterháza nabij het Neusiedlermeer leverde hij de muziekuitgevers van Europa een groeiende stroom hoogst originele muziek. Zijn strijkkwartetten en symfonieën klonken in Wenen, Parijs, Berlijn, Londen en Amsterdam. Zo ook zijn zes strijkkwartetten van opus 20, die muziekuitgever Johann Julius Hummel in 1779 uitgaf met op het titelblad de afbeelding van een zon en die sindsdien ‘Sonnenquartette’ worden genoemd.
Het overwegend zonnige Strijkkwartet in D groot, opus 20 nr. 4 is dooraderd met het democratische contrapunt waarmee Haydn de geest van Bach liet voortleven. Het heeft een opvallend lang openingsdeel, met een hoofdthema dat zich twaalf maten lang aan de luisteraar voorstelt en een uitgebreide doorwerking ondergaat. Het prachtige langzame deel bestaat uit drie variaties over een melancholiek thema dat Haydn sotto voce (’met zachte stem’) gespeeld wilde hebben. Op de derde plaats een tegendraads Menuet waarin de volksmuziek uit de omgeving van paleis Eszterháza doorklinkt. De finale behoort tot de top van wat Haydn tot dan toe voor strijkkwartet had geschreven, vanwege de enorme schwung en de boeiende combinatie van thema’s en ongebreidelde fantasie.
Johann Sebastian Bach (1685-1750)
Chaconne
In 1890 dook onverwachts een van de kostbaarste componistenhandschriften aller tijden op. Het manuscript droeg de datum 1720 en was daarmee toen al antiquarisch. Het had een collector’s item moeten zijn. Maar toen het nota bene aan Johannes Brahms te koop werd aangeboden, sloeg die het aanbod af. Hij twijfelde aan de echtheid, hoewel hij de werken in het handschrift maar al te goed kende: de Sonates en partita’s voor viool solo van Bach. De beroemde Chaconne uit de Tweede partita in d klein had hij ruim tien jaar eerder zelfs bewerkt voor piano linkshandig. Maar, beweerde hij, wanneer hij Bachs Chaconne voor viool solo zelf had gecomponeerd, dan zou hij zo geschokt zijn geweest en zo opgewonden dat hij gek zou zijn geworden.
De geschiedenis van dit handschrift geeft een goed beeld van hoe het met Bachs muziek in de negentiende eeuw gesteld was: ze was bekend bij een select groepje van kenners, met name in Duitsland, maar in de rest van Europa zo goed als vergeten. De eerste violist die ze in het openbaar durfde uit te voeren was Joseph Joachim, een goede vriend van Brahms. Hij verzorgde de eerste moderne uitgave die in 1908 verscheen, een jaar na zijn dood. Zo opende Joachim de ontdekkingstocht van de afgelopen eeuw door Bachs geniale vioolsolomuziek. Uit de Tweede partita in d klein, BWV 1004 is nu dat beroemde maar ook gevreesde vijfde deel te horen, de Chaconne, die met haar abnormale lengte van 257 maten ongeveer zo lang is als de voorgaande delen samen (!) en uitblinkt door duizelingwekkende variatie en fantasie.
In 1890 dook onverwachts een van de kostbaarste componistenhandschriften aller tijden op. Het manuscript droeg de datum 1720 en was daarmee toen al antiquarisch. Het had een collector’s item moeten zijn. Maar toen het nota bene aan Johannes Brahms te koop werd aangeboden, sloeg die het aanbod af. Hij twijfelde aan de echtheid, hoewel hij de werken in het handschrift maar al te goed kende: de Sonates en partita’s voor viool solo van Bach. De beroemde Chaconne uit de Tweede partita in d klein had hij ruim tien jaar eerder zelfs bewerkt voor piano linkshandig. Maar, beweerde hij, wanneer hij Bachs Chaconne voor viool solo zelf had gecomponeerd, dan zou hij zo geschokt zijn geweest en zo opgewonden dat hij gek zou zijn geworden.
De geschiedenis van dit handschrift geeft een goed beeld van hoe het met Bachs muziek in de negentiende eeuw gesteld was: ze was bekend bij een select groepje van kenners, met name in Duitsland, maar in de rest van Europa zo goed als vergeten. De eerste violist die ze in het openbaar durfde uit te voeren was Joseph Joachim, een goede vriend van Brahms. Hij verzorgde de eerste moderne uitgave die in 1908 verscheen, een jaar na zijn dood. Zo opende Joachim de ontdekkingstocht van de afgelopen eeuw door Bachs geniale vioolsolomuziek. Uit de Tweede partita in d klein, BWV 1004 is nu dat beroemde maar ook gevreesde vijfde deel te horen, de Chaconne, die met haar abnormale lengte van 257 maten ongeveer zo lang is als de voorgaande delen samen (!) en uitblinkt door duizelingwekkende variatie en fantasie.
Johannes Brahms (1833-1897)
Tweede strijkkwintet
Brahms was een van de grootste kenners van Bachs muziek in de negentiende eeuw. In Wenen voerde hij als dirigent van de Wiener Singakademie diens cantates uit en speelde hij voor Richard Wagner op de piano de Orgeltoccata in F groot voor. Tot aan zijn dood bleef Bach Brahms’ grootste inspiratiebron. Zo eindigt zijn melancholieke Vierde symfonie met een heerlijke passacaglia over een basthema uit Bachs cantate BWV 150, Nach dir, Herr, verlanget mich.
Maar Brahms was ook een groot kenner van de muziek van Haydn. Hij had het originele handschrift van de zes strijkkwartetten opus 20 in zijn bezit, bestudeerde dat minitieus, voorzag het van aantekeningen en besefte dat het een mijlpaal was in de geschiedenis van het componeren.
Het late Tweede strijkkwintet in G groot werd door Brahms enige tijd als zijn laatste werk beschouwd. ‘Hoog tijd om maar eens op te houden met componeren’, schreef hij aan zijn uitgever Simrock. Gelukkig hield hij geen woord! Het Tweede strijkkwintet werd geïnspireerd door een reis naar Italië en kwam voort uit schetsen voor een vijfde symfonie die er niet kwam. In zijn favoriete vakantieoord Bad Ischl werkte Brahms zijn aantekeningen uit tot dit strijkkwintet, door goede vriend Max Kalbeck betiteld als ‘Brahms op de Alpenweide’. De sfeer is landelijk, de tempo’s zijn mild en bedaard, en zelfs het scherzo is een gemoedelijke maar toch wat treurige Ländler geworden. In de finale klopt het hart van de Hongaarse dans csárdás, maar wel beheerst en doorweven van een democratisch lijnenspel van de vijf strijkers.
Brahms was een van de grootste kenners van Bachs muziek in de negentiende eeuw. In Wenen voerde hij als dirigent van de Wiener Singakademie diens cantates uit en speelde hij voor Richard Wagner op de piano de Orgeltoccata in F groot voor. Tot aan zijn dood bleef Bach Brahms’ grootste inspiratiebron. Zo eindigt zijn melancholieke Vierde symfonie met een heerlijke passacaglia over een basthema uit Bachs cantate BWV 150, Nach dir, Herr, verlanget mich.
Maar Brahms was ook een groot kenner van de muziek van Haydn. Hij had het originele handschrift van de zes strijkkwartetten opus 20 in zijn bezit, bestudeerde dat minitieus, voorzag het van aantekeningen en besefte dat het een mijlpaal was in de geschiedenis van het componeren.
Het late Tweede strijkkwintet in G groot werd door Brahms enige tijd als zijn laatste werk beschouwd. ‘Hoog tijd om maar eens op te houden met componeren’, schreef hij aan zijn uitgever Simrock. Gelukkig hield hij geen woord! Het Tweede strijkkwintet werd geïnspireerd door een reis naar Italië en kwam voort uit schetsen voor een vijfde symfonie die er niet kwam. In zijn favoriete vakantieoord Bad Ischl werkte Brahms zijn aantekeningen uit tot dit strijkkwintet, door goede vriend Max Kalbeck betiteld als ‘Brahms op de Alpenweide’. De sfeer is landelijk, de tempo’s zijn mild en bedaard, en zelfs het scherzo is een gemoedelijke maar toch wat treurige Ländler geworden. In de finale klopt het hart van de Hongaarse dans csárdás, maar wel beheerst en doorweven van een democratisch lijnenspel van de vijf strijkers.
Toelichting
De drie componisten van dit programma hebben elkaar niet gekend. Want de levens van Johann Sebastian Bach, Joseph Haydn en Johannes Brahms speelden zich af in te ver uiteenliggende tijdperken en geografische gebieden. Toch keek Haydn om naar Bach en Brahms naar Bach en Haydn. Toen Haydn in de buurt van de Weense Stephansdom voorzichtig zijn eerste mis op papier zette, schaafde Bach in het verre Leipzig in zijn laatste jaar aan zijn Die Kunst der Fuge en Hohe Messe, werken die Haydn nooit gekend heeft. Wel werd Haydn als koorknaap op het klavecimbel wegwijs gemaakt met Bachs Das wohltemperierte Klavier [lees daarover meer op pagina 117], net als later Wolfgang Amadeus Mozart en Ludwig van Beethoven.
De drie componisten van dit programma hebben elkaar niet gekend. Want de levens van Johann Sebastian Bach, Joseph Haydn en Johannes Brahms speelden zich af in te ver uiteenliggende tijdperken en geografische gebieden. Toch keek Haydn om naar Bach en Brahms naar Bach en Haydn. Toen Haydn in de buurt van de Weense Stephansdom voorzichtig zijn eerste mis op papier zette, schaafde Bach in het verre Leipzig in zijn laatste jaar aan zijn Die Kunst der Fuge en Hohe Messe, werken die Haydn nooit gekend heeft. Wel werd Haydn als koorknaap op het klavecimbel wegwijs gemaakt met Bachs Das wohltemperierte Klavier [lees daarover meer op pagina 117], net als later Wolfgang Amadeus Mozart en Ludwig van Beethoven.
Joseph Haydn (1732-1809)
Strijkkwartet
Vijfentwintig jaar na Bachs dood had Haydn de gewichtige stijl van de Barok achter zich gelaten en was hij de beroemdste componist van Europa geworden. Vanuit zijn isolement in Eisenstadt en het sprookjesachtige paleis Eszterháza nabij het Neusiedlermeer leverde hij de muziekuitgevers van Europa een groeiende stroom hoogst originele muziek. Zijn strijkkwartetten en symfonieën klonken in Wenen, Parijs, Berlijn, Londen en Amsterdam. Zo ook zijn zes strijkkwartetten van opus 20, die muziekuitgever Johann Julius Hummel in 1779 uitgaf met op het titelblad de afbeelding van een zon en die sindsdien ‘Sonnenquartette’ worden genoemd.
Het overwegend zonnige Strijkkwartet in D groot, opus 20 nr. 4 is dooraderd met het democratische contrapunt waarmee Haydn de geest van Bach liet voortleven. Het heeft een opvallend lang openingsdeel, met een hoofdthema dat zich twaalf maten lang aan de luisteraar voorstelt en een uitgebreide doorwerking ondergaat. Het prachtige langzame deel bestaat uit drie variaties over een melancholiek thema dat Haydn sotto voce (’met zachte stem’) gespeeld wilde hebben. Op de derde plaats een tegendraads Menuet waarin de volksmuziek uit de omgeving van paleis Eszterháza doorklinkt. De finale behoort tot de top van wat Haydn tot dan toe voor strijkkwartet had geschreven, vanwege de enorme schwung en de boeiende combinatie van thema’s en ongebreidelde fantasie.
Vijfentwintig jaar na Bachs dood had Haydn de gewichtige stijl van de Barok achter zich gelaten en was hij de beroemdste componist van Europa geworden. Vanuit zijn isolement in Eisenstadt en het sprookjesachtige paleis Eszterháza nabij het Neusiedlermeer leverde hij de muziekuitgevers van Europa een groeiende stroom hoogst originele muziek. Zijn strijkkwartetten en symfonieën klonken in Wenen, Parijs, Berlijn, Londen en Amsterdam. Zo ook zijn zes strijkkwartetten van opus 20, die muziekuitgever Johann Julius Hummel in 1779 uitgaf met op het titelblad de afbeelding van een zon en die sindsdien ‘Sonnenquartette’ worden genoemd.
Het overwegend zonnige Strijkkwartet in D groot, opus 20 nr. 4 is dooraderd met het democratische contrapunt waarmee Haydn de geest van Bach liet voortleven. Het heeft een opvallend lang openingsdeel, met een hoofdthema dat zich twaalf maten lang aan de luisteraar voorstelt en een uitgebreide doorwerking ondergaat. Het prachtige langzame deel bestaat uit drie variaties over een melancholiek thema dat Haydn sotto voce (’met zachte stem’) gespeeld wilde hebben. Op de derde plaats een tegendraads Menuet waarin de volksmuziek uit de omgeving van paleis Eszterháza doorklinkt. De finale behoort tot de top van wat Haydn tot dan toe voor strijkkwartet had geschreven, vanwege de enorme schwung en de boeiende combinatie van thema’s en ongebreidelde fantasie.
Johann Sebastian Bach (1685-1750)
Chaconne
In 1890 dook onverwachts een van de kostbaarste componistenhandschriften aller tijden op. Het manuscript droeg de datum 1720 en was daarmee toen al antiquarisch. Het had een collector’s item moeten zijn. Maar toen het nota bene aan Johannes Brahms te koop werd aangeboden, sloeg die het aanbod af. Hij twijfelde aan de echtheid, hoewel hij de werken in het handschrift maar al te goed kende: de Sonates en partita’s voor viool solo van Bach. De beroemde Chaconne uit de Tweede partita in d klein had hij ruim tien jaar eerder zelfs bewerkt voor piano linkshandig. Maar, beweerde hij, wanneer hij Bachs Chaconne voor viool solo zelf had gecomponeerd, dan zou hij zo geschokt zijn geweest en zo opgewonden dat hij gek zou zijn geworden.
De geschiedenis van dit handschrift geeft een goed beeld van hoe het met Bachs muziek in de negentiende eeuw gesteld was: ze was bekend bij een select groepje van kenners, met name in Duitsland, maar in de rest van Europa zo goed als vergeten. De eerste violist die ze in het openbaar durfde uit te voeren was Joseph Joachim, een goede vriend van Brahms. Hij verzorgde de eerste moderne uitgave die in 1908 verscheen, een jaar na zijn dood. Zo opende Joachim de ontdekkingstocht van de afgelopen eeuw door Bachs geniale vioolsolomuziek. Uit de Tweede partita in d klein, BWV 1004 is nu dat beroemde maar ook gevreesde vijfde deel te horen, de Chaconne, die met haar abnormale lengte van 257 maten ongeveer zo lang is als de voorgaande delen samen (!) en uitblinkt door duizelingwekkende variatie en fantasie.
In 1890 dook onverwachts een van de kostbaarste componistenhandschriften aller tijden op. Het manuscript droeg de datum 1720 en was daarmee toen al antiquarisch. Het had een collector’s item moeten zijn. Maar toen het nota bene aan Johannes Brahms te koop werd aangeboden, sloeg die het aanbod af. Hij twijfelde aan de echtheid, hoewel hij de werken in het handschrift maar al te goed kende: de Sonates en partita’s voor viool solo van Bach. De beroemde Chaconne uit de Tweede partita in d klein had hij ruim tien jaar eerder zelfs bewerkt voor piano linkshandig. Maar, beweerde hij, wanneer hij Bachs Chaconne voor viool solo zelf had gecomponeerd, dan zou hij zo geschokt zijn geweest en zo opgewonden dat hij gek zou zijn geworden.
De geschiedenis van dit handschrift geeft een goed beeld van hoe het met Bachs muziek in de negentiende eeuw gesteld was: ze was bekend bij een select groepje van kenners, met name in Duitsland, maar in de rest van Europa zo goed als vergeten. De eerste violist die ze in het openbaar durfde uit te voeren was Joseph Joachim, een goede vriend van Brahms. Hij verzorgde de eerste moderne uitgave die in 1908 verscheen, een jaar na zijn dood. Zo opende Joachim de ontdekkingstocht van de afgelopen eeuw door Bachs geniale vioolsolomuziek. Uit de Tweede partita in d klein, BWV 1004 is nu dat beroemde maar ook gevreesde vijfde deel te horen, de Chaconne, die met haar abnormale lengte van 257 maten ongeveer zo lang is als de voorgaande delen samen (!) en uitblinkt door duizelingwekkende variatie en fantasie.
Johannes Brahms (1833-1897)
Tweede strijkkwintet
Brahms was een van de grootste kenners van Bachs muziek in de negentiende eeuw. In Wenen voerde hij als dirigent van de Wiener Singakademie diens cantates uit en speelde hij voor Richard Wagner op de piano de Orgeltoccata in F groot voor. Tot aan zijn dood bleef Bach Brahms’ grootste inspiratiebron. Zo eindigt zijn melancholieke Vierde symfonie met een heerlijke passacaglia over een basthema uit Bachs cantate BWV 150, Nach dir, Herr, verlanget mich.
Maar Brahms was ook een groot kenner van de muziek van Haydn. Hij had het originele handschrift van de zes strijkkwartetten opus 20 in zijn bezit, bestudeerde dat minitieus, voorzag het van aantekeningen en besefte dat het een mijlpaal was in de geschiedenis van het componeren.
Het late Tweede strijkkwintet in G groot werd door Brahms enige tijd als zijn laatste werk beschouwd. ‘Hoog tijd om maar eens op te houden met componeren’, schreef hij aan zijn uitgever Simrock. Gelukkig hield hij geen woord! Het Tweede strijkkwintet werd geïnspireerd door een reis naar Italië en kwam voort uit schetsen voor een vijfde symfonie die er niet kwam. In zijn favoriete vakantieoord Bad Ischl werkte Brahms zijn aantekeningen uit tot dit strijkkwintet, door goede vriend Max Kalbeck betiteld als ‘Brahms op de Alpenweide’. De sfeer is landelijk, de tempo’s zijn mild en bedaard, en zelfs het scherzo is een gemoedelijke maar toch wat treurige Ländler geworden. In de finale klopt het hart van de Hongaarse dans csárdás, maar wel beheerst en doorweven van een democratisch lijnenspel van de vijf strijkers.
Brahms was een van de grootste kenners van Bachs muziek in de negentiende eeuw. In Wenen voerde hij als dirigent van de Wiener Singakademie diens cantates uit en speelde hij voor Richard Wagner op de piano de Orgeltoccata in F groot voor. Tot aan zijn dood bleef Bach Brahms’ grootste inspiratiebron. Zo eindigt zijn melancholieke Vierde symfonie met een heerlijke passacaglia over een basthema uit Bachs cantate BWV 150, Nach dir, Herr, verlanget mich.
Maar Brahms was ook een groot kenner van de muziek van Haydn. Hij had het originele handschrift van de zes strijkkwartetten opus 20 in zijn bezit, bestudeerde dat minitieus, voorzag het van aantekeningen en besefte dat het een mijlpaal was in de geschiedenis van het componeren.
Het late Tweede strijkkwintet in G groot werd door Brahms enige tijd als zijn laatste werk beschouwd. ‘Hoog tijd om maar eens op te houden met componeren’, schreef hij aan zijn uitgever Simrock. Gelukkig hield hij geen woord! Het Tweede strijkkwintet werd geïnspireerd door een reis naar Italië en kwam voort uit schetsen voor een vijfde symfonie die er niet kwam. In zijn favoriete vakantieoord Bad Ischl werkte Brahms zijn aantekeningen uit tot dit strijkkwintet, door goede vriend Max Kalbeck betiteld als ‘Brahms op de Alpenweide’. De sfeer is landelijk, de tempo’s zijn mild en bedaard, en zelfs het scherzo is een gemoedelijke maar toch wat treurige Ländler geworden. In de finale klopt het hart van de Hongaarse dans csárdás, maar wel beheerst en doorweven van een democratisch lijnenspel van de vijf strijkers.
Biografie
Leonkoro Quartet, kwartet
Het in 2019 in Berlijn opgerichte Leonkoro Quartet ontleent zijn naam aan De gebroeders Leeuwenhart van Astrid Lindgren, dat dood en troost tegenover elkaar zet; iets wat de musici – onder wie twee broers – in veel kwartetrepertoire herkennen.
Na een gezamenlijke kamermuziekopleiding bij Heime Müller (Artemis Quartett) aan de Musikhochschule Lübeck studeerde het viertal verder bij Günter Pichler (Alban Berg Quartett) aan de Escuela Superior de Música Reina Sofía Madrid.
In april 2022 won het Leonkoro Quartet de International String Quartet Competition van Wigmore Hall in Londen (waar het bovendien negen van de twaalf andere prijzen kreeg) en in mei behaalde het op het Concours International de Quatuors à Cordes de Bordeaux de eerste prijs plus twee publieksprijzen. Ook kreeg het kwartet de Merito String Quartet Award en werd het opgenomen in het BBC Radio 3 New Generation Artists Program (2022-2024). De debuut-cd (Ravel en Schumann) won de Choc de Classica de l’année 2023, en in voorjaar 2024 volgde een Borletti-Buitoni Trust Award.
Inmiddels was het Leonkoro Quartet te gast op vele befaamde podia en festivals door heel Europa, en afgelopen voorjaar tourde het door de Verenigde Staten. Bij zijn debuut in de Kleine Zaal op 27 september 2023 maakte het ensemble zo veel indruk dat Het Concertgebouw besloot tot het toekennen van de Young Talent Award 2024. De vorige optredens waren op 6 en 8 februari van dit jaar. Jonathan Schwarz en Amelie Wallner hebben beiden een viool in bruikleen, gebouwd door Giovanni Battista Guadagnini. Mayu Konoe bespeelt een altviool van Lorenzo Storioni, en Lukas Schwarz een cello van Carlo Tononi (Venetië, ca. 1720).
Timothy Ridout, altviool
Timothy Ridout studeerde aan de Royal Academy of Music in zijn geboorteplaats Londen en behaalde zijn master aan de Kronberg Academy bij Nobuko Imai. Hij was BBC New Generation Artist, kreeg een Borletti-Buitoni Trust Fellowship 2020 en won de Royal Philharmonic Society Young Artist Award 2023.
Hij soleerde bij verschillende BBC-orkesten, het Symphonieorchester des Bayerischen Rundfunks, het Tonhalle-Orchester Zürich, het Chamber Orchestra of Europe, de Camerata Salzburg en het Nederlands Kamerorkest.
Hoogtepunten van het vorige seizoen waren de wereldpremière van Mark Simpsons Hold your Heart in your Teeth met het Deutsches Symphonie-Orchester Berlin, Bartóks Altvioolconcert in Luik, Genève, Tenerife en Taipei en Waltons Altvioolconcert met het Tokyo Symphony Orchestra.
Timothy Ridout behoort tot de ‘Jungte Wilde’ van het Konzerthaus Dortmund en heeft dit jaar een residency op het Ryedale Festival. Kamermuziek speelt hij met partners als Janine Jansen (Kleine Zaal maart 2024), Isabelle Faust, Kian Soltani (Kleine Zaal december 2023), Denis Kozhukhin, Benjamin Grosvenor en de Chamber Music Society of Lincoln Center New York.
Met Tim Posner en Tim Crawford vormt hij het Teyber Trio, dat in de zomer van 2024 debuteerde in de Kleine Zaal met Bachs Goldberg-variaties in een bewerking voor strijktrio. Timothy Ridout bespeelt een instrument van Peregrino di Zanetto (ca. 1565-75).