Nog geen account of wachtwoord vergeten? Klik hier

Klaus Mäkelä dirigeert Richard Strauss bij het Concertgebouworkest

Klaus Mäkelä dirigeert Richard Strauss bij het Concertgebouworkest

Grote Zaal
30 oktober 2025
20.15 uur

Print dit programma

Koninklijk Concertgebouworkest
Klaus Mäkelä dirigent

Dit programma maakt deel uit van de series B woensdag en B donderdag.

Het concert wordt opgenomen door AVROTROS voor radio-uitzending op zondag 9 november om 14.00 uur via NPO Klassiek. 

Ook interessant:
‘Bij ieder orkest spreek je andere kanten van jezelf aan’ (interview met Klaus Mäkelä uit februari 2025)

ANDREW NORMAN (1979)

Play (2013, revisie 2016) 
Level 1 
Level 2

Level 3
Nederlandse première

pauze ± 21.00 uur

RICHARD STRAUSS (1864-1949)

Don Juan, op. 20 (1888-89) 
symfonisch gedicht voor groot orkest naar Nikolaus Lenau 

Suite uit ‘Der Rosenkavalier’, op. 59 (1909-10)
Con moto agitato
Allegro molto 
Tempo di valse, assai comodo da primo

Moderato molto sostenuto
Schneller Walzer: Molto con moto 

einde ± 22.20 uur

Grote Zaal 30 oktober 2025 20.15 uur

Koninklijk Concertgebouworkest
Klaus Mäkelä dirigent

Dit programma maakt deel uit van de series B woensdag en B donderdag.

Het concert wordt opgenomen door AVROTROS voor radio-uitzending op zondag 9 november om 14.00 uur via NPO Klassiek. 

Ook interessant:
‘Bij ieder orkest spreek je andere kanten van jezelf aan’ (interview met Klaus Mäkelä uit februari 2025)

ANDREW NORMAN (1979)

Play (2013, revisie 2016) 
Level 1 
Level 2

Level 3
Nederlandse première

pauze ± 21.00 uur

RICHARD STRAUSS (1864-1949)

Don Juan, op. 20 (1888-89) 
symfonisch gedicht voor groot orkest naar Nikolaus Lenau 

Suite uit ‘Der Rosenkavalier’, op. 59 (1909-10)
Con moto agitato
Allegro molto 
Tempo di valse, assai comodo da primo

Moderato molto sostenuto
Schneller Walzer: Molto con moto 

einde ± 22.20 uur

Toelichting

Toelichting

door Martijn Voorvelt

Klaus Mäkelä dirigeert werken van twee componisten die met schijnbaar speels gemak een meeslepend verhaal kunnen vertellen, mede dankzij hun virtuoze orkestratie­kunst. Muziek van Andrew Norman speelt het Concertgebouworkest voor het eerst. Werken van Richard Strauss stonden al talloze malen op het programma. 

Al tijdens een van de eerste concerten van het Concertgebouworkest, op 22 november 1888, zette chef-dirigent Willem Kes muziek van de nog jonge Strauss op de lessenaar. In hetzelfde jaar voltooide deze zijn opzienbarende symfonische gedicht Don Juan, dat zijn reputatie vestigde. Kes dirigeerde Don Juan dertien maal, de eerste keer op 12 maart 1891 en de laatste keer in 1895, het jaar dat Willem Mengelberg hem opvolgde. Deze bleek een nóg enthousiaster pleitbezorger voor Strauss. In 1897 werd de Duitser voor het eerst gestrikt om bij het orkest eigen werk te komen dirigeren, waaronder Don Juan – nog veertig (!) concerten zouden volgden – en in 1898 gaf Strauss uiting aan zijn waardering door zijn nieuwe werk, Ein Heldenleben, aan Mengelberg en zijn Amsterdamse orkest op te dragen.

Strauss’ ambitieuze symfonische gedichten werden toentertijd als moeilijk, zwaar en modern beschouwd. Dat we er inmiddels al vele jaren met veel plezier naar luisteren (zo stond Don Juan al 275 keer bij het Concertgebouworkest op de lessenaar) hebben we grotendeels te danken aan dirigenten als Kes en Mengelberg, die volhardden in hun artistieke koers. Het illustreert het belang van het blijven spelen van eigentijdse muziek, desnoods tegen de stroom in. Zoals Klaus Mäkelä zegt: ‘Dat is óók een belangrijke traditie van het Concertgebouworkest: het spelen van de meesterwerken van morgen.’

Klaus Mäkelä dirigeert werken van twee componisten die met schijnbaar speels gemak een meeslepend verhaal kunnen vertellen, mede dankzij hun virtuoze orkestratie­kunst. Muziek van Andrew Norman speelt het Concertgebouworkest voor het eerst. Werken van Richard Strauss stonden al talloze malen op het programma. 

Al tijdens een van de eerste concerten van het Concertgebouworkest, op 22 november 1888, zette chef-dirigent Willem Kes muziek van de nog jonge Strauss op de lessenaar. In hetzelfde jaar voltooide deze zijn opzienbarende symfonische gedicht Don Juan, dat zijn reputatie vestigde. Kes dirigeerde Don Juan dertien maal, de eerste keer op 12 maart 1891 en de laatste keer in 1895, het jaar dat Willem Mengelberg hem opvolgde. Deze bleek een nóg enthousiaster pleitbezorger voor Strauss. In 1897 werd de Duitser voor het eerst gestrikt om bij het orkest eigen werk te komen dirigeren, waaronder Don Juan – nog veertig (!) concerten zouden volgden – en in 1898 gaf Strauss uiting aan zijn waardering door zijn nieuwe werk, Ein Heldenleben, aan Mengelberg en zijn Amsterdamse orkest op te dragen.

Strauss’ ambitieuze symfonische gedichten werden toentertijd als moeilijk, zwaar en modern beschouwd. Dat we er inmiddels al vele jaren met veel plezier naar luisteren (zo stond Don Juan al 275 keer bij het Concertgebouworkest op de lessenaar) hebben we grotendeels te danken aan dirigenten als Kes en Mengelberg, die volhardden in hun artistieke koers. Het illustreert het belang van het blijven spelen van eigentijdse muziek, desnoods tegen de stroom in. Zoals Klaus Mäkelä zegt: ‘Dat is óók een belangrijke traditie van het Concertgebouworkest: het spelen van de meesterwerken van morgen.’

door Martijn Voorvelt

Andrew Norman (1979)

Play

door Martijn Voorvelt

  • Andrew Norman

    Foto: Mathew Imaging

    Andrew Norman

    Foto: Mathew Imaging

  • Andrew Norman

    Foto: Mathew Imaging

    Andrew Norman

    Foto: Mathew Imaging

Net als destijds Richard Strauss maakt de Amerikaanse componist Andrew Norman naam met vindingrijke verhalende werken, waarin traditioneel-klassieke en moderne klanken en technieken hand in hand gaan. Zeker sinds Norman in 2017 vanwege zijn orkestwerk Play de prestigieuze Grawemeyer Award kreeg uitgereikt, is zijn muziek ook regelmatig buiten de Verenigde Staten te horen. Zo bracht de Berliner Philharmoniker in juni 2017 de première van Normans kinderopera A Trip to the Moon en hield Jörgen van Rijen – solotrombonist van het Concertgebouworkest – in september 2024 met het Lucerne Festival Contemporary Orchestra zijn Tromboneconcert ten doop onder leiding van George Benjamin.

Wie bespeelt wie in Normans Play?

Norman vertelt graag muzikale verhalen, maar dan met gebruikmaking van de non-lineaire montagetechnieken uit moderne films en games. Dat gebeurt ook in Play, waarvan we de titel heel letterlijk mogen nemen, op meerdere niveaus. Spelen, de fysieke handeling van het bespelen van een muziekinstrument, is bijvoorbeeld een belangrijke inspiratie. Maar, licht Norman toe, ‘ik ben ook gefascineerd door hoe het orkest, als ‘meta-instrument’, wordt bespeeld, hoe de vele bewegende delen en mensen met elkaar, tegen elkaar of los van elkaar kunnen spelen. Het woord ‘spelen’ impliceert plezier, kolder en een kinderlijke uitbundigheid, maar kan ook wijzen op een duistere kant van intermenselijke relaties: manipulatie, controle, bedrog en de vele vormen van poppenspelersdynamiek die te extrapoleren zijn uit de communicatieketen componist-dirigent-­orkest-publiek’. 

Wie bespeelt wie? De slagwerkers ‘bespelen’ in Play hun orkestcollega’s, ‘zoals ze zelf ‘bespeeld’ worden door de dirigent, die op zijn beurt weer ‘bespeeld’ wordt door de partituur. Specifieke slagwerkinstrumenten fungeren als triggers die andere spelers aan- en uitzetten, waardoor ze harder of zachter, vooruit of achteruit, sneller of langzamer gaan spelen. Ze zorgen ervoor dat de muziek terugspoelt en dingen opnieuw probeert, heen en weer springt in de verhaalstructuur of zelfs van kanaal wisselt. Zo moeten we spelenderwijs met z’n allen een weg uit het labyrint vinden, naar een hoger niveau van het spel (of van het leven). Niet voor niets heten de delen Level 1, 2 en 3.

Net als destijds Richard Strauss maakt de Amerikaanse componist Andrew Norman naam met vindingrijke verhalende werken, waarin traditioneel-klassieke en moderne klanken en technieken hand in hand gaan. Zeker sinds Norman in 2017 vanwege zijn orkestwerk Play de prestigieuze Grawemeyer Award kreeg uitgereikt, is zijn muziek ook regelmatig buiten de Verenigde Staten te horen. Zo bracht de Berliner Philharmoniker in juni 2017 de première van Normans kinderopera A Trip to the Moon en hield Jörgen van Rijen – solotrombonist van het Concertgebouworkest – in september 2024 met het Lucerne Festival Contemporary Orchestra zijn Tromboneconcert ten doop onder leiding van George Benjamin.

Wie bespeelt wie in Normans Play?

Norman vertelt graag muzikale verhalen, maar dan met gebruikmaking van de non-lineaire montagetechnieken uit moderne films en games. Dat gebeurt ook in Play, waarvan we de titel heel letterlijk mogen nemen, op meerdere niveaus. Spelen, de fysieke handeling van het bespelen van een muziekinstrument, is bijvoorbeeld een belangrijke inspiratie. Maar, licht Norman toe, ‘ik ben ook gefascineerd door hoe het orkest, als ‘meta-instrument’, wordt bespeeld, hoe de vele bewegende delen en mensen met elkaar, tegen elkaar of los van elkaar kunnen spelen. Het woord ‘spelen’ impliceert plezier, kolder en een kinderlijke uitbundigheid, maar kan ook wijzen op een duistere kant van intermenselijke relaties: manipulatie, controle, bedrog en de vele vormen van poppenspelersdynamiek die te extrapoleren zijn uit de communicatieketen componist-dirigent-­orkest-publiek’. 

Wie bespeelt wie? De slagwerkers ‘bespelen’ in Play hun orkestcollega’s, ‘zoals ze zelf ‘bespeeld’ worden door de dirigent, die op zijn beurt weer ‘bespeeld’ wordt door de partituur. Specifieke slagwerkinstrumenten fungeren als triggers die andere spelers aan- en uitzetten, waardoor ze harder of zachter, vooruit of achteruit, sneller of langzamer gaan spelen. Ze zorgen ervoor dat de muziek terugspoelt en dingen opnieuw probeert, heen en weer springt in de verhaalstructuur of zelfs van kanaal wisselt. Zo moeten we spelenderwijs met z’n allen een weg uit het labyrint vinden, naar een hoger niveau van het spel (of van het leven). Niet voor niets heten de delen Level 1, 2 en 3.

door Martijn Voorvelt

Richard Strauss (1864-1949)

Don Juan

door Paul Jansen

  • Richard Strauss

    Richard Strauss met zijn vrouw Pauline de Ahna en zoon Franz Strauss

    Richard Strauss

    Richard Strauss met zijn vrouw Pauline de Ahna en zoon Franz Strauss

  • Richard Strauss

    Richard Strauss met zijn vrouw Pauline de Ahna en zoon Franz Strauss

    Richard Strauss

    Richard Strauss met zijn vrouw Pauline de Ahna en zoon Franz Strauss

Met Don Juan publiceerde Richard Strauss op vijfentwintigjarige leeftijd zijn eerste echte symfonisch gedicht. In navolging van Franz Liszt baseerde Strauss zich op een gegeven uit de literatuur: het gelijknamige, onvoltooide toneelstuk in versvorm van Nikolaus Lenau uit 1844. Hoewel Strauss het verhaal niet op de voet volgt, legt hij wel de link met het toneelstuk door in de partituur enkele citaten op te nemen. Wat Strauss in Don Juan vooral heeft ­weergegeven, is een portret van een man die zijn zoektocht naar de ideale vrouw voortzet in de wetenschap haar nooit te vinden. Hoewel de invloed van Richard Wagner nog sterk aanwezig is, wist Strauss direct alles wat zijn symfonische gedichten tot een uniek oeuvre maakt te presenteren. De schitterende lange melodielijnen, de rijke harmonische taal, de ritmische vitaliteit en bovenal het gevoel voor muzikaal drama. Bovendien bevrijdde hij zich van het juk van de traditionele vormen door zijn werk te organiseren in verhalende delen. Deze episoden worden in Don Juan bijeengehouden door het direct aan het begin gepresenteerde thema dat Don Juan zelf representeert. Na een tweetal liefdesscènes komt Don Juan op een gemaskerd bal terecht en speelt Strauss met de verschillende thema’s totdat Don Juan zich op de begraafplaats bevindt en het beeld van de edelman die hij ooit doodde balorig aan tafel uitnodigt. Diens zoon verschijnt en Don Juan sneuvelt in het onvermijdelijke duel. Een prachtig coda markeert het einde van een leven vol pracht, praal en opwinding.

Met Don Juan publiceerde Richard Strauss op vijfentwintigjarige leeftijd zijn eerste echte symfonisch gedicht. In navolging van Franz Liszt baseerde Strauss zich op een gegeven uit de literatuur: het gelijknamige, onvoltooide toneelstuk in versvorm van Nikolaus Lenau uit 1844. Hoewel Strauss het verhaal niet op de voet volgt, legt hij wel de link met het toneelstuk door in de partituur enkele citaten op te nemen. Wat Strauss in Don Juan vooral heeft ­weergegeven, is een portret van een man die zijn zoektocht naar de ideale vrouw voortzet in de wetenschap haar nooit te vinden. Hoewel de invloed van Richard Wagner nog sterk aanwezig is, wist Strauss direct alles wat zijn symfonische gedichten tot een uniek oeuvre maakt te presenteren. De schitterende lange melodielijnen, de rijke harmonische taal, de ritmische vitaliteit en bovenal het gevoel voor muzikaal drama. Bovendien bevrijdde hij zich van het juk van de traditionele vormen door zijn werk te organiseren in verhalende delen. Deze episoden worden in Don Juan bijeengehouden door het direct aan het begin gepresenteerde thema dat Don Juan zelf representeert. Na een tweetal liefdesscènes komt Don Juan op een gemaskerd bal terecht en speelt Strauss met de verschillende thema’s totdat Don Juan zich op de begraafplaats bevindt en het beeld van de edelman die hij ooit doodde balorig aan tafel uitnodigt. Diens zoon verschijnt en Don Juan sneuvelt in het onvermijdelijke duel. Een prachtig coda markeert het einde van een leven vol pracht, praal en opwinding.

door Paul Jansen

Richard Strauss (1864-1949)

Suite uit ‘Der Rosenkavalier’

door Aad van der Ven

  • Richard Strauss

    Foto door Edward Steichen, 1904

    Richard Strauss

    Foto door Edward Steichen, 1904

  • Richard Strauss

    Foto door Edward Steichen, 1904

    Richard Strauss

    Foto door Edward Steichen, 1904

Sentimenteel, humoristisch en een tikje pikant. Is het een wonder dat het operapubliek al een eeuw lang wegloopt met Der ­Rosenkavalier? ‘Dit zal klinken als olie en boter’, schreef Richard Strauss nadat hij het libretto van Hugo von Hofmannsthal had gelezen. Na in twee sensationele opera’s respectievelijk de perverse Salome en de wraakzuchtige Elektra te hebben belicht, concentreerde hij zich op een aristocratische Weense dame van middelbare leeftijd die een affaire heeft met een veel jongere minnaar. Die moet zij aan het einde van de opera afstaan aan een jonge vrouw die haar dochter had kunnen zijn. Vervuld van weemoed verzoent zij zich met haar lot. En passant krijgt een veel oudere, lompe huwelijkskandidaat een lesje en druipt af. Ondanks de weelderige orkestbezetting slaagt Strauss erin zwaarte in de muziek te vermijden. Behalve aan de niet aflatende walsritmes is dat te danken aan het transparante koloriet met een prominent aandeel van instrumenten als fluit, harp en celesta. Strauss zelf stelde spoedig na de succesvolle première van zijn opera een orkestsuite samen, en na hem hebben diverse dirigenten hun eigen selectie gemaakt. 

Suites uit 'Der Rosenkavalier'
Bij het Concertgebouworkest leidde Strauss Der Rosenkavalier op 9 en 10 januari 1917 in respectievelijk Den Haag en Amsterdam (Stadsschouwburg). Na herhaalde uitvoeringen, ook onvolledige (zoals in april 1936 fragmenten tweede bedrijf en gehele derde bedrijf onder Frieder Weissmann), speelde het orkest in augustus 1984 voor het eerst een Su­ite uit ‘Der Rosenkavalier’, samengesteld en gedirigeerd door Erich Leinsdorf. Tijdens Opening Night op 13 september 2024 leidde Andrés Orozco-Estrada in het Nelson Mandelapark een door Strauss zelf in 1944 samengestelde suite, de ­Walzerfolge nr. 2. De suite die u vandaag hoort is in datzelfde jaar samengesteld, waarschijnlijk door Artur Rodziński. Het Concertgebouworkest speelde deze suite tot nu toe alleen onder leiding van Mariss Jansons, diverse malen tussen 2006 en 2012.

Sentimenteel, humoristisch en een tikje pikant. Is het een wonder dat het operapubliek al een eeuw lang wegloopt met Der ­Rosenkavalier? ‘Dit zal klinken als olie en boter’, schreef Richard Strauss nadat hij het libretto van Hugo von Hofmannsthal had gelezen. Na in twee sensationele opera’s respectievelijk de perverse Salome en de wraakzuchtige Elektra te hebben belicht, concentreerde hij zich op een aristocratische Weense dame van middelbare leeftijd die een affaire heeft met een veel jongere minnaar. Die moet zij aan het einde van de opera afstaan aan een jonge vrouw die haar dochter had kunnen zijn. Vervuld van weemoed verzoent zij zich met haar lot. En passant krijgt een veel oudere, lompe huwelijkskandidaat een lesje en druipt af. Ondanks de weelderige orkestbezetting slaagt Strauss erin zwaarte in de muziek te vermijden. Behalve aan de niet aflatende walsritmes is dat te danken aan het transparante koloriet met een prominent aandeel van instrumenten als fluit, harp en celesta. Strauss zelf stelde spoedig na de succesvolle première van zijn opera een orkestsuite samen, en na hem hebben diverse dirigenten hun eigen selectie gemaakt. 

Suites uit 'Der Rosenkavalier'
Bij het Concertgebouworkest leidde Strauss Der Rosenkavalier op 9 en 10 januari 1917 in respectievelijk Den Haag en Amsterdam (Stadsschouwburg). Na herhaalde uitvoeringen, ook onvolledige (zoals in april 1936 fragmenten tweede bedrijf en gehele derde bedrijf onder Frieder Weissmann), speelde het orkest in augustus 1984 voor het eerst een Su­ite uit ‘Der Rosenkavalier’, samengesteld en gedirigeerd door Erich Leinsdorf. Tijdens Opening Night op 13 september 2024 leidde Andrés Orozco-Estrada in het Nelson Mandelapark een door Strauss zelf in 1944 samengestelde suite, de ­Walzerfolge nr. 2. De suite die u vandaag hoort is in datzelfde jaar samengesteld, waarschijnlijk door Artur Rodziński. Het Concertgebouworkest speelde deze suite tot nu toe alleen onder leiding van Mariss Jansons, diverse malen tussen 2006 en 2012.

door Aad van der Ven

Toelichting

door Martijn Voorvelt

Klaus Mäkelä dirigeert werken van twee componisten die met schijnbaar speels gemak een meeslepend verhaal kunnen vertellen, mede dankzij hun virtuoze orkestratie­kunst. Muziek van Andrew Norman speelt het Concertgebouworkest voor het eerst. Werken van Richard Strauss stonden al talloze malen op het programma. 

Al tijdens een van de eerste concerten van het Concertgebouworkest, op 22 november 1888, zette chef-dirigent Willem Kes muziek van de nog jonge Strauss op de lessenaar. In hetzelfde jaar voltooide deze zijn opzienbarende symfonische gedicht Don Juan, dat zijn reputatie vestigde. Kes dirigeerde Don Juan dertien maal, de eerste keer op 12 maart 1891 en de laatste keer in 1895, het jaar dat Willem Mengelberg hem opvolgde. Deze bleek een nóg enthousiaster pleitbezorger voor Strauss. In 1897 werd de Duitser voor het eerst gestrikt om bij het orkest eigen werk te komen dirigeren, waaronder Don Juan – nog veertig (!) concerten zouden volgden – en in 1898 gaf Strauss uiting aan zijn waardering door zijn nieuwe werk, Ein Heldenleben, aan Mengelberg en zijn Amsterdamse orkest op te dragen.

Strauss’ ambitieuze symfonische gedichten werden toentertijd als moeilijk, zwaar en modern beschouwd. Dat we er inmiddels al vele jaren met veel plezier naar luisteren (zo stond Don Juan al 275 keer bij het Concertgebouworkest op de lessenaar) hebben we grotendeels te danken aan dirigenten als Kes en Mengelberg, die volhardden in hun artistieke koers. Het illustreert het belang van het blijven spelen van eigentijdse muziek, desnoods tegen de stroom in. Zoals Klaus Mäkelä zegt: ‘Dat is óók een belangrijke traditie van het Concertgebouworkest: het spelen van de meesterwerken van morgen.’

Klaus Mäkelä dirigeert werken van twee componisten die met schijnbaar speels gemak een meeslepend verhaal kunnen vertellen, mede dankzij hun virtuoze orkestratie­kunst. Muziek van Andrew Norman speelt het Concertgebouworkest voor het eerst. Werken van Richard Strauss stonden al talloze malen op het programma. 

Al tijdens een van de eerste concerten van het Concertgebouworkest, op 22 november 1888, zette chef-dirigent Willem Kes muziek van de nog jonge Strauss op de lessenaar. In hetzelfde jaar voltooide deze zijn opzienbarende symfonische gedicht Don Juan, dat zijn reputatie vestigde. Kes dirigeerde Don Juan dertien maal, de eerste keer op 12 maart 1891 en de laatste keer in 1895, het jaar dat Willem Mengelberg hem opvolgde. Deze bleek een nóg enthousiaster pleitbezorger voor Strauss. In 1897 werd de Duitser voor het eerst gestrikt om bij het orkest eigen werk te komen dirigeren, waaronder Don Juan – nog veertig (!) concerten zouden volgden – en in 1898 gaf Strauss uiting aan zijn waardering door zijn nieuwe werk, Ein Heldenleben, aan Mengelberg en zijn Amsterdamse orkest op te dragen.

Strauss’ ambitieuze symfonische gedichten werden toentertijd als moeilijk, zwaar en modern beschouwd. Dat we er inmiddels al vele jaren met veel plezier naar luisteren (zo stond Don Juan al 275 keer bij het Concertgebouworkest op de lessenaar) hebben we grotendeels te danken aan dirigenten als Kes en Mengelberg, die volhardden in hun artistieke koers. Het illustreert het belang van het blijven spelen van eigentijdse muziek, desnoods tegen de stroom in. Zoals Klaus Mäkelä zegt: ‘Dat is óók een belangrijke traditie van het Concertgebouworkest: het spelen van de meesterwerken van morgen.’

door Martijn Voorvelt

Andrew Norman (1979)

Play

door Martijn Voorvelt

  • Andrew Norman

    Foto: Mathew Imaging

    Andrew Norman

    Foto: Mathew Imaging

  • Andrew Norman

    Foto: Mathew Imaging

    Andrew Norman

    Foto: Mathew Imaging

Net als destijds Richard Strauss maakt de Amerikaanse componist Andrew Norman naam met vindingrijke verhalende werken, waarin traditioneel-klassieke en moderne klanken en technieken hand in hand gaan. Zeker sinds Norman in 2017 vanwege zijn orkestwerk Play de prestigieuze Grawemeyer Award kreeg uitgereikt, is zijn muziek ook regelmatig buiten de Verenigde Staten te horen. Zo bracht de Berliner Philharmoniker in juni 2017 de première van Normans kinderopera A Trip to the Moon en hield Jörgen van Rijen – solotrombonist van het Concertgebouworkest – in september 2024 met het Lucerne Festival Contemporary Orchestra zijn Tromboneconcert ten doop onder leiding van George Benjamin.

Wie bespeelt wie in Normans Play?

Norman vertelt graag muzikale verhalen, maar dan met gebruikmaking van de non-lineaire montagetechnieken uit moderne films en games. Dat gebeurt ook in Play, waarvan we de titel heel letterlijk mogen nemen, op meerdere niveaus. Spelen, de fysieke handeling van het bespelen van een muziekinstrument, is bijvoorbeeld een belangrijke inspiratie. Maar, licht Norman toe, ‘ik ben ook gefascineerd door hoe het orkest, als ‘meta-instrument’, wordt bespeeld, hoe de vele bewegende delen en mensen met elkaar, tegen elkaar of los van elkaar kunnen spelen. Het woord ‘spelen’ impliceert plezier, kolder en een kinderlijke uitbundigheid, maar kan ook wijzen op een duistere kant van intermenselijke relaties: manipulatie, controle, bedrog en de vele vormen van poppenspelersdynamiek die te extrapoleren zijn uit de communicatieketen componist-dirigent-­orkest-publiek’. 

Wie bespeelt wie? De slagwerkers ‘bespelen’ in Play hun orkestcollega’s, ‘zoals ze zelf ‘bespeeld’ worden door de dirigent, die op zijn beurt weer ‘bespeeld’ wordt door de partituur. Specifieke slagwerkinstrumenten fungeren als triggers die andere spelers aan- en uitzetten, waardoor ze harder of zachter, vooruit of achteruit, sneller of langzamer gaan spelen. Ze zorgen ervoor dat de muziek terugspoelt en dingen opnieuw probeert, heen en weer springt in de verhaalstructuur of zelfs van kanaal wisselt. Zo moeten we spelenderwijs met z’n allen een weg uit het labyrint vinden, naar een hoger niveau van het spel (of van het leven). Niet voor niets heten de delen Level 1, 2 en 3.

Net als destijds Richard Strauss maakt de Amerikaanse componist Andrew Norman naam met vindingrijke verhalende werken, waarin traditioneel-klassieke en moderne klanken en technieken hand in hand gaan. Zeker sinds Norman in 2017 vanwege zijn orkestwerk Play de prestigieuze Grawemeyer Award kreeg uitgereikt, is zijn muziek ook regelmatig buiten de Verenigde Staten te horen. Zo bracht de Berliner Philharmoniker in juni 2017 de première van Normans kinderopera A Trip to the Moon en hield Jörgen van Rijen – solotrombonist van het Concertgebouworkest – in september 2024 met het Lucerne Festival Contemporary Orchestra zijn Tromboneconcert ten doop onder leiding van George Benjamin.

Wie bespeelt wie in Normans Play?

Norman vertelt graag muzikale verhalen, maar dan met gebruikmaking van de non-lineaire montagetechnieken uit moderne films en games. Dat gebeurt ook in Play, waarvan we de titel heel letterlijk mogen nemen, op meerdere niveaus. Spelen, de fysieke handeling van het bespelen van een muziekinstrument, is bijvoorbeeld een belangrijke inspiratie. Maar, licht Norman toe, ‘ik ben ook gefascineerd door hoe het orkest, als ‘meta-instrument’, wordt bespeeld, hoe de vele bewegende delen en mensen met elkaar, tegen elkaar of los van elkaar kunnen spelen. Het woord ‘spelen’ impliceert plezier, kolder en een kinderlijke uitbundigheid, maar kan ook wijzen op een duistere kant van intermenselijke relaties: manipulatie, controle, bedrog en de vele vormen van poppenspelersdynamiek die te extrapoleren zijn uit de communicatieketen componist-dirigent-­orkest-publiek’. 

Wie bespeelt wie? De slagwerkers ‘bespelen’ in Play hun orkestcollega’s, ‘zoals ze zelf ‘bespeeld’ worden door de dirigent, die op zijn beurt weer ‘bespeeld’ wordt door de partituur. Specifieke slagwerkinstrumenten fungeren als triggers die andere spelers aan- en uitzetten, waardoor ze harder of zachter, vooruit of achteruit, sneller of langzamer gaan spelen. Ze zorgen ervoor dat de muziek terugspoelt en dingen opnieuw probeert, heen en weer springt in de verhaalstructuur of zelfs van kanaal wisselt. Zo moeten we spelenderwijs met z’n allen een weg uit het labyrint vinden, naar een hoger niveau van het spel (of van het leven). Niet voor niets heten de delen Level 1, 2 en 3.

door Martijn Voorvelt

Richard Strauss (1864-1949)

Don Juan

door Paul Jansen

  • Richard Strauss

    Richard Strauss met zijn vrouw Pauline de Ahna en zoon Franz Strauss

    Richard Strauss

    Richard Strauss met zijn vrouw Pauline de Ahna en zoon Franz Strauss

  • Richard Strauss

    Richard Strauss met zijn vrouw Pauline de Ahna en zoon Franz Strauss

    Richard Strauss

    Richard Strauss met zijn vrouw Pauline de Ahna en zoon Franz Strauss

Met Don Juan publiceerde Richard Strauss op vijfentwintigjarige leeftijd zijn eerste echte symfonisch gedicht. In navolging van Franz Liszt baseerde Strauss zich op een gegeven uit de literatuur: het gelijknamige, onvoltooide toneelstuk in versvorm van Nikolaus Lenau uit 1844. Hoewel Strauss het verhaal niet op de voet volgt, legt hij wel de link met het toneelstuk door in de partituur enkele citaten op te nemen. Wat Strauss in Don Juan vooral heeft ­weergegeven, is een portret van een man die zijn zoektocht naar de ideale vrouw voortzet in de wetenschap haar nooit te vinden. Hoewel de invloed van Richard Wagner nog sterk aanwezig is, wist Strauss direct alles wat zijn symfonische gedichten tot een uniek oeuvre maakt te presenteren. De schitterende lange melodielijnen, de rijke harmonische taal, de ritmische vitaliteit en bovenal het gevoel voor muzikaal drama. Bovendien bevrijdde hij zich van het juk van de traditionele vormen door zijn werk te organiseren in verhalende delen. Deze episoden worden in Don Juan bijeengehouden door het direct aan het begin gepresenteerde thema dat Don Juan zelf representeert. Na een tweetal liefdesscènes komt Don Juan op een gemaskerd bal terecht en speelt Strauss met de verschillende thema’s totdat Don Juan zich op de begraafplaats bevindt en het beeld van de edelman die hij ooit doodde balorig aan tafel uitnodigt. Diens zoon verschijnt en Don Juan sneuvelt in het onvermijdelijke duel. Een prachtig coda markeert het einde van een leven vol pracht, praal en opwinding.

Met Don Juan publiceerde Richard Strauss op vijfentwintigjarige leeftijd zijn eerste echte symfonisch gedicht. In navolging van Franz Liszt baseerde Strauss zich op een gegeven uit de literatuur: het gelijknamige, onvoltooide toneelstuk in versvorm van Nikolaus Lenau uit 1844. Hoewel Strauss het verhaal niet op de voet volgt, legt hij wel de link met het toneelstuk door in de partituur enkele citaten op te nemen. Wat Strauss in Don Juan vooral heeft ­weergegeven, is een portret van een man die zijn zoektocht naar de ideale vrouw voortzet in de wetenschap haar nooit te vinden. Hoewel de invloed van Richard Wagner nog sterk aanwezig is, wist Strauss direct alles wat zijn symfonische gedichten tot een uniek oeuvre maakt te presenteren. De schitterende lange melodielijnen, de rijke harmonische taal, de ritmische vitaliteit en bovenal het gevoel voor muzikaal drama. Bovendien bevrijdde hij zich van het juk van de traditionele vormen door zijn werk te organiseren in verhalende delen. Deze episoden worden in Don Juan bijeengehouden door het direct aan het begin gepresenteerde thema dat Don Juan zelf representeert. Na een tweetal liefdesscènes komt Don Juan op een gemaskerd bal terecht en speelt Strauss met de verschillende thema’s totdat Don Juan zich op de begraafplaats bevindt en het beeld van de edelman die hij ooit doodde balorig aan tafel uitnodigt. Diens zoon verschijnt en Don Juan sneuvelt in het onvermijdelijke duel. Een prachtig coda markeert het einde van een leven vol pracht, praal en opwinding.

door Paul Jansen

Richard Strauss (1864-1949)

Suite uit ‘Der Rosenkavalier’

door Aad van der Ven

  • Richard Strauss

    Foto door Edward Steichen, 1904

    Richard Strauss

    Foto door Edward Steichen, 1904

  • Richard Strauss

    Foto door Edward Steichen, 1904

    Richard Strauss

    Foto door Edward Steichen, 1904

Sentimenteel, humoristisch en een tikje pikant. Is het een wonder dat het operapubliek al een eeuw lang wegloopt met Der ­Rosenkavalier? ‘Dit zal klinken als olie en boter’, schreef Richard Strauss nadat hij het libretto van Hugo von Hofmannsthal had gelezen. Na in twee sensationele opera’s respectievelijk de perverse Salome en de wraakzuchtige Elektra te hebben belicht, concentreerde hij zich op een aristocratische Weense dame van middelbare leeftijd die een affaire heeft met een veel jongere minnaar. Die moet zij aan het einde van de opera afstaan aan een jonge vrouw die haar dochter had kunnen zijn. Vervuld van weemoed verzoent zij zich met haar lot. En passant krijgt een veel oudere, lompe huwelijkskandidaat een lesje en druipt af. Ondanks de weelderige orkestbezetting slaagt Strauss erin zwaarte in de muziek te vermijden. Behalve aan de niet aflatende walsritmes is dat te danken aan het transparante koloriet met een prominent aandeel van instrumenten als fluit, harp en celesta. Strauss zelf stelde spoedig na de succesvolle première van zijn opera een orkestsuite samen, en na hem hebben diverse dirigenten hun eigen selectie gemaakt. 

Suites uit 'Der Rosenkavalier'
Bij het Concertgebouworkest leidde Strauss Der Rosenkavalier op 9 en 10 januari 1917 in respectievelijk Den Haag en Amsterdam (Stadsschouwburg). Na herhaalde uitvoeringen, ook onvolledige (zoals in april 1936 fragmenten tweede bedrijf en gehele derde bedrijf onder Frieder Weissmann), speelde het orkest in augustus 1984 voor het eerst een Su­ite uit ‘Der Rosenkavalier’, samengesteld en gedirigeerd door Erich Leinsdorf. Tijdens Opening Night op 13 september 2024 leidde Andrés Orozco-Estrada in het Nelson Mandelapark een door Strauss zelf in 1944 samengestelde suite, de ­Walzerfolge nr. 2. De suite die u vandaag hoort is in datzelfde jaar samengesteld, waarschijnlijk door Artur Rodziński. Het Concertgebouworkest speelde deze suite tot nu toe alleen onder leiding van Mariss Jansons, diverse malen tussen 2006 en 2012.

Sentimenteel, humoristisch en een tikje pikant. Is het een wonder dat het operapubliek al een eeuw lang wegloopt met Der ­Rosenkavalier? ‘Dit zal klinken als olie en boter’, schreef Richard Strauss nadat hij het libretto van Hugo von Hofmannsthal had gelezen. Na in twee sensationele opera’s respectievelijk de perverse Salome en de wraakzuchtige Elektra te hebben belicht, concentreerde hij zich op een aristocratische Weense dame van middelbare leeftijd die een affaire heeft met een veel jongere minnaar. Die moet zij aan het einde van de opera afstaan aan een jonge vrouw die haar dochter had kunnen zijn. Vervuld van weemoed verzoent zij zich met haar lot. En passant krijgt een veel oudere, lompe huwelijkskandidaat een lesje en druipt af. Ondanks de weelderige orkestbezetting slaagt Strauss erin zwaarte in de muziek te vermijden. Behalve aan de niet aflatende walsritmes is dat te danken aan het transparante koloriet met een prominent aandeel van instrumenten als fluit, harp en celesta. Strauss zelf stelde spoedig na de succesvolle première van zijn opera een orkestsuite samen, en na hem hebben diverse dirigenten hun eigen selectie gemaakt. 

Suites uit 'Der Rosenkavalier'
Bij het Concertgebouworkest leidde Strauss Der Rosenkavalier op 9 en 10 januari 1917 in respectievelijk Den Haag en Amsterdam (Stadsschouwburg). Na herhaalde uitvoeringen, ook onvolledige (zoals in april 1936 fragmenten tweede bedrijf en gehele derde bedrijf onder Frieder Weissmann), speelde het orkest in augustus 1984 voor het eerst een Su­ite uit ‘Der Rosenkavalier’, samengesteld en gedirigeerd door Erich Leinsdorf. Tijdens Opening Night op 13 september 2024 leidde Andrés Orozco-Estrada in het Nelson Mandelapark een door Strauss zelf in 1944 samengestelde suite, de ­Walzerfolge nr. 2. De suite die u vandaag hoort is in datzelfde jaar samengesteld, waarschijnlijk door Artur Rodziński. Het Concertgebouworkest speelde deze suite tot nu toe alleen onder leiding van Mariss Jansons, diverse malen tussen 2006 en 2012.

door Aad van der Ven

Biografie

Koninklijk Concertgebouworkest, orkest

Al 137 jaar brengt het Koninklijk Concertgebouw­orkest muziek tot leven. Het Amsterdamse orkest wordt wereldwijd geroemd om zijn unieke klank en zijn veelzijdige repertoire en heeft het voorrecht om met de meest vooraanstaande dirigenten en solisten te mogen samenwerken. Klaus Mäkelä, met wie sinds 2020 een hechte band bestaat, wordt in 2027 chef-dirigent. Zijn voorgangers waren Willem Kes, Willem Mengelberg, Eduard van Beinum, Bernard Haitink, Riccardo Chailly (sinds 2004 conductor emeritus), Mariss Jansons en Daniele Gatti. Iván Fischer is honorair gastdirigent.

Jaarlijks geeft het orkest zo’n 130 concerten. Thuis, in Het Concertgebouw, maar ook in de meest prestigieuze concertzalen wereldwijd. Daarmee is het Concert­gebouworkest een ambassadeur voor Nederland. Hare Majesteit Koningin Máxima is beschermvrouwe van het orkest.
Vanaf het begin is veel samengewerkt met componisten. Zo dirigeerden Richard Strauss, Gustav Mahler, Arnold Schönberg en Igor Stravinsky zelf meer dan eens het Concertgebouworkest. Jaarlijks gaan meerdere opdrachtwerken in première.

Het orkest ziet het als zijn verantwoordelijkheid om de kracht van symfonische muziek door te geven. Via de Academie van het Concertgebouworkest en het internationale jeugdorkest Young delen orkestmusici hun kennis, ervaring en liefde voor het vak met volgende generaties. Voor veelbelovende dirigenten zijn er de Ammodo Masterclass en het Bernard Ha­itink Associate Conductorship. Met vernieuwende concertvormen en uitvoeringen buiten de concertzaal inspireert het orkest nieuwe luisteraars.

Het grootste deel van de inkomsten haalt het Concertgebouworkest uit concerten in binnen- en buitenland. Het orkest is dankbaar voor de steun die het ontvangt van zijn publiek, het Ministerie van OCW, de gemeente Amsterdam, global partners ING, Booking.com en The Magnum Ice Cream Company, en vele sponsoren, ­fondsen en donateurs wereldwijd.

Bekijk hier alle musici van het Koninklijk Concertgebouworkest

Klaus Mäkelä, dirigent

Klaus Mäkelä is chef-dirigent van de Oslo Philharmonic sinds 2020 en muziekdirecteur van het Orchestre de Paris sinds 2021. In 2022 werd bekendgemaakt dat hij in september 2027 de achtste chef-dirigent van het Concertgebouworkest wordt. Tegelijkertijd begint hij dan als music director van het Chicago Symphony Orchestra.

Klaus Mäkelä heeft een exclusief contract met Decca Classics, waarvoor hij met de Oslo Philharmonic onder meer alle symfonieën van Sibelius opnam en werkt aan een Sjostakovitsj-cyclus, en met het Orchestre de Paris twee albums gewijd aan de Ballets Russes-werken van Debussy en Stravinsky uitbracht.

Met de Oslo Philharmonic reisde Klaus Mäkelä door Oost-Azië en trad hij op in Hamburg, Amsterdam, Parijs en Wenen. Bij het Orchestre de Paris lag de focus in seizoen 2024/2025 op Franse componisten en nieuwe muziek tijdens concerten in heel Europa en op tournee in Azië. Na zijn overtuigende debuut bij het Concertgebouworkest in september 2020 werd Klaus Mäkelä vaak teruggevraagd, waarna het orkest hem benoemde tot toekomstig chef-dirigent.

In seizoen 2024/2025 tourde hij voor het eerst met het orkest naar de Verenigde Staten, in 2025/2026 staat onder meer een tournee naar Oost-Azië op het programma en start een jaarlijkse residency op de Osterfestspiele in Baden-Baden. Als gastdirigent stond Klaus Mäkelä onder meer voor de Berliner Philharmoniker, de Wiener Philharmoniker en The Cleveland Orchestra.

Als cellist speelt hij bij gelegenheid samen met leden van het Concertgebouworkest en zijn orkesten in Oslo en Parijs, en speelt hij iedere zomer op het Verbier Festival. Klaus Mäkelä studeerde orkestdirectie aan de Sibelius-Academie in Helsinki bij Jorma Panula en cello bij Marko Ylönen, Timo Hanhinen en Hannu Kiiski.

Actuele concerten met Klaus Mäkelä