
Jonge Nederlanders: cellist Thomas Prechal
Kleine Zaal 01 november 2025 20.15 uur
Thomas Prechal cello
Martin Jaspard piano
Gregoire Torossian viool
Alexandre Teyssonnière de Gramont contrabas
Aleksandra Dzenisenia cimbalom
Dit concert maakt deel uit van de serie Jonge Nederlanders.
Leoš Janáček (1854-1928)
Pohádka, JW 7/5 (1910; revisie 1923)
voor cello en piano
Con moto – Andante
Con moto – Adagio
Allegro
Thomas Prechal (2004)
24 februari (2023)
voor cello en piano
[in twee delen]
Bohuslav Martinů (1890-1959)
Variaties op een Slowaaks volkslied, H. 378 (1959)
oorspronkelijk voor cello en piano; bewerking voor cello, viool, contrabas en cimbalom door T. Prechal
Thema: Poco andante, rubato
Variatie 1: Moderato
Variatie 2:. Poco allegro
Variatie 3: Moderato
Variatie 4: Scherzo. Allegretto
Variatie 5: Allegro
pauze ± 20.55 uur
Johannes Brahms (1833-1897)
Sonate nr. 2 in F gr.t., op. 99 (1886)
voor piano en cello
Allegro vivace
Adagio affettuoso
Allegro passionato
Allegro molto
einde ± 22.00 uur
Met dank aan het Fonds Hemelbestormers.
Thomas Prechal cello
Martin Jaspard piano
Gregoire Torossian viool
Alexandre Teyssonnière de Gramont contrabas
Aleksandra Dzenisenia cimbalom
Dit concert maakt deel uit van de serie Jonge Nederlanders.
Leoš Janáček (1854-1928)
Pohádka, JW 7/5 (1910; revisie 1923)
voor cello en piano
Con moto – Andante
Con moto – Adagio
Allegro
Thomas Prechal (2004)
24 februari (2023)
voor cello en piano
[in twee delen]
Bohuslav Martinů (1890-1959)
Variaties op een Slowaaks volkslied, H. 378 (1959)
oorspronkelijk voor cello en piano; bewerking voor cello, viool, contrabas en cimbalom door T. Prechal
Thema: Poco andante, rubato
Variatie 1: Moderato
Variatie 2:. Poco allegro
Variatie 3: Moderato
Variatie 4: Scherzo. Allegretto
Variatie 5: Allegro
pauze ± 20.55 uur
Johannes Brahms (1833-1897)
Sonate nr. 2 in F gr.t., op. 99 (1886)
voor piano en cello
Allegro vivace
Adagio affettuoso
Allegro passionato
Allegro molto
einde ± 22.00 uur
Met dank aan het Fonds Hemelbestormers.
Toelichting
Toelichting
Sinds zijn kindertijd groeide Thomas Prechal op met de liefde voor de cello en voor Tsjechië, het land van zijn grootouders, die naar Nederland vertrokken net voordat de Sovjetlegers eind jaren zestig met geweld een eind maakten aan de Praagse Lente. Zijn opa kreeg een baan in Leeuwarden als cellist bij het Frysk Orkest. Zijn instrument bleef de mannelijke Prechal-lijn volgen: Thomas’ vader speelde cello in het European Union Chamber Orchestra (en is tegenwoordig adjunct-directeur van het Koninklijk Conservatorium in Den Haag). Zijn moeder probeerde de vierjarige Thomas vergeefs te verleiden met haar viool. Maar zoonlief vond de schouder een onnatuurlijke plek, ging zitten en plaatste het instrument tussen zijn benen. Zoals de Britten dan zeggen: de rest is geschiedenis.
‘Muziek kan ons iets laten ervaren dat boven taal uitstijgt, dat niet politiek geladen is, maar de wereld omarmt’
Janáček: Pohádka
Van Janáček speelt Prechal Pohádka (‘Sprookje’). ‘Ik heb voor mijn studie aan het Parijse conservatorium net vier maanden lang een uitgebreide analyse van zijn muziek gedaan. Ik vind Janáčeks stijl heel menselijk. Zijn stukken zijn vrijwel allemaal vertellingen. Hij is in muzikale zin een geweldige psycholoog die weet door te dringen in wat ons bezielt. Voor Pohádka liet Janáček zich inspireren door een Russische legende over een tsarenzoon die verliefd wordt op de dochter van Kastsjei, de onsterfelijke belichaming van het kwaad. Je hoort in het begin het water van een magisch meer, waar beide geliefden elkaar leren kennen. De muziek volgt daarna hun hobbelige weg naar een nog lang en gelukkig leven. Er schuilt een enorme uitdrukkingskracht in deze muziek.’
Prechal: 24 februari
Prechal is niet alleen cellist, maar componeert ook. Hij speelt zijn eigen werk 24 februari. De titel verwijst naar de dag – drie jaar geleden – dat Russische troepen Oekraïne binnenvielen. ‘Deze oorlog grijpt ons als familie erg aan’, zegt hij. ‘Want de inval riep beelden op van de brute Sovjetinvasie in Tsjecho-Slowakije bijna zestig jaar geleden. We vroegen ons – zoals iedereen – af wat we konden doen, hoe we de Oekraïners konden helpen. Mijn gedachte was dat ik als componist mensen een moment kon bieden om samen te voelen wat die oorlog betekent. Zonder dat meteen in woorden te moeten vatten. Want over woorden ontstaan vaak misverstanden tegenwoordig. Muziek daarentegen kan ons iets laten ervaren dat boven taal uitstijgt, dat niet politiek geladen is, maar de wereld omarmt.’
Het stuk voor cello en piano valt in twee delen uiteen: ‘Het eerste gaat over de nacht van 23 op 24 februari 2022, toen we gingen slapen in de hoop dat onze bange voorgevoelens niet zouden uitkomen. De volgende ochtend ontwaakten we met schreeuwende krantenkoppen. De oorlog bleek begonnen. Het was een schok, een soort verlies van onschuld. Voor het tweede deel vond ik inspiratie in een Moravisch volkslied over een jongen, op bezoek bij het graf van zijn vader. De zoon vertelt de gestorvene dat hij straks als soldaat naar het front moet, en niet weet of hij levend zal terugkeren. Dit lied ken ik sinds mijn kindertijd, het stond op een album met volksmuziek thuis in de platenkast.’
Martinů: Variaties op een Slowaaks volkslied
De platenkast van de Prechals bevatte veel muziek uit Tsjechië en Slowakije, vooral uit streken als Moravië en Bohemen. De melodieën belichaamden de heimwee naar een vorig leven. Prechals grootouders vonden houvast in die voor Nederlanders vaak wat mysterieuze muziek. En ze droegen hun liefde ervoor over op de twee generaties na hen. Leoš Janáček en Bohuslav Martinů waren letterlijk household names in het gezin. En ze zijn nog altijd een belangrijke invloed in het componeren van Thomas Prechal.
De twee componisten ontbreken dan ook niet op zijn programma. Prechal maakte van Martinů’s Variaties op een Slowaaks volkslied – geschreven voor cello en piano – een bewerking voor een klein ensemble, om dichter bij de oorspronkelijke wortels ervan te komen. Hij voegde viool, contrabas en cimbalom toe. ‘Het cimbalom weerklinkt vaak in de Tsjechische volksmuziek. Het instrument is een soort besnaarde klanktafel die je bespeelt met twee stokken. Het stuk krijgt voor mijn gevoel daardoor iets authentieks, keert terug naar de plek waar het eens vandaan kwam. Het originele volkslied gaat over een man die treurt om het verlies van zijn geliefde. Hoe hij haar precies kwijtraakte, blijft onduidelijk: is ze dood, heeft ze hem verlaten? Het stuk symboliseerde Martinů’s heimwee. Hij leefde bijna veertig jaar in het buitenland, sinds de Tweede Wereldoorlog als balling. Aan het slot van zijn leven, eind jaren vijftig, woonde Martinů in Zwitserland. Hij leed aan kanker en verlangde ernaar om het Bohemen uit zijn jeugd terug te zien. Maar dat lag achter het IJzeren Gordijn. Het mocht niet zo zijn. In die periode schreef hij zijn Variaties op een Slowaaks volkslied.’
Brahms: Tweede cellosonate
En na de pauze is er dan de Tweede cellosonate van Johannes Brahms. Een klassieker. ‘Als jonge tiener had ik niet zoveel met Brahms, zegt de 21-jarige Prechal. ‘Zijn vriend Antonín Dvořák schreef voor mijn gevoel recht uit het hart, maar Brahms ademde voor mij iets afstandelijks. Inmiddels voel ik dat anders. De afgelopen jaren heb ik Brahms veel beluisterd en gespeeld. Wat me opvalt is hoe organisch hij componeert: elke noot komt tot zijn recht, waardoor stukken rijk aan schoonheid, karakter en emotie zijn. Hij schept bijzondere sferen. De afgelopen jaren heb ik op het conservatorium ook veel werken van hem moeten analyseren. In de orkestacademie deden we de Tweede symfonie en ik soleerde in zijn Concert voor viool en cello. Daarna ging ik me verdiepen in de Tweede cellosonate. Een werk waarvoor ik veel bewondering koester. De cello kan zich in al zijn veelzijdigheid laten horen.’
Sinds zijn kindertijd groeide Thomas Prechal op met de liefde voor de cello en voor Tsjechië, het land van zijn grootouders, die naar Nederland vertrokken net voordat de Sovjetlegers eind jaren zestig met geweld een eind maakten aan de Praagse Lente. Zijn opa kreeg een baan in Leeuwarden als cellist bij het Frysk Orkest. Zijn instrument bleef de mannelijke Prechal-lijn volgen: Thomas’ vader speelde cello in het European Union Chamber Orchestra (en is tegenwoordig adjunct-directeur van het Koninklijk Conservatorium in Den Haag). Zijn moeder probeerde de vierjarige Thomas vergeefs te verleiden met haar viool. Maar zoonlief vond de schouder een onnatuurlijke plek, ging zitten en plaatste het instrument tussen zijn benen. Zoals de Britten dan zeggen: de rest is geschiedenis.
‘Muziek kan ons iets laten ervaren dat boven taal uitstijgt, dat niet politiek geladen is, maar de wereld omarmt’
Janáček: Pohádka
Van Janáček speelt Prechal Pohádka (‘Sprookje’). ‘Ik heb voor mijn studie aan het Parijse conservatorium net vier maanden lang een uitgebreide analyse van zijn muziek gedaan. Ik vind Janáčeks stijl heel menselijk. Zijn stukken zijn vrijwel allemaal vertellingen. Hij is in muzikale zin een geweldige psycholoog die weet door te dringen in wat ons bezielt. Voor Pohádka liet Janáček zich inspireren door een Russische legende over een tsarenzoon die verliefd wordt op de dochter van Kastsjei, de onsterfelijke belichaming van het kwaad. Je hoort in het begin het water van een magisch meer, waar beide geliefden elkaar leren kennen. De muziek volgt daarna hun hobbelige weg naar een nog lang en gelukkig leven. Er schuilt een enorme uitdrukkingskracht in deze muziek.’
Prechal: 24 februari
Prechal is niet alleen cellist, maar componeert ook. Hij speelt zijn eigen werk 24 februari. De titel verwijst naar de dag – drie jaar geleden – dat Russische troepen Oekraïne binnenvielen. ‘Deze oorlog grijpt ons als familie erg aan’, zegt hij. ‘Want de inval riep beelden op van de brute Sovjetinvasie in Tsjecho-Slowakije bijna zestig jaar geleden. We vroegen ons – zoals iedereen – af wat we konden doen, hoe we de Oekraïners konden helpen. Mijn gedachte was dat ik als componist mensen een moment kon bieden om samen te voelen wat die oorlog betekent. Zonder dat meteen in woorden te moeten vatten. Want over woorden ontstaan vaak misverstanden tegenwoordig. Muziek daarentegen kan ons iets laten ervaren dat boven taal uitstijgt, dat niet politiek geladen is, maar de wereld omarmt.’
Het stuk voor cello en piano valt in twee delen uiteen: ‘Het eerste gaat over de nacht van 23 op 24 februari 2022, toen we gingen slapen in de hoop dat onze bange voorgevoelens niet zouden uitkomen. De volgende ochtend ontwaakten we met schreeuwende krantenkoppen. De oorlog bleek begonnen. Het was een schok, een soort verlies van onschuld. Voor het tweede deel vond ik inspiratie in een Moravisch volkslied over een jongen, op bezoek bij het graf van zijn vader. De zoon vertelt de gestorvene dat hij straks als soldaat naar het front moet, en niet weet of hij levend zal terugkeren. Dit lied ken ik sinds mijn kindertijd, het stond op een album met volksmuziek thuis in de platenkast.’
Martinů: Variaties op een Slowaaks volkslied
De platenkast van de Prechals bevatte veel muziek uit Tsjechië en Slowakije, vooral uit streken als Moravië en Bohemen. De melodieën belichaamden de heimwee naar een vorig leven. Prechals grootouders vonden houvast in die voor Nederlanders vaak wat mysterieuze muziek. En ze droegen hun liefde ervoor over op de twee generaties na hen. Leoš Janáček en Bohuslav Martinů waren letterlijk household names in het gezin. En ze zijn nog altijd een belangrijke invloed in het componeren van Thomas Prechal.
De twee componisten ontbreken dan ook niet op zijn programma. Prechal maakte van Martinů’s Variaties op een Slowaaks volkslied – geschreven voor cello en piano – een bewerking voor een klein ensemble, om dichter bij de oorspronkelijke wortels ervan te komen. Hij voegde viool, contrabas en cimbalom toe. ‘Het cimbalom weerklinkt vaak in de Tsjechische volksmuziek. Het instrument is een soort besnaarde klanktafel die je bespeelt met twee stokken. Het stuk krijgt voor mijn gevoel daardoor iets authentieks, keert terug naar de plek waar het eens vandaan kwam. Het originele volkslied gaat over een man die treurt om het verlies van zijn geliefde. Hoe hij haar precies kwijtraakte, blijft onduidelijk: is ze dood, heeft ze hem verlaten? Het stuk symboliseerde Martinů’s heimwee. Hij leefde bijna veertig jaar in het buitenland, sinds de Tweede Wereldoorlog als balling. Aan het slot van zijn leven, eind jaren vijftig, woonde Martinů in Zwitserland. Hij leed aan kanker en verlangde ernaar om het Bohemen uit zijn jeugd terug te zien. Maar dat lag achter het IJzeren Gordijn. Het mocht niet zo zijn. In die periode schreef hij zijn Variaties op een Slowaaks volkslied.’
Brahms: Tweede cellosonate
En na de pauze is er dan de Tweede cellosonate van Johannes Brahms. Een klassieker. ‘Als jonge tiener had ik niet zoveel met Brahms, zegt de 21-jarige Prechal. ‘Zijn vriend Antonín Dvořák schreef voor mijn gevoel recht uit het hart, maar Brahms ademde voor mij iets afstandelijks. Inmiddels voel ik dat anders. De afgelopen jaren heb ik Brahms veel beluisterd en gespeeld. Wat me opvalt is hoe organisch hij componeert: elke noot komt tot zijn recht, waardoor stukken rijk aan schoonheid, karakter en emotie zijn. Hij schept bijzondere sferen. De afgelopen jaren heb ik op het conservatorium ook veel werken van hem moeten analyseren. In de orkestacademie deden we de Tweede symfonie en ik soleerde in zijn Concert voor viool en cello. Daarna ging ik me verdiepen in de Tweede cellosonate. Een werk waarvoor ik veel bewondering koester. De cello kan zich in al zijn veelzijdigheid laten horen.’
Toelichting
Sinds zijn kindertijd groeide Thomas Prechal op met de liefde voor de cello en voor Tsjechië, het land van zijn grootouders, die naar Nederland vertrokken net voordat de Sovjetlegers eind jaren zestig met geweld een eind maakten aan de Praagse Lente. Zijn opa kreeg een baan in Leeuwarden als cellist bij het Frysk Orkest. Zijn instrument bleef de mannelijke Prechal-lijn volgen: Thomas’ vader speelde cello in het European Union Chamber Orchestra (en is tegenwoordig adjunct-directeur van het Koninklijk Conservatorium in Den Haag). Zijn moeder probeerde de vierjarige Thomas vergeefs te verleiden met haar viool. Maar zoonlief vond de schouder een onnatuurlijke plek, ging zitten en plaatste het instrument tussen zijn benen. Zoals de Britten dan zeggen: de rest is geschiedenis.
‘Muziek kan ons iets laten ervaren dat boven taal uitstijgt, dat niet politiek geladen is, maar de wereld omarmt’
Janáček: Pohádka
Van Janáček speelt Prechal Pohádka (‘Sprookje’). ‘Ik heb voor mijn studie aan het Parijse conservatorium net vier maanden lang een uitgebreide analyse van zijn muziek gedaan. Ik vind Janáčeks stijl heel menselijk. Zijn stukken zijn vrijwel allemaal vertellingen. Hij is in muzikale zin een geweldige psycholoog die weet door te dringen in wat ons bezielt. Voor Pohádka liet Janáček zich inspireren door een Russische legende over een tsarenzoon die verliefd wordt op de dochter van Kastsjei, de onsterfelijke belichaming van het kwaad. Je hoort in het begin het water van een magisch meer, waar beide geliefden elkaar leren kennen. De muziek volgt daarna hun hobbelige weg naar een nog lang en gelukkig leven. Er schuilt een enorme uitdrukkingskracht in deze muziek.’
Prechal: 24 februari
Prechal is niet alleen cellist, maar componeert ook. Hij speelt zijn eigen werk 24 februari. De titel verwijst naar de dag – drie jaar geleden – dat Russische troepen Oekraïne binnenvielen. ‘Deze oorlog grijpt ons als familie erg aan’, zegt hij. ‘Want de inval riep beelden op van de brute Sovjetinvasie in Tsjecho-Slowakije bijna zestig jaar geleden. We vroegen ons – zoals iedereen – af wat we konden doen, hoe we de Oekraïners konden helpen. Mijn gedachte was dat ik als componist mensen een moment kon bieden om samen te voelen wat die oorlog betekent. Zonder dat meteen in woorden te moeten vatten. Want over woorden ontstaan vaak misverstanden tegenwoordig. Muziek daarentegen kan ons iets laten ervaren dat boven taal uitstijgt, dat niet politiek geladen is, maar de wereld omarmt.’
Het stuk voor cello en piano valt in twee delen uiteen: ‘Het eerste gaat over de nacht van 23 op 24 februari 2022, toen we gingen slapen in de hoop dat onze bange voorgevoelens niet zouden uitkomen. De volgende ochtend ontwaakten we met schreeuwende krantenkoppen. De oorlog bleek begonnen. Het was een schok, een soort verlies van onschuld. Voor het tweede deel vond ik inspiratie in een Moravisch volkslied over een jongen, op bezoek bij het graf van zijn vader. De zoon vertelt de gestorvene dat hij straks als soldaat naar het front moet, en niet weet of hij levend zal terugkeren. Dit lied ken ik sinds mijn kindertijd, het stond op een album met volksmuziek thuis in de platenkast.’
Martinů: Variaties op een Slowaaks volkslied
De platenkast van de Prechals bevatte veel muziek uit Tsjechië en Slowakije, vooral uit streken als Moravië en Bohemen. De melodieën belichaamden de heimwee naar een vorig leven. Prechals grootouders vonden houvast in die voor Nederlanders vaak wat mysterieuze muziek. En ze droegen hun liefde ervoor over op de twee generaties na hen. Leoš Janáček en Bohuslav Martinů waren letterlijk household names in het gezin. En ze zijn nog altijd een belangrijke invloed in het componeren van Thomas Prechal.
De twee componisten ontbreken dan ook niet op zijn programma. Prechal maakte van Martinů’s Variaties op een Slowaaks volkslied – geschreven voor cello en piano – een bewerking voor een klein ensemble, om dichter bij de oorspronkelijke wortels ervan te komen. Hij voegde viool, contrabas en cimbalom toe. ‘Het cimbalom weerklinkt vaak in de Tsjechische volksmuziek. Het instrument is een soort besnaarde klanktafel die je bespeelt met twee stokken. Het stuk krijgt voor mijn gevoel daardoor iets authentieks, keert terug naar de plek waar het eens vandaan kwam. Het originele volkslied gaat over een man die treurt om het verlies van zijn geliefde. Hoe hij haar precies kwijtraakte, blijft onduidelijk: is ze dood, heeft ze hem verlaten? Het stuk symboliseerde Martinů’s heimwee. Hij leefde bijna veertig jaar in het buitenland, sinds de Tweede Wereldoorlog als balling. Aan het slot van zijn leven, eind jaren vijftig, woonde Martinů in Zwitserland. Hij leed aan kanker en verlangde ernaar om het Bohemen uit zijn jeugd terug te zien. Maar dat lag achter het IJzeren Gordijn. Het mocht niet zo zijn. In die periode schreef hij zijn Variaties op een Slowaaks volkslied.’
Brahms: Tweede cellosonate
En na de pauze is er dan de Tweede cellosonate van Johannes Brahms. Een klassieker. ‘Als jonge tiener had ik niet zoveel met Brahms, zegt de 21-jarige Prechal. ‘Zijn vriend Antonín Dvořák schreef voor mijn gevoel recht uit het hart, maar Brahms ademde voor mij iets afstandelijks. Inmiddels voel ik dat anders. De afgelopen jaren heb ik Brahms veel beluisterd en gespeeld. Wat me opvalt is hoe organisch hij componeert: elke noot komt tot zijn recht, waardoor stukken rijk aan schoonheid, karakter en emotie zijn. Hij schept bijzondere sferen. De afgelopen jaren heb ik op het conservatorium ook veel werken van hem moeten analyseren. In de orkestacademie deden we de Tweede symfonie en ik soleerde in zijn Concert voor viool en cello. Daarna ging ik me verdiepen in de Tweede cellosonate. Een werk waarvoor ik veel bewondering koester. De cello kan zich in al zijn veelzijdigheid laten horen.’
Sinds zijn kindertijd groeide Thomas Prechal op met de liefde voor de cello en voor Tsjechië, het land van zijn grootouders, die naar Nederland vertrokken net voordat de Sovjetlegers eind jaren zestig met geweld een eind maakten aan de Praagse Lente. Zijn opa kreeg een baan in Leeuwarden als cellist bij het Frysk Orkest. Zijn instrument bleef de mannelijke Prechal-lijn volgen: Thomas’ vader speelde cello in het European Union Chamber Orchestra (en is tegenwoordig adjunct-directeur van het Koninklijk Conservatorium in Den Haag). Zijn moeder probeerde de vierjarige Thomas vergeefs te verleiden met haar viool. Maar zoonlief vond de schouder een onnatuurlijke plek, ging zitten en plaatste het instrument tussen zijn benen. Zoals de Britten dan zeggen: de rest is geschiedenis.
‘Muziek kan ons iets laten ervaren dat boven taal uitstijgt, dat niet politiek geladen is, maar de wereld omarmt’
Janáček: Pohádka
Van Janáček speelt Prechal Pohádka (‘Sprookje’). ‘Ik heb voor mijn studie aan het Parijse conservatorium net vier maanden lang een uitgebreide analyse van zijn muziek gedaan. Ik vind Janáčeks stijl heel menselijk. Zijn stukken zijn vrijwel allemaal vertellingen. Hij is in muzikale zin een geweldige psycholoog die weet door te dringen in wat ons bezielt. Voor Pohádka liet Janáček zich inspireren door een Russische legende over een tsarenzoon die verliefd wordt op de dochter van Kastsjei, de onsterfelijke belichaming van het kwaad. Je hoort in het begin het water van een magisch meer, waar beide geliefden elkaar leren kennen. De muziek volgt daarna hun hobbelige weg naar een nog lang en gelukkig leven. Er schuilt een enorme uitdrukkingskracht in deze muziek.’
Prechal: 24 februari
Prechal is niet alleen cellist, maar componeert ook. Hij speelt zijn eigen werk 24 februari. De titel verwijst naar de dag – drie jaar geleden – dat Russische troepen Oekraïne binnenvielen. ‘Deze oorlog grijpt ons als familie erg aan’, zegt hij. ‘Want de inval riep beelden op van de brute Sovjetinvasie in Tsjecho-Slowakije bijna zestig jaar geleden. We vroegen ons – zoals iedereen – af wat we konden doen, hoe we de Oekraïners konden helpen. Mijn gedachte was dat ik als componist mensen een moment kon bieden om samen te voelen wat die oorlog betekent. Zonder dat meteen in woorden te moeten vatten. Want over woorden ontstaan vaak misverstanden tegenwoordig. Muziek daarentegen kan ons iets laten ervaren dat boven taal uitstijgt, dat niet politiek geladen is, maar de wereld omarmt.’
Het stuk voor cello en piano valt in twee delen uiteen: ‘Het eerste gaat over de nacht van 23 op 24 februari 2022, toen we gingen slapen in de hoop dat onze bange voorgevoelens niet zouden uitkomen. De volgende ochtend ontwaakten we met schreeuwende krantenkoppen. De oorlog bleek begonnen. Het was een schok, een soort verlies van onschuld. Voor het tweede deel vond ik inspiratie in een Moravisch volkslied over een jongen, op bezoek bij het graf van zijn vader. De zoon vertelt de gestorvene dat hij straks als soldaat naar het front moet, en niet weet of hij levend zal terugkeren. Dit lied ken ik sinds mijn kindertijd, het stond op een album met volksmuziek thuis in de platenkast.’
Martinů: Variaties op een Slowaaks volkslied
De platenkast van de Prechals bevatte veel muziek uit Tsjechië en Slowakije, vooral uit streken als Moravië en Bohemen. De melodieën belichaamden de heimwee naar een vorig leven. Prechals grootouders vonden houvast in die voor Nederlanders vaak wat mysterieuze muziek. En ze droegen hun liefde ervoor over op de twee generaties na hen. Leoš Janáček en Bohuslav Martinů waren letterlijk household names in het gezin. En ze zijn nog altijd een belangrijke invloed in het componeren van Thomas Prechal.
De twee componisten ontbreken dan ook niet op zijn programma. Prechal maakte van Martinů’s Variaties op een Slowaaks volkslied – geschreven voor cello en piano – een bewerking voor een klein ensemble, om dichter bij de oorspronkelijke wortels ervan te komen. Hij voegde viool, contrabas en cimbalom toe. ‘Het cimbalom weerklinkt vaak in de Tsjechische volksmuziek. Het instrument is een soort besnaarde klanktafel die je bespeelt met twee stokken. Het stuk krijgt voor mijn gevoel daardoor iets authentieks, keert terug naar de plek waar het eens vandaan kwam. Het originele volkslied gaat over een man die treurt om het verlies van zijn geliefde. Hoe hij haar precies kwijtraakte, blijft onduidelijk: is ze dood, heeft ze hem verlaten? Het stuk symboliseerde Martinů’s heimwee. Hij leefde bijna veertig jaar in het buitenland, sinds de Tweede Wereldoorlog als balling. Aan het slot van zijn leven, eind jaren vijftig, woonde Martinů in Zwitserland. Hij leed aan kanker en verlangde ernaar om het Bohemen uit zijn jeugd terug te zien. Maar dat lag achter het IJzeren Gordijn. Het mocht niet zo zijn. In die periode schreef hij zijn Variaties op een Slowaaks volkslied.’
Brahms: Tweede cellosonate
En na de pauze is er dan de Tweede cellosonate van Johannes Brahms. Een klassieker. ‘Als jonge tiener had ik niet zoveel met Brahms, zegt de 21-jarige Prechal. ‘Zijn vriend Antonín Dvořák schreef voor mijn gevoel recht uit het hart, maar Brahms ademde voor mij iets afstandelijks. Inmiddels voel ik dat anders. De afgelopen jaren heb ik Brahms veel beluisterd en gespeeld. Wat me opvalt is hoe organisch hij componeert: elke noot komt tot zijn recht, waardoor stukken rijk aan schoonheid, karakter en emotie zijn. Hij schept bijzondere sferen. De afgelopen jaren heb ik op het conservatorium ook veel werken van hem moeten analyseren. In de orkestacademie deden we de Tweede symfonie en ik soleerde in zijn Concert voor viool en cello. Daarna ging ik me verdiepen in de Tweede cellosonate. Een werk waarvoor ik veel bewondering koester. De cello kan zich in al zijn veelzijdigheid laten horen.’
Biografie
Thomas Prechal, cello
Thomas Prechal is een Nederlandse cellist, componist, improvisator en dirigent. In 2024 won hij de eerste prijs en de publieksprijs tijdens het Nationaal Cello Concours in Amsterdam. Eerder was hij prijswinnaar van het Gustav Mahler Celloconcours, het David Popper Internationaal Celloconcours en het Prinses Christina Concours.
Als solist en kamermusicus treedt hij op tijdens internationale festivals en met diverse orkesten in binnen- en buitenland. Zijn werk als componist weerspiegelt een sterke maatschappelijke betrokkenheid. Momenteel werkt hij aan compositieopdrachten voor de Cello Biënnale Amsterdam, het Festival Eibergen en het Nederlands Vioolconcours.
Thomas Prechal begon op zijn vijfde met cellolessen bij zijn grootvader Jirka Prechal en studeerde vervolgens bij Lenian Benjamins en Jan-Ype Nota aan de Academie Muzikaal Talent in Utrecht en bij Michel Strauss aan het Koninklijk Conservatorium Den Haag. Hij vervolgde zijn opleiding aan het Conservatoire National Supérieur de Musique et de Danse de Paris, waar hij in mei 2025 drie studies met de hoogste onderscheiding afrondde: zijn bachelor cello bij Raphaël Pidoux, muziekanalyse bij Thomas Lacôte en orkestdirectie bij Rut Schereiner.
Momenteel combineert hij in Parijs zijn master cello met een studie harmonie. Thomas Prechal speelt op een cello van Jacques Boquay (1726). In 2018 was hij finalist van het Koninklijk Concertgebouw Concours.
Martin Jaspard, piano
De Franse pianist Martin Jaspard is ook geïnteresseerd in componeren en dirigeren. Al jong studeerde hij aan de conservatoria van Gennevilliers en Angers en behaalde hij diverse eerste prijzen op pianoconcoursen in onder andere Mayenne en Nice. In 2021 werd hij toegelaten tot het Conservatoire National Supérieur de Musique et de Danse de Paris in de klas van Hortense Cartier-Bresson en Fernando Rossano.
Het jaar daarop werd hij ook toegelaten tot de begeleidingsklas van Géraldine Dutroncy en in mei 2023 tot de compositieklas van Cyrille Lehn. De twintiger verovert de internationale podia als solist en kamermusicus tijdens verschillende festivals: afgelopen zomer gaf hij recitals met cellist Thomas Prechal, onder andere tijdens de Zeister Muziekdagen en het Haagse festival Klassiek achter de Duinen.
Als prijswinnaar van het Brahms Pianoconcours in Detmold in 2024 lanceerde hij in de zomer van 2025 zijn eerste cd met solowerken van Mozart en Brahms. Martin Jaspard debuteert in Het Concertgebouw.
Aleksandra Dzenisenia, cimbalom
Na haar opleiding in haar geboortestad Minsk voltooide Aleksandra Dzenisenia haar studie aan de Académie de Strasbourg bij Luigi Gaggero met de hoogste onderscheiding. Haar virtuositeit en expressieve spel leverden haar al vroeg internationale erkenning op.
Ze was te gast op onder meer het Festival de Royaumont, het Lucerne Festival, ManiFeste in Parijs, het Code Modern Festival en het Arsmondo Festival en werkte samen met musici als Simon Rattle, John Adams, Alan Gilbert, Patricia Kopatchinskaja, Heinz Holliger, Roby Lakatos en Maxim Vengerov.
Ook treedt ze op met ensembles en orkesten als de Berliner Philharmoniker, RAI Torino, het Orchestre de la Suisse Romande, het Orchestre Philharmonique de Strasbourg en het NDR Elbphilharmonie Orchester in Hamburg. In Het Concertgebouw maakt Aleksandra Dzenisenia haar debuut.
Grégoire Torossian, viool
Grégoire Torossian begon op vierjarige leeftijd met vioolspelen. Hij studeerde aan het Conservatoire National Supérieur de Musique et de Danse de Paris bij Ami Flammer, Svetlin Roussev en Pierre Colombet. Daarnaast volgde hij lessen bij Patrice Fontanarosa en Karen Aroutiounian.
Momenteel rondt hij in Parijs zijn Artist Diploma af. De Franse violist won verschillende prijzen, waaronder de derde prijs van het Georges Enescu Concours 2022 (Boekarest) en de eerste prijs van de Mimas Competitie 2024 (Italië). Hij treedt door heel Europa op als kamermusicus en is medeoprichter van het Vermeer Strijktrio.
Als solist werkte hij samen met het Baden-Baden Philharmonisch Orkest, het George Enescu Festival Orchestra en het Franse Orchestre de la Garde Républicaine. Grégoire Torossian bespeelt de ‘Faisan Doré’-viool van Jean-Baptiste Vuillaume uit 1862 en maakt zijn debuut in de Kleine Zaal.
Alexandre Teyssonnière de Gramont, contrabas
De Franse contrabassist Alexandre Teyssonnière de Gramont is gespecialiseerd in historische uitvoeringspraktijken van de zeventiende eeuw maar zijn repertoire reikt tot en met de hedendaagse muziek. Na zijn eerste muzikale ervaringen op dwarsfluit stapte hij op zijn dertiende over op contrabas.
Na zijn opleiding aan het Conservatoire Régional de Versailles en het Conservatoire de Paris studeert hij sinds 2022 aan het Conservatoire National Supérieur de Musique et de Danse de Paris: contrabas bij Thierry Barbé en Jean-Edmond Bacquet, en oude muziek bij Richard Myron en David Sinclair. Hij was laureaat van onder andere de Fondation Royaumont en won de tweede prijs op het Concours International Léopold Bellan in 2021.
Sinds 2023 is hij vast lid van Les Arts Florissants en van het orkest van de Opéra Royal de Versailles. Daarnaast speelt hij geregeld in toonaangevende gezelschappen als Pygmalion en het orkest van de Opéra National de Paris. De bassist maakt zijn debuut in de Kleine Zaal.