Nog geen account of wachtwoord vergeten? Klik hier
interview

'Ik wil dat!' Eva-Maria Westbroek over haar carrière

door Henriette Posthuma de Boer
01 okt. 2017 01 oktober 2017

Operazangeres wilde ze worden. En hoewel aanvankelijk weinig erop wees dast ze die droom zou kunnen verwezenlijken, staat Eva-Maria Westbroek nu in alle grote operatheaters van de wereld. Als artist in residence van het Koninklijk Concertgebouworkest heeft ze de kans om nu ok andere aspecten van haar muzikale vermogens te laten horen.

We spreken elkaar in Amsterdam, waar Eva-Maria Westbroek bij de Nationale ­Opera & Ballet repeteert voor Verdi’s La forza del destino. Slank, in sportkleding en zonder ook maar een spoor van divagedrag praat ze over haar vak, over dromen en ambitie. Het is haar lunchpauze, ze drinkt water, pelt een eitje, neemt af en toe een nootje. Een dieet op basis van aminozuren hielp haar tientallen kilo’s kwijt te raken, waardoor ze fitter is en zich gemakkelijker beweegt op het toneel.

Het is voor de derde keer dat ze de rol van Leonora in La forza zingt en nooit eerder was ze zo blij met de benadering van het werk. ‘Christof Loy is een van de beste regisseurs met wie ik ooit gewerkt heb, ongelooflijk inspirerend. Vaak heb je te maken met regisseurs die het libretto nauwelijks lezen, het toch maar een raar verhaal vinden, maar hij maakt een serieuze analyse van de tekst, waardoor je opeens achter de waarheid van zo’n stuk komt. Dat maakt ook verschil in de manier waarop ik die rol zing, er zitten nu meer lagen in. Al weet je natuurlijk nooit of het publiek hoort dat jij er van alles bij denkt!’

Loy’s manier van werken sluit naadloos aan bij de lessen die ze ooit kreeg van de beroemde belcantozangeres Iris Adami Corradetti. ‘Ik heb veel van haar geleerd, van haar toewijding en liefde voor de muziek. Ze werkte heel gedetailleerd, zocht altijd naar de emotie achter de tekst. Ik had toen al Tosca gezongen en zij wilde van me weten hoe ik een bepaalde frase zong. Ik dacht, weet ik veel, maar zij kon daar uren over praten. En dan, zonder stem – ze was al heel oud – ging ze het voor me zingen. Die beleving van muziek en tekst heeft de basis gelegd voor hoe ik werk.’

Spuugmachine

De laatste twee jaar werkt Eva Maria weer regelmatig met haar oude leraar James McCray. ‘Hij woont vlakbij ons, in Den Haag, en als het zo uitkomt ga ik elke dag naar hem toe. Ik had het nodig. Je bent altijd maar druk en onderweg, er sluipen toch dingen in die je niet wil. Het zijn vaak kleinigheden die je uit je centrum kunnen halen. Dirigenten die menen te weten hoe je moet zingen en erop hameren dat je de taal meer moet uitspreken, zodat er op het laatst alleen maar consonanten overblijven en je als een soort spuugmachine op het toneel staat. Dat maakt je onzeker. McCray brengt me terug tot de basis, waardoor ik minder nerveus ben en er zelf meer van kan genieten.’

'Dat eind, als opeens de zon opgaat, niet te bevatten gewoon...'

In haar hectische bestaan is die basis onontbeerlijk. Halverwege deze repetitieperiode vloog ze naar Londen om in de Proms de rol van Tove in Schönbergs Gurrelieder te zingen onder leiding van Simon Rattle. ‘Het was zijn eerste concert als chef-dirigent van het London Symphony Orchestra en ik vond het een grote eer om mee te mogen doen. Alles was fantastisch, het koor, de collega’s, Thomas Quasthoff als Sprecher, ik was diep geraakt. Dat eind, als opeens de zon opgaat, niet te bevatten gewoon...’ Het emotioneert haar nog steeds.

Maar tegen een aanbieding om in de week vóór de Proms in de Salzburger ­Festspiele Lady Macbeth van Mtsensk te komen ­zingen heeft ze nee gezegd. ‘Wel pas na er een nachtje over geslapen te hebben en ik wist dat ik het echt niet kon opbrengen. Jammer, want het zijn zulke gave ervaringen.’

‘Mijn leven is rijk genoeg'

Over mijn vraag of het eenzaam is aan de top, moet ze even nadenken. ‘Als solist – maar ik doe weinig concerten – zit je inderdaad vaak alleen op je hotelkamer en kun je heel eenzaam zijn. Maar ik werk in de opera met een grote club musici, we maken samen een voorstelling, trekken twee maanden met elkaar op, je bent nauwelijks alleen.’

Ze heeft dan ook niet het gevoel iets te hebben moeten opofferen om te komen waar ze nu is. ‘Ik had wel kinderen willen hebben, maar nu het niet gebeurd is denk ik achteraf, het is maar goed ook. Ik mis ze niet. Frank [haar man, de tenor Frank van Aken, HPdeB] heeft een zoon uit een eerder huwelijk, ik heb nichtjes en neefjes, mijn leven is rijk genoeg.’

We spreken elkaar in Amsterdam, waar Eva-Maria Westbroek bij de Nationale ­Opera & Ballet repeteert voor Verdi’s La forza del destino. Slank, in sportkleding en zonder ook maar een spoor van divagedrag praat ze over haar vak, over dromen en ambitie. Het is haar lunchpauze, ze drinkt water, pelt een eitje, neemt af en toe een nootje. Een dieet op basis van aminozuren hielp haar tientallen kilo’s kwijt te raken, waardoor ze fitter is en zich gemakkelijker beweegt op het toneel.

Het is voor de derde keer dat ze de rol van Leonora in La forza zingt en nooit eerder was ze zo blij met de benadering van het werk. ‘Christof Loy is een van de beste regisseurs met wie ik ooit gewerkt heb, ongelooflijk inspirerend. Vaak heb je te maken met regisseurs die het libretto nauwelijks lezen, het toch maar een raar verhaal vinden, maar hij maakt een serieuze analyse van de tekst, waardoor je opeens achter de waarheid van zo’n stuk komt. Dat maakt ook verschil in de manier waarop ik die rol zing, er zitten nu meer lagen in. Al weet je natuurlijk nooit of het publiek hoort dat jij er van alles bij denkt!’

Loy’s manier van werken sluit naadloos aan bij de lessen die ze ooit kreeg van de beroemde belcantozangeres Iris Adami Corradetti. ‘Ik heb veel van haar geleerd, van haar toewijding en liefde voor de muziek. Ze werkte heel gedetailleerd, zocht altijd naar de emotie achter de tekst. Ik had toen al Tosca gezongen en zij wilde van me weten hoe ik een bepaalde frase zong. Ik dacht, weet ik veel, maar zij kon daar uren over praten. En dan, zonder stem – ze was al heel oud – ging ze het voor me zingen. Die beleving van muziek en tekst heeft de basis gelegd voor hoe ik werk.’

Spuugmachine

De laatste twee jaar werkt Eva Maria weer regelmatig met haar oude leraar James McCray. ‘Hij woont vlakbij ons, in Den Haag, en als het zo uitkomt ga ik elke dag naar hem toe. Ik had het nodig. Je bent altijd maar druk en onderweg, er sluipen toch dingen in die je niet wil. Het zijn vaak kleinigheden die je uit je centrum kunnen halen. Dirigenten die menen te weten hoe je moet zingen en erop hameren dat je de taal meer moet uitspreken, zodat er op het laatst alleen maar consonanten overblijven en je als een soort spuugmachine op het toneel staat. Dat maakt je onzeker. McCray brengt me terug tot de basis, waardoor ik minder nerveus ben en er zelf meer van kan genieten.’

'Dat eind, als opeens de zon opgaat, niet te bevatten gewoon...'

In haar hectische bestaan is die basis onontbeerlijk. Halverwege deze repetitieperiode vloog ze naar Londen om in de Proms de rol van Tove in Schönbergs Gurrelieder te zingen onder leiding van Simon Rattle. ‘Het was zijn eerste concert als chef-dirigent van het London Symphony Orchestra en ik vond het een grote eer om mee te mogen doen. Alles was fantastisch, het koor, de collega’s, Thomas Quasthoff als Sprecher, ik was diep geraakt. Dat eind, als opeens de zon opgaat, niet te bevatten gewoon...’ Het emotioneert haar nog steeds.

Maar tegen een aanbieding om in de week vóór de Proms in de Salzburger ­Festspiele Lady Macbeth van Mtsensk te komen ­zingen heeft ze nee gezegd. ‘Wel pas na er een nachtje over geslapen te hebben en ik wist dat ik het echt niet kon opbrengen. Jammer, want het zijn zulke gave ervaringen.’

‘Mijn leven is rijk genoeg'

Over mijn vraag of het eenzaam is aan de top, moet ze even nadenken. ‘Als solist – maar ik doe weinig concerten – zit je inderdaad vaak alleen op je hotelkamer en kun je heel eenzaam zijn. Maar ik werk in de opera met een grote club musici, we maken samen een voorstelling, trekken twee maanden met elkaar op, je bent nauwelijks alleen.’

Ze heeft dan ook niet het gevoel iets te hebben moeten opofferen om te komen waar ze nu is. ‘Ik had wel kinderen willen hebben, maar nu het niet gebeurd is denk ik achteraf, het is maar goed ook. Ik mis ze niet. Frank [haar man, de tenor Frank van Aken, HPdeB] heeft een zoon uit een eerder huwelijk, ik heb nichtjes en neefjes, mijn leven is rijk genoeg.’

‘Ik had een droom’

Voor een dochter van een hoogleraar geo­fysiologie lijkt een zangstudie niet een vanzelfsprekende keuze, en zingen was dan ook niet haar eerste ambitie. ‘Ik wilde natuurlijk ballerina worden, vooral vanwege die tutu! Er was altijd veel muziek thuis. Mijn vader speelde piano, net als mijn twee zussen, ik speelde viool. Ik wilde altijd wel zingen, maar ik had een vriendin die al vanaf haar twaalfde in bandjes zong, en dat kon ik allemaal niet. Omdat ik dat wel wilde kunnen heb ik op mijn zestiende toch maar zangles genomen. Mijn lerares liet me wat doen en opeens plopte er een geluid uit waar ik zelf van schrok. Ik deed maar wat, zong allemaal hoge essen en stond maar wat te blèren, en kreeg toch het advies de opera in te gaan.’ Dat werd dus conservatorium.

'Een ster ­hoefde ik niet te worden, maar zangeres, operazangeres'

‘Ik was heel onzeker, kon nog niet echt zingen, maar ik had een droom. En om die te verwezenlijken moet je ergens beginnen. Ik had gelezen dat zelfs Pavarotti zijn twijfels heeft gehad. Dat hij ergens zong en niemand geïnteresseerd was, niks liep, niks werkte, en toen dacht: dit is het moment, lukt het me en ga ik door of word ik alsnog tennisleraar? Daarvoor moet je wel eerst durven te zeggen: ik wil dat. Als je dat in Nederland zegt is de reactie: dat jij denkt dat je dat zou kunnen, jij, uitgerekend jij! Maar waarom eigenlijk niet? Dat is heel Nederlands en daar heb ik lang tegen moeten vechten. Een ster ­hoefde ik niet te worden, maar zangeres, operazangeres. En dat is gelukt, met vallen en opstaan.’

Residentie

Deze maand gaat haar residency bij het Koninklijk Concertgebouworkest van start. ‘Wat een luxe om te mogen kiezen wat ik met dit geweldige orkest wil zingen! Ik heb voor de liederen van Rachmaninoff gekozen omdat ze zo prachtig zijn en ik Russisch zo’n mooie taal vind. Een primeur, want ik heb ze nooit eerder gezongen. Dat geldt ook voor de Briefscene uit Jevgeni Onjegin van Tsjaikovski. Ik ben dan misschien niet meer dat heel jonge meisje, maar ik zou best de hele rol van Tatjana willen zingen. En als ik meer tijd had dolgraag meer liederen met orkest van deze twee Russische grootmeesters.

'Ik ben dan misschien niet meer dat heel jonge meisje, maar ik zou best de hele rol van Tatjana willen zingen'

Naast de concerten met het hele Concert­gebouworkest staat Eva-Maria Westbroek ook een avond met enkele orkestleden in de Sugarfactory, een hippe club in Amsterdam. Daar verzorgen ze op 7 oktober samen een RCO Club Night.
‘Ik ga daar allemaal muziek zingen die nieuw voor me is. Een paar liederen van Argentijnse componisten, Alberto ­Ginastera en Carlos Guastavino. Heel opwindende, prachtige muziek, veel te onbekend. En voor het eerst stort ik me op de muziek van Cole Porter en Jerome Kern, superspannend, want dat heb ik zelfs als jong meisje nooit aangedurfd. De arrangeur, Wijnand van Klaveren, heeft een paar aardige verrassingen in zijn bewerkingen gestopt, leuk voor de ervaren luisteraar! Ik zing ze in een laag register, want als je de hoogte in gaat, wordt het van dat dames­gezang.’

De maand oktober biedt Eva Maria meer om zich op te verheugen. ‘Dan zingt Frank in Athene en ga ik ergens in de buurt wat uitrusten. Deze zomer heb ik maar een week vakantie gehad en dat is echt te weinig. Maar ik ben altijd zo enthousiast, ik wil altijd meer, meer, meer. Toch moet soms even de rem erop, gewoon een paar weken rust nemen. Dat is nog wel eens moeilijk omdat ik het allemaal zo bijzonder vind om mee te mogen maken.
In november werk ik trouwens voor het eerst weer samen met Bernard Haitink – jaren geleden heb ik Wagners Die Walküre met hem gedaan. Om nu de Wesendonck-Lieder met hem te mogen doen lijkt me heerlijk.’

‘Ik had een droom’

Voor een dochter van een hoogleraar geo­fysiologie lijkt een zangstudie niet een vanzelfsprekende keuze, en zingen was dan ook niet haar eerste ambitie. ‘Ik wilde natuurlijk ballerina worden, vooral vanwege die tutu! Er was altijd veel muziek thuis. Mijn vader speelde piano, net als mijn twee zussen, ik speelde viool. Ik wilde altijd wel zingen, maar ik had een vriendin die al vanaf haar twaalfde in bandjes zong, en dat kon ik allemaal niet. Omdat ik dat wel wilde kunnen heb ik op mijn zestiende toch maar zangles genomen. Mijn lerares liet me wat doen en opeens plopte er een geluid uit waar ik zelf van schrok. Ik deed maar wat, zong allemaal hoge essen en stond maar wat te blèren, en kreeg toch het advies de opera in te gaan.’ Dat werd dus conservatorium.

'Een ster ­hoefde ik niet te worden, maar zangeres, operazangeres'

‘Ik was heel onzeker, kon nog niet echt zingen, maar ik had een droom. En om die te verwezenlijken moet je ergens beginnen. Ik had gelezen dat zelfs Pavarotti zijn twijfels heeft gehad. Dat hij ergens zong en niemand geïnteresseerd was, niks liep, niks werkte, en toen dacht: dit is het moment, lukt het me en ga ik door of word ik alsnog tennisleraar? Daarvoor moet je wel eerst durven te zeggen: ik wil dat. Als je dat in Nederland zegt is de reactie: dat jij denkt dat je dat zou kunnen, jij, uitgerekend jij! Maar waarom eigenlijk niet? Dat is heel Nederlands en daar heb ik lang tegen moeten vechten. Een ster ­hoefde ik niet te worden, maar zangeres, operazangeres. En dat is gelukt, met vallen en opstaan.’

Residentie

Deze maand gaat haar residency bij het Koninklijk Concertgebouworkest van start. ‘Wat een luxe om te mogen kiezen wat ik met dit geweldige orkest wil zingen! Ik heb voor de liederen van Rachmaninoff gekozen omdat ze zo prachtig zijn en ik Russisch zo’n mooie taal vind. Een primeur, want ik heb ze nooit eerder gezongen. Dat geldt ook voor de Briefscene uit Jevgeni Onjegin van Tsjaikovski. Ik ben dan misschien niet meer dat heel jonge meisje, maar ik zou best de hele rol van Tatjana willen zingen. En als ik meer tijd had dolgraag meer liederen met orkest van deze twee Russische grootmeesters.

'Ik ben dan misschien niet meer dat heel jonge meisje, maar ik zou best de hele rol van Tatjana willen zingen'

Naast de concerten met het hele Concert­gebouworkest staat Eva-Maria Westbroek ook een avond met enkele orkestleden in de Sugarfactory, een hippe club in Amsterdam. Daar verzorgen ze op 7 oktober samen een RCO Club Night.
‘Ik ga daar allemaal muziek zingen die nieuw voor me is. Een paar liederen van Argentijnse componisten, Alberto ­Ginastera en Carlos Guastavino. Heel opwindende, prachtige muziek, veel te onbekend. En voor het eerst stort ik me op de muziek van Cole Porter en Jerome Kern, superspannend, want dat heb ik zelfs als jong meisje nooit aangedurfd. De arrangeur, Wijnand van Klaveren, heeft een paar aardige verrassingen in zijn bewerkingen gestopt, leuk voor de ervaren luisteraar! Ik zing ze in een laag register, want als je de hoogte in gaat, wordt het van dat dames­gezang.’

De maand oktober biedt Eva Maria meer om zich op te verheugen. ‘Dan zingt Frank in Athene en ga ik ergens in de buurt wat uitrusten. Deze zomer heb ik maar een week vakantie gehad en dat is echt te weinig. Maar ik ben altijd zo enthousiast, ik wil altijd meer, meer, meer. Toch moet soms even de rem erop, gewoon een paar weken rust nemen. Dat is nog wel eens moeilijk omdat ik het allemaal zo bijzonder vind om mee te mogen maken.
In november werk ik trouwens voor het eerst weer samen met Bernard Haitink – jaren geleden heb ik Wagners Die Walküre met hem gedaan. Om nu de Wesendonck-Lieder met hem te mogen doen lijkt me heerlijk.’

Dit artikel wordt u gratis aangeboden door Preludium. Meer lezen? Abonneer dan nu.