Nog geen account of wachtwoord vergeten? Klik hier

Concertprogramma

Concertprogramma

Het Middagconcert: Holland Baroque en Julie Roset

Het Middagconcert: Holland Baroque en Julie Roset

Kleine Zaal
21 mei 2023
14.15 uur

Print dit programma

Holland Baroque
Julie Roset sopraan

Dit concert maakt deel uit van de serie Het Middagconcert.

Zangteksten zijn gratis verkrijgbaar aan de zaal.

Twee eeuwen Franse zangkunst

Gabriel Fauré (1845-1924)

Notre amour (1879)
uit ‘Trois mélodies’, op. 23

Jean-Philippe Rameau (1683-1764)

Ouverture
uit ‘Castor et Pollux’ (1737)
Sommeil
uit ‘Dardanus’ (1739)
L’amour est le dieu de la paix
uit ‘Anacréon’ (1754-57)

Léo Delibes (1836-1891)

Les filles de Cadix (1874)
Passepied
uit ‘Le roi s’amuse’ (1882)

Gabriel Fauré

Le secret (1881)
uit ‘Trois mélodies’, op. 23
Berceuse
uit ‘Dolly-suite’, op. 56 (1892-94)

Jean-Philippe Rameau

Prelude
uit ‘Castor et Pollux’

Erik Satie (1866-1925)

Hymne pour le Salut Drapeau (1891)

Jean-Philippe Rameau

Entrée des mages (tweede bedrijf)
Rigaudon (tweede bedrijf)
Air. Dans nos bois (tweede bedrijf)
Gavotte en rondeau (derde bedrijf)
Gigue (tweede bedrijf)
Contredanse (tweede bedrijf)
Entrée des bergers et des pâtres
(vijfde bedrijf)
uit ‘Zoroastre’ (1749)

Tristes apprêts, pâles flambeaux
uit ‘Castor et Pollux’

Gabriel Fauré

Andante moderato
uit ‘Trois romances sans paroles’,
op. 17 (1863)

Claude Debussy (1862-1918)

Pantomime (1883)

Reynaldo Hahn (1875-1947)

Le rossignol des lilas (1913)
À Chloris (1913)

Léo Delibes

Madrigal
uit ‘Le roi s’amuse’

Jean-Philippe Rameau

Chaconne
uit ‘Dardanus’

Gabriel Fauré

Notre amour
uit ‘Trois mélodies’, op. 23

er is geen pauze

einde ± 15.30 uur

Met dank aan het Fonds Topmusici Kleine Zaal.

Kleine Zaal 21 mei 2023 14.15 uur

Holland Baroque
Julie Roset sopraan

Dit concert maakt deel uit van de serie Het Middagconcert.

Zangteksten zijn gratis verkrijgbaar aan de zaal.

Twee eeuwen Franse zangkunst

Gabriel Fauré (1845-1924)

Notre amour (1879)
uit ‘Trois mélodies’, op. 23

Jean-Philippe Rameau (1683-1764)

Ouverture
uit ‘Castor et Pollux’ (1737)
Sommeil
uit ‘Dardanus’ (1739)
L’amour est le dieu de la paix
uit ‘Anacréon’ (1754-57)

Léo Delibes (1836-1891)

Les filles de Cadix (1874)
Passepied
uit ‘Le roi s’amuse’ (1882)

Gabriel Fauré

Le secret (1881)
uit ‘Trois mélodies’, op. 23
Berceuse
uit ‘Dolly-suite’, op. 56 (1892-94)

Jean-Philippe Rameau

Prelude
uit ‘Castor et Pollux’

Erik Satie (1866-1925)

Hymne pour le Salut Drapeau (1891)

Jean-Philippe Rameau

Entrée des mages (tweede bedrijf)
Rigaudon (tweede bedrijf)
Air. Dans nos bois (tweede bedrijf)
Gavotte en rondeau (derde bedrijf)
Gigue (tweede bedrijf)
Contredanse (tweede bedrijf)
Entrée des bergers et des pâtres
(vijfde bedrijf)
uit ‘Zoroastre’ (1749)

Tristes apprêts, pâles flambeaux
uit ‘Castor et Pollux’

Gabriel Fauré

Andante moderato
uit ‘Trois romances sans paroles’,
op. 17 (1863)

Claude Debussy (1862-1918)

Pantomime (1883)

Reynaldo Hahn (1875-1947)

Le rossignol des lilas (1913)
À Chloris (1913)

Léo Delibes

Madrigal
uit ‘Le roi s’amuse’

Jean-Philippe Rameau

Chaconne
uit ‘Dardanus’

Gabriel Fauré

Notre amour
uit ‘Trois mélodies’, op. 23

er is geen pauze

einde ± 15.30 uur

Met dank aan het Fonds Topmusici Kleine Zaal.

Toelichting

Het Middagconcert: Holland Baroque en Julie Roset

door Jan Van den Bossche

Notre amour est chose légère, heet het in de eerste regel van het gedicht van Armand Silvestre (1837-1901): ‘Onze liefde is licht, zoals de geuren die de wind van de toppen van de varens haalt’. Die lichtheid, waarmee de Franse kunst is gezegend, is een van haar meest voortreffelijke eigenschappen. Niet te verwarren met leegheid of een gebrek aan betekenis. Chose charmante, chose sacrée, infinie et chose éternelle. Een omschrijving in perfecte balans tussen levenslust en wezenlijkheid. De liefde verheven tot een schitterende, heilige, eindeloze en eeuwige ervaring.

Dit programma verklaart de liefde aan de Franse zangkunst. Het is een ode aan dat har­monieuze, al eeuwenlang durende verbond tussen de Franse melodie en de Franse taal. De Italianen, van Vivaldi tot Verdi, schreven lange en meeslepende lijnen die vandaag nog een heel voetbalstadion in vervoering kunnen brengen; en Schubert en Brahms schudden de prachtigste melodieën uit hun mouw, een beetje volks aandoend maar altijd uitermate kunstig. Niets van dat alles bij de Fransen. De Franse melodie lijkt op de liefde zoals zij bezongen wordt in het eerste lied van dit programma, Notre amour van Gabriel Fauré, de koning van het Franse lied, een genre dat de Fransen zelf mélodie noemen.

Samen met Julie Roset verkent Holland Baroque de Franse zangkunst, dwars door verschillende tijdsperiodes heen. Het is een repertoire dat de stem van de Franse sopraan past als een handschoen. Natuurlijk is er ook een belangrijke rol weggelegd voor de barokcomponist Jean-Philippe Rameau. Hij was het Franse geheime wapen in de strijd tegen het Italiaanse operageweld dat in de achttiende eeuw heel Europa in zijn greep had. Ook in Frankrijk was de Italiaanse opera erg succesvol. Het leidde tot een hevige pennenstrijd tussen de pro-Franse en de pro-Italiaanse factie. Van die laatste was de filosoof Jean-Jacques Rousseau (1712-1778) een van de meest uitgesproken pleitbezorgers. Hij vond de Franse taal volslagen ongeschikt voor muziek. Maar Rameau bewees het tegendeel. Net als Fauré lijkt hij de tekst met zijn noten te omarmen en te koesteren, in plaats van hem te versterken of uit te vergroten.

Notre amour est chose légère, heet het in de eerste regel van het gedicht van Armand Silvestre (1837-1901): ‘Onze liefde is licht, zoals de geuren die de wind van de toppen van de varens haalt’. Die lichtheid, waarmee de Franse kunst is gezegend, is een van haar meest voortreffelijke eigenschappen. Niet te verwarren met leegheid of een gebrek aan betekenis. Chose charmante, chose sacrée, infinie et chose éternelle. Een omschrijving in perfecte balans tussen levenslust en wezenlijkheid. De liefde verheven tot een schitterende, heilige, eindeloze en eeuwige ervaring.

Dit programma verklaart de liefde aan de Franse zangkunst. Het is een ode aan dat har­monieuze, al eeuwenlang durende verbond tussen de Franse melodie en de Franse taal. De Italianen, van Vivaldi tot Verdi, schreven lange en meeslepende lijnen die vandaag nog een heel voetbalstadion in vervoering kunnen brengen; en Schubert en Brahms schudden de prachtigste melodieën uit hun mouw, een beetje volks aandoend maar altijd uitermate kunstig. Niets van dat alles bij de Fransen. De Franse melodie lijkt op de liefde zoals zij bezongen wordt in het eerste lied van dit programma, Notre amour van Gabriel Fauré, de koning van het Franse lied, een genre dat de Fransen zelf mélodie noemen.

Samen met Julie Roset verkent Holland Baroque de Franse zangkunst, dwars door verschillende tijdsperiodes heen. Het is een repertoire dat de stem van de Franse sopraan past als een handschoen. Natuurlijk is er ook een belangrijke rol weggelegd voor de barokcomponist Jean-Philippe Rameau. Hij was het Franse geheime wapen in de strijd tegen het Italiaanse operageweld dat in de achttiende eeuw heel Europa in zijn greep had. Ook in Frankrijk was de Italiaanse opera erg succesvol. Het leidde tot een hevige pennenstrijd tussen de pro-Franse en de pro-Italiaanse factie. Van die laatste was de filosoof Jean-Jacques Rousseau (1712-1778) een van de meest uitgesproken pleitbezorgers. Hij vond de Franse taal volslagen ongeschikt voor muziek. Maar Rameau bewees het tegendeel. Net als Fauré lijkt hij de tekst met zijn noten te omarmen en te koesteren, in plaats van hem te versterken of uit te vergroten.

  • L'Embarquement pour Cythere

    Antoine Watteau (1717)

    L'Embarquement pour Cythere

    Antoine Watteau (1717)

  • L'Embarquement pour Cythere

    Antoine Watteau (1717)

    L'Embarquement pour Cythere

    Antoine Watteau (1717)

Maar Rameau was niet alleen een schitterend componist van vocale muziek. Hij was ook een groot orkestvernieuwer. Ver vóór Ludwig van Beethoven dat in Wenen deed, ontlokte hij volslagen nieuwe kleuren aan het orkest. De orkestrale delen uit zijn opera’s, de ouvertures en de vele dansen, zijn pareltjes van barokke orkestratiekunst. Nooit overweldigend, altijd subtiel en gracieus. Met groot dramatisch effect, want Rameau was een man van het theater. De slaperige strijkers van Sommeil uit de opera Dardanus leiden op prachtige wijze een droomsequens in. Licht, kostuums en decor zijn niet eens meer nodig.

Eind achttiende, begin negentiende eeuw lijkt de strijd beslist in het voordeel van de Italianen. Luigi Cherubini en Gioacchino Rossini maken in Parijs de dienst uit. Pas in de tweede helft van de negentiende eeuw, wanneer al het revolutionaire stof is neergedwarreld, lijken de Franse kunstenaars het zelfvertrouwen teruggevonden te hebben om van Parijs de culturele hoofdstad van Europa te maken. Vooral in de schilderkunst en de literatuur was Parijs toonaangevend. Wat de muziek betreft, bleef het Duitse taalgebied do­minant, maar de Franse componisten lieten zich verre van onbetuigd. Ze waren overigens niet eng nationalistisch, ze wisten wat zich buiten de landsgrenzen afspeelde. Ze gingen op studiereis naar Rome en hielden ook in de gaten wat Richard Wagner deed. In Les filles de Cadix van Léo Delibes klinkt een Spaanse kleur; twaalf jaar na het succes van de opera Carmen van Bizet was de Spaanse mode in Parijs nog steeds niet uitgeraasd.

De Franse componisten bespelen alle registers, van grote balletten en opera’s tot de intieme kamermuziek en liederen die klonken in de beroemde Parijse salons. Een graag geziene gast op die salons was Reynaldo Hahn, die er ook zijn goede vriend Marcel Proust leerde kennen. Zijn doorvoelde liefdeslied À Chloris heeft een opmerkelijk inleiding, die zo uit een Bach-­cantate ontsnapt zou kunnen zijn. Maar de doorlopende muzikale lijn die in het programma van vandaag wordt getrokken, wordt misschien nog wel het best geïllustreerd door Pantomime van Claude Debussy. Het is geschreven op een tekst van Paul Verlaine uit de bundel Fêtes ­galantes (1869), die een rechtstreekse verwijzing is naar de schilderijen van Antoine Watteau. Zijn werk, hij was actief rond 1700, geeft op een volstrekt eigen manier een beeld van de gelaagde lichtvoetigheid die de Franse cultuur zo uniek maakt. 

Maar Rameau was niet alleen een schitterend componist van vocale muziek. Hij was ook een groot orkestvernieuwer. Ver vóór Ludwig van Beethoven dat in Wenen deed, ontlokte hij volslagen nieuwe kleuren aan het orkest. De orkestrale delen uit zijn opera’s, de ouvertures en de vele dansen, zijn pareltjes van barokke orkestratiekunst. Nooit overweldigend, altijd subtiel en gracieus. Met groot dramatisch effect, want Rameau was een man van het theater. De slaperige strijkers van Sommeil uit de opera Dardanus leiden op prachtige wijze een droomsequens in. Licht, kostuums en decor zijn niet eens meer nodig.

Eind achttiende, begin negentiende eeuw lijkt de strijd beslist in het voordeel van de Italianen. Luigi Cherubini en Gioacchino Rossini maken in Parijs de dienst uit. Pas in de tweede helft van de negentiende eeuw, wanneer al het revolutionaire stof is neergedwarreld, lijken de Franse kunstenaars het zelfvertrouwen teruggevonden te hebben om van Parijs de culturele hoofdstad van Europa te maken. Vooral in de schilderkunst en de literatuur was Parijs toonaangevend. Wat de muziek betreft, bleef het Duitse taalgebied do­minant, maar de Franse componisten lieten zich verre van onbetuigd. Ze waren overigens niet eng nationalistisch, ze wisten wat zich buiten de landsgrenzen afspeelde. Ze gingen op studiereis naar Rome en hielden ook in de gaten wat Richard Wagner deed. In Les filles de Cadix van Léo Delibes klinkt een Spaanse kleur; twaalf jaar na het succes van de opera Carmen van Bizet was de Spaanse mode in Parijs nog steeds niet uitgeraasd.

De Franse componisten bespelen alle registers, van grote balletten en opera’s tot de intieme kamermuziek en liederen die klonken in de beroemde Parijse salons. Een graag geziene gast op die salons was Reynaldo Hahn, die er ook zijn goede vriend Marcel Proust leerde kennen. Zijn doorvoelde liefdeslied À Chloris heeft een opmerkelijk inleiding, die zo uit een Bach-­cantate ontsnapt zou kunnen zijn. Maar de doorlopende muzikale lijn die in het programma van vandaag wordt getrokken, wordt misschien nog wel het best geïllustreerd door Pantomime van Claude Debussy. Het is geschreven op een tekst van Paul Verlaine uit de bundel Fêtes ­galantes (1869), die een rechtstreekse verwijzing is naar de schilderijen van Antoine Watteau. Zijn werk, hij was actief rond 1700, geeft op een volstrekt eigen manier een beeld van de gelaagde lichtvoetigheid die de Franse cultuur zo uniek maakt. 

door Jan Van den Bossche

Het Middagconcert: Holland Baroque en Julie Roset

door Jan Van den Bossche

Notre amour est chose légère, heet het in de eerste regel van het gedicht van Armand Silvestre (1837-1901): ‘Onze liefde is licht, zoals de geuren die de wind van de toppen van de varens haalt’. Die lichtheid, waarmee de Franse kunst is gezegend, is een van haar meest voortreffelijke eigenschappen. Niet te verwarren met leegheid of een gebrek aan betekenis. Chose charmante, chose sacrée, infinie et chose éternelle. Een omschrijving in perfecte balans tussen levenslust en wezenlijkheid. De liefde verheven tot een schitterende, heilige, eindeloze en eeuwige ervaring.

Dit programma verklaart de liefde aan de Franse zangkunst. Het is een ode aan dat har­monieuze, al eeuwenlang durende verbond tussen de Franse melodie en de Franse taal. De Italianen, van Vivaldi tot Verdi, schreven lange en meeslepende lijnen die vandaag nog een heel voetbalstadion in vervoering kunnen brengen; en Schubert en Brahms schudden de prachtigste melodieën uit hun mouw, een beetje volks aandoend maar altijd uitermate kunstig. Niets van dat alles bij de Fransen. De Franse melodie lijkt op de liefde zoals zij bezongen wordt in het eerste lied van dit programma, Notre amour van Gabriel Fauré, de koning van het Franse lied, een genre dat de Fransen zelf mélodie noemen.

Samen met Julie Roset verkent Holland Baroque de Franse zangkunst, dwars door verschillende tijdsperiodes heen. Het is een repertoire dat de stem van de Franse sopraan past als een handschoen. Natuurlijk is er ook een belangrijke rol weggelegd voor de barokcomponist Jean-Philippe Rameau. Hij was het Franse geheime wapen in de strijd tegen het Italiaanse operageweld dat in de achttiende eeuw heel Europa in zijn greep had. Ook in Frankrijk was de Italiaanse opera erg succesvol. Het leidde tot een hevige pennenstrijd tussen de pro-Franse en de pro-Italiaanse factie. Van die laatste was de filosoof Jean-Jacques Rousseau (1712-1778) een van de meest uitgesproken pleitbezorgers. Hij vond de Franse taal volslagen ongeschikt voor muziek. Maar Rameau bewees het tegendeel. Net als Fauré lijkt hij de tekst met zijn noten te omarmen en te koesteren, in plaats van hem te versterken of uit te vergroten.

Notre amour est chose légère, heet het in de eerste regel van het gedicht van Armand Silvestre (1837-1901): ‘Onze liefde is licht, zoals de geuren die de wind van de toppen van de varens haalt’. Die lichtheid, waarmee de Franse kunst is gezegend, is een van haar meest voortreffelijke eigenschappen. Niet te verwarren met leegheid of een gebrek aan betekenis. Chose charmante, chose sacrée, infinie et chose éternelle. Een omschrijving in perfecte balans tussen levenslust en wezenlijkheid. De liefde verheven tot een schitterende, heilige, eindeloze en eeuwige ervaring.

Dit programma verklaart de liefde aan de Franse zangkunst. Het is een ode aan dat har­monieuze, al eeuwenlang durende verbond tussen de Franse melodie en de Franse taal. De Italianen, van Vivaldi tot Verdi, schreven lange en meeslepende lijnen die vandaag nog een heel voetbalstadion in vervoering kunnen brengen; en Schubert en Brahms schudden de prachtigste melodieën uit hun mouw, een beetje volks aandoend maar altijd uitermate kunstig. Niets van dat alles bij de Fransen. De Franse melodie lijkt op de liefde zoals zij bezongen wordt in het eerste lied van dit programma, Notre amour van Gabriel Fauré, de koning van het Franse lied, een genre dat de Fransen zelf mélodie noemen.

Samen met Julie Roset verkent Holland Baroque de Franse zangkunst, dwars door verschillende tijdsperiodes heen. Het is een repertoire dat de stem van de Franse sopraan past als een handschoen. Natuurlijk is er ook een belangrijke rol weggelegd voor de barokcomponist Jean-Philippe Rameau. Hij was het Franse geheime wapen in de strijd tegen het Italiaanse operageweld dat in de achttiende eeuw heel Europa in zijn greep had. Ook in Frankrijk was de Italiaanse opera erg succesvol. Het leidde tot een hevige pennenstrijd tussen de pro-Franse en de pro-Italiaanse factie. Van die laatste was de filosoof Jean-Jacques Rousseau (1712-1778) een van de meest uitgesproken pleitbezorgers. Hij vond de Franse taal volslagen ongeschikt voor muziek. Maar Rameau bewees het tegendeel. Net als Fauré lijkt hij de tekst met zijn noten te omarmen en te koesteren, in plaats van hem te versterken of uit te vergroten.

  • L'Embarquement pour Cythere

    Antoine Watteau (1717)

    L'Embarquement pour Cythere

    Antoine Watteau (1717)

  • L'Embarquement pour Cythere

    Antoine Watteau (1717)

    L'Embarquement pour Cythere

    Antoine Watteau (1717)

Maar Rameau was niet alleen een schitterend componist van vocale muziek. Hij was ook een groot orkestvernieuwer. Ver vóór Ludwig van Beethoven dat in Wenen deed, ontlokte hij volslagen nieuwe kleuren aan het orkest. De orkestrale delen uit zijn opera’s, de ouvertures en de vele dansen, zijn pareltjes van barokke orkestratiekunst. Nooit overweldigend, altijd subtiel en gracieus. Met groot dramatisch effect, want Rameau was een man van het theater. De slaperige strijkers van Sommeil uit de opera Dardanus leiden op prachtige wijze een droomsequens in. Licht, kostuums en decor zijn niet eens meer nodig.

Eind achttiende, begin negentiende eeuw lijkt de strijd beslist in het voordeel van de Italianen. Luigi Cherubini en Gioacchino Rossini maken in Parijs de dienst uit. Pas in de tweede helft van de negentiende eeuw, wanneer al het revolutionaire stof is neergedwarreld, lijken de Franse kunstenaars het zelfvertrouwen teruggevonden te hebben om van Parijs de culturele hoofdstad van Europa te maken. Vooral in de schilderkunst en de literatuur was Parijs toonaangevend. Wat de muziek betreft, bleef het Duitse taalgebied do­minant, maar de Franse componisten lieten zich verre van onbetuigd. Ze waren overigens niet eng nationalistisch, ze wisten wat zich buiten de landsgrenzen afspeelde. Ze gingen op studiereis naar Rome en hielden ook in de gaten wat Richard Wagner deed. In Les filles de Cadix van Léo Delibes klinkt een Spaanse kleur; twaalf jaar na het succes van de opera Carmen van Bizet was de Spaanse mode in Parijs nog steeds niet uitgeraasd.

De Franse componisten bespelen alle registers, van grote balletten en opera’s tot de intieme kamermuziek en liederen die klonken in de beroemde Parijse salons. Een graag geziene gast op die salons was Reynaldo Hahn, die er ook zijn goede vriend Marcel Proust leerde kennen. Zijn doorvoelde liefdeslied À Chloris heeft een opmerkelijk inleiding, die zo uit een Bach-­cantate ontsnapt zou kunnen zijn. Maar de doorlopende muzikale lijn die in het programma van vandaag wordt getrokken, wordt misschien nog wel het best geïllustreerd door Pantomime van Claude Debussy. Het is geschreven op een tekst van Paul Verlaine uit de bundel Fêtes ­galantes (1869), die een rechtstreekse verwijzing is naar de schilderijen van Antoine Watteau. Zijn werk, hij was actief rond 1700, geeft op een volstrekt eigen manier een beeld van de gelaagde lichtvoetigheid die de Franse cultuur zo uniek maakt. 

Maar Rameau was niet alleen een schitterend componist van vocale muziek. Hij was ook een groot orkestvernieuwer. Ver vóór Ludwig van Beethoven dat in Wenen deed, ontlokte hij volslagen nieuwe kleuren aan het orkest. De orkestrale delen uit zijn opera’s, de ouvertures en de vele dansen, zijn pareltjes van barokke orkestratiekunst. Nooit overweldigend, altijd subtiel en gracieus. Met groot dramatisch effect, want Rameau was een man van het theater. De slaperige strijkers van Sommeil uit de opera Dardanus leiden op prachtige wijze een droomsequens in. Licht, kostuums en decor zijn niet eens meer nodig.

Eind achttiende, begin negentiende eeuw lijkt de strijd beslist in het voordeel van de Italianen. Luigi Cherubini en Gioacchino Rossini maken in Parijs de dienst uit. Pas in de tweede helft van de negentiende eeuw, wanneer al het revolutionaire stof is neergedwarreld, lijken de Franse kunstenaars het zelfvertrouwen teruggevonden te hebben om van Parijs de culturele hoofdstad van Europa te maken. Vooral in de schilderkunst en de literatuur was Parijs toonaangevend. Wat de muziek betreft, bleef het Duitse taalgebied do­minant, maar de Franse componisten lieten zich verre van onbetuigd. Ze waren overigens niet eng nationalistisch, ze wisten wat zich buiten de landsgrenzen afspeelde. Ze gingen op studiereis naar Rome en hielden ook in de gaten wat Richard Wagner deed. In Les filles de Cadix van Léo Delibes klinkt een Spaanse kleur; twaalf jaar na het succes van de opera Carmen van Bizet was de Spaanse mode in Parijs nog steeds niet uitgeraasd.

De Franse componisten bespelen alle registers, van grote balletten en opera’s tot de intieme kamermuziek en liederen die klonken in de beroemde Parijse salons. Een graag geziene gast op die salons was Reynaldo Hahn, die er ook zijn goede vriend Marcel Proust leerde kennen. Zijn doorvoelde liefdeslied À Chloris heeft een opmerkelijk inleiding, die zo uit een Bach-­cantate ontsnapt zou kunnen zijn. Maar de doorlopende muzikale lijn die in het programma van vandaag wordt getrokken, wordt misschien nog wel het best geïllustreerd door Pantomime van Claude Debussy. Het is geschreven op een tekst van Paul Verlaine uit de bundel Fêtes ­galantes (1869), die een rechtstreekse verwijzing is naar de schilderijen van Antoine Watteau. Zijn werk, hij was actief rond 1700, geeft op een volstrekt eigen manier een beeld van de gelaagde lichtvoetigheid die de Franse cultuur zo uniek maakt. 

door Jan Van den Bossche

Biografie

Holland Baroque, ensemble

Holland Baroque is een barok­orkest gevestigd in Utrecht, dat sinds de oprichting in 2006 een reeks eigenzinnige en onverwachte programma’s presenteerde. De artistieke leiding ligt in handen van de tweelingzussen Judith (viool) en Tineke (klavecimbel/orgel) Steenbrink.

Dit duo stelt de programmering samen, bewaakt de klank en herschrijft waar nodig repertoire naar bezetting en aard van Holland Baroque. Het ensemble werkte samen met vele solisten, componisten, koren en theatermakers.

Ontmoetingen met muzikale gasten ontsloten niet zelden nieuwe klankwerelden. Samenwerkingen waren er met bijvoorbeeld Orkater, Cappella Amsterdam, het Nederlands Kamerkoor, pianovirtuoos Leszek Możdżer, cellist/componist Giovanni Sollima en sheng-speler Wu Wei.

Met laatstgenoemde maakte de groep ook de cd Silk Baroque, die werd toegevoegd aan een discografie van respectabele omvang. Met dirigent Reinbert de Leeuw ondernam Holland Baroque in 2016 een ‘zoektocht naar de waarheid van Bachs Matthäus-Passion’, door Cherry Duyns vervat in een integrale registratie en een documentaire.

Een ander hoogtepunt in de platenkast is het album Carrousel, in 2017 opgenomen met (jazz)trompettist Eric Vloeimans en bekroond met de Edison Klassiek Publieksprijs. Het vorige optreden van Holland Baroque in de Kleine Zaal was het programma Forgotten Christmas in december 2017.

Julie Roset, sopraan

Julie Roset won in 2022 de Metropolitan Opera Laffont Competition in New York en voltooide de opera-opleiding aan de Juilliard School aldaar.

Hieraan voorafgaand studeerde ze aan de conservatoria van Avignon en Genève. De Franse sopraan stond al in verschillende opera’s: als Papagena (Mozarts Die Zauberflöte) aan de Opéra de Toulon, in Mondon­villes Titon et l’Aurore aan de Opéra Comique in Parijs met Les Arts Florissants en William Christie, en op het Festival d’Aix-en-Provence in L’incoronazione di Poppea van Monteverdi onder leiding van Leonardo García Alarcón.

Bij diens Cappella Mediterranea soleerde Julie Roset in onder meer Sacrati’s La finta pazza in de NTR ­ZaterdagMatinee in Het Concert­gebouw (mei 2022). In een Mozart-­programma werkte ze met ­Ensemble Pygmalion en Raphaël ­Pichon, en bij het Orchestre Philharmonique de Radio France debuteerde ze als Galatea in Händels Acis and Galatea. Op haar eerste solo-cd Nun Danket Alle Gott nam Julie Roset werken op van Buxtehude, Hammerschmidt en Monteverdi.

Met Holland Baroque is ze te beluisteren op het album Brabant en met de Cappella Mediterranea zong ze Monteverdi’s L’Orfeo in. In het lopende concertseizoen tourt Julie Roset met Phil­harmonia Baroque en Richard Egarr in de titelrol van Händels ­Theodora en debuteert ze aan de opera­huizen van Madrid en Straatsburg. In de Kleine Zaal maakt ze haar debuut.