Nog geen account of wachtwoord vergeten? Klik hier
interview

Barbara Hannigan: ‘Ik ben blij dat ik nooit over dirigeren heb nagedacht voor mijn veertigste’

door Carine Alders
25 nov. 2022 25 november 2022

Deze maand maakt Barbara Hannigan haar langverwachte debuut als dirigent bij het Koninklijk Concertgebouworkest. Een gesprek met deze totaalkunstenaar: dirigent, zangeres, programmeur, musicus.

In het kleine dorpje Waverley aan de oostkust van Canada huppelt een vierjarig meisje van pianoles naar huis. Ergens halverwege de onverharde weg weet ze het zeker: ‘Ik word muzikant!’ Ze ziet de kleine schoentjes op de grindweg weer voor zich, het beeld staat in haar geheugen gegrift. ‘Ik had natuurlijk geen idee wat het betekende om muzikant te worden. Pianojuf worden misschien? Ik had wel eens een concert gehoord op het dorpsplein, maar had verder geen idee.’

Naarmate de jaren verstreken werd de diepgevoelde wens steeds concreter. ‘Op mijn veertiende wist ik dat ik zangeres wilde worden. Ik wist dat ik die verbinding van de muziek met mijn lichaam wilde opzoeken, de meest kwetsbare verbinding. Maar ik hield (en houd nog steeds) van alle soorten muziek. Uiteindelijk concludeerde ik op mijn zeventiende dat klassieke muziek mijn voorkeur had, en zo’n twee jaar later wist ik dat ik veel energie wilde steken in hedendaagse klassieke muziek.’

In het kleine dorpje Waverley aan de oostkust van Canada huppelt een vierjarig meisje van pianoles naar huis. Ergens halverwege de onverharde weg weet ze het zeker: ‘Ik word muzikant!’ Ze ziet de kleine schoentjes op de grindweg weer voor zich, het beeld staat in haar geheugen gegrift. ‘Ik had natuurlijk geen idee wat het betekende om muzikant te worden. Pianojuf worden misschien? Ik had wel eens een concert gehoord op het dorpsplein, maar had verder geen idee.’

Naarmate de jaren verstreken werd de diepgevoelde wens steeds concreter. ‘Op mijn veertiende wist ik dat ik zangeres wilde worden. Ik wist dat ik die verbinding van de muziek met mijn lichaam wilde opzoeken, de meest kwetsbare verbinding. Maar ik hield (en houd nog steeds) van alle soorten muziek. Uiteindelijk concludeerde ik op mijn zeventiende dat klassieke muziek mijn voorkeur had, en zo’n twee jaar later wist ik dat ik veel energie wilde steken in hedendaagse klassieke muziek.’

  • Barbara Hannigan

    foto: Hans van der Woerd

    Barbara Hannigan

    foto: Hans van der Woerd

  • Barbara Hannigan

    foto: Hans van der Woerd

    Barbara Hannigan

    foto: Hans van der Woerd

‘Ik ontdekte dat ik goed was in nieuwe muziek zingen, en dat ik het mooi vond. Ik dacht ook dat iedereen dat vond, en was heel verbaasd toen dat niet zo bleek te zijn. Toen realiseerde ik me dat ik iets kon betekenen voor de hedendaagse muziek. Ik moest iets met die roeping. Het is niet alleen opwindend om nieuwe muziek te zingen, maar ook bevrijdend. Ik kwam uit dat kleine dorpje in Nova Scotia, waar het muziekleven helemaal niet ‘sophisticated’ was. Ik ben niet opgegroeid met symfonieën van Mahler of Bruckner. Voor mij was die muziek even nieuw als de muziek van bijvoorbeeld Ligeti. Ik had ook geen vooroordeel over wat goede muziek was.’

Zingen als een dirigent

Collega’s merkten regelmatig op dat ze zong als een dirigent. ‘Wat ze bedoelden was dat ik, terwijl ik zong, met mijn lichaam anticipeerde. Ik maakte het heel makkelijk voor dirigenten om mij te volgen. Simon Rattle zei tegen mij dat ik altijd precies liet zien wanneer ik een noot liet landen.’

In 2011 besloot Hannigan het dirigeren eens uit te proberen. In Parijs dirigeerde ze muziek van Stravinsky en Ligeti. ‘Ik dacht helemaal niet aan een carrièreswitch. Ik nam gewoon een risico voor één concert, ik was helemaal niet van plan om een andere weg in te slaan. Ik vond dat ik het een keer moest ervaren. Maar terwijl ik me voorbereidde en het concert steeds dichterbij kwam, wilde ik het dirigeren verder ontdekken.

‘Niet te geloven wat je allemaal leert als dirigent!’

Vrij snel na mijn debuut kreeg ik uitnodigingen en ik begon voorzichtig aan een tweede carrière naast het zingen. Inmiddels dirigeer ik meer dan dat ik zing.’ Besmuikt lachend vertelt Hannigan: ‘Voor mijn debuut nam ik geen directielessen. Ik bereidde me natuurlijk wel voor, ik vroeg ook veel advies, maar ik nam geen lessen. Simon [Rattle, red.] had goed door dat dirigeren een belangrijk deel van mijn leven zou worden en hij raadde mij daarna aan lessen te nemen bij Jorma Panula. Ik ging om de paar maanden een paar dagen naar Finland om met hem aan de stukken te werken die ik in voorbereiding had. Daarna coachte Simon mij en werkte ik met David Zinman.’

Leiderschap is psychologie

Hannigan merkte dat het dirigeren haar meer voldoening gaf dan het zingen. ‘Het sprak aspecten van mijzelf aan als musicus, als leider, als collega, kanten die onaangeroerd bleven bij het zingen. Er opende zich een heel nieuwe wereld in mijn liefde voor muziek, waarin ik nieuwe werken kon bestuderen, beslissingen kon nemen over tempo, onderscheid kon maken tussen hoofdlijnen en bijzaken en mijn inzichten vervolgens in praktijk kon brengen.

Niet te geloven wat je allemaal leert als dirigent! Samenwerken met collega’s, in elke nieuwe situatie ontdekken hoe je het beste kunt halen uit wat zij te bieden hebben, wat ik te bieden heb en wat de muziek te bieden heeft. Dat is elke keer weer anders en dat is zo enorm uitdagend, ook psychologisch. Leiderschap is psychologie, en daar was ik altijd al door gefascineerd. Ook in spiritueel opzicht heb je als musicus een belangrijke rol te spelen. Sinds religie een steeds kleinere rol speelt, heeft muziek de plaats ingenomen van spirituele reflectie, troost en inspiratie.’

Braaf meisje

‘Een belangrijk aspect van dirigeren is ook jezelf kennen, je moet authentiek zijn. Als je niet jezelf bent dan voelt het orkest dat aan, net als een dier. Kijk bijvoorbeeld naar Klaus Mäkelä. Die is gewoon niet van deze wereld. Zo jong als hij is, is hij totaal op zijn gemak met zichzelf in deze positie. Niet normaal wat een talent! Ik ben zo blij dat ik nooit over dirigeren heb nagedacht voor mijn veertigste. Eerder was ik er niet klaar voor.’

‘Ik ontdekte dat ik goed was in nieuwe muziek zingen, en dat ik het mooi vond. Ik dacht ook dat iedereen dat vond, en was heel verbaasd toen dat niet zo bleek te zijn. Toen realiseerde ik me dat ik iets kon betekenen voor de hedendaagse muziek. Ik moest iets met die roeping. Het is niet alleen opwindend om nieuwe muziek te zingen, maar ook bevrijdend. Ik kwam uit dat kleine dorpje in Nova Scotia, waar het muziekleven helemaal niet ‘sophisticated’ was. Ik ben niet opgegroeid met symfonieën van Mahler of Bruckner. Voor mij was die muziek even nieuw als de muziek van bijvoorbeeld Ligeti. Ik had ook geen vooroordeel over wat goede muziek was.’

Zingen als een dirigent

Collega’s merkten regelmatig op dat ze zong als een dirigent. ‘Wat ze bedoelden was dat ik, terwijl ik zong, met mijn lichaam anticipeerde. Ik maakte het heel makkelijk voor dirigenten om mij te volgen. Simon Rattle zei tegen mij dat ik altijd precies liet zien wanneer ik een noot liet landen.’

In 2011 besloot Hannigan het dirigeren eens uit te proberen. In Parijs dirigeerde ze muziek van Stravinsky en Ligeti. ‘Ik dacht helemaal niet aan een carrièreswitch. Ik nam gewoon een risico voor één concert, ik was helemaal niet van plan om een andere weg in te slaan. Ik vond dat ik het een keer moest ervaren. Maar terwijl ik me voorbereidde en het concert steeds dichterbij kwam, wilde ik het dirigeren verder ontdekken.

‘Niet te geloven wat je allemaal leert als dirigent!’

Vrij snel na mijn debuut kreeg ik uitnodigingen en ik begon voorzichtig aan een tweede carrière naast het zingen. Inmiddels dirigeer ik meer dan dat ik zing.’ Besmuikt lachend vertelt Hannigan: ‘Voor mijn debuut nam ik geen directielessen. Ik bereidde me natuurlijk wel voor, ik vroeg ook veel advies, maar ik nam geen lessen. Simon [Rattle, red.] had goed door dat dirigeren een belangrijk deel van mijn leven zou worden en hij raadde mij daarna aan lessen te nemen bij Jorma Panula. Ik ging om de paar maanden een paar dagen naar Finland om met hem aan de stukken te werken die ik in voorbereiding had. Daarna coachte Simon mij en werkte ik met David Zinman.’

Leiderschap is psychologie

Hannigan merkte dat het dirigeren haar meer voldoening gaf dan het zingen. ‘Het sprak aspecten van mijzelf aan als musicus, als leider, als collega, kanten die onaangeroerd bleven bij het zingen. Er opende zich een heel nieuwe wereld in mijn liefde voor muziek, waarin ik nieuwe werken kon bestuderen, beslissingen kon nemen over tempo, onderscheid kon maken tussen hoofdlijnen en bijzaken en mijn inzichten vervolgens in praktijk kon brengen.

Niet te geloven wat je allemaal leert als dirigent! Samenwerken met collega’s, in elke nieuwe situatie ontdekken hoe je het beste kunt halen uit wat zij te bieden hebben, wat ik te bieden heb en wat de muziek te bieden heeft. Dat is elke keer weer anders en dat is zo enorm uitdagend, ook psychologisch. Leiderschap is psychologie, en daar was ik altijd al door gefascineerd. Ook in spiritueel opzicht heb je als musicus een belangrijke rol te spelen. Sinds religie een steeds kleinere rol speelt, heeft muziek de plaats ingenomen van spirituele reflectie, troost en inspiratie.’

Braaf meisje

‘Een belangrijk aspect van dirigeren is ook jezelf kennen, je moet authentiek zijn. Als je niet jezelf bent dan voelt het orkest dat aan, net als een dier. Kijk bijvoorbeeld naar Klaus Mäkelä. Die is gewoon niet van deze wereld. Zo jong als hij is, is hij totaal op zijn gemak met zichzelf in deze positie. Niet normaal wat een talent! Ik ben zo blij dat ik nooit over dirigeren heb nagedacht voor mijn veertigste. Eerder was ik er niet klaar voor.’

  • Barbara Hannigan

    foto: Hans van der Woerd

    Barbara Hannigan

    foto: Hans van der Woerd

  • Barbara Hannigan

    foto: Hans van der Woerd

    Barbara Hannigan

    foto: Hans van der Woerd

De gebaren van dirigent Barbara Hannigan lijken soms op een kunstige choreografie, fascinerend om naar te kijken. ‘Ook dat heeft met authenticiteit te maken. Er zijn dirigenten die heel minimalistisch zijn in hun bewegingen en anderen zijn veel uitbundiger, zoals Leonard Bernstein en Gustavo ­Dudamel. Sommigen kunnen beide stijlen afwisselen. In mijn beginperiode als dirigent probeerde ik gewoon een braaf meisje te zijn, een goede dirigent.

Tijdens de eerste repetitie bij een orkest dacht ik op een keer ‘dit voelt niet goed’ en dus belde ik Simon op, dat deed ik vaker na een eerste repetitie. Ik zei dat ik me gespannen voelde en beschreef wat er tijdens de repetitie gebeurde. Hij zei: ‘Barbara, je moet meer Lulu zijn op het podium, je moet het Ligeti-meisje zijn, dat is wie je bent. Die gebaren, zoek die energie op, en dan vind je je eigen dirigeerstijl.’ Ik hoef me nu niet meer te verantwoorden voor hoe ik beweeg. Ik gebruik gebaren die voor mij functioneel en helder zijn, die contact maken. Of het nu orthodox is of onorthodox, dat maakt me niet uit. Het gaat erom of het orkest erop reageert.’

Debuut

Deze maand maakt ze haar debuut als dirigent bij het Concertgebouw­orkest, waarmee ze vreemd genoeg ook als sopraan nooit eerder het podium deelde. ‘We wisselen al jaren ideeën uit, maar kwamen nooit eerder tot een programma dat voor ons allebei helemaal goed was.’ Hoewel de voormalige Amsterdamse veel van de musici persoonlijk kent – ze maakte eerder bijvoorbeeld een opname met Camerata RCO – is ze zich ervan bewust dat het orkest als geheel nieuw voor haar is. ‘Het orkest heeft als groep een eigen persoonlijkheid, los van de individuele leden die je misschien kent. De werkhouding, de (in)formele omgangsvormen, hoe men reageert. Ik leer snel welke taal aanspreekt, of ik bijvoorbeeld zowel technische als meer emotioneel-dramatische aanwijzingen kan geven, of metaforen en beeldspraak begrepen worden.

‘Ik gebruik gebaren die voor mij functioneel en helder zijn’

Ze zeggen wel dat een orkest voor de eerste koffiepauze al een oordeel heeft over de dirigent, maar voor mij werkt het niet zo. De eerste repetitiedag is heel anders dan de tweede of de derde. Ik heb vooraf een planning gemaakt met doelen voor die eerste dag. Ik ben wel kritisch op ons allemaal, maar vel geen oordeel.’

Dramaturgie

Naast haar drukke leven als zangeres en dirigent bouwde Hannigan gestaag aan haar repertoirekennis. ‘Ik kwam er achter hoeveel ik van programmeren houd. En dat ik dus niet erg geïnteresseerd ben in traditionele concertprogramma’s met een ouverture, een soloconcert en een symfonie. Als ik een programma samenstel, dan ligt er een dramaturgisch concept onder. Niet dat ik het publiek een verhaal wil vertellen, dat is te concreet. Er kunnen best elementen in een dramaturgie zitten die in een verhaal elkaar tegenspreken. Ik wil niet vastgepind zitten op een verhaal.’

Voor de concerten van 2 en 4 december en het Late Night concert op 1 december bedacht Hannigan dezelfde rode draad, hoewel het Late Night-programma andere accenten legt. ‘Er is een Bach-draadje, maar het draait vooral om liefde – spiritueel en wereldlijk – en verlies. Het uitgangspunt was de combinatie van Alban Bergs Viool­concert, dat als ondertitel ‘Aandenken aan een engel’ heeft, met Claude ­Viviers Lonely Child. Beide werken beginnen vanuit een zekere puurheid en onschuld en ontwikkelen zich naar een donkere angst, het wordt steeds ingewikkelder.’

Om dit dramaturgische concept kracht bij te zetten riep Hannigan de hulp in van Pierre Audi, creatief partner van het Concertgebouworkest. ‘Hij is ongelooflijk goed in het oproepen van een sfeer met heel weinig middelen, met een lichtplan en een mise-en-espace [de ruimtelijke opstelling van uitvoerenden en eventuele rekwisieten op het podium]. Dat is niet eenvoudig, je hebt er een perfect oog en een sterke visie voor nodig. Pierre heeft die bijzondere gave.’

Late Night

Aphrodite ­Patoulidou, de sopraan die ­Viviers Lonely Child zingt, zal tijdens het Late Night-concert ook de nyckel­harpa (toetsenharp) bespelen. Hannigan: ‘Ik weet niet van welke planeet zij komt, zij is een van die oude zielen, een buitengewoon talent. Ze arrangeert, componeert, schrijft gedichten, is fotograaf en maakt op een bijzondere manier verbinding met elk muziekgenre, ze zingt zelfs met een metalband. Ik ga niet te veel zeggen over haar optreden, want de arrangementen zijn nog niet klaar. We bedenken nog wat mijn bijdrage zal zijn en wat haar bijdrage is. Het wordt een magische avond.’

Spectaculaire uitvoeringen
‘Ondertussen is Barbara Hannigan al lang niet meer slechts een sensationele sopraan. Ze is een complete kunstenaar die dirigeert, ensceneert en nadenkt over hoe inhoud en vorm van klassieke concerten zich op nieuwe manieren kunnen laten begrijpen.’

Met die typering sloeg Die Welt vijf jaar geleden de spijker op zijn kop. Barbara Hannigan viert al jaren successen met haar invulling van operarollen als Bergs Lulu en ­Debussy’s Mélisande, maar wie haar een operazangeres noemt slaat de plank mis. De Canadese sopraan heeft zich nooit beperkt tot muziek van wat voor stijl of genre dan ook en waagt zich net zo lief aan de vocale acrobatiek van Berio’s Sequenza III als aan de versteende spraakzang van Satie’s Socrate, de duistere Romantiek van Richard Strauss of de grillige stijlcollages van John Zorn. Als dirigent en programmeur koppelt ze met plezier en gemak Joseph ­Haydn aan Luigi Nono, en Edward Elgar aan Glenn Miller.

Bij Hannigan kun je altijd iets bijzonders verwachten – niet omdat ze per se anders wil zijn, maar omdat ze zich zo volledig overgeeft aan een stuk, een componist, een rol, een programma. Spectaculair zijn bijvoorbeeld haar uitvoeringen van Ligeti’s Mysteries of the Macabre, zoals die waarbij ze tegelijkertijd dirigeerde en zong, bijvoorbeeld deze uit 2011. En vergelijk dat dan eens met deze uitvoering van 2015, die ze zingt onder leiding van Simon Rattle, en waarin alleen al haar kostuum een compleet andere interpretatie van dezelfde rol signaleert.

 

De gebaren van dirigent Barbara Hannigan lijken soms op een kunstige choreografie, fascinerend om naar te kijken. ‘Ook dat heeft met authenticiteit te maken. Er zijn dirigenten die heel minimalistisch zijn in hun bewegingen en anderen zijn veel uitbundiger, zoals Leonard Bernstein en Gustavo ­Dudamel. Sommigen kunnen beide stijlen afwisselen. In mijn beginperiode als dirigent probeerde ik gewoon een braaf meisje te zijn, een goede dirigent.

Tijdens de eerste repetitie bij een orkest dacht ik op een keer ‘dit voelt niet goed’ en dus belde ik Simon op, dat deed ik vaker na een eerste repetitie. Ik zei dat ik me gespannen voelde en beschreef wat er tijdens de repetitie gebeurde. Hij zei: ‘Barbara, je moet meer Lulu zijn op het podium, je moet het Ligeti-meisje zijn, dat is wie je bent. Die gebaren, zoek die energie op, en dan vind je je eigen dirigeerstijl.’ Ik hoef me nu niet meer te verantwoorden voor hoe ik beweeg. Ik gebruik gebaren die voor mij functioneel en helder zijn, die contact maken. Of het nu orthodox is of onorthodox, dat maakt me niet uit. Het gaat erom of het orkest erop reageert.’

Debuut

Deze maand maakt ze haar debuut als dirigent bij het Concertgebouw­orkest, waarmee ze vreemd genoeg ook als sopraan nooit eerder het podium deelde. ‘We wisselen al jaren ideeën uit, maar kwamen nooit eerder tot een programma dat voor ons allebei helemaal goed was.’ Hoewel de voormalige Amsterdamse veel van de musici persoonlijk kent – ze maakte eerder bijvoorbeeld een opname met Camerata RCO – is ze zich ervan bewust dat het orkest als geheel nieuw voor haar is. ‘Het orkest heeft als groep een eigen persoonlijkheid, los van de individuele leden die je misschien kent. De werkhouding, de (in)formele omgangsvormen, hoe men reageert. Ik leer snel welke taal aanspreekt, of ik bijvoorbeeld zowel technische als meer emotioneel-dramatische aanwijzingen kan geven, of metaforen en beeldspraak begrepen worden.

‘Ik gebruik gebaren die voor mij functioneel en helder zijn’

Ze zeggen wel dat een orkest voor de eerste koffiepauze al een oordeel heeft over de dirigent, maar voor mij werkt het niet zo. De eerste repetitiedag is heel anders dan de tweede of de derde. Ik heb vooraf een planning gemaakt met doelen voor die eerste dag. Ik ben wel kritisch op ons allemaal, maar vel geen oordeel.’

Dramaturgie

Naast haar drukke leven als zangeres en dirigent bouwde Hannigan gestaag aan haar repertoirekennis. ‘Ik kwam er achter hoeveel ik van programmeren houd. En dat ik dus niet erg geïnteresseerd ben in traditionele concertprogramma’s met een ouverture, een soloconcert en een symfonie. Als ik een programma samenstel, dan ligt er een dramaturgisch concept onder. Niet dat ik het publiek een verhaal wil vertellen, dat is te concreet. Er kunnen best elementen in een dramaturgie zitten die in een verhaal elkaar tegenspreken. Ik wil niet vastgepind zitten op een verhaal.’

Voor de concerten van 2 en 4 december en het Late Night concert op 1 december bedacht Hannigan dezelfde rode draad, hoewel het Late Night-programma andere accenten legt. ‘Er is een Bach-draadje, maar het draait vooral om liefde – spiritueel en wereldlijk – en verlies. Het uitgangspunt was de combinatie van Alban Bergs Viool­concert, dat als ondertitel ‘Aandenken aan een engel’ heeft, met Claude ­Viviers Lonely Child. Beide werken beginnen vanuit een zekere puurheid en onschuld en ontwikkelen zich naar een donkere angst, het wordt steeds ingewikkelder.’

Om dit dramaturgische concept kracht bij te zetten riep Hannigan de hulp in van Pierre Audi, creatief partner van het Concertgebouworkest. ‘Hij is ongelooflijk goed in het oproepen van een sfeer met heel weinig middelen, met een lichtplan en een mise-en-espace [de ruimtelijke opstelling van uitvoerenden en eventuele rekwisieten op het podium]. Dat is niet eenvoudig, je hebt er een perfect oog en een sterke visie voor nodig. Pierre heeft die bijzondere gave.’

Late Night

Aphrodite ­Patoulidou, de sopraan die ­Viviers Lonely Child zingt, zal tijdens het Late Night-concert ook de nyckel­harpa (toetsenharp) bespelen. Hannigan: ‘Ik weet niet van welke planeet zij komt, zij is een van die oude zielen, een buitengewoon talent. Ze arrangeert, componeert, schrijft gedichten, is fotograaf en maakt op een bijzondere manier verbinding met elk muziekgenre, ze zingt zelfs met een metalband. Ik ga niet te veel zeggen over haar optreden, want de arrangementen zijn nog niet klaar. We bedenken nog wat mijn bijdrage zal zijn en wat haar bijdrage is. Het wordt een magische avond.’

Spectaculaire uitvoeringen
‘Ondertussen is Barbara Hannigan al lang niet meer slechts een sensationele sopraan. Ze is een complete kunstenaar die dirigeert, ensceneert en nadenkt over hoe inhoud en vorm van klassieke concerten zich op nieuwe manieren kunnen laten begrijpen.’

Met die typering sloeg Die Welt vijf jaar geleden de spijker op zijn kop. Barbara Hannigan viert al jaren successen met haar invulling van operarollen als Bergs Lulu en ­Debussy’s Mélisande, maar wie haar een operazangeres noemt slaat de plank mis. De Canadese sopraan heeft zich nooit beperkt tot muziek van wat voor stijl of genre dan ook en waagt zich net zo lief aan de vocale acrobatiek van Berio’s Sequenza III als aan de versteende spraakzang van Satie’s Socrate, de duistere Romantiek van Richard Strauss of de grillige stijlcollages van John Zorn. Als dirigent en programmeur koppelt ze met plezier en gemak Joseph ­Haydn aan Luigi Nono, en Edward Elgar aan Glenn Miller.

Bij Hannigan kun je altijd iets bijzonders verwachten – niet omdat ze per se anders wil zijn, maar omdat ze zich zo volledig overgeeft aan een stuk, een componist, een rol, een programma. Spectaculair zijn bijvoorbeeld haar uitvoeringen van Ligeti’s Mysteries of the Macabre, zoals die waarbij ze tegelijkertijd dirigeerde en zong, bijvoorbeeld deze uit 2011. En vergelijk dat dan eens met deze uitvoering van 2015, die ze zingt onder leiding van Simon Rattle, en waarin alleen al haar kostuum een compleet andere interpretatie van dezelfde rol signaleert.

 

Dit artikel wordt u gratis aangeboden door Preludium. Meer lezen? Abonneer dan nu.