Grote Pianisten: Maxim Emelyanychev speelt Moesorgski's Schilderijen van een tentoonstelling
Grote Zaal 20 januari 2026 20.15 uur
Maxim Emelyanychev piano
Dit concert maakt deel uit van de series Spotlight en Grote Pianisten.
In Preludium Live om 19.40 uur in de Spiegelzaal geeft Olga de Kort een inleiding op Moesorgski’s Schilderijen van een tentoonstelling.
Modest Moesorgski (1839-1881)
Prelude ‘Chovansjtsjina’ (1872-80)
Maurice Ravel (1875-1937)
Jeux d’eau (1901)
Forlane: Allegretto
Menuet: Allegro moderato
uit ‘Le Tombeau de Couperin’ (1914-17)
Serge Rachmaninoff (1873-1943)
Etude-tableau in es kl.t.
Etude-tableau in a kl.t.
uit ‘Etudes-tableaux’, op. 39 (1916-17)
Prelude in gis kl.t.
Prelude in b kl.t.
uit ‘Dertien preludes’, op. 32 (1910)
Prelude in g kl.t.
uit ‘Tien preludes’, op. 23 (1903)
pauze ± 21.05 uur
Modest Moesorgski
Schilderijen van een tentoonstelling (1874)
Promenade
Gnomus
Promenade
Het oude kasteel
Promenade
Tuilerieën
Bydło
Promenade
Ballet van de kuikens in hun eierschalen
Samuel Goldenberg en Schmuyle
Promenade
De markt te Limoges
De catacomben
Cum mortuis in lingua mortua
De hut op kippenpoten (Baba Yaga)
De grote poort van Kiev
einde ± 22.05 uur
FORTEPIANO'S
Maxim Emelyanychev speelt op twee historische vleugels: voor de pauze op een Bechstein uit 1898 en na de pauze op een Érard uit 1863.
Maxim Emelyanychev piano
Dit concert maakt deel uit van de series Spotlight en Grote Pianisten.
In Preludium Live om 19.40 uur in de Spiegelzaal geeft Olga de Kort een inleiding op Moesorgski’s Schilderijen van een tentoonstelling.
Modest Moesorgski (1839-1881)
Prelude ‘Chovansjtsjina’ (1872-80)
Maurice Ravel (1875-1937)
Jeux d’eau (1901)
Forlane: Allegretto
Menuet: Allegro moderato
uit ‘Le Tombeau de Couperin’ (1914-17)
Serge Rachmaninoff (1873-1943)
Etude-tableau in es kl.t.
Etude-tableau in a kl.t.
uit ‘Etudes-tableaux’, op. 39 (1916-17)
Prelude in gis kl.t.
Prelude in b kl.t.
uit ‘Dertien preludes’, op. 32 (1910)
Prelude in g kl.t.
uit ‘Tien preludes’, op. 23 (1903)
pauze ± 21.05 uur
Modest Moesorgski
Schilderijen van een tentoonstelling (1874)
Promenade
Gnomus
Promenade
Het oude kasteel
Promenade
Tuilerieën
Bydło
Promenade
Ballet van de kuikens in hun eierschalen
Samuel Goldenberg en Schmuyle
Promenade
De markt te Limoges
De catacomben
Cum mortuis in lingua mortua
De hut op kippenpoten (Baba Yaga)
De grote poort van Kiev
einde ± 22.05 uur
FORTEPIANO'S
Maxim Emelyanychev speelt op twee historische vleugels: voor de pauze op een Bechstein uit 1898 en na de pauze op een Érard uit 1863.
Toelichting
Serge Rachmaninoff (1873-1943)
Chovansjtsjina
Tijdens zijn leven stond Modest Moesorgski niet bepaald bekend als een componist die zijn muzikale ideeën snel uitwerkte. Onzeker als hij was, bleef hij soms jarenlang aan een stuk schaven. Een van zijn langste projecten, iets wat hij zo af en toe weer oppakte, was de opera Chovansjtsjina. Moesorgski besteedde er maar liefst acht jaar aan, maar bij zijn overlijden was de partituur nog steeds niet afgemaakt. Het was Nikolaj Rimski-Korsakov die hem uiteindelijk voltooide. Hij nam de opera wel iets te grondig onder handen in zijn poging om diverse ‘fouten’ in harmonie en vorm te ‘verbeteren’. Ook Dmitri Sjostakovitsj maakte er later een eigen versie van. Wat Moesorgski al sinds 1874 wel klaar had liggen was de pianotranscriptie van de Prelude, met de tot de verbeelding sprekende titel ‘Dageraad op de rivier Moskva’. Terwijl de opera gaat over de rebellie van prins Chovanski en de oplaaiende machtsstrijd in 1682, beschrijft de Prelude een rustige ochtend en de eerste geluiden van de ontwakende stad die de componist zelf beschreef als het gekraai van de haan, het geroep van de stadswacht en het gekraak van de bij zonopkomst opengaande stadspoorten.
Tijdens zijn leven stond Modest Moesorgski niet bepaald bekend als een componist die zijn muzikale ideeën snel uitwerkte. Onzeker als hij was, bleef hij soms jarenlang aan een stuk schaven. Een van zijn langste projecten, iets wat hij zo af en toe weer oppakte, was de opera Chovansjtsjina. Moesorgski besteedde er maar liefst acht jaar aan, maar bij zijn overlijden was de partituur nog steeds niet afgemaakt. Het was Nikolaj Rimski-Korsakov die hem uiteindelijk voltooide. Hij nam de opera wel iets te grondig onder handen in zijn poging om diverse ‘fouten’ in harmonie en vorm te ‘verbeteren’. Ook Dmitri Sjostakovitsj maakte er later een eigen versie van. Wat Moesorgski al sinds 1874 wel klaar had liggen was de pianotranscriptie van de Prelude, met de tot de verbeelding sprekende titel ‘Dageraad op de rivier Moskva’. Terwijl de opera gaat over de rebellie van prins Chovanski en de oplaaiende machtsstrijd in 1682, beschrijft de Prelude een rustige ochtend en de eerste geluiden van de ontwakende stad die de componist zelf beschreef als het gekraai van de haan, het geroep van de stadswacht en het gekraak van de bij zonopkomst opengaande stadspoorten.
Maurice Ravel (1875-1937)
Jeux d’eau
Wie wel snel werkte, was Maurice Ravel. Tussen het idee voor en de première van zijn Jeux d’eau in april 1902, zat nog geen halfjaar. In tegenstelling tot zijn eerdere pianocomposities, die voor diverse concoursen werden geschreven, was hij hier aan geen enkele voorwaarde of deadline gebonden. Geïnspireerd door een dichtregel van Henri de Régnier (1864-1936) – ‘Riviergod lacht om het water dat hem kietelt’ – liet hij zijn fantasie de vrije loop. Volgens sommige critici die de eerste uitvoering door de Spaanse pianist Ricardo Viñes in Parijs bijwoonden, klonk het resultaat als een impressionistische kakofonie. Gabriel Fauré, aan wie dit gedurfde stuk opgedragen werd, voelde zich echter vereerd en was blij met het werk van zijn leerling. Ook Claude Debussy was zeer te spreken over deze compositie, gewichtloos ‘als vlindervleugels’. De meest treffende beschrijving gaf de pianist Alfred Cortot (1877-1962), die Ravels transparante en dromerige ‘watergedicht’ met niets minder dan ‘vloeibare poëzie’ vergeleek.
Wie wel snel werkte, was Maurice Ravel. Tussen het idee voor en de première van zijn Jeux d’eau in april 1902, zat nog geen halfjaar. In tegenstelling tot zijn eerdere pianocomposities, die voor diverse concoursen werden geschreven, was hij hier aan geen enkele voorwaarde of deadline gebonden. Geïnspireerd door een dichtregel van Henri de Régnier (1864-1936) – ‘Riviergod lacht om het water dat hem kietelt’ – liet hij zijn fantasie de vrije loop. Volgens sommige critici die de eerste uitvoering door de Spaanse pianist Ricardo Viñes in Parijs bijwoonden, klonk het resultaat als een impressionistische kakofonie. Gabriel Fauré, aan wie dit gedurfde stuk opgedragen werd, voelde zich echter vereerd en was blij met het werk van zijn leerling. Ook Claude Debussy was zeer te spreken over deze compositie, gewichtloos ‘als vlindervleugels’. De meest treffende beschrijving gaf de pianist Alfred Cortot (1877-1962), die Ravels transparante en dromerige ‘watergedicht’ met niets minder dan ‘vloeibare poëzie’ vergeleek.
Maurice Ravel (1875-1937)
Le Tombeau de Couperin
Veel meer tijd nam Ravel voor zijn pianosuite Le Tombeau de Couperin. Elk van de zes stukken – Prélude, Fugue, Forlane, Rigaudon, Menuet en Toccata – droeg hij op aan een van zijn aan het front gesneuvelde vrienden. De componist ontwierp ook zelf de titelpagina van de partituur, die bij de publicatie in 1918 met een grafurn werd geïllustreerd. Met de elegante Forlane eert Ravel de luitenant Gabriel Deluc (1883-1916), kunstschilder en Ravels jeugdvriend uit Saint-Jean-de-Luz. Het charmante en gracieuze Menuet houdt de herinneringen levend aan Jean Dreyfus, de stiefzoon van Ravels ‘oorlogspeettante’. De Parijse première werd gespeeld op 11 april 1919 door de pianiste Marguerite Long, de weduwe van kapitein – en musicoloog – Joseph de Marliave (1873-1914), aan wie Ravel het slotstuk had opgedragen. Later maakte de componist ook nog een orkestratie van vier van de zes stukken, inclusief Forlane en Menuet. De suite werd niet alleen een eerbetoon aan François Couperin en de Franse barokmuziek van de achttiende eeuw, maar verklankte ook de nostalgie naar vervagende beelden van het vooroorlogse leven en de bitterheid van het afscheid van verloren vrienden.
Veel meer tijd nam Ravel voor zijn pianosuite Le Tombeau de Couperin. Elk van de zes stukken – Prélude, Fugue, Forlane, Rigaudon, Menuet en Toccata – droeg hij op aan een van zijn aan het front gesneuvelde vrienden. De componist ontwierp ook zelf de titelpagina van de partituur, die bij de publicatie in 1918 met een grafurn werd geïllustreerd. Met de elegante Forlane eert Ravel de luitenant Gabriel Deluc (1883-1916), kunstschilder en Ravels jeugdvriend uit Saint-Jean-de-Luz. Het charmante en gracieuze Menuet houdt de herinneringen levend aan Jean Dreyfus, de stiefzoon van Ravels ‘oorlogspeettante’. De Parijse première werd gespeeld op 11 april 1919 door de pianiste Marguerite Long, de weduwe van kapitein – en musicoloog – Joseph de Marliave (1873-1914), aan wie Ravel het slotstuk had opgedragen. Later maakte de componist ook nog een orkestratie van vier van de zes stukken, inclusief Forlane en Menuet. De suite werd niet alleen een eerbetoon aan François Couperin en de Franse barokmuziek van de achttiende eeuw, maar verklankte ook de nostalgie naar vervagende beelden van het vooroorlogse leven en de bitterheid van het afscheid van verloren vrienden.
Serge Rachmaninoff (1873-1943)
Etudes en Preludes
Een weemoedige ondertoon en nostalgie naar het vervlogen geluk van weleer klinken ook in een andere cyclus uit de jaren na de Eerste Wereldoorlog: de Etudes-tableaux opus 39 van Serge Rachmaninoff. In deze in totaal negen muzikale ‘schilderijen’ laat de componist horen waarom hij wel de meester van melodieuze stemmingsbeelden wordt genoemd. Elk deel heeft zijn eigen karakter, zoals de vurige vijfde Etude-tableau in es klein of de meditatieve tweede Etude-tableau in a klein.
In de elegische Prelude in gis klein uit de Dertien preludes opus 32 permitteert Rachmaninoff zich een vrijere omgang met de tonaliteit. Geladen en expressief zijn de groot opgezette, virtuoze en ritmisch grillige Prelude in b klein uit hetzelfde opusnummer en de Prelude in g klein (Alla marcia) uit de vroegere Tien preludes opus 23. In elke cyclus bouwt de componist een bijzondere wereld op van verhevenheid en nostalgie, met een onmiskenbaar Rachmaninoff-stempel van ingetogen dramatiek en onnavolgbare melodische wendingen.
Een weemoedige ondertoon en nostalgie naar het vervlogen geluk van weleer klinken ook in een andere cyclus uit de jaren na de Eerste Wereldoorlog: de Etudes-tableaux opus 39 van Serge Rachmaninoff. In deze in totaal negen muzikale ‘schilderijen’ laat de componist horen waarom hij wel de meester van melodieuze stemmingsbeelden wordt genoemd. Elk deel heeft zijn eigen karakter, zoals de vurige vijfde Etude-tableau in es klein of de meditatieve tweede Etude-tableau in a klein.
In de elegische Prelude in gis klein uit de Dertien preludes opus 32 permitteert Rachmaninoff zich een vrijere omgang met de tonaliteit. Geladen en expressief zijn de groot opgezette, virtuoze en ritmisch grillige Prelude in b klein uit hetzelfde opusnummer en de Prelude in g klein (Alla marcia) uit de vroegere Tien preludes opus 23. In elke cyclus bouwt de componist een bijzondere wereld op van verhevenheid en nostalgie, met een onmiskenbaar Rachmaninoff-stempel van ingetogen dramatiek en onnavolgbare melodische wendingen.
Modest Moesorgski (1839-1881)
Schilderijen van een tentoonstelling
De wereld van de Schilderijen van een tentoonstelling van Modest Moesorgski is eerder kleurrijk en dynamisch explosief dan poëtisch en ingetogen. Vanaf de eerste noot wordt de luisteraar meegezogen in een caleidoscoop van elkaar in rap tempo opvolgende karakterstukken die de componist met de tekeningen en schetsen van Viktor Hartmann (1834-1873) verbond. Deze kunstschilder, architect, decor- en kostuumontwerper, reiziger en onderzoeker was tijdens zijn leven slechts bij een kleine kring van collega’s en vrienden bekend. De belangstelling voor zijn ontwerpen en genrestukken groeide pas na de postume tentoonstelling die ook door Moesorgski werd bezocht. De componist raakte zo geïnspireerd door Hartmanns werk, dat hij meteen aan het werk ging en binnen drie weken de hele suite af had.
Zijn enthousiasme spat van elk van de tien muzikale ‘schilderijen’ af, maar is vooral merkbaar in de opgewekte Promenade. Al wandelend door de muzikale tentoonstelling komt de luisteraar de groteske gnoom en de energieke heks Baba Yaga tegen en loopt langs het verlaten oude kasteel om later in de donkere catacomben af te dalen. Het kindergelach en de geanimeerde dialogen in de Tuilerieën worden afgewisseld door de drukte van het marktplein in Limoges en het speelse ballet van kuikentjes. De cyclus vindt zijn waardige afsluiting in het ruim opgezette De grote poort van Kiev. De bekendheid van de muzikaal uitdagende en technisch veeleisende ‘schetsen’ van Moesorgski is alleen maar toegenomen door de orkestversie uit 1922 van Maurice Ravel. Schilderijen van een tentoonstelling is nog steeds een van de meest gespeelde pianocycli in de muziekgeschiedenis en spreekt al anderhalve eeuw tot de verbeelding van musici en luisteraars.
De wereld van de Schilderijen van een tentoonstelling van Modest Moesorgski is eerder kleurrijk en dynamisch explosief dan poëtisch en ingetogen. Vanaf de eerste noot wordt de luisteraar meegezogen in een caleidoscoop van elkaar in rap tempo opvolgende karakterstukken die de componist met de tekeningen en schetsen van Viktor Hartmann (1834-1873) verbond. Deze kunstschilder, architect, decor- en kostuumontwerper, reiziger en onderzoeker was tijdens zijn leven slechts bij een kleine kring van collega’s en vrienden bekend. De belangstelling voor zijn ontwerpen en genrestukken groeide pas na de postume tentoonstelling die ook door Moesorgski werd bezocht. De componist raakte zo geïnspireerd door Hartmanns werk, dat hij meteen aan het werk ging en binnen drie weken de hele suite af had.
Zijn enthousiasme spat van elk van de tien muzikale ‘schilderijen’ af, maar is vooral merkbaar in de opgewekte Promenade. Al wandelend door de muzikale tentoonstelling komt de luisteraar de groteske gnoom en de energieke heks Baba Yaga tegen en loopt langs het verlaten oude kasteel om later in de donkere catacomben af te dalen. Het kindergelach en de geanimeerde dialogen in de Tuilerieën worden afgewisseld door de drukte van het marktplein in Limoges en het speelse ballet van kuikentjes. De cyclus vindt zijn waardige afsluiting in het ruim opgezette De grote poort van Kiev. De bekendheid van de muzikaal uitdagende en technisch veeleisende ‘schetsen’ van Moesorgski is alleen maar toegenomen door de orkestversie uit 1922 van Maurice Ravel. Schilderijen van een tentoonstelling is nog steeds een van de meest gespeelde pianocycli in de muziekgeschiedenis en spreekt al anderhalve eeuw tot de verbeelding van musici en luisteraars.
Serge Rachmaninoff (1873-1943)
Chovansjtsjina
Tijdens zijn leven stond Modest Moesorgski niet bepaald bekend als een componist die zijn muzikale ideeën snel uitwerkte. Onzeker als hij was, bleef hij soms jarenlang aan een stuk schaven. Een van zijn langste projecten, iets wat hij zo af en toe weer oppakte, was de opera Chovansjtsjina. Moesorgski besteedde er maar liefst acht jaar aan, maar bij zijn overlijden was de partituur nog steeds niet afgemaakt. Het was Nikolaj Rimski-Korsakov die hem uiteindelijk voltooide. Hij nam de opera wel iets te grondig onder handen in zijn poging om diverse ‘fouten’ in harmonie en vorm te ‘verbeteren’. Ook Dmitri Sjostakovitsj maakte er later een eigen versie van. Wat Moesorgski al sinds 1874 wel klaar had liggen was de pianotranscriptie van de Prelude, met de tot de verbeelding sprekende titel ‘Dageraad op de rivier Moskva’. Terwijl de opera gaat over de rebellie van prins Chovanski en de oplaaiende machtsstrijd in 1682, beschrijft de Prelude een rustige ochtend en de eerste geluiden van de ontwakende stad die de componist zelf beschreef als het gekraai van de haan, het geroep van de stadswacht en het gekraak van de bij zonopkomst opengaande stadspoorten.
Tijdens zijn leven stond Modest Moesorgski niet bepaald bekend als een componist die zijn muzikale ideeën snel uitwerkte. Onzeker als hij was, bleef hij soms jarenlang aan een stuk schaven. Een van zijn langste projecten, iets wat hij zo af en toe weer oppakte, was de opera Chovansjtsjina. Moesorgski besteedde er maar liefst acht jaar aan, maar bij zijn overlijden was de partituur nog steeds niet afgemaakt. Het was Nikolaj Rimski-Korsakov die hem uiteindelijk voltooide. Hij nam de opera wel iets te grondig onder handen in zijn poging om diverse ‘fouten’ in harmonie en vorm te ‘verbeteren’. Ook Dmitri Sjostakovitsj maakte er later een eigen versie van. Wat Moesorgski al sinds 1874 wel klaar had liggen was de pianotranscriptie van de Prelude, met de tot de verbeelding sprekende titel ‘Dageraad op de rivier Moskva’. Terwijl de opera gaat over de rebellie van prins Chovanski en de oplaaiende machtsstrijd in 1682, beschrijft de Prelude een rustige ochtend en de eerste geluiden van de ontwakende stad die de componist zelf beschreef als het gekraai van de haan, het geroep van de stadswacht en het gekraak van de bij zonopkomst opengaande stadspoorten.
Maurice Ravel (1875-1937)
Jeux d’eau
Wie wel snel werkte, was Maurice Ravel. Tussen het idee voor en de première van zijn Jeux d’eau in april 1902, zat nog geen halfjaar. In tegenstelling tot zijn eerdere pianocomposities, die voor diverse concoursen werden geschreven, was hij hier aan geen enkele voorwaarde of deadline gebonden. Geïnspireerd door een dichtregel van Henri de Régnier (1864-1936) – ‘Riviergod lacht om het water dat hem kietelt’ – liet hij zijn fantasie de vrije loop. Volgens sommige critici die de eerste uitvoering door de Spaanse pianist Ricardo Viñes in Parijs bijwoonden, klonk het resultaat als een impressionistische kakofonie. Gabriel Fauré, aan wie dit gedurfde stuk opgedragen werd, voelde zich echter vereerd en was blij met het werk van zijn leerling. Ook Claude Debussy was zeer te spreken over deze compositie, gewichtloos ‘als vlindervleugels’. De meest treffende beschrijving gaf de pianist Alfred Cortot (1877-1962), die Ravels transparante en dromerige ‘watergedicht’ met niets minder dan ‘vloeibare poëzie’ vergeleek.
Wie wel snel werkte, was Maurice Ravel. Tussen het idee voor en de première van zijn Jeux d’eau in april 1902, zat nog geen halfjaar. In tegenstelling tot zijn eerdere pianocomposities, die voor diverse concoursen werden geschreven, was hij hier aan geen enkele voorwaarde of deadline gebonden. Geïnspireerd door een dichtregel van Henri de Régnier (1864-1936) – ‘Riviergod lacht om het water dat hem kietelt’ – liet hij zijn fantasie de vrije loop. Volgens sommige critici die de eerste uitvoering door de Spaanse pianist Ricardo Viñes in Parijs bijwoonden, klonk het resultaat als een impressionistische kakofonie. Gabriel Fauré, aan wie dit gedurfde stuk opgedragen werd, voelde zich echter vereerd en was blij met het werk van zijn leerling. Ook Claude Debussy was zeer te spreken over deze compositie, gewichtloos ‘als vlindervleugels’. De meest treffende beschrijving gaf de pianist Alfred Cortot (1877-1962), die Ravels transparante en dromerige ‘watergedicht’ met niets minder dan ‘vloeibare poëzie’ vergeleek.
Maurice Ravel (1875-1937)
Le Tombeau de Couperin
Veel meer tijd nam Ravel voor zijn pianosuite Le Tombeau de Couperin. Elk van de zes stukken – Prélude, Fugue, Forlane, Rigaudon, Menuet en Toccata – droeg hij op aan een van zijn aan het front gesneuvelde vrienden. De componist ontwierp ook zelf de titelpagina van de partituur, die bij de publicatie in 1918 met een grafurn werd geïllustreerd. Met de elegante Forlane eert Ravel de luitenant Gabriel Deluc (1883-1916), kunstschilder en Ravels jeugdvriend uit Saint-Jean-de-Luz. Het charmante en gracieuze Menuet houdt de herinneringen levend aan Jean Dreyfus, de stiefzoon van Ravels ‘oorlogspeettante’. De Parijse première werd gespeeld op 11 april 1919 door de pianiste Marguerite Long, de weduwe van kapitein – en musicoloog – Joseph de Marliave (1873-1914), aan wie Ravel het slotstuk had opgedragen. Later maakte de componist ook nog een orkestratie van vier van de zes stukken, inclusief Forlane en Menuet. De suite werd niet alleen een eerbetoon aan François Couperin en de Franse barokmuziek van de achttiende eeuw, maar verklankte ook de nostalgie naar vervagende beelden van het vooroorlogse leven en de bitterheid van het afscheid van verloren vrienden.
Veel meer tijd nam Ravel voor zijn pianosuite Le Tombeau de Couperin. Elk van de zes stukken – Prélude, Fugue, Forlane, Rigaudon, Menuet en Toccata – droeg hij op aan een van zijn aan het front gesneuvelde vrienden. De componist ontwierp ook zelf de titelpagina van de partituur, die bij de publicatie in 1918 met een grafurn werd geïllustreerd. Met de elegante Forlane eert Ravel de luitenant Gabriel Deluc (1883-1916), kunstschilder en Ravels jeugdvriend uit Saint-Jean-de-Luz. Het charmante en gracieuze Menuet houdt de herinneringen levend aan Jean Dreyfus, de stiefzoon van Ravels ‘oorlogspeettante’. De Parijse première werd gespeeld op 11 april 1919 door de pianiste Marguerite Long, de weduwe van kapitein – en musicoloog – Joseph de Marliave (1873-1914), aan wie Ravel het slotstuk had opgedragen. Later maakte de componist ook nog een orkestratie van vier van de zes stukken, inclusief Forlane en Menuet. De suite werd niet alleen een eerbetoon aan François Couperin en de Franse barokmuziek van de achttiende eeuw, maar verklankte ook de nostalgie naar vervagende beelden van het vooroorlogse leven en de bitterheid van het afscheid van verloren vrienden.
Serge Rachmaninoff (1873-1943)
Etudes en Preludes
Een weemoedige ondertoon en nostalgie naar het vervlogen geluk van weleer klinken ook in een andere cyclus uit de jaren na de Eerste Wereldoorlog: de Etudes-tableaux opus 39 van Serge Rachmaninoff. In deze in totaal negen muzikale ‘schilderijen’ laat de componist horen waarom hij wel de meester van melodieuze stemmingsbeelden wordt genoemd. Elk deel heeft zijn eigen karakter, zoals de vurige vijfde Etude-tableau in es klein of de meditatieve tweede Etude-tableau in a klein.
In de elegische Prelude in gis klein uit de Dertien preludes opus 32 permitteert Rachmaninoff zich een vrijere omgang met de tonaliteit. Geladen en expressief zijn de groot opgezette, virtuoze en ritmisch grillige Prelude in b klein uit hetzelfde opusnummer en de Prelude in g klein (Alla marcia) uit de vroegere Tien preludes opus 23. In elke cyclus bouwt de componist een bijzondere wereld op van verhevenheid en nostalgie, met een onmiskenbaar Rachmaninoff-stempel van ingetogen dramatiek en onnavolgbare melodische wendingen.
Een weemoedige ondertoon en nostalgie naar het vervlogen geluk van weleer klinken ook in een andere cyclus uit de jaren na de Eerste Wereldoorlog: de Etudes-tableaux opus 39 van Serge Rachmaninoff. In deze in totaal negen muzikale ‘schilderijen’ laat de componist horen waarom hij wel de meester van melodieuze stemmingsbeelden wordt genoemd. Elk deel heeft zijn eigen karakter, zoals de vurige vijfde Etude-tableau in es klein of de meditatieve tweede Etude-tableau in a klein.
In de elegische Prelude in gis klein uit de Dertien preludes opus 32 permitteert Rachmaninoff zich een vrijere omgang met de tonaliteit. Geladen en expressief zijn de groot opgezette, virtuoze en ritmisch grillige Prelude in b klein uit hetzelfde opusnummer en de Prelude in g klein (Alla marcia) uit de vroegere Tien preludes opus 23. In elke cyclus bouwt de componist een bijzondere wereld op van verhevenheid en nostalgie, met een onmiskenbaar Rachmaninoff-stempel van ingetogen dramatiek en onnavolgbare melodische wendingen.
Modest Moesorgski (1839-1881)
Schilderijen van een tentoonstelling
De wereld van de Schilderijen van een tentoonstelling van Modest Moesorgski is eerder kleurrijk en dynamisch explosief dan poëtisch en ingetogen. Vanaf de eerste noot wordt de luisteraar meegezogen in een caleidoscoop van elkaar in rap tempo opvolgende karakterstukken die de componist met de tekeningen en schetsen van Viktor Hartmann (1834-1873) verbond. Deze kunstschilder, architect, decor- en kostuumontwerper, reiziger en onderzoeker was tijdens zijn leven slechts bij een kleine kring van collega’s en vrienden bekend. De belangstelling voor zijn ontwerpen en genrestukken groeide pas na de postume tentoonstelling die ook door Moesorgski werd bezocht. De componist raakte zo geïnspireerd door Hartmanns werk, dat hij meteen aan het werk ging en binnen drie weken de hele suite af had.
Zijn enthousiasme spat van elk van de tien muzikale ‘schilderijen’ af, maar is vooral merkbaar in de opgewekte Promenade. Al wandelend door de muzikale tentoonstelling komt de luisteraar de groteske gnoom en de energieke heks Baba Yaga tegen en loopt langs het verlaten oude kasteel om later in de donkere catacomben af te dalen. Het kindergelach en de geanimeerde dialogen in de Tuilerieën worden afgewisseld door de drukte van het marktplein in Limoges en het speelse ballet van kuikentjes. De cyclus vindt zijn waardige afsluiting in het ruim opgezette De grote poort van Kiev. De bekendheid van de muzikaal uitdagende en technisch veeleisende ‘schetsen’ van Moesorgski is alleen maar toegenomen door de orkestversie uit 1922 van Maurice Ravel. Schilderijen van een tentoonstelling is nog steeds een van de meest gespeelde pianocycli in de muziekgeschiedenis en spreekt al anderhalve eeuw tot de verbeelding van musici en luisteraars.
De wereld van de Schilderijen van een tentoonstelling van Modest Moesorgski is eerder kleurrijk en dynamisch explosief dan poëtisch en ingetogen. Vanaf de eerste noot wordt de luisteraar meegezogen in een caleidoscoop van elkaar in rap tempo opvolgende karakterstukken die de componist met de tekeningen en schetsen van Viktor Hartmann (1834-1873) verbond. Deze kunstschilder, architect, decor- en kostuumontwerper, reiziger en onderzoeker was tijdens zijn leven slechts bij een kleine kring van collega’s en vrienden bekend. De belangstelling voor zijn ontwerpen en genrestukken groeide pas na de postume tentoonstelling die ook door Moesorgski werd bezocht. De componist raakte zo geïnspireerd door Hartmanns werk, dat hij meteen aan het werk ging en binnen drie weken de hele suite af had.
Zijn enthousiasme spat van elk van de tien muzikale ‘schilderijen’ af, maar is vooral merkbaar in de opgewekte Promenade. Al wandelend door de muzikale tentoonstelling komt de luisteraar de groteske gnoom en de energieke heks Baba Yaga tegen en loopt langs het verlaten oude kasteel om later in de donkere catacomben af te dalen. Het kindergelach en de geanimeerde dialogen in de Tuilerieën worden afgewisseld door de drukte van het marktplein in Limoges en het speelse ballet van kuikentjes. De cyclus vindt zijn waardige afsluiting in het ruim opgezette De grote poort van Kiev. De bekendheid van de muzikaal uitdagende en technisch veeleisende ‘schetsen’ van Moesorgski is alleen maar toegenomen door de orkestversie uit 1922 van Maurice Ravel. Schilderijen van een tentoonstelling is nog steeds een van de meest gespeelde pianocycli in de muziekgeschiedenis en spreekt al anderhalve eeuw tot de verbeelding van musici en luisteraars.
Biografie
Maxim Emelyanychev, piano
Maxim Emelyanychev, winnaar van de Herbert von Karajan Award 2025, werkt als dirigent, pianist, klavecinist, organist en cornettist. Na een studie piano en directie in zijn geboortestad Nizjni Novgorod vervolgde hij zijn dirigentenopleiding bij Gennadi Rozjdestvenski in Moskou.
Sinds 2013 leidt het multitalent het oudemuziekensemble il Pomo d’Oro, waarmee hij de complete symfonieën van Mozart opneemt, de Grote Zaal aandeed in tournees van mezzosopraan Joyce DiDonato (2022) respectievelijk countertenor Jakub Józef Orliński (2023) en op 16 december jongstleden in de Kleine Zaal stond.
Sinds 2019 is Maxim Emelyanychev ook chef-dirigent van het Scottish Chamber Orchestra, waar hij recent zijn contract vernieuwde tot 2031, en sinds afgelopen september vaste gastdirigent van het Swedish Radio Symphony Orchestra.
Naast deze vaste verbintenissen debuteerde Maxim Emelyanychev de afgelopen twee seizoenen bij het Deutsches Symphonie-Orchester Berlin, het Symphonieorchester des Bayerischen Rundfunks, de Münchner Philharmoniker, de omroeporkesten van Keulen en Stuttgart, het City of Birmingham Symphony Orchestra, het Tokyo Yomiuri Symphony Orchestra en het Orchestre National de France. Na zijn debuut bij het Concertgebouworkest in oktober 2021 keerde hij daar terug op de bok in 2023, 2024 en oktober 2025.
Ook in de opera maakt Maxim Emelyanychev carrière: hij leidde het Orchestra of the Age of Enlightenment in Händel-producties in Glyndebourne en Covent Garden, en kreeg een Gramophone Award voor zijn opname van Händels Agrippina met Joyce DiDonato. Als pianist tourde hij met haar in Schuberts Winterreise, en zijn Mozartopnames op fortepiano zijn bekroond met een ICMA en een Choc de Classica. Maxim Emelyanychev geeft voor het eerst een solorecital in de Grote Zaal, als onderdeel van zijn Spotlight 2025/2026.