Grote Pianisten: Ivo Pogorelich speelt Mozart, Beethoven en Chopin
Grote Zaal 26 oktober 2025 20.15 uur
Ivo Pogorelich piano
Dit concert maakt deel uit van de serie Grote Pianisten.
Ook interessant:
- Ons interview met Ivo Pogorelich uit 2024
Wolfgang Amadeus Mozart (1756-1791)
Fantasie in c kl.t., KV 475 (1785)
Adagio in b kl.t., KV 540 (1788)
Fantasie in d kl.t., KV 397 (1782)
Ludwig van Beethoven (1770-1827)
Sonate nr. 8 in c kl.t., op. 13 (1797-98)
‘Pathétique’
Grave – Allegro di molto e con brio
Adagio cantabile
Rondo. Allegro
pauze ± 21.05 uur
Frédéric Chopin (1810-1849)
Nocturne in Es gr.t., op. 55 nr. 2 (1842-44)
Drie mazurka’s, op. 59 (1845)
Mazurka in a kl.t.
Mazurka in As gr.t.
Mazurka in fis kl.t.
Sonate in bes kl.t., op. 35 (1837)
‘Treurmars’
Grave – Doppio movimento
Scherzo
Marche funèbre
Finale: Presto
einde ± 22.15 uur
Ivo Pogorelich piano
Dit concert maakt deel uit van de serie Grote Pianisten.
Ook interessant:
- Ons interview met Ivo Pogorelich uit 2024
Wolfgang Amadeus Mozart (1756-1791)
Fantasie in c kl.t., KV 475 (1785)
Adagio in b kl.t., KV 540 (1788)
Fantasie in d kl.t., KV 397 (1782)
Ludwig van Beethoven (1770-1827)
Sonate nr. 8 in c kl.t., op. 13 (1797-98)
‘Pathétique’
Grave – Allegro di molto e con brio
Adagio cantabile
Rondo. Allegro
pauze ± 21.05 uur
Frédéric Chopin (1810-1849)
Nocturne in Es gr.t., op. 55 nr. 2 (1842-44)
Drie mazurka’s, op. 59 (1845)
Mazurka in a kl.t.
Mazurka in As gr.t.
Mazurka in fis kl.t.
Sonate in bes kl.t., op. 35 (1837)
‘Treurmars’
Grave – Doppio movimento
Scherzo
Marche funèbre
Finale: Presto
einde ± 22.15 uur
Toelichting
Toelichting
Wie vanuit het huidige Nederland, dat al tachtig jaar vrede kent, terugkijkt in de tijd, zal merken dat in het verleden vrede eerder uitzondering was dan regel. Terwijl de componisten van dit programma met een ganzenveer hun muziek op papier zetten, was er op enige afstand wel een oorlog aan de gang. Het tijdperk van de vanavond gespeelde muziek was woelig en gewelddadig. En de drie componisten – Wolfgang Amadeus Mozart, Ludwig van Beethoven en Frédéric Chopin – kenden hun Europa als een voortdurend strijdtoneel, met hier en daar slechts een tijdelijke fermate van vrede. Waarna het kanonnengebulder weer een aanvang nam. Natuurlijk liet de politieke realiteit van toen sporen na in de partituren van de toondichters. Zij leefden en werkten in de nabijheid van de machthebbers die hun oorlogen uitvochten en waren van hen afhankelijk.
Mozarts ‘meest tragische klavierwerk’
Zo waren in 1788 bijna alle culturele activiteiten in Oostenrijk stilgelegd vanwege de nieuwe oorlog die keizer Joseph II samen met Catharina de Grote van Rusland voerde tegen het Ottomaanse Rijk. Subsidies werden afgeschaft, de Italiaanse Opera in Wenen werd gesloten en de gehele bevolking ging gebukt onder oorlogsbelasting. Ook de inkomsten van Mozart droogden langzaam op. In een brief repte hij over ‘donkere gedachten die ik met geweld moet verdrijven’.
Was het karige loon van 800 gulden te weinig om Mozarts vele schulden af te lossen?
Was er daarom op 19 maart van dat jaar een wonderlijk werk voor klavier uit zijn pen gevloeid, nota bene in de bij hem uiterst zeldzame droeve toonsoort b klein? Dit diepzinnige en doorwrochte Adagio van slechts 57 maten, dat een minuut of twaalf duurt, opent het programma van vanavond. Het is een op zichzelf staand stuk in klassieke sonatevorm dat Mozartkenner Alfred Einstein (1880-1952) Mozarts ‘meest tragische klavierwerk’ noemde. Wat ging er toch om in het hoofd van de geniale 32-jarige componist? Keizer Joseph II had hem in december nog benoemd tot ‘Kammermusicus’ aan het Weense hof. Was het te veel een symboolbenoeming zonder noemenswaardige inhoud? Was het karige loon van 800 gulden te weinig om zijn vele schulden af te lossen? Had hij extra zorgen nu hij vlak voor Nieuwjaar nog een dochtertje had gekregen, Theresa? Waarom koos Mozart, die altijd zo bewust met zijn toonsoorten omging, nu uitgerekend b klein, de toonsoort van grote verlatenheid en melancholie – van bijvoorbeeld het schrijnende ‘Erbarme dich’ uit Bachs Matthäus-Passion? En dan het notenbeeld van dit Adagio, dat dichte weefsel van lijnen, tamelijk onpianistisch en meer geschikt voor strijkers of blazers! Wie weet dacht Mozart daar zelf ook wel aan: een langzaam deel van een symfonie misschien?
Mozart: Fantasieën
Drie jaar eerder was net zo’n vrije fantasie van Mozart in druk verschenen, de Fantasie in c klein, KV 475, maar nu als inleiding tot de Sonate in c klein, waardoor die eigenlijk de hoofdzaak werd. Ook hier een voor Mozart zeldzame mineurtoonsoort als teken van een droef getinte expressieve stemming. De Fantasie is een opeenvolging van vier improvisatorische, afwisselende delen. Nog weer drie jaar eerder, in 1782, nog maar kort nadat hij zich in Wenen gevestigd had en in de Stefansdom getrouwd was met Constanze Weber, had Mozart een van zijn bekendste klavierwerken afgeleverd: de Fantasie in d klein, KV 397. Er is zo goed als niets bekend over dit stuk. Mozarts manuscript is verloren gegaan, en in de bewaard gebleven kopie is het werk niet af. De latere uitgever maakte er een soort einde aan, en zo is deze wonderlijke fantasie sinds 1806 de wereld in gegaan: melancholiek, diepzinnig, somber mineur, vragend, smachtend, opgejaagd en hectisch. Een bewogen egodocument in tonen, zo lijkt het.
Beethoven: Sonate ‘Pathétique’
Een jaar na de dood van Mozart arriveerde in Wenen een jongeman van 22 uit Bonn. Hij gooide hoge ogen met zijn eerste optredens in adellijke paleizen, met zijn nieuwe geluid en fabuleuze improvisaties aan de piano. Al klaagden sommigen over onrust, drammerigheid en woeste accenten van deze pianist met de naam Ludwig van Beethoven. De virtuoos Joseph Gelinek verzuchtte: ‘Ach, dat is geen mens, dat is een duivel, die speelt mij en ons allemaal dood. En hoe hij fantaseert!’ De Bohemer Vačlav Tomášek hoorde Beethoven in Praag en schreef: ‘Een reus onder de pianisten. Beethovens schitterende spel en vooral de gewaagde vlucht van zijn fantasie, heeft mij tot in het diepst van mijn ziel geroerd, ik voelde mij innerlijk zelfs zo terneergedrukt, dat ik enkele dagen mijn klavier niet heb aangeraakt.’
Omstreeks dezelfde tijd vonden Beethovens improvisatiekunst en fantasie ook hun weg naar de meer ‘gekanaliseerde’ muziek van de pianosonate, in de Sonate ‘Pathétique’, opus 13 uit 1798. Dat was nota bene het jaar dat Napoleon overwinningen op Oostenrijk behaalde, Rome bezete en Egypte veroverde. Zou Beethoven bij de titel van zijn sonate misschien gedacht hebben aan het artikel uit 1795 Über das Pathetische van Friedrich Schiller, de auteur van de Ode ‘An die Freude’ [die later de basis zou worden van de Negende symfonie, red.]? Kern van Schillers betoog was dat ‘pathetisch’ slaat op een moreel verzet van de mens tegen lijden, als een reactie op een gevoel van onrechtvaardigheid of bedreiging van de innerlijke rust. Door pathetisch te reageren neemt de mens het heft in eigen handen, blijft hij hartstochten, driften, onrecht en lijden de baas, en stijgt hij in moreel opzicht.
Chopin: een Poolse balling in Parijs
Ruim dertig jaar later verliet Frédéric Chopin Warschau, nadat de Poolse Novemberopstand tegen de Russische overheersing met veel bloedvergieten was neergeslagen door de Russische troepen. Uiteindelijk vestigde hij zich definitief in Parijs, het culturele hart van Europa in die dagen. Daar leefde hij als balling vanaf zijn 21ste tot aan zijn dood, achttien jaar later. En al die jaren vulde hij zijn muziek met weemoedige herinneringen aan zijn vaderland, met het ritme van de volkse mazurka, met nachtelijke mijmeringen over toen, met de worstelingen met het leven, de liefde, het lijden, demonische krachten en de rouw om de overledenen.
Veel daarvan lijkt door te klinken in de Tweede pianosonate in bes klein, opus 35, vooral bekend dankzij haar langzame deel, de treurmars, dat zelfs in bewerkingen voor blazers begrafenissen op Sicilië begeleidt. Vanwege de dramatische en hartstochtelijke inhoud wordt het werk ook wel Chopins ‘Pathétique’ of ‘Appassionata’ genoemd. En sinds de uitleg van Arthur Rubinstein [een befaamde Pools-Amerikaanse pianist die leefde van 1887-1982, red.] zijn we in het tomeloze en angstwekkende laatste deel ‘het fluiten van de wind over de graven’ gaan horen.
Wie vanuit het huidige Nederland, dat al tachtig jaar vrede kent, terugkijkt in de tijd, zal merken dat in het verleden vrede eerder uitzondering was dan regel. Terwijl de componisten van dit programma met een ganzenveer hun muziek op papier zetten, was er op enige afstand wel een oorlog aan de gang. Het tijdperk van de vanavond gespeelde muziek was woelig en gewelddadig. En de drie componisten – Wolfgang Amadeus Mozart, Ludwig van Beethoven en Frédéric Chopin – kenden hun Europa als een voortdurend strijdtoneel, met hier en daar slechts een tijdelijke fermate van vrede. Waarna het kanonnengebulder weer een aanvang nam. Natuurlijk liet de politieke realiteit van toen sporen na in de partituren van de toondichters. Zij leefden en werkten in de nabijheid van de machthebbers die hun oorlogen uitvochten en waren van hen afhankelijk.
Mozarts ‘meest tragische klavierwerk’
Zo waren in 1788 bijna alle culturele activiteiten in Oostenrijk stilgelegd vanwege de nieuwe oorlog die keizer Joseph II samen met Catharina de Grote van Rusland voerde tegen het Ottomaanse Rijk. Subsidies werden afgeschaft, de Italiaanse Opera in Wenen werd gesloten en de gehele bevolking ging gebukt onder oorlogsbelasting. Ook de inkomsten van Mozart droogden langzaam op. In een brief repte hij over ‘donkere gedachten die ik met geweld moet verdrijven’.
Was het karige loon van 800 gulden te weinig om Mozarts vele schulden af te lossen?
Was er daarom op 19 maart van dat jaar een wonderlijk werk voor klavier uit zijn pen gevloeid, nota bene in de bij hem uiterst zeldzame droeve toonsoort b klein? Dit diepzinnige en doorwrochte Adagio van slechts 57 maten, dat een minuut of twaalf duurt, opent het programma van vanavond. Het is een op zichzelf staand stuk in klassieke sonatevorm dat Mozartkenner Alfred Einstein (1880-1952) Mozarts ‘meest tragische klavierwerk’ noemde. Wat ging er toch om in het hoofd van de geniale 32-jarige componist? Keizer Joseph II had hem in december nog benoemd tot ‘Kammermusicus’ aan het Weense hof. Was het te veel een symboolbenoeming zonder noemenswaardige inhoud? Was het karige loon van 800 gulden te weinig om zijn vele schulden af te lossen? Had hij extra zorgen nu hij vlak voor Nieuwjaar nog een dochtertje had gekregen, Theresa? Waarom koos Mozart, die altijd zo bewust met zijn toonsoorten omging, nu uitgerekend b klein, de toonsoort van grote verlatenheid en melancholie – van bijvoorbeeld het schrijnende ‘Erbarme dich’ uit Bachs Matthäus-Passion? En dan het notenbeeld van dit Adagio, dat dichte weefsel van lijnen, tamelijk onpianistisch en meer geschikt voor strijkers of blazers! Wie weet dacht Mozart daar zelf ook wel aan: een langzaam deel van een symfonie misschien?
Mozart: Fantasieën
Drie jaar eerder was net zo’n vrije fantasie van Mozart in druk verschenen, de Fantasie in c klein, KV 475, maar nu als inleiding tot de Sonate in c klein, waardoor die eigenlijk de hoofdzaak werd. Ook hier een voor Mozart zeldzame mineurtoonsoort als teken van een droef getinte expressieve stemming. De Fantasie is een opeenvolging van vier improvisatorische, afwisselende delen. Nog weer drie jaar eerder, in 1782, nog maar kort nadat hij zich in Wenen gevestigd had en in de Stefansdom getrouwd was met Constanze Weber, had Mozart een van zijn bekendste klavierwerken afgeleverd: de Fantasie in d klein, KV 397. Er is zo goed als niets bekend over dit stuk. Mozarts manuscript is verloren gegaan, en in de bewaard gebleven kopie is het werk niet af. De latere uitgever maakte er een soort einde aan, en zo is deze wonderlijke fantasie sinds 1806 de wereld in gegaan: melancholiek, diepzinnig, somber mineur, vragend, smachtend, opgejaagd en hectisch. Een bewogen egodocument in tonen, zo lijkt het.
Beethoven: Sonate ‘Pathétique’
Een jaar na de dood van Mozart arriveerde in Wenen een jongeman van 22 uit Bonn. Hij gooide hoge ogen met zijn eerste optredens in adellijke paleizen, met zijn nieuwe geluid en fabuleuze improvisaties aan de piano. Al klaagden sommigen over onrust, drammerigheid en woeste accenten van deze pianist met de naam Ludwig van Beethoven. De virtuoos Joseph Gelinek verzuchtte: ‘Ach, dat is geen mens, dat is een duivel, die speelt mij en ons allemaal dood. En hoe hij fantaseert!’ De Bohemer Vačlav Tomášek hoorde Beethoven in Praag en schreef: ‘Een reus onder de pianisten. Beethovens schitterende spel en vooral de gewaagde vlucht van zijn fantasie, heeft mij tot in het diepst van mijn ziel geroerd, ik voelde mij innerlijk zelfs zo terneergedrukt, dat ik enkele dagen mijn klavier niet heb aangeraakt.’
Omstreeks dezelfde tijd vonden Beethovens improvisatiekunst en fantasie ook hun weg naar de meer ‘gekanaliseerde’ muziek van de pianosonate, in de Sonate ‘Pathétique’, opus 13 uit 1798. Dat was nota bene het jaar dat Napoleon overwinningen op Oostenrijk behaalde, Rome bezete en Egypte veroverde. Zou Beethoven bij de titel van zijn sonate misschien gedacht hebben aan het artikel uit 1795 Über das Pathetische van Friedrich Schiller, de auteur van de Ode ‘An die Freude’ [die later de basis zou worden van de Negende symfonie, red.]? Kern van Schillers betoog was dat ‘pathetisch’ slaat op een moreel verzet van de mens tegen lijden, als een reactie op een gevoel van onrechtvaardigheid of bedreiging van de innerlijke rust. Door pathetisch te reageren neemt de mens het heft in eigen handen, blijft hij hartstochten, driften, onrecht en lijden de baas, en stijgt hij in moreel opzicht.
Chopin: een Poolse balling in Parijs
Ruim dertig jaar later verliet Frédéric Chopin Warschau, nadat de Poolse Novemberopstand tegen de Russische overheersing met veel bloedvergieten was neergeslagen door de Russische troepen. Uiteindelijk vestigde hij zich definitief in Parijs, het culturele hart van Europa in die dagen. Daar leefde hij als balling vanaf zijn 21ste tot aan zijn dood, achttien jaar later. En al die jaren vulde hij zijn muziek met weemoedige herinneringen aan zijn vaderland, met het ritme van de volkse mazurka, met nachtelijke mijmeringen over toen, met de worstelingen met het leven, de liefde, het lijden, demonische krachten en de rouw om de overledenen.
Veel daarvan lijkt door te klinken in de Tweede pianosonate in bes klein, opus 35, vooral bekend dankzij haar langzame deel, de treurmars, dat zelfs in bewerkingen voor blazers begrafenissen op Sicilië begeleidt. Vanwege de dramatische en hartstochtelijke inhoud wordt het werk ook wel Chopins ‘Pathétique’ of ‘Appassionata’ genoemd. En sinds de uitleg van Arthur Rubinstein [een befaamde Pools-Amerikaanse pianist die leefde van 1887-1982, red.] zijn we in het tomeloze en angstwekkende laatste deel ‘het fluiten van de wind over de graven’ gaan horen.
Toelichting
Wie vanuit het huidige Nederland, dat al tachtig jaar vrede kent, terugkijkt in de tijd, zal merken dat in het verleden vrede eerder uitzondering was dan regel. Terwijl de componisten van dit programma met een ganzenveer hun muziek op papier zetten, was er op enige afstand wel een oorlog aan de gang. Het tijdperk van de vanavond gespeelde muziek was woelig en gewelddadig. En de drie componisten – Wolfgang Amadeus Mozart, Ludwig van Beethoven en Frédéric Chopin – kenden hun Europa als een voortdurend strijdtoneel, met hier en daar slechts een tijdelijke fermate van vrede. Waarna het kanonnengebulder weer een aanvang nam. Natuurlijk liet de politieke realiteit van toen sporen na in de partituren van de toondichters. Zij leefden en werkten in de nabijheid van de machthebbers die hun oorlogen uitvochten en waren van hen afhankelijk.
Mozarts ‘meest tragische klavierwerk’
Zo waren in 1788 bijna alle culturele activiteiten in Oostenrijk stilgelegd vanwege de nieuwe oorlog die keizer Joseph II samen met Catharina de Grote van Rusland voerde tegen het Ottomaanse Rijk. Subsidies werden afgeschaft, de Italiaanse Opera in Wenen werd gesloten en de gehele bevolking ging gebukt onder oorlogsbelasting. Ook de inkomsten van Mozart droogden langzaam op. In een brief repte hij over ‘donkere gedachten die ik met geweld moet verdrijven’.
Was het karige loon van 800 gulden te weinig om Mozarts vele schulden af te lossen?
Was er daarom op 19 maart van dat jaar een wonderlijk werk voor klavier uit zijn pen gevloeid, nota bene in de bij hem uiterst zeldzame droeve toonsoort b klein? Dit diepzinnige en doorwrochte Adagio van slechts 57 maten, dat een minuut of twaalf duurt, opent het programma van vanavond. Het is een op zichzelf staand stuk in klassieke sonatevorm dat Mozartkenner Alfred Einstein (1880-1952) Mozarts ‘meest tragische klavierwerk’ noemde. Wat ging er toch om in het hoofd van de geniale 32-jarige componist? Keizer Joseph II had hem in december nog benoemd tot ‘Kammermusicus’ aan het Weense hof. Was het te veel een symboolbenoeming zonder noemenswaardige inhoud? Was het karige loon van 800 gulden te weinig om zijn vele schulden af te lossen? Had hij extra zorgen nu hij vlak voor Nieuwjaar nog een dochtertje had gekregen, Theresa? Waarom koos Mozart, die altijd zo bewust met zijn toonsoorten omging, nu uitgerekend b klein, de toonsoort van grote verlatenheid en melancholie – van bijvoorbeeld het schrijnende ‘Erbarme dich’ uit Bachs Matthäus-Passion? En dan het notenbeeld van dit Adagio, dat dichte weefsel van lijnen, tamelijk onpianistisch en meer geschikt voor strijkers of blazers! Wie weet dacht Mozart daar zelf ook wel aan: een langzaam deel van een symfonie misschien?
Mozart: Fantasieën
Drie jaar eerder was net zo’n vrije fantasie van Mozart in druk verschenen, de Fantasie in c klein, KV 475, maar nu als inleiding tot de Sonate in c klein, waardoor die eigenlijk de hoofdzaak werd. Ook hier een voor Mozart zeldzame mineurtoonsoort als teken van een droef getinte expressieve stemming. De Fantasie is een opeenvolging van vier improvisatorische, afwisselende delen. Nog weer drie jaar eerder, in 1782, nog maar kort nadat hij zich in Wenen gevestigd had en in de Stefansdom getrouwd was met Constanze Weber, had Mozart een van zijn bekendste klavierwerken afgeleverd: de Fantasie in d klein, KV 397. Er is zo goed als niets bekend over dit stuk. Mozarts manuscript is verloren gegaan, en in de bewaard gebleven kopie is het werk niet af. De latere uitgever maakte er een soort einde aan, en zo is deze wonderlijke fantasie sinds 1806 de wereld in gegaan: melancholiek, diepzinnig, somber mineur, vragend, smachtend, opgejaagd en hectisch. Een bewogen egodocument in tonen, zo lijkt het.
Beethoven: Sonate ‘Pathétique’
Een jaar na de dood van Mozart arriveerde in Wenen een jongeman van 22 uit Bonn. Hij gooide hoge ogen met zijn eerste optredens in adellijke paleizen, met zijn nieuwe geluid en fabuleuze improvisaties aan de piano. Al klaagden sommigen over onrust, drammerigheid en woeste accenten van deze pianist met de naam Ludwig van Beethoven. De virtuoos Joseph Gelinek verzuchtte: ‘Ach, dat is geen mens, dat is een duivel, die speelt mij en ons allemaal dood. En hoe hij fantaseert!’ De Bohemer Vačlav Tomášek hoorde Beethoven in Praag en schreef: ‘Een reus onder de pianisten. Beethovens schitterende spel en vooral de gewaagde vlucht van zijn fantasie, heeft mij tot in het diepst van mijn ziel geroerd, ik voelde mij innerlijk zelfs zo terneergedrukt, dat ik enkele dagen mijn klavier niet heb aangeraakt.’
Omstreeks dezelfde tijd vonden Beethovens improvisatiekunst en fantasie ook hun weg naar de meer ‘gekanaliseerde’ muziek van de pianosonate, in de Sonate ‘Pathétique’, opus 13 uit 1798. Dat was nota bene het jaar dat Napoleon overwinningen op Oostenrijk behaalde, Rome bezete en Egypte veroverde. Zou Beethoven bij de titel van zijn sonate misschien gedacht hebben aan het artikel uit 1795 Über das Pathetische van Friedrich Schiller, de auteur van de Ode ‘An die Freude’ [die later de basis zou worden van de Negende symfonie, red.]? Kern van Schillers betoog was dat ‘pathetisch’ slaat op een moreel verzet van de mens tegen lijden, als een reactie op een gevoel van onrechtvaardigheid of bedreiging van de innerlijke rust. Door pathetisch te reageren neemt de mens het heft in eigen handen, blijft hij hartstochten, driften, onrecht en lijden de baas, en stijgt hij in moreel opzicht.
Chopin: een Poolse balling in Parijs
Ruim dertig jaar later verliet Frédéric Chopin Warschau, nadat de Poolse Novemberopstand tegen de Russische overheersing met veel bloedvergieten was neergeslagen door de Russische troepen. Uiteindelijk vestigde hij zich definitief in Parijs, het culturele hart van Europa in die dagen. Daar leefde hij als balling vanaf zijn 21ste tot aan zijn dood, achttien jaar later. En al die jaren vulde hij zijn muziek met weemoedige herinneringen aan zijn vaderland, met het ritme van de volkse mazurka, met nachtelijke mijmeringen over toen, met de worstelingen met het leven, de liefde, het lijden, demonische krachten en de rouw om de overledenen.
Veel daarvan lijkt door te klinken in de Tweede pianosonate in bes klein, opus 35, vooral bekend dankzij haar langzame deel, de treurmars, dat zelfs in bewerkingen voor blazers begrafenissen op Sicilië begeleidt. Vanwege de dramatische en hartstochtelijke inhoud wordt het werk ook wel Chopins ‘Pathétique’ of ‘Appassionata’ genoemd. En sinds de uitleg van Arthur Rubinstein [een befaamde Pools-Amerikaanse pianist die leefde van 1887-1982, red.] zijn we in het tomeloze en angstwekkende laatste deel ‘het fluiten van de wind over de graven’ gaan horen.
Wie vanuit het huidige Nederland, dat al tachtig jaar vrede kent, terugkijkt in de tijd, zal merken dat in het verleden vrede eerder uitzondering was dan regel. Terwijl de componisten van dit programma met een ganzenveer hun muziek op papier zetten, was er op enige afstand wel een oorlog aan de gang. Het tijdperk van de vanavond gespeelde muziek was woelig en gewelddadig. En de drie componisten – Wolfgang Amadeus Mozart, Ludwig van Beethoven en Frédéric Chopin – kenden hun Europa als een voortdurend strijdtoneel, met hier en daar slechts een tijdelijke fermate van vrede. Waarna het kanonnengebulder weer een aanvang nam. Natuurlijk liet de politieke realiteit van toen sporen na in de partituren van de toondichters. Zij leefden en werkten in de nabijheid van de machthebbers die hun oorlogen uitvochten en waren van hen afhankelijk.
Mozarts ‘meest tragische klavierwerk’
Zo waren in 1788 bijna alle culturele activiteiten in Oostenrijk stilgelegd vanwege de nieuwe oorlog die keizer Joseph II samen met Catharina de Grote van Rusland voerde tegen het Ottomaanse Rijk. Subsidies werden afgeschaft, de Italiaanse Opera in Wenen werd gesloten en de gehele bevolking ging gebukt onder oorlogsbelasting. Ook de inkomsten van Mozart droogden langzaam op. In een brief repte hij over ‘donkere gedachten die ik met geweld moet verdrijven’.
Was het karige loon van 800 gulden te weinig om Mozarts vele schulden af te lossen?
Was er daarom op 19 maart van dat jaar een wonderlijk werk voor klavier uit zijn pen gevloeid, nota bene in de bij hem uiterst zeldzame droeve toonsoort b klein? Dit diepzinnige en doorwrochte Adagio van slechts 57 maten, dat een minuut of twaalf duurt, opent het programma van vanavond. Het is een op zichzelf staand stuk in klassieke sonatevorm dat Mozartkenner Alfred Einstein (1880-1952) Mozarts ‘meest tragische klavierwerk’ noemde. Wat ging er toch om in het hoofd van de geniale 32-jarige componist? Keizer Joseph II had hem in december nog benoemd tot ‘Kammermusicus’ aan het Weense hof. Was het te veel een symboolbenoeming zonder noemenswaardige inhoud? Was het karige loon van 800 gulden te weinig om zijn vele schulden af te lossen? Had hij extra zorgen nu hij vlak voor Nieuwjaar nog een dochtertje had gekregen, Theresa? Waarom koos Mozart, die altijd zo bewust met zijn toonsoorten omging, nu uitgerekend b klein, de toonsoort van grote verlatenheid en melancholie – van bijvoorbeeld het schrijnende ‘Erbarme dich’ uit Bachs Matthäus-Passion? En dan het notenbeeld van dit Adagio, dat dichte weefsel van lijnen, tamelijk onpianistisch en meer geschikt voor strijkers of blazers! Wie weet dacht Mozart daar zelf ook wel aan: een langzaam deel van een symfonie misschien?
Mozart: Fantasieën
Drie jaar eerder was net zo’n vrije fantasie van Mozart in druk verschenen, de Fantasie in c klein, KV 475, maar nu als inleiding tot de Sonate in c klein, waardoor die eigenlijk de hoofdzaak werd. Ook hier een voor Mozart zeldzame mineurtoonsoort als teken van een droef getinte expressieve stemming. De Fantasie is een opeenvolging van vier improvisatorische, afwisselende delen. Nog weer drie jaar eerder, in 1782, nog maar kort nadat hij zich in Wenen gevestigd had en in de Stefansdom getrouwd was met Constanze Weber, had Mozart een van zijn bekendste klavierwerken afgeleverd: de Fantasie in d klein, KV 397. Er is zo goed als niets bekend over dit stuk. Mozarts manuscript is verloren gegaan, en in de bewaard gebleven kopie is het werk niet af. De latere uitgever maakte er een soort einde aan, en zo is deze wonderlijke fantasie sinds 1806 de wereld in gegaan: melancholiek, diepzinnig, somber mineur, vragend, smachtend, opgejaagd en hectisch. Een bewogen egodocument in tonen, zo lijkt het.
Beethoven: Sonate ‘Pathétique’
Een jaar na de dood van Mozart arriveerde in Wenen een jongeman van 22 uit Bonn. Hij gooide hoge ogen met zijn eerste optredens in adellijke paleizen, met zijn nieuwe geluid en fabuleuze improvisaties aan de piano. Al klaagden sommigen over onrust, drammerigheid en woeste accenten van deze pianist met de naam Ludwig van Beethoven. De virtuoos Joseph Gelinek verzuchtte: ‘Ach, dat is geen mens, dat is een duivel, die speelt mij en ons allemaal dood. En hoe hij fantaseert!’ De Bohemer Vačlav Tomášek hoorde Beethoven in Praag en schreef: ‘Een reus onder de pianisten. Beethovens schitterende spel en vooral de gewaagde vlucht van zijn fantasie, heeft mij tot in het diepst van mijn ziel geroerd, ik voelde mij innerlijk zelfs zo terneergedrukt, dat ik enkele dagen mijn klavier niet heb aangeraakt.’
Omstreeks dezelfde tijd vonden Beethovens improvisatiekunst en fantasie ook hun weg naar de meer ‘gekanaliseerde’ muziek van de pianosonate, in de Sonate ‘Pathétique’, opus 13 uit 1798. Dat was nota bene het jaar dat Napoleon overwinningen op Oostenrijk behaalde, Rome bezete en Egypte veroverde. Zou Beethoven bij de titel van zijn sonate misschien gedacht hebben aan het artikel uit 1795 Über das Pathetische van Friedrich Schiller, de auteur van de Ode ‘An die Freude’ [die later de basis zou worden van de Negende symfonie, red.]? Kern van Schillers betoog was dat ‘pathetisch’ slaat op een moreel verzet van de mens tegen lijden, als een reactie op een gevoel van onrechtvaardigheid of bedreiging van de innerlijke rust. Door pathetisch te reageren neemt de mens het heft in eigen handen, blijft hij hartstochten, driften, onrecht en lijden de baas, en stijgt hij in moreel opzicht.
Chopin: een Poolse balling in Parijs
Ruim dertig jaar later verliet Frédéric Chopin Warschau, nadat de Poolse Novemberopstand tegen de Russische overheersing met veel bloedvergieten was neergeslagen door de Russische troepen. Uiteindelijk vestigde hij zich definitief in Parijs, het culturele hart van Europa in die dagen. Daar leefde hij als balling vanaf zijn 21ste tot aan zijn dood, achttien jaar later. En al die jaren vulde hij zijn muziek met weemoedige herinneringen aan zijn vaderland, met het ritme van de volkse mazurka, met nachtelijke mijmeringen over toen, met de worstelingen met het leven, de liefde, het lijden, demonische krachten en de rouw om de overledenen.
Veel daarvan lijkt door te klinken in de Tweede pianosonate in bes klein, opus 35, vooral bekend dankzij haar langzame deel, de treurmars, dat zelfs in bewerkingen voor blazers begrafenissen op Sicilië begeleidt. Vanwege de dramatische en hartstochtelijke inhoud wordt het werk ook wel Chopins ‘Pathétique’ of ‘Appassionata’ genoemd. En sinds de uitleg van Arthur Rubinstein [een befaamde Pools-Amerikaanse pianist die leefde van 1887-1982, red.] zijn we in het tomeloze en angstwekkende laatste deel ‘het fluiten van de wind over de graven’ gaan horen.
Biografie
Ivo Pogorelich, piano
In het voorjaar van 2022 bracht Ivo Pogorelich zijn eerste Chopin-album in meer dan twintig jaar uit, en met ditzelfde repertoire – de late meesterwerken – keerde hij op 22 september 2024 na bijna dertig jaar terug in Het Concertgebouw.
Geboren in Belgrado kreeg hij zijn eerste pianolessen op zijn zevende, en zijn conservatoriumopleiding volgde hij in Moskou, waarna hij zich vanaf 1976 verder ontwikkelde bij de Georgische pianiste Aliza Kezeradze. In 1980 kwam de jonge pianist in het nieuws toen hij op het Chopin-concours in Warschau werd uitgesloten van de finale en enkele juryleden uit protest opstapten.
Een jaar later debuteerde Ivo Pogorelich in Carnegie Hall in New York en al gauw gaf hij wereldwijd recitals en soleerde hij bij gezelschappen als de Wiener en de Berliner Philharmoniker en de orkesten van Londen, New York, Los Angeles, Boston en Chicago.
Van 1981 tot 1998 verschenen veertien cd’s, en de heruitgave in een verzamelbox kreeg in 2015 een Diapason d’Or. Vanaf 2019 breidde Ivo Pogorelich zijn discografie uit met opnames van Beethoven en Rachmaninoff. In datzelfde seizoen vierde de pianist zijn zestigste verjaardag en zijn veertigjarige podiumcarrière met een documentaire van de Japanse zender NHK vanuit de historische stad Nara, die destijds twintig jaar op de World Heritage List van de UNESCO stond – de organisatie die Ivo Pogorelich in 1988 als eerste klassieke musicus had benoemd tot Goodwill Ambassador.
Om jonge musici te ondersteunen richtte de pianist een fonds op in Zagreb (1986) en initieerde hij het Ivo Pogorelich International Music Festival in Bad Wörishofen (1989) en de Ivo Pogorelich International Solo Piano Competition in Pasadena (1993). De Manhattan International Music Competition die sinds 2016 plaatsvindt in Carnegie Hall maakte Ivo Pogorelich erevoorzitter en gaf de hoofdprijs zijn naam.