Nog geen account of wachtwoord vergeten? Klik hier

Concertprogramma

Concertprogramma

Grote Pianisten in de Kleine Zaal: Yukine Kuroki met Liszt en meer

Grote Pianisten in de Kleine Zaal: Yukine Kuroki met Liszt en meer

Kleine Zaal
27 januari 2024
20.15 uur

Print dit programma

Yukine Kuroki piano

Dit concert maakt deel uit van de serie Grote Pianisten in de Kleine Zaal.

Lees ook: Zo werd de piano een succesinstrument (achtergrond)

Felix Mendelssohn (1809-1847)

Fantasia in fis kl.t., op. 28 ‘Sonate écossaise’ (1828-29)
Con moto agitato – Andante – Con moto agitato
Allegro con moto
Presto

Pjotr Tsjaikovski (1840-1893) / Mikhail Pletnev (1957)

Notenkrakersuite (1892/1977)
Mars van de tinnen soldaten
Dans van de Suikerfee
Tarantella
Intermezzo – Een naaldbos in de winter
Russische dans (Trepak)
Chinese dans
Andante maestoso (Pas de deux)

Camille Saint-Saëns (1835-1921) / Franz Liszt (1811-1886)

Danse macabre (1874/1876)

Franz Schubert (1797-1828) / Franz Liszt (1811-1886)

Ellens dritter Gesang (Ave Maria)
uit ‘Zwölf Lieder von Franz Schubert’, S. 558 (1825/1837-38, rev. 1876)

pauze ± 21.05 uur

Franz Liszt (1811-1886)

Sonetto del Petrarca nr. 47
Sonetto del Petrarca nr. 104
Sonetto del Petrarca nr. 123
Après une lecture du Dante, fantasia quasi sonata
uit ‘Années de pèlerinage, deuxième année, Italie’ (1838-61)

einde ± 22.10 uur

Kleine Zaal 27 januari 2024 20.15 uur

Yukine Kuroki piano

Dit concert maakt deel uit van de serie Grote Pianisten in de Kleine Zaal.

Lees ook: Zo werd de piano een succesinstrument (achtergrond)

Felix Mendelssohn (1809-1847)

Fantasia in fis kl.t., op. 28 ‘Sonate écossaise’ (1828-29)
Con moto agitato – Andante – Con moto agitato
Allegro con moto
Presto

Pjotr Tsjaikovski (1840-1893) / Mikhail Pletnev (1957)

Notenkrakersuite (1892/1977)
Mars van de tinnen soldaten
Dans van de Suikerfee
Tarantella
Intermezzo – Een naaldbos in de winter
Russische dans (Trepak)
Chinese dans
Andante maestoso (Pas de deux)

Camille Saint-Saëns (1835-1921) / Franz Liszt (1811-1886)

Danse macabre (1874/1876)

Franz Schubert (1797-1828) / Franz Liszt (1811-1886)

Ellens dritter Gesang (Ave Maria)
uit ‘Zwölf Lieder von Franz Schubert’, S. 558 (1825/1837-38, rev. 1876)

pauze ± 21.05 uur

Franz Liszt (1811-1886)

Sonetto del Petrarca nr. 47
Sonetto del Petrarca nr. 104
Sonetto del Petrarca nr. 123
Après une lecture du Dante, fantasia quasi sonata
uit ‘Années de pèlerinage, deuxième année, Italie’ (1838-61)

einde ± 22.10 uur

Toelichting

Felix Mendelssohn 1809-1847

Mendelssohn: ‘Sonate écossaise’

door Hugo Bouma

De ontstaansgeschiedenis van dit werk is enigszins in nevelen gehuld. We weten dat Felix Mendelssohn in 1829 naar Schotland is gereisd, en zich door de woeste landschappen aldaar heeft laten inspireren tot zijn ouverture Fingal’s Cave (alias Die Hebriden) en zijn derde, ‘Schotse’ symfonie, waarin ook de plaatselijke volksmuziek is verwerkt. Een jaar daarvoor echter schrijft hij al aan zijn zus over de ’Schotse sonate’ die hij aan het schrijven is. En toen het stuk werd uitgegeven in 1834 was het eenvoudigweg Fantasie getiteld – de verwijzing naar Schotland was geschrapt.

Muzikaal is de Schotse invloed ook nauwelijks te bespeuren. Een veel meer voor de hand liggende parallel is de bekende Mondschein-sonate (1801) van Ludwig van Beethoven, die net als deze fantasie uit drie aansluitende delen bestaat, in steeds groeiend tempo, en zich ook van hetzelfde romantische idioom bedient. Na een geagiteerde opening is het eerste deel een zangerig Andante met zenuwachtige onderbrekingen. Hierna volgt een kort, opgewekt scherzo, en Mendelssohn sluit af met een vurig, virtuoos Presto.

De ontstaansgeschiedenis van dit werk is enigszins in nevelen gehuld. We weten dat Felix Mendelssohn in 1829 naar Schotland is gereisd, en zich door de woeste landschappen aldaar heeft laten inspireren tot zijn ouverture Fingal’s Cave (alias Die Hebriden) en zijn derde, ‘Schotse’ symfonie, waarin ook de plaatselijke volksmuziek is verwerkt. Een jaar daarvoor echter schrijft hij al aan zijn zus over de ’Schotse sonate’ die hij aan het schrijven is. En toen het stuk werd uitgegeven in 1834 was het eenvoudigweg Fantasie getiteld – de verwijzing naar Schotland was geschrapt.

Muzikaal is de Schotse invloed ook nauwelijks te bespeuren. Een veel meer voor de hand liggende parallel is de bekende Mondschein-sonate (1801) van Ludwig van Beethoven, die net als deze fantasie uit drie aansluitende delen bestaat, in steeds groeiend tempo, en zich ook van hetzelfde romantische idioom bedient. Na een geagiteerde opening is het eerste deel een zangerig Andante met zenuwachtige onderbrekingen. Hierna volgt een kort, opgewekt scherzo, en Mendelssohn sluit af met een vurig, virtuoos Presto.

door Hugo Bouma

Pjotr Tsjaikovski 1840-1893 / Mikhail Pletnev 1957

Tsjaikovski/Pletnev: Notenkrakersuite

door Hugo Bouma

Het is voor sommigen het enige ballet dat zij ooit bezoeken, en staat jaarlijks rond Kerstmis wereldwijd op de planken: De notenkraker van Pjotr Tsjaikovski behoeft nauwelijks introductie. Ook de orkestsuite, door de componist zelf vervaardigd, is onverminderd populair. Minder vaak gehoord wordt deze pianobewerking, door de Russische dirigent en pianist Mikhail Pletnev.

Hij trekt zich minder dan in de orkestsuite iets aan van de sprookjesachtige verhaallijn en kiest ook enkele andere delen uit, waaronder als afsluiter de grootse, meeslepende Pas de deux. Bovendien neemt hij de vrijheid om op Tsjaikovski’s bekende melodieën voort te bouwen en de muziek zodoende om te vormen tot een virtuoos, monumentaal pianowerk in de lisztiaanse traditie.

Het is voor sommigen het enige ballet dat zij ooit bezoeken, en staat jaarlijks rond Kerstmis wereldwijd op de planken: De notenkraker van Pjotr Tsjaikovski behoeft nauwelijks introductie. Ook de orkestsuite, door de componist zelf vervaardigd, is onverminderd populair. Minder vaak gehoord wordt deze pianobewerking, door de Russische dirigent en pianist Mikhail Pletnev.

Hij trekt zich minder dan in de orkestsuite iets aan van de sprookjesachtige verhaallijn en kiest ook enkele andere delen uit, waaronder als afsluiter de grootse, meeslepende Pas de deux. Bovendien neemt hij de vrijheid om op Tsjaikovski’s bekende melodieën voort te bouwen en de muziek zodoende om te vormen tot een virtuoos, monumentaal pianowerk in de lisztiaanse traditie.

door Hugo Bouma

Camille Saint-Saëns 1835-1921 / Franz Liszt 1811-1886

Saint-Saëns/Liszt: Danse macabre

door Hugo Bouma

Naast een rijk oeuvre aan origineel werk schreef Franz Liszt ook vele pianobewerkingen van bestaande (orkest-)muziek, vaak van enorme virtuositeit. Toentertijd was hijzelf ongeveer de enige die deze pianostukken kon spelen, maar sindsdien zijn ze steeds meer deel gaan uitmaken van het standaard­repertoire. Een van deze bewerkingen is Camille Saint-Saëns’ bekende, tot de verbeelding sprekende Danse macabre, oorspronkelijk voor viool en orkest.

De klok slaat twaalf op Allerheiligen, en Magere Hein wekt met zijn viool alle doden tot leven om wilder en wilder te dansen, tot uiteindelijk de kraaiende haan iedereen weer naar zijn eigen graf stuurt.

Naast een rijk oeuvre aan origineel werk schreef Franz Liszt ook vele pianobewerkingen van bestaande (orkest-)muziek, vaak van enorme virtuositeit. Toentertijd was hijzelf ongeveer de enige die deze pianostukken kon spelen, maar sindsdien zijn ze steeds meer deel gaan uitmaken van het standaard­repertoire. Een van deze bewerkingen is Camille Saint-Saëns’ bekende, tot de verbeelding sprekende Danse macabre, oorspronkelijk voor viool en orkest.

De klok slaat twaalf op Allerheiligen, en Magere Hein wekt met zijn viool alle doden tot leven om wilder en wilder te dansen, tot uiteindelijk de kraaiende haan iedereen weer naar zijn eigen graf stuurt.

door Hugo Bouma

Franz Schubert 1797-1828 / Franz Liszt 1811-1886

Schubert/Liszt: Ellens dritter Gesang

door Hugo Bouma

Franz Schubert schreef dit lied oorspronkelijk als onderdeel van een cyclus, gebaseerd op fragmenten uit het epische, pseudo-­historische gedicht The Lady of the Lake van de Schotse dichter Sir Walter Scott. Behalve de openingszin Ave Maria   heeft deze originele (in het Duits vertaalde) tekst weinig met het katholieke gebed te maken. Al snel echter ging het lied een eigen leven leiden onder deze titel, en mét het Latijnse gebed als nieuwe liedtekst.

In deze gedaante is het sindsdien uitgegroeid tot een van Schuberts bekendste werken, voor alle mogelijke bezettingen gearrangeerd en met grote regelmaat gebruikt in soundtracks voor film en televisie. De bewerking van Franz Liszt voor piano solo is, zoals wel vaker bij Liszt, van een verraderlijke virtuositeit. Beide handen hebben het druk met begeleidingsfiguren, maar tegelijkertijd moet in het midden van het klavier de originele zangmelodie steeds duidelijk hoorbaar blijven.

Franz Schubert schreef dit lied oorspronkelijk als onderdeel van een cyclus, gebaseerd op fragmenten uit het epische, pseudo-­historische gedicht The Lady of the Lake van de Schotse dichter Sir Walter Scott. Behalve de openingszin Ave Maria   heeft deze originele (in het Duits vertaalde) tekst weinig met het katholieke gebed te maken. Al snel echter ging het lied een eigen leven leiden onder deze titel, en mét het Latijnse gebed als nieuwe liedtekst.

In deze gedaante is het sindsdien uitgegroeid tot een van Schuberts bekendste werken, voor alle mogelijke bezettingen gearrangeerd en met grote regelmaat gebruikt in soundtracks voor film en televisie. De bewerking van Franz Liszt voor piano solo is, zoals wel vaker bij Liszt, van een verraderlijke virtuositeit. Beide handen hebben het druk met begeleidingsfiguren, maar tegelijkertijd moet in het midden van het klavier de originele zangmelodie steeds duidelijk hoorbaar blijven.

door Hugo Bouma

Franz Liszt 1811-1886

Liszt: Italiaanse pelgrimsjaren

door Hugo Bouma

In 1833 begon de jonge piano­virtuoos Franz Liszt een relatie met Marie de Flavigny, schrijfster, zes jaar ouder dan hij en in een liefdeloos huwelijk verbonden met Comte Charles d’Agoult. Scheiden van de graaf deed zij niet, noch trouwden Franz en Marie elkaar, maar de hierop volgende jaren brachten zij samen door en kregen ze drie kinderen (onder wie Cosima, die later de tweede vrouw werd van ­Richard Wagner). Ook verlieten zij ­Parijs tussen 1837 en 1839 om een grote reis door Zwitserland en Italië te maken. Het was deze reis die de inspiratie vormde voor de drie bundels pianomuziek, getiteld Années de pèlerinage (‘Pelgrimsjaren’), alom beschouwd als een van de hoogtepunten uit het ­oeuvre van de Hongaarse componist.

De stukken uit het tweede ‘jaar’ zijn alle gebaseerd op topstukken uit de Italiaanse kunst: een schilderij, een beeldhouwwerk, een lied, alsmede ­poëzie van Petrarca en Dante. De religieus aandoende titel van de verzameling is dan ook vooral een literaire verwijzing, naar de diverse omzwervingen van de hoofdpersonen in Goethes Wilhelm Meisters Wanderjahre en Byrons Childe Harold’s Pilgrimage. Net als Wilhelm Meister en Childe Harold voelde ook Liszt zichzelf in deze periode volwassen worden, niet in de laatste plaats als componist.

De drie Sonnetten van Petrarca zijn bewerkingen van een eerdere liedcyclus voor tenor en piano, en als zodanig alle drie liefdesliederen. De muziek weerspiegelt ook de oorspronkelijke teksten: sonnet 47 is gelukzalig, sonnet 104 dramatisch en gepijnigd, en nummer 123 ten slotte lieflijk en intiem.

Tot slot horen we de ééndelige Fantasie quasi Sonate ‘na het lezen van Dante’ – zelf weer een verwijzing naar een gedicht van Victor Hugo met dezelfde titel. Hoewel Liszt in het midden liet naar welk stuk van Dante hij verwees, ligt vanaf de eerste, duivelse noten het Inferno voor de hand. Gedurende het stuk komt er soms juist weer een paradijselijke sfeer voorbij, maar uiteindelijk heeft de infernaal virtuoze muziek de overhand.

In 1833 begon de jonge piano­virtuoos Franz Liszt een relatie met Marie de Flavigny, schrijfster, zes jaar ouder dan hij en in een liefdeloos huwelijk verbonden met Comte Charles d’Agoult. Scheiden van de graaf deed zij niet, noch trouwden Franz en Marie elkaar, maar de hierop volgende jaren brachten zij samen door en kregen ze drie kinderen (onder wie Cosima, die later de tweede vrouw werd van ­Richard Wagner). Ook verlieten zij ­Parijs tussen 1837 en 1839 om een grote reis door Zwitserland en Italië te maken. Het was deze reis die de inspiratie vormde voor de drie bundels pianomuziek, getiteld Années de pèlerinage (‘Pelgrimsjaren’), alom beschouwd als een van de hoogtepunten uit het ­oeuvre van de Hongaarse componist.

De stukken uit het tweede ‘jaar’ zijn alle gebaseerd op topstukken uit de Italiaanse kunst: een schilderij, een beeldhouwwerk, een lied, alsmede ­poëzie van Petrarca en Dante. De religieus aandoende titel van de verzameling is dan ook vooral een literaire verwijzing, naar de diverse omzwervingen van de hoofdpersonen in Goethes Wilhelm Meisters Wanderjahre en Byrons Childe Harold’s Pilgrimage. Net als Wilhelm Meister en Childe Harold voelde ook Liszt zichzelf in deze periode volwassen worden, niet in de laatste plaats als componist.

De drie Sonnetten van Petrarca zijn bewerkingen van een eerdere liedcyclus voor tenor en piano, en als zodanig alle drie liefdesliederen. De muziek weerspiegelt ook de oorspronkelijke teksten: sonnet 47 is gelukzalig, sonnet 104 dramatisch en gepijnigd, en nummer 123 ten slotte lieflijk en intiem.

Tot slot horen we de ééndelige Fantasie quasi Sonate ‘na het lezen van Dante’ – zelf weer een verwijzing naar een gedicht van Victor Hugo met dezelfde titel. Hoewel Liszt in het midden liet naar welk stuk van Dante hij verwees, ligt vanaf de eerste, duivelse noten het Inferno voor de hand. Gedurende het stuk komt er soms juist weer een paradijselijke sfeer voorbij, maar uiteindelijk heeft de infernaal virtuoze muziek de overhand.

door Hugo Bouma

Felix Mendelssohn 1809-1847

Mendelssohn: ‘Sonate écossaise’

door Hugo Bouma

De ontstaansgeschiedenis van dit werk is enigszins in nevelen gehuld. We weten dat Felix Mendelssohn in 1829 naar Schotland is gereisd, en zich door de woeste landschappen aldaar heeft laten inspireren tot zijn ouverture Fingal’s Cave (alias Die Hebriden) en zijn derde, ‘Schotse’ symfonie, waarin ook de plaatselijke volksmuziek is verwerkt. Een jaar daarvoor echter schrijft hij al aan zijn zus over de ’Schotse sonate’ die hij aan het schrijven is. En toen het stuk werd uitgegeven in 1834 was het eenvoudigweg Fantasie getiteld – de verwijzing naar Schotland was geschrapt.

Muzikaal is de Schotse invloed ook nauwelijks te bespeuren. Een veel meer voor de hand liggende parallel is de bekende Mondschein-sonate (1801) van Ludwig van Beethoven, die net als deze fantasie uit drie aansluitende delen bestaat, in steeds groeiend tempo, en zich ook van hetzelfde romantische idioom bedient. Na een geagiteerde opening is het eerste deel een zangerig Andante met zenuwachtige onderbrekingen. Hierna volgt een kort, opgewekt scherzo, en Mendelssohn sluit af met een vurig, virtuoos Presto.

De ontstaansgeschiedenis van dit werk is enigszins in nevelen gehuld. We weten dat Felix Mendelssohn in 1829 naar Schotland is gereisd, en zich door de woeste landschappen aldaar heeft laten inspireren tot zijn ouverture Fingal’s Cave (alias Die Hebriden) en zijn derde, ‘Schotse’ symfonie, waarin ook de plaatselijke volksmuziek is verwerkt. Een jaar daarvoor echter schrijft hij al aan zijn zus over de ’Schotse sonate’ die hij aan het schrijven is. En toen het stuk werd uitgegeven in 1834 was het eenvoudigweg Fantasie getiteld – de verwijzing naar Schotland was geschrapt.

Muzikaal is de Schotse invloed ook nauwelijks te bespeuren. Een veel meer voor de hand liggende parallel is de bekende Mondschein-sonate (1801) van Ludwig van Beethoven, die net als deze fantasie uit drie aansluitende delen bestaat, in steeds groeiend tempo, en zich ook van hetzelfde romantische idioom bedient. Na een geagiteerde opening is het eerste deel een zangerig Andante met zenuwachtige onderbrekingen. Hierna volgt een kort, opgewekt scherzo, en Mendelssohn sluit af met een vurig, virtuoos Presto.

door Hugo Bouma

Pjotr Tsjaikovski 1840-1893 / Mikhail Pletnev 1957

Tsjaikovski/Pletnev: Notenkrakersuite

door Hugo Bouma

Het is voor sommigen het enige ballet dat zij ooit bezoeken, en staat jaarlijks rond Kerstmis wereldwijd op de planken: De notenkraker van Pjotr Tsjaikovski behoeft nauwelijks introductie. Ook de orkestsuite, door de componist zelf vervaardigd, is onverminderd populair. Minder vaak gehoord wordt deze pianobewerking, door de Russische dirigent en pianist Mikhail Pletnev.

Hij trekt zich minder dan in de orkestsuite iets aan van de sprookjesachtige verhaallijn en kiest ook enkele andere delen uit, waaronder als afsluiter de grootse, meeslepende Pas de deux. Bovendien neemt hij de vrijheid om op Tsjaikovski’s bekende melodieën voort te bouwen en de muziek zodoende om te vormen tot een virtuoos, monumentaal pianowerk in de lisztiaanse traditie.

Het is voor sommigen het enige ballet dat zij ooit bezoeken, en staat jaarlijks rond Kerstmis wereldwijd op de planken: De notenkraker van Pjotr Tsjaikovski behoeft nauwelijks introductie. Ook de orkestsuite, door de componist zelf vervaardigd, is onverminderd populair. Minder vaak gehoord wordt deze pianobewerking, door de Russische dirigent en pianist Mikhail Pletnev.

Hij trekt zich minder dan in de orkestsuite iets aan van de sprookjesachtige verhaallijn en kiest ook enkele andere delen uit, waaronder als afsluiter de grootse, meeslepende Pas de deux. Bovendien neemt hij de vrijheid om op Tsjaikovski’s bekende melodieën voort te bouwen en de muziek zodoende om te vormen tot een virtuoos, monumentaal pianowerk in de lisztiaanse traditie.

door Hugo Bouma

Camille Saint-Saëns 1835-1921 / Franz Liszt 1811-1886

Saint-Saëns/Liszt: Danse macabre

door Hugo Bouma

Naast een rijk oeuvre aan origineel werk schreef Franz Liszt ook vele pianobewerkingen van bestaande (orkest-)muziek, vaak van enorme virtuositeit. Toentertijd was hijzelf ongeveer de enige die deze pianostukken kon spelen, maar sindsdien zijn ze steeds meer deel gaan uitmaken van het standaard­repertoire. Een van deze bewerkingen is Camille Saint-Saëns’ bekende, tot de verbeelding sprekende Danse macabre, oorspronkelijk voor viool en orkest.

De klok slaat twaalf op Allerheiligen, en Magere Hein wekt met zijn viool alle doden tot leven om wilder en wilder te dansen, tot uiteindelijk de kraaiende haan iedereen weer naar zijn eigen graf stuurt.

Naast een rijk oeuvre aan origineel werk schreef Franz Liszt ook vele pianobewerkingen van bestaande (orkest-)muziek, vaak van enorme virtuositeit. Toentertijd was hijzelf ongeveer de enige die deze pianostukken kon spelen, maar sindsdien zijn ze steeds meer deel gaan uitmaken van het standaard­repertoire. Een van deze bewerkingen is Camille Saint-Saëns’ bekende, tot de verbeelding sprekende Danse macabre, oorspronkelijk voor viool en orkest.

De klok slaat twaalf op Allerheiligen, en Magere Hein wekt met zijn viool alle doden tot leven om wilder en wilder te dansen, tot uiteindelijk de kraaiende haan iedereen weer naar zijn eigen graf stuurt.

door Hugo Bouma

Franz Schubert 1797-1828 / Franz Liszt 1811-1886

Schubert/Liszt: Ellens dritter Gesang

door Hugo Bouma

Franz Schubert schreef dit lied oorspronkelijk als onderdeel van een cyclus, gebaseerd op fragmenten uit het epische, pseudo-­historische gedicht The Lady of the Lake van de Schotse dichter Sir Walter Scott. Behalve de openingszin Ave Maria   heeft deze originele (in het Duits vertaalde) tekst weinig met het katholieke gebed te maken. Al snel echter ging het lied een eigen leven leiden onder deze titel, en mét het Latijnse gebed als nieuwe liedtekst.

In deze gedaante is het sindsdien uitgegroeid tot een van Schuberts bekendste werken, voor alle mogelijke bezettingen gearrangeerd en met grote regelmaat gebruikt in soundtracks voor film en televisie. De bewerking van Franz Liszt voor piano solo is, zoals wel vaker bij Liszt, van een verraderlijke virtuositeit. Beide handen hebben het druk met begeleidingsfiguren, maar tegelijkertijd moet in het midden van het klavier de originele zangmelodie steeds duidelijk hoorbaar blijven.

Franz Schubert schreef dit lied oorspronkelijk als onderdeel van een cyclus, gebaseerd op fragmenten uit het epische, pseudo-­historische gedicht The Lady of the Lake van de Schotse dichter Sir Walter Scott. Behalve de openingszin Ave Maria   heeft deze originele (in het Duits vertaalde) tekst weinig met het katholieke gebed te maken. Al snel echter ging het lied een eigen leven leiden onder deze titel, en mét het Latijnse gebed als nieuwe liedtekst.

In deze gedaante is het sindsdien uitgegroeid tot een van Schuberts bekendste werken, voor alle mogelijke bezettingen gearrangeerd en met grote regelmaat gebruikt in soundtracks voor film en televisie. De bewerking van Franz Liszt voor piano solo is, zoals wel vaker bij Liszt, van een verraderlijke virtuositeit. Beide handen hebben het druk met begeleidingsfiguren, maar tegelijkertijd moet in het midden van het klavier de originele zangmelodie steeds duidelijk hoorbaar blijven.

door Hugo Bouma

Franz Liszt 1811-1886

Liszt: Italiaanse pelgrimsjaren

door Hugo Bouma

In 1833 begon de jonge piano­virtuoos Franz Liszt een relatie met Marie de Flavigny, schrijfster, zes jaar ouder dan hij en in een liefdeloos huwelijk verbonden met Comte Charles d’Agoult. Scheiden van de graaf deed zij niet, noch trouwden Franz en Marie elkaar, maar de hierop volgende jaren brachten zij samen door en kregen ze drie kinderen (onder wie Cosima, die later de tweede vrouw werd van ­Richard Wagner). Ook verlieten zij ­Parijs tussen 1837 en 1839 om een grote reis door Zwitserland en Italië te maken. Het was deze reis die de inspiratie vormde voor de drie bundels pianomuziek, getiteld Années de pèlerinage (‘Pelgrimsjaren’), alom beschouwd als een van de hoogtepunten uit het ­oeuvre van de Hongaarse componist.

De stukken uit het tweede ‘jaar’ zijn alle gebaseerd op topstukken uit de Italiaanse kunst: een schilderij, een beeldhouwwerk, een lied, alsmede ­poëzie van Petrarca en Dante. De religieus aandoende titel van de verzameling is dan ook vooral een literaire verwijzing, naar de diverse omzwervingen van de hoofdpersonen in Goethes Wilhelm Meisters Wanderjahre en Byrons Childe Harold’s Pilgrimage. Net als Wilhelm Meister en Childe Harold voelde ook Liszt zichzelf in deze periode volwassen worden, niet in de laatste plaats als componist.

De drie Sonnetten van Petrarca zijn bewerkingen van een eerdere liedcyclus voor tenor en piano, en als zodanig alle drie liefdesliederen. De muziek weerspiegelt ook de oorspronkelijke teksten: sonnet 47 is gelukzalig, sonnet 104 dramatisch en gepijnigd, en nummer 123 ten slotte lieflijk en intiem.

Tot slot horen we de ééndelige Fantasie quasi Sonate ‘na het lezen van Dante’ – zelf weer een verwijzing naar een gedicht van Victor Hugo met dezelfde titel. Hoewel Liszt in het midden liet naar welk stuk van Dante hij verwees, ligt vanaf de eerste, duivelse noten het Inferno voor de hand. Gedurende het stuk komt er soms juist weer een paradijselijke sfeer voorbij, maar uiteindelijk heeft de infernaal virtuoze muziek de overhand.

In 1833 begon de jonge piano­virtuoos Franz Liszt een relatie met Marie de Flavigny, schrijfster, zes jaar ouder dan hij en in een liefdeloos huwelijk verbonden met Comte Charles d’Agoult. Scheiden van de graaf deed zij niet, noch trouwden Franz en Marie elkaar, maar de hierop volgende jaren brachten zij samen door en kregen ze drie kinderen (onder wie Cosima, die later de tweede vrouw werd van ­Richard Wagner). Ook verlieten zij ­Parijs tussen 1837 en 1839 om een grote reis door Zwitserland en Italië te maken. Het was deze reis die de inspiratie vormde voor de drie bundels pianomuziek, getiteld Années de pèlerinage (‘Pelgrimsjaren’), alom beschouwd als een van de hoogtepunten uit het ­oeuvre van de Hongaarse componist.

De stukken uit het tweede ‘jaar’ zijn alle gebaseerd op topstukken uit de Italiaanse kunst: een schilderij, een beeldhouwwerk, een lied, alsmede ­poëzie van Petrarca en Dante. De religieus aandoende titel van de verzameling is dan ook vooral een literaire verwijzing, naar de diverse omzwervingen van de hoofdpersonen in Goethes Wilhelm Meisters Wanderjahre en Byrons Childe Harold’s Pilgrimage. Net als Wilhelm Meister en Childe Harold voelde ook Liszt zichzelf in deze periode volwassen worden, niet in de laatste plaats als componist.

De drie Sonnetten van Petrarca zijn bewerkingen van een eerdere liedcyclus voor tenor en piano, en als zodanig alle drie liefdesliederen. De muziek weerspiegelt ook de oorspronkelijke teksten: sonnet 47 is gelukzalig, sonnet 104 dramatisch en gepijnigd, en nummer 123 ten slotte lieflijk en intiem.

Tot slot horen we de ééndelige Fantasie quasi Sonate ‘na het lezen van Dante’ – zelf weer een verwijzing naar een gedicht van Victor Hugo met dezelfde titel. Hoewel Liszt in het midden liet naar welk stuk van Dante hij verwees, ligt vanaf de eerste, duivelse noten het Inferno voor de hand. Gedurende het stuk komt er soms juist weer een paradijselijke sfeer voorbij, maar uiteindelijk heeft de infernaal virtuoze muziek de overhand.

door Hugo Bouma

Biografie

Yukine Kuroki, Piano

Op 29 september 2022 won Yukine Kuroki het driejaarlijkse pianoconcours Liszt Utrecht, en op 2 oktober debuteerde ze derhalve in de Grote Zaal van Het Concertgebouw: in Het Zondagochtend Concert speelde ze Liszts bewerking van de ‘Wanderer’-­fantasie van Schubert.

De Japanse pianiste begon te spelen op haar derde, en al op haar zevende gaf ze haar eerste concert met een orkest.

Inmiddels soleerde Yukine Kuroki bij het Tokyo New City Orchestra, het Philharmonisch Orkest van Tokio, het Tokyo City Philharmonic Orchestra, het Philharmonisch Orkest van Kanagawa, het Litouws Nationaal Symfonieorkest, het Silezisch Philharmonisch Symfonieorkest, het Staatsorkest van Astana en het Nationaal Symfonieorkest van Tatarstan. Solorecitals gaf ze in de nasleep van het concours in Utrecht op verschillende Nederlandse podia, maar ook in Graz, Boedapest, Vilnius, München en Seoul.

Ze volgt momenteel nog een masterstudie bij Fumiko Eguchi aan de Showa Graduate School of Music en de Showa Piano Art Academy. Kort voor haar zege op Liszt Utrecht won Yukine Kuroki ook de Dublin Piano Competition 2022. In de Kleine Zaal maakt ze haar debuut.