Nog geen account of wachtwoord vergeten? Klik hier

Concertprogramma

Concertprogramma

Grote Pianisten: Denis Matsuev met Beethoven en Liszt

Grote Pianisten: Denis Matsuev met Beethoven en Liszt

Grote Zaal
03 oktober 2021
20.15 uur

Print dit programma

Dit concert maakt deel uit van de serie Grote Pianisten.

Denis Matsuev piano

Bekijk ook de infographic over de piano

 

Ludwig van Beethoven (1770-1827)

Sonate nr. 32 in c kl.t., op. 111 (1821-22)
Maestoso – Allegro con brio e appassionato
Arietta: Adagio molto semplice e cantabile – Variazioni

Pjotr Tsjaikovski

1840-1893
Méditation
     uit 'Achttien stukken', op. 72 (1893)

Franz Liszt (1811-1886)

Sonate in b kl.t., S. 178 (1852-53)
Lento assai – Allegro energico – Grandioso – Recitativo – Recitativo – Andante sostenuto – Quasi adagio – Allegro energico – Più mosso – Stretta quasi presto – Presto – Prestissimo – Andante sostenuto – Allegro moderato – Lento assai

er is geen pauze
het concert duurt ongeveer een uur 

Grote Zaal 03 oktober 2021 20.15 uur

Dit concert maakt deel uit van de serie Grote Pianisten.

Denis Matsuev piano

Bekijk ook de infographic over de piano

 

Ludwig van Beethoven (1770-1827)

Sonate nr. 32 in c kl.t., op. 111 (1821-22)
Maestoso – Allegro con brio e appassionato
Arietta: Adagio molto semplice e cantabile – Variazioni

Pjotr Tsjaikovski

1840-1893
Méditation
     uit 'Achttien stukken', op. 72 (1893)

Franz Liszt (1811-1886)

Sonate in b kl.t., S. 178 (1852-53)
Lento assai – Allegro energico – Grandioso – Recitativo – Recitativo – Andante sostenuto – Quasi adagio – Allegro energico – Più mosso – Stretta quasi presto – Presto – Prestissimo – Andante sostenuto – Allegro moderato – Lento assai

er is geen pauze
het concert duurt ongeveer een uur 

Toelichting

Ludwig van Beethoven (1770-1827)

Beethoven: Sonate nr. 32

door Christiane Schima

  • Ludwig van Beethoven

    anoniem

    Ludwig van Beethoven

    anoniem

  • Ludwig van Beethoven

    anoniem

    Ludwig van Beethoven

    anoniem

‘Van het donker naar het licht’ zou als motto boven het gehele oeuvre van Ludwig van Beethoven kunnen staan. Zijn werken zijn de uitdrukking van een heldhaftige geestelijke strijd – denk aan bijvoorbeeld de Eroica, zijn Vijfde en Negende symfonie – die uiteindelijk culmineert in een grandioze overwinning.

In zijn laatste pianosonate – nr. 32, opus 111 – voltrekt deze strijd zich in zeer gecomprimeerde vorm, namelijk binnen slechts twee delen: een dramatisch in donker c klein staand eerste deel, en een verlossend in helder C groot staand tweede deel, de beroemde ‘Arietta’. Met deze beknopte sonate, waarin hij van tussendelen en een finale afziet, breekt Beethoven met alle conventies.

Op de vraag van ­Beethovens trouwe secretaris Anton Schindler waarom het werk geen slotdeel bevat, antwoordde de componist laconiek, dat hij daarvoor ‘gewoon geen tijd’ zou hebben gehad. Aan het niet bestaande slotdeel van opus 111 is ook een episode in Thomas Manns roman Doktor Faustus gewijd. Daarin legt de schrijver een romanfiguur – een musicoloog die gemodelleerd is naar de Duitse muziekfilosoof Theodor Adorno – de woorden in de mond: ‘Een derde deel? Een opnieuw aanheffen – na dit afscheid? Een terugkomen – na deze scheiding? Onmogelijk!’

‘Van het donker naar het licht’ zou als motto boven het gehele oeuvre van Ludwig van Beethoven kunnen staan. Zijn werken zijn de uitdrukking van een heldhaftige geestelijke strijd – denk aan bijvoorbeeld de Eroica, zijn Vijfde en Negende symfonie – die uiteindelijk culmineert in een grandioze overwinning.

In zijn laatste pianosonate – nr. 32, opus 111 – voltrekt deze strijd zich in zeer gecomprimeerde vorm, namelijk binnen slechts twee delen: een dramatisch in donker c klein staand eerste deel, en een verlossend in helder C groot staand tweede deel, de beroemde ‘Arietta’. Met deze beknopte sonate, waarin hij van tussendelen en een finale afziet, breekt Beethoven met alle conventies.

Op de vraag van ­Beethovens trouwe secretaris Anton Schindler waarom het werk geen slotdeel bevat, antwoordde de componist laconiek, dat hij daarvoor ‘gewoon geen tijd’ zou hebben gehad. Aan het niet bestaande slotdeel van opus 111 is ook een episode in Thomas Manns roman Doktor Faustus gewijd. Daarin legt de schrijver een romanfiguur – een musicoloog die gemodelleerd is naar de Duitse muziekfilosoof Theodor Adorno – de woorden in de mond: ‘Een derde deel? Een opnieuw aanheffen – na dit afscheid? Een terugkomen – na deze scheiding? Onmogelijk!’

door Christiane Schima

Franz Liszt (1811-1886)

Liszt: Sonate in b klein

door Myrthe van Dijk

  • Franz Liszt

    Wilhelm von Kaulbach, 1856

    Franz Liszt

    Wilhelm von Kaulbach, 1856

  • Franz Liszt

    Wilhelm von Kaulbach, 1856

    Franz Liszt

    Wilhelm von Kaulbach, 1856

Engel of duivel, religieus of verleidelijk, kluizenaar of levensgenieter: Franz Liszt was een componist met vele gezichten. Juist in het samengaan van al die uitersten in één persoon schuilt het grote mysterie van zijn kunstenaarsleven. Hij begon aan dat leven als een muzikaal wonderkind dat tevens een stil verlangen koesterde naar het priesterschap. Maar de muziek won. Liszt bouwde een loopbaan op als een verbluffende pianovirtuoos, én als een inventieve componist die met zijn revolutionaire ideeën nieuwe wegen baande voor de toekomst. Hij zocht vernieuwing tot aan het einde van zijn leven, dat hij afsloot in teruggetrokkenheid, met het componeren slechts nog als een introverte bezigheid, een expressiemiddel voor diep religieuze gevoelens. Terugkijkend op dit bijzondere mensenleven en het oeuvre dat daarin tot stand kwam, bevindt zich midden in het hart daarvan een pianowerk waarin Liszt zijn hele ziel en zaligheid legde, en waarin de essentie van de virtuoos, de vrome man én de visionair zijn samengebald tot één compositie: de Sonate in b klein.

Liszt was 41 jaar oud toen hij zijn Sonate in b klein voltooide, en de dagtekening ‘2 februari 1853’ in het manuscript schreef. Liszt was sinds 1848 kapelmeester in Weimar. Met de aanvaarding van die post had hij een punt gezet achter zijn bestaan als rondreizend virtuoos. Overigens was hij daartoe overgehaald door de nieuwe vrouw in zijn leven, de prinses Caro­lyne Sayn-Wittgenstein. In Weimar had Liszt voor het eerst veel tijd om te componeren, een omstandigheid die tot een zeer productieve periode leidde: uit die tijd stamt een groot aantal van zijn symfonische gedichten, waarmee hij een nieuw orkestgenre introduceerde. De idee voor een ­pianosonate zonder de gebruikelijke sonatevorm ontstond bij Liszt naar aanleiding van een piano­werk van Robert Schumann, de Fantasie in C groot, opus 17, een stuk in een vrije vorm dat aan Liszt was opgedragen. Al in 1841 had Schumann geconstateerd dat de pianosonate aan revisie toe was, omdat volgens hem het publiek de vorm niet meer interessant vond, de uitgevers het genre niet meer wilden uitgeven en de componisten zoiets hopeloos ouderwets niet meer wilden componeren. En Liszt zou Liszt niet zijn als hij geen raad wist met deze uitdaging.

De Sonate in b klein is eendelig, maar heeft een uitgekiende structuur, waarin slechts enkele thema’s en motieven uitgroeien tot een enorme compositie. De langzaam dalende lijn van de opening, het daaropvolgende heroïsche, ietwat sarcastische thema, de even later opbloeiende machtige koraalpassage en het lieflijke Andante sostenuto à la Schumann: al deze ingrediënten komen meerdere malen voorbij, ontstaan uit elkaar, grijpen in elkaar, botsen met elkaar, en klinken steeds ­verschillend, in telkens wisselende gedaanten. Toch vormen ze samen één geheel, één betoog. Liszt presenteerde daarmee opnieuw een revolutionaire vorm, met een stemmingspalet dat varieert van donderend geweld tot verstilde sereniteit. Deze muziek vertelt een verhaal dat recht doet aan de persoon die Liszt was: een mysterie van uitersten, en altijd met die speciale aantrekkingskracht.

Engel of duivel, religieus of verleidelijk, kluizenaar of levensgenieter: Franz Liszt was een componist met vele gezichten. Juist in het samengaan van al die uitersten in één persoon schuilt het grote mysterie van zijn kunstenaarsleven. Hij begon aan dat leven als een muzikaal wonderkind dat tevens een stil verlangen koesterde naar het priesterschap. Maar de muziek won. Liszt bouwde een loopbaan op als een verbluffende pianovirtuoos, én als een inventieve componist die met zijn revolutionaire ideeën nieuwe wegen baande voor de toekomst. Hij zocht vernieuwing tot aan het einde van zijn leven, dat hij afsloot in teruggetrokkenheid, met het componeren slechts nog als een introverte bezigheid, een expressiemiddel voor diep religieuze gevoelens. Terugkijkend op dit bijzondere mensenleven en het oeuvre dat daarin tot stand kwam, bevindt zich midden in het hart daarvan een pianowerk waarin Liszt zijn hele ziel en zaligheid legde, en waarin de essentie van de virtuoos, de vrome man én de visionair zijn samengebald tot één compositie: de Sonate in b klein.

Liszt was 41 jaar oud toen hij zijn Sonate in b klein voltooide, en de dagtekening ‘2 februari 1853’ in het manuscript schreef. Liszt was sinds 1848 kapelmeester in Weimar. Met de aanvaarding van die post had hij een punt gezet achter zijn bestaan als rondreizend virtuoos. Overigens was hij daartoe overgehaald door de nieuwe vrouw in zijn leven, de prinses Caro­lyne Sayn-Wittgenstein. In Weimar had Liszt voor het eerst veel tijd om te componeren, een omstandigheid die tot een zeer productieve periode leidde: uit die tijd stamt een groot aantal van zijn symfonische gedichten, waarmee hij een nieuw orkestgenre introduceerde. De idee voor een ­pianosonate zonder de gebruikelijke sonatevorm ontstond bij Liszt naar aanleiding van een piano­werk van Robert Schumann, de Fantasie in C groot, opus 17, een stuk in een vrije vorm dat aan Liszt was opgedragen. Al in 1841 had Schumann geconstateerd dat de pianosonate aan revisie toe was, omdat volgens hem het publiek de vorm niet meer interessant vond, de uitgevers het genre niet meer wilden uitgeven en de componisten zoiets hopeloos ouderwets niet meer wilden componeren. En Liszt zou Liszt niet zijn als hij geen raad wist met deze uitdaging.

De Sonate in b klein is eendelig, maar heeft een uitgekiende structuur, waarin slechts enkele thema’s en motieven uitgroeien tot een enorme compositie. De langzaam dalende lijn van de opening, het daaropvolgende heroïsche, ietwat sarcastische thema, de even later opbloeiende machtige koraalpassage en het lieflijke Andante sostenuto à la Schumann: al deze ingrediënten komen meerdere malen voorbij, ontstaan uit elkaar, grijpen in elkaar, botsen met elkaar, en klinken steeds ­verschillend, in telkens wisselende gedaanten. Toch vormen ze samen één geheel, één betoog. Liszt presenteerde daarmee opnieuw een revolutionaire vorm, met een stemmingspalet dat varieert van donderend geweld tot verstilde sereniteit. Deze muziek vertelt een verhaal dat recht doet aan de persoon die Liszt was: een mysterie van uitersten, en altijd met die speciale aantrekkingskracht.

door Myrthe van Dijk

Ludwig van Beethoven (1770-1827)

Beethoven: Sonate nr. 32

door Christiane Schima

  • Ludwig van Beethoven

    anoniem

    Ludwig van Beethoven

    anoniem

  • Ludwig van Beethoven

    anoniem

    Ludwig van Beethoven

    anoniem

‘Van het donker naar het licht’ zou als motto boven het gehele oeuvre van Ludwig van Beethoven kunnen staan. Zijn werken zijn de uitdrukking van een heldhaftige geestelijke strijd – denk aan bijvoorbeeld de Eroica, zijn Vijfde en Negende symfonie – die uiteindelijk culmineert in een grandioze overwinning.

In zijn laatste pianosonate – nr. 32, opus 111 – voltrekt deze strijd zich in zeer gecomprimeerde vorm, namelijk binnen slechts twee delen: een dramatisch in donker c klein staand eerste deel, en een verlossend in helder C groot staand tweede deel, de beroemde ‘Arietta’. Met deze beknopte sonate, waarin hij van tussendelen en een finale afziet, breekt Beethoven met alle conventies.

Op de vraag van ­Beethovens trouwe secretaris Anton Schindler waarom het werk geen slotdeel bevat, antwoordde de componist laconiek, dat hij daarvoor ‘gewoon geen tijd’ zou hebben gehad. Aan het niet bestaande slotdeel van opus 111 is ook een episode in Thomas Manns roman Doktor Faustus gewijd. Daarin legt de schrijver een romanfiguur – een musicoloog die gemodelleerd is naar de Duitse muziekfilosoof Theodor Adorno – de woorden in de mond: ‘Een derde deel? Een opnieuw aanheffen – na dit afscheid? Een terugkomen – na deze scheiding? Onmogelijk!’

‘Van het donker naar het licht’ zou als motto boven het gehele oeuvre van Ludwig van Beethoven kunnen staan. Zijn werken zijn de uitdrukking van een heldhaftige geestelijke strijd – denk aan bijvoorbeeld de Eroica, zijn Vijfde en Negende symfonie – die uiteindelijk culmineert in een grandioze overwinning.

In zijn laatste pianosonate – nr. 32, opus 111 – voltrekt deze strijd zich in zeer gecomprimeerde vorm, namelijk binnen slechts twee delen: een dramatisch in donker c klein staand eerste deel, en een verlossend in helder C groot staand tweede deel, de beroemde ‘Arietta’. Met deze beknopte sonate, waarin hij van tussendelen en een finale afziet, breekt Beethoven met alle conventies.

Op de vraag van ­Beethovens trouwe secretaris Anton Schindler waarom het werk geen slotdeel bevat, antwoordde de componist laconiek, dat hij daarvoor ‘gewoon geen tijd’ zou hebben gehad. Aan het niet bestaande slotdeel van opus 111 is ook een episode in Thomas Manns roman Doktor Faustus gewijd. Daarin legt de schrijver een romanfiguur – een musicoloog die gemodelleerd is naar de Duitse muziekfilosoof Theodor Adorno – de woorden in de mond: ‘Een derde deel? Een opnieuw aanheffen – na dit afscheid? Een terugkomen – na deze scheiding? Onmogelijk!’

door Christiane Schima

Franz Liszt (1811-1886)

Liszt: Sonate in b klein

door Myrthe van Dijk

  • Franz Liszt

    Wilhelm von Kaulbach, 1856

    Franz Liszt

    Wilhelm von Kaulbach, 1856

  • Franz Liszt

    Wilhelm von Kaulbach, 1856

    Franz Liszt

    Wilhelm von Kaulbach, 1856

Engel of duivel, religieus of verleidelijk, kluizenaar of levensgenieter: Franz Liszt was een componist met vele gezichten. Juist in het samengaan van al die uitersten in één persoon schuilt het grote mysterie van zijn kunstenaarsleven. Hij begon aan dat leven als een muzikaal wonderkind dat tevens een stil verlangen koesterde naar het priesterschap. Maar de muziek won. Liszt bouwde een loopbaan op als een verbluffende pianovirtuoos, én als een inventieve componist die met zijn revolutionaire ideeën nieuwe wegen baande voor de toekomst. Hij zocht vernieuwing tot aan het einde van zijn leven, dat hij afsloot in teruggetrokkenheid, met het componeren slechts nog als een introverte bezigheid, een expressiemiddel voor diep religieuze gevoelens. Terugkijkend op dit bijzondere mensenleven en het oeuvre dat daarin tot stand kwam, bevindt zich midden in het hart daarvan een pianowerk waarin Liszt zijn hele ziel en zaligheid legde, en waarin de essentie van de virtuoos, de vrome man én de visionair zijn samengebald tot één compositie: de Sonate in b klein.

Liszt was 41 jaar oud toen hij zijn Sonate in b klein voltooide, en de dagtekening ‘2 februari 1853’ in het manuscript schreef. Liszt was sinds 1848 kapelmeester in Weimar. Met de aanvaarding van die post had hij een punt gezet achter zijn bestaan als rondreizend virtuoos. Overigens was hij daartoe overgehaald door de nieuwe vrouw in zijn leven, de prinses Caro­lyne Sayn-Wittgenstein. In Weimar had Liszt voor het eerst veel tijd om te componeren, een omstandigheid die tot een zeer productieve periode leidde: uit die tijd stamt een groot aantal van zijn symfonische gedichten, waarmee hij een nieuw orkestgenre introduceerde. De idee voor een ­pianosonate zonder de gebruikelijke sonatevorm ontstond bij Liszt naar aanleiding van een piano­werk van Robert Schumann, de Fantasie in C groot, opus 17, een stuk in een vrije vorm dat aan Liszt was opgedragen. Al in 1841 had Schumann geconstateerd dat de pianosonate aan revisie toe was, omdat volgens hem het publiek de vorm niet meer interessant vond, de uitgevers het genre niet meer wilden uitgeven en de componisten zoiets hopeloos ouderwets niet meer wilden componeren. En Liszt zou Liszt niet zijn als hij geen raad wist met deze uitdaging.

De Sonate in b klein is eendelig, maar heeft een uitgekiende structuur, waarin slechts enkele thema’s en motieven uitgroeien tot een enorme compositie. De langzaam dalende lijn van de opening, het daaropvolgende heroïsche, ietwat sarcastische thema, de even later opbloeiende machtige koraalpassage en het lieflijke Andante sostenuto à la Schumann: al deze ingrediënten komen meerdere malen voorbij, ontstaan uit elkaar, grijpen in elkaar, botsen met elkaar, en klinken steeds ­verschillend, in telkens wisselende gedaanten. Toch vormen ze samen één geheel, één betoog. Liszt presenteerde daarmee opnieuw een revolutionaire vorm, met een stemmingspalet dat varieert van donderend geweld tot verstilde sereniteit. Deze muziek vertelt een verhaal dat recht doet aan de persoon die Liszt was: een mysterie van uitersten, en altijd met die speciale aantrekkingskracht.

Engel of duivel, religieus of verleidelijk, kluizenaar of levensgenieter: Franz Liszt was een componist met vele gezichten. Juist in het samengaan van al die uitersten in één persoon schuilt het grote mysterie van zijn kunstenaarsleven. Hij begon aan dat leven als een muzikaal wonderkind dat tevens een stil verlangen koesterde naar het priesterschap. Maar de muziek won. Liszt bouwde een loopbaan op als een verbluffende pianovirtuoos, én als een inventieve componist die met zijn revolutionaire ideeën nieuwe wegen baande voor de toekomst. Hij zocht vernieuwing tot aan het einde van zijn leven, dat hij afsloot in teruggetrokkenheid, met het componeren slechts nog als een introverte bezigheid, een expressiemiddel voor diep religieuze gevoelens. Terugkijkend op dit bijzondere mensenleven en het oeuvre dat daarin tot stand kwam, bevindt zich midden in het hart daarvan een pianowerk waarin Liszt zijn hele ziel en zaligheid legde, en waarin de essentie van de virtuoos, de vrome man én de visionair zijn samengebald tot één compositie: de Sonate in b klein.

Liszt was 41 jaar oud toen hij zijn Sonate in b klein voltooide, en de dagtekening ‘2 februari 1853’ in het manuscript schreef. Liszt was sinds 1848 kapelmeester in Weimar. Met de aanvaarding van die post had hij een punt gezet achter zijn bestaan als rondreizend virtuoos. Overigens was hij daartoe overgehaald door de nieuwe vrouw in zijn leven, de prinses Caro­lyne Sayn-Wittgenstein. In Weimar had Liszt voor het eerst veel tijd om te componeren, een omstandigheid die tot een zeer productieve periode leidde: uit die tijd stamt een groot aantal van zijn symfonische gedichten, waarmee hij een nieuw orkestgenre introduceerde. De idee voor een ­pianosonate zonder de gebruikelijke sonatevorm ontstond bij Liszt naar aanleiding van een piano­werk van Robert Schumann, de Fantasie in C groot, opus 17, een stuk in een vrije vorm dat aan Liszt was opgedragen. Al in 1841 had Schumann geconstateerd dat de pianosonate aan revisie toe was, omdat volgens hem het publiek de vorm niet meer interessant vond, de uitgevers het genre niet meer wilden uitgeven en de componisten zoiets hopeloos ouderwets niet meer wilden componeren. En Liszt zou Liszt niet zijn als hij geen raad wist met deze uitdaging.

De Sonate in b klein is eendelig, maar heeft een uitgekiende structuur, waarin slechts enkele thema’s en motieven uitgroeien tot een enorme compositie. De langzaam dalende lijn van de opening, het daaropvolgende heroïsche, ietwat sarcastische thema, de even later opbloeiende machtige koraalpassage en het lieflijke Andante sostenuto à la Schumann: al deze ingrediënten komen meerdere malen voorbij, ontstaan uit elkaar, grijpen in elkaar, botsen met elkaar, en klinken steeds ­verschillend, in telkens wisselende gedaanten. Toch vormen ze samen één geheel, één betoog. Liszt presenteerde daarmee opnieuw een revolutionaire vorm, met een stemmingspalet dat varieert van donderend geweld tot verstilde sereniteit. Deze muziek vertelt een verhaal dat recht doet aan de persoon die Liszt was: een mysterie van uitersten, en altijd met die speciale aantrekkingskracht.

door Myrthe van Dijk

Biografie

Denis Matsuev, piano

Denis Matsuev brak door toen hij in 1998 het Internationaal Tsjaikovski Concours in Moskou won. Hij soleert wereldwijd bij gezelschappen als de Berliner en de Wiener Philharmoniker, de Staats­kapelle Dresden, het Sint-Petersburg Filharmonisch Orkest, het Orkest van het Mariinski Theater, het Boedapest Festival Orkest, het London Symphony Orchestra, het Orchestre de Paris, het Chamber Orchestra of Europe, het NHK Symfonieorkest in Tokio en de grote orkesten in de Verenigde Staten.

De pianist musiceerde met dirigenten als Myung-whun Chung, Charles Dutoit, Valery Gergiev, Mariss Jansons, Paavo Järvi, Kurt Masur, Zubin Mehta, Antonio Pappano, Mikhail Pletnev en Yuri Temirkanov. Zijn debuut in de Grote Zaal maakte Denis Matsuev met het Derde pianoconcert van Rachmaninoff tijdens de Robeco Zomerconcerten van 2007 en hij keerde er onder meer terug bij het Koninklijk Concertgebouworkest en in de serie Meesterpianisten.

Sinds 2004 organiseert de pianist ‘Stars on Baikal’ in zijn geboorteplaats Irkoetsk, in het conservatorium van Moskou programmeert hij al elf jaar de concertserie ‘Denis Matsuev invites’, hij is artistiek leider van de Serge Rachmaninoff Foundation en voorzitter van de stichting New Names die getalenteerde Russische kinderen ondersteunt in hun muzikale opleiding. De Russische overheid kende Denis Matsuev belangrijke onderscheidingen toe.