Nog geen account of wachtwoord vergeten? Klik hier

Geister Duo speelt Schubert, Dukas en Ravels Bolero

Geister Duo speelt Schubert, Dukas en Ravels Bolero

Kleine Zaal
30 oktober 2025
20.15 uur

Print dit programma

Geister Duo:
David Salmon piano
Manuel Vieillard piano

Dit concert maakt deel uit van de serie Grote Pianisten in de Kleine Zaal.

Franz Schubert (1797-1828)

Introductie, variaties en finale in Bes gr.t., D 968a, op. 82 nr. 2 (1818)

Rondo in A gr.t., D 951 (1828)

Fantasie in f kl.t., D 940 (1828)

pauze ± 21.00 uur

Paul Dukas (1865-1935)

L’Apprenti sorcier (1897)

Claude Debussy (1862-1918)

En blanc et noir (1915)
Avec emportement
Lente: Sombre
Scherzando

Maurice Ravel (1875-1937)

Bolero (1928)

einde ± 22.10 uur

Kleine Zaal 30 oktober 2025 20.15 uur

Geister Duo:
David Salmon piano
Manuel Vieillard piano

Dit concert maakt deel uit van de serie Grote Pianisten in de Kleine Zaal.

Franz Schubert (1797-1828)

Introductie, variaties en finale in Bes gr.t., D 968a, op. 82 nr. 2 (1818)

Rondo in A gr.t., D 951 (1828)

Fantasie in f kl.t., D 940 (1828)

pauze ± 21.00 uur

Paul Dukas (1865-1935)

L’Apprenti sorcier (1897)

Claude Debussy (1862-1918)

En blanc et noir (1915)
Avec emportement
Lente: Sombre
Scherzando

Maurice Ravel (1875-1937)

Bolero (1928)

einde ± 22.10 uur

Toelichting

Franz Schubert (1797-1828)

Schubert

door Bart de Graaf

Franz Schubert schreef veel van zijn muziek voor piano vierhandig voor zijn leerlingen. Behalve een leerzaam duet met de docent hield hij er heimelijk ook een andere bedoeling op na. Zijn leven lang op zoek naar de liefde liet Schubert zijn oog meer dan eens vallen op de welgestelde jongedames aan wie hij lesgaf, in het bijzonder Karoline Esterházy. Waarschijnlijk heeft hij om die reden in zijn stukken de nodige momenten ingebouwd waarop de handen van beide pianisten elkaar even raken. Op langere termijn leverde het Schubert geen resultaat op, hij zou altijd vrijgezel blijven.

Een van de werken die hij voor zijn lespraktijk gebruikte is Introductie, variaties en finale. De variaties zijn gebaseerd op een origineel thema, oftewel een thema dat hij speciaal voor dit werk heeft gecomponeerd. Zo krachtig als het begin van Introductie, variaties en finale is, zo teder en zangerig opent het Ron­do in A groot van tien jaar later. In dit stuk is goed te horen dat Schubert in de eerste plaats liedcomponist was. Hij schreef het rondo in zijn sterfjaar, net als een van de geliefdste werken uit het repertoire voor piano vierhandig: de Fantasie in f klein. Het gezongen openingsthema daarvan staat in de toonsoort f klein, die Schubert associeerde met diepe melancholie en het verlangen naar de dood. Het eerste deel eindigt met enkele dreigende, herhaalde akkoorden en een triller, waarna zonder onderbreking het tweede deel sterk begint. Daarna profileert zich een lyrisch tweede thema, dat het karakter heeft van een uitgebreide belcanto-aria uit een Italiaanse opera. De Fantasie eindigt na vier aaneengesloten delen met tragische akkoorden op een orgelpunt op de f.

Franz Schubert schreef veel van zijn muziek voor piano vierhandig voor zijn leerlingen. Behalve een leerzaam duet met de docent hield hij er heimelijk ook een andere bedoeling op na. Zijn leven lang op zoek naar de liefde liet Schubert zijn oog meer dan eens vallen op de welgestelde jongedames aan wie hij lesgaf, in het bijzonder Karoline Esterházy. Waarschijnlijk heeft hij om die reden in zijn stukken de nodige momenten ingebouwd waarop de handen van beide pianisten elkaar even raken. Op langere termijn leverde het Schubert geen resultaat op, hij zou altijd vrijgezel blijven.

Een van de werken die hij voor zijn lespraktijk gebruikte is Introductie, variaties en finale. De variaties zijn gebaseerd op een origineel thema, oftewel een thema dat hij speciaal voor dit werk heeft gecomponeerd. Zo krachtig als het begin van Introductie, variaties en finale is, zo teder en zangerig opent het Ron­do in A groot van tien jaar later. In dit stuk is goed te horen dat Schubert in de eerste plaats liedcomponist was. Hij schreef het rondo in zijn sterfjaar, net als een van de geliefdste werken uit het repertoire voor piano vierhandig: de Fantasie in f klein. Het gezongen openingsthema daarvan staat in de toonsoort f klein, die Schubert associeerde met diepe melancholie en het verlangen naar de dood. Het eerste deel eindigt met enkele dreigende, herhaalde akkoorden en een triller, waarna zonder onderbreking het tweede deel sterk begint. Daarna profileert zich een lyrisch tweede thema, dat het karakter heeft van een uitgebreide belcanto-aria uit een Italiaanse opera. De Fantasie eindigt na vier aaneengesloten delen met tragische akkoorden op een orgelpunt op de f.

door Bart de Graaf

Paul Dukas (1865-1935)

L’Apprenti sorcier

door Bart de Graaf

  • Paul Dukas

    Paul Dukas

  • Paul Dukas

    Paul Dukas

Paul Dukas, jaartal onbekend

Van Fantasie naar Fantasia. Deze film van Walt Disney heeft L’Apprenti so­rcier van Paul Dukas bekend gemaakt bij het grote publiek. Maar ook het verhaal van Der Zauberlehrling, de ballade van Goethe waarop Dukas zijn symfonisch gedicht baseerde, won door Disney aan bekendheid. Ook al speelt Mickey Mouse in de film de tovenaarsleerling, het verhaal van Goethe wordt vrij precies gevolgd: een tovenaarsleerling beveelt een bezemsteel water voor hem te halen, maar uiteindelijk komt het hele huis blank te staan. De marsachtige melodie verklankt de lopende steel en op het hoogtepunt van het werk hakt de leerling de steel doormidden met een bijl. Daarna gaan meerdere bezemstelen toch weer lopen. Het werk eindigt verstild met de leerling die ineenkrimpt als de tovenaar terugkomt en hem een reprimande geeft. Dukas heeft de ballade zeer beeldend en gedetailleerd verklankt. In Dukas’ eigen arrangement voor twee piano’s gaat hiervan niets verloren.

Paul Dukas, jaartal onbekend

Van Fantasie naar Fantasia. Deze film van Walt Disney heeft L’Apprenti so­rcier van Paul Dukas bekend gemaakt bij het grote publiek. Maar ook het verhaal van Der Zauberlehrling, de ballade van Goethe waarop Dukas zijn symfonisch gedicht baseerde, won door Disney aan bekendheid. Ook al speelt Mickey Mouse in de film de tovenaarsleerling, het verhaal van Goethe wordt vrij precies gevolgd: een tovenaarsleerling beveelt een bezemsteel water voor hem te halen, maar uiteindelijk komt het hele huis blank te staan. De marsachtige melodie verklankt de lopende steel en op het hoogtepunt van het werk hakt de leerling de steel doormidden met een bijl. Daarna gaan meerdere bezemstelen toch weer lopen. Het werk eindigt verstild met de leerling die ineenkrimpt als de tovenaar terugkomt en hem een reprimande geeft. Dukas heeft de ballade zeer beeldend en gedetailleerd verklankt. In Dukas’ eigen arrangement voor twee piano’s gaat hiervan niets verloren.

door Bart de Graaf

Claude Debussy (1862-1918)

En blanc et noir

door Bart de Graaf

Dukas’ goede vriend en oud-­studiegenoot Claude Debussy maakte een moeilijke tijd door in de Eerste Wereldoorlog. Niet alleen vanwege de oorlog, maar ook vanwege de darmkanker die hem uiteindelijk fataal zou worden. Verzwakt door een operatie vond hij toch de kracht om En blanc et noir (‘In zwart en wit’) te componeren. De titel van het stuk kan verwijzen naar de toetsen van de piano, maar Debussy heeft in een brief ook de parallel getrokken met de grijstinten van de Spaanse schilder Diego Velázquez. De tinten in diens werk kwamen tot stand door zwart en wit te arceren, zoals ook Debussy ‘schilderde’ met klankkleuren.  

Het tweede deel van het driedelige werk lijkt het sterkst met de oorlog verbonden te zijn. Debussy schreef het voor Jacques Charlot, een gesneuvelde collega van zijn uitgever. In het begin klinken in de verte trompetgeschal en militair tromgeroffel. In de middensectie citeert Debussy de lutherse hymne Ein feste Burg ist unser Gott, waarmee hij verwees naar ‘de militante Duitsers, die op sterven na dood zijn,’ zoals hij aan zijn uitgever schreef.

Dukas’ goede vriend en oud-­studiegenoot Claude Debussy maakte een moeilijke tijd door in de Eerste Wereldoorlog. Niet alleen vanwege de oorlog, maar ook vanwege de darmkanker die hem uiteindelijk fataal zou worden. Verzwakt door een operatie vond hij toch de kracht om En blanc et noir (‘In zwart en wit’) te componeren. De titel van het stuk kan verwijzen naar de toetsen van de piano, maar Debussy heeft in een brief ook de parallel getrokken met de grijstinten van de Spaanse schilder Diego Velázquez. De tinten in diens werk kwamen tot stand door zwart en wit te arceren, zoals ook Debussy ‘schilderde’ met klankkleuren.  

Het tweede deel van het driedelige werk lijkt het sterkst met de oorlog verbonden te zijn. Debussy schreef het voor Jacques Charlot, een gesneuvelde collega van zijn uitgever. In het begin klinken in de verte trompetgeschal en militair tromgeroffel. In de middensectie citeert Debussy de lutherse hymne Ein feste Burg ist unser Gott, waarmee hij verwees naar ‘de militante Duitsers, die op sterven na dood zijn,’ zoals hij aan zijn uitgever schreef.

door Bart de Graaf

Maurice Ravel (1875-1937)

Bolero

door Bart de Graaf

Het moet voor Maurice Ravel een uitdaging van formaat zijn geweest de Bo­lero te arrangeren voor twee piano’s. Ravel herhaalt de openingsmelodie achttien keer en afgezien van een korte verrassing in E majeur verlaat hij de toonsoort C majeur niet. Het is juist de klankkleur die zich in de Bol­ero ontwikkelt: hoe in de oorspronkelijke orkestversie het ene instrument de melodie overgeeft aan het andere en hoe daarbij ook telkens de begeleiding van samenstelling verandert. Het werk heeft een uitgebreid kleurenpalet met onder meer de alt­hobo, oboe d’amore, basklarinet, piccolotrompet en verschillende saxofoons. Deze kleurenrijkdom moest Ravel zien te behouden in het arrangement voor twee piano’s. Hij heeft dat gedaan door het ostinato ritme soms van de ene naar de andere pianopartij te verplaatsen en de melodie te laten variëren in register, dynamiek en textuur: dan weer gespeeld als losse noten, dan weer als onderdeel van grote akkoorden. Wellicht had Ravel het gevoel dat hij niet veel te verliezen had, want eerder noemde hij zijn Bo­lero ‘een kleinigheid, een orkestraal weefsel zonder muziek.’ Hij wist toen nog niet dat het zijn bekendste werk zou worden.

Het moet voor Maurice Ravel een uitdaging van formaat zijn geweest de Bo­lero te arrangeren voor twee piano’s. Ravel herhaalt de openingsmelodie achttien keer en afgezien van een korte verrassing in E majeur verlaat hij de toonsoort C majeur niet. Het is juist de klankkleur die zich in de Bol­ero ontwikkelt: hoe in de oorspronkelijke orkestversie het ene instrument de melodie overgeeft aan het andere en hoe daarbij ook telkens de begeleiding van samenstelling verandert. Het werk heeft een uitgebreid kleurenpalet met onder meer de alt­hobo, oboe d’amore, basklarinet, piccolotrompet en verschillende saxofoons. Deze kleurenrijkdom moest Ravel zien te behouden in het arrangement voor twee piano’s. Hij heeft dat gedaan door het ostinato ritme soms van de ene naar de andere pianopartij te verplaatsen en de melodie te laten variëren in register, dynamiek en textuur: dan weer gespeeld als losse noten, dan weer als onderdeel van grote akkoorden. Wellicht had Ravel het gevoel dat hij niet veel te verliezen had, want eerder noemde hij zijn Bo­lero ‘een kleinigheid, een orkestraal weefsel zonder muziek.’ Hij wist toen nog niet dat het zijn bekendste werk zou worden.

door Bart de Graaf

Franz Schubert (1797-1828)

Schubert

door Bart de Graaf

Franz Schubert schreef veel van zijn muziek voor piano vierhandig voor zijn leerlingen. Behalve een leerzaam duet met de docent hield hij er heimelijk ook een andere bedoeling op na. Zijn leven lang op zoek naar de liefde liet Schubert zijn oog meer dan eens vallen op de welgestelde jongedames aan wie hij lesgaf, in het bijzonder Karoline Esterházy. Waarschijnlijk heeft hij om die reden in zijn stukken de nodige momenten ingebouwd waarop de handen van beide pianisten elkaar even raken. Op langere termijn leverde het Schubert geen resultaat op, hij zou altijd vrijgezel blijven.

Een van de werken die hij voor zijn lespraktijk gebruikte is Introductie, variaties en finale. De variaties zijn gebaseerd op een origineel thema, oftewel een thema dat hij speciaal voor dit werk heeft gecomponeerd. Zo krachtig als het begin van Introductie, variaties en finale is, zo teder en zangerig opent het Ron­do in A groot van tien jaar later. In dit stuk is goed te horen dat Schubert in de eerste plaats liedcomponist was. Hij schreef het rondo in zijn sterfjaar, net als een van de geliefdste werken uit het repertoire voor piano vierhandig: de Fantasie in f klein. Het gezongen openingsthema daarvan staat in de toonsoort f klein, die Schubert associeerde met diepe melancholie en het verlangen naar de dood. Het eerste deel eindigt met enkele dreigende, herhaalde akkoorden en een triller, waarna zonder onderbreking het tweede deel sterk begint. Daarna profileert zich een lyrisch tweede thema, dat het karakter heeft van een uitgebreide belcanto-aria uit een Italiaanse opera. De Fantasie eindigt na vier aaneengesloten delen met tragische akkoorden op een orgelpunt op de f.

Franz Schubert schreef veel van zijn muziek voor piano vierhandig voor zijn leerlingen. Behalve een leerzaam duet met de docent hield hij er heimelijk ook een andere bedoeling op na. Zijn leven lang op zoek naar de liefde liet Schubert zijn oog meer dan eens vallen op de welgestelde jongedames aan wie hij lesgaf, in het bijzonder Karoline Esterházy. Waarschijnlijk heeft hij om die reden in zijn stukken de nodige momenten ingebouwd waarop de handen van beide pianisten elkaar even raken. Op langere termijn leverde het Schubert geen resultaat op, hij zou altijd vrijgezel blijven.

Een van de werken die hij voor zijn lespraktijk gebruikte is Introductie, variaties en finale. De variaties zijn gebaseerd op een origineel thema, oftewel een thema dat hij speciaal voor dit werk heeft gecomponeerd. Zo krachtig als het begin van Introductie, variaties en finale is, zo teder en zangerig opent het Ron­do in A groot van tien jaar later. In dit stuk is goed te horen dat Schubert in de eerste plaats liedcomponist was. Hij schreef het rondo in zijn sterfjaar, net als een van de geliefdste werken uit het repertoire voor piano vierhandig: de Fantasie in f klein. Het gezongen openingsthema daarvan staat in de toonsoort f klein, die Schubert associeerde met diepe melancholie en het verlangen naar de dood. Het eerste deel eindigt met enkele dreigende, herhaalde akkoorden en een triller, waarna zonder onderbreking het tweede deel sterk begint. Daarna profileert zich een lyrisch tweede thema, dat het karakter heeft van een uitgebreide belcanto-aria uit een Italiaanse opera. De Fantasie eindigt na vier aaneengesloten delen met tragische akkoorden op een orgelpunt op de f.

door Bart de Graaf

Paul Dukas (1865-1935)

L’Apprenti sorcier

door Bart de Graaf

  • Paul Dukas

    Paul Dukas

  • Paul Dukas

    Paul Dukas

Paul Dukas, jaartal onbekend

Van Fantasie naar Fantasia. Deze film van Walt Disney heeft L’Apprenti so­rcier van Paul Dukas bekend gemaakt bij het grote publiek. Maar ook het verhaal van Der Zauberlehrling, de ballade van Goethe waarop Dukas zijn symfonisch gedicht baseerde, won door Disney aan bekendheid. Ook al speelt Mickey Mouse in de film de tovenaarsleerling, het verhaal van Goethe wordt vrij precies gevolgd: een tovenaarsleerling beveelt een bezemsteel water voor hem te halen, maar uiteindelijk komt het hele huis blank te staan. De marsachtige melodie verklankt de lopende steel en op het hoogtepunt van het werk hakt de leerling de steel doormidden met een bijl. Daarna gaan meerdere bezemstelen toch weer lopen. Het werk eindigt verstild met de leerling die ineenkrimpt als de tovenaar terugkomt en hem een reprimande geeft. Dukas heeft de ballade zeer beeldend en gedetailleerd verklankt. In Dukas’ eigen arrangement voor twee piano’s gaat hiervan niets verloren.

Paul Dukas, jaartal onbekend

Van Fantasie naar Fantasia. Deze film van Walt Disney heeft L’Apprenti so­rcier van Paul Dukas bekend gemaakt bij het grote publiek. Maar ook het verhaal van Der Zauberlehrling, de ballade van Goethe waarop Dukas zijn symfonisch gedicht baseerde, won door Disney aan bekendheid. Ook al speelt Mickey Mouse in de film de tovenaarsleerling, het verhaal van Goethe wordt vrij precies gevolgd: een tovenaarsleerling beveelt een bezemsteel water voor hem te halen, maar uiteindelijk komt het hele huis blank te staan. De marsachtige melodie verklankt de lopende steel en op het hoogtepunt van het werk hakt de leerling de steel doormidden met een bijl. Daarna gaan meerdere bezemstelen toch weer lopen. Het werk eindigt verstild met de leerling die ineenkrimpt als de tovenaar terugkomt en hem een reprimande geeft. Dukas heeft de ballade zeer beeldend en gedetailleerd verklankt. In Dukas’ eigen arrangement voor twee piano’s gaat hiervan niets verloren.

door Bart de Graaf

Claude Debussy (1862-1918)

En blanc et noir

door Bart de Graaf

Dukas’ goede vriend en oud-­studiegenoot Claude Debussy maakte een moeilijke tijd door in de Eerste Wereldoorlog. Niet alleen vanwege de oorlog, maar ook vanwege de darmkanker die hem uiteindelijk fataal zou worden. Verzwakt door een operatie vond hij toch de kracht om En blanc et noir (‘In zwart en wit’) te componeren. De titel van het stuk kan verwijzen naar de toetsen van de piano, maar Debussy heeft in een brief ook de parallel getrokken met de grijstinten van de Spaanse schilder Diego Velázquez. De tinten in diens werk kwamen tot stand door zwart en wit te arceren, zoals ook Debussy ‘schilderde’ met klankkleuren.  

Het tweede deel van het driedelige werk lijkt het sterkst met de oorlog verbonden te zijn. Debussy schreef het voor Jacques Charlot, een gesneuvelde collega van zijn uitgever. In het begin klinken in de verte trompetgeschal en militair tromgeroffel. In de middensectie citeert Debussy de lutherse hymne Ein feste Burg ist unser Gott, waarmee hij verwees naar ‘de militante Duitsers, die op sterven na dood zijn,’ zoals hij aan zijn uitgever schreef.

Dukas’ goede vriend en oud-­studiegenoot Claude Debussy maakte een moeilijke tijd door in de Eerste Wereldoorlog. Niet alleen vanwege de oorlog, maar ook vanwege de darmkanker die hem uiteindelijk fataal zou worden. Verzwakt door een operatie vond hij toch de kracht om En blanc et noir (‘In zwart en wit’) te componeren. De titel van het stuk kan verwijzen naar de toetsen van de piano, maar Debussy heeft in een brief ook de parallel getrokken met de grijstinten van de Spaanse schilder Diego Velázquez. De tinten in diens werk kwamen tot stand door zwart en wit te arceren, zoals ook Debussy ‘schilderde’ met klankkleuren.  

Het tweede deel van het driedelige werk lijkt het sterkst met de oorlog verbonden te zijn. Debussy schreef het voor Jacques Charlot, een gesneuvelde collega van zijn uitgever. In het begin klinken in de verte trompetgeschal en militair tromgeroffel. In de middensectie citeert Debussy de lutherse hymne Ein feste Burg ist unser Gott, waarmee hij verwees naar ‘de militante Duitsers, die op sterven na dood zijn,’ zoals hij aan zijn uitgever schreef.

door Bart de Graaf

Maurice Ravel (1875-1937)

Bolero

door Bart de Graaf

Het moet voor Maurice Ravel een uitdaging van formaat zijn geweest de Bo­lero te arrangeren voor twee piano’s. Ravel herhaalt de openingsmelodie achttien keer en afgezien van een korte verrassing in E majeur verlaat hij de toonsoort C majeur niet. Het is juist de klankkleur die zich in de Bol­ero ontwikkelt: hoe in de oorspronkelijke orkestversie het ene instrument de melodie overgeeft aan het andere en hoe daarbij ook telkens de begeleiding van samenstelling verandert. Het werk heeft een uitgebreid kleurenpalet met onder meer de alt­hobo, oboe d’amore, basklarinet, piccolotrompet en verschillende saxofoons. Deze kleurenrijkdom moest Ravel zien te behouden in het arrangement voor twee piano’s. Hij heeft dat gedaan door het ostinato ritme soms van de ene naar de andere pianopartij te verplaatsen en de melodie te laten variëren in register, dynamiek en textuur: dan weer gespeeld als losse noten, dan weer als onderdeel van grote akkoorden. Wellicht had Ravel het gevoel dat hij niet veel te verliezen had, want eerder noemde hij zijn Bo­lero ‘een kleinigheid, een orkestraal weefsel zonder muziek.’ Hij wist toen nog niet dat het zijn bekendste werk zou worden.

Het moet voor Maurice Ravel een uitdaging van formaat zijn geweest de Bo­lero te arrangeren voor twee piano’s. Ravel herhaalt de openingsmelodie achttien keer en afgezien van een korte verrassing in E majeur verlaat hij de toonsoort C majeur niet. Het is juist de klankkleur die zich in de Bol­ero ontwikkelt: hoe in de oorspronkelijke orkestversie het ene instrument de melodie overgeeft aan het andere en hoe daarbij ook telkens de begeleiding van samenstelling verandert. Het werk heeft een uitgebreid kleurenpalet met onder meer de alt­hobo, oboe d’amore, basklarinet, piccolotrompet en verschillende saxofoons. Deze kleurenrijkdom moest Ravel zien te behouden in het arrangement voor twee piano’s. Hij heeft dat gedaan door het ostinato ritme soms van de ene naar de andere pianopartij te verplaatsen en de melodie te laten variëren in register, dynamiek en textuur: dan weer gespeeld als losse noten, dan weer als onderdeel van grote akkoorden. Wellicht had Ravel het gevoel dat hij niet veel te verliezen had, want eerder noemde hij zijn Bo­lero ‘een kleinigheid, een orkestraal weefsel zonder muziek.’ Hij wist toen nog niet dat het zijn bekendste werk zou worden.

door Bart de Graaf

Biografie

Geister Duo, duo

In 2021 won het Geister Duo op het ARD Concours in München de eerste prijs plus vijf speciale prijzen. In 2019 had het ook al de tweede prijs van het Schubertconcours voor pianoduo’s in Tsjechië gewonnen, en zowel de eerste prijs als de publieksprijs van het Concours International de Piano à 4 Mains in Monaco.

Het duo verzorgde recitals in de Philharmonie en het Konzerthaus in Berlijn, de Elbphilharmonie in Hamburg, het NDR Funkhaus in Hannover, de Robert-Schumann-Saal in Düsseldorf, het Théâtre des Champs-Élysées in Parijs en Bozar in Brussel, en op de festivals van Nantes, Hohenems en Warschau; ook werd het uitgenodigd door de Folle Journée in Japan en het Seoul Arts Center.

Dubbelconcerten voerden de pianisten uit met het WDR Sinfonieorchester Köln (Bach), het Symphonieorchester des Bayerischen Rundfunks (Mozart), het hr-Sinfonieorchester Frankfurt (Le Carnaval des animaux van Saint-Saëns) en het Orchestre National d’Ile de France (Poulenc). David Salmon en Manuel Vieillard begonnen hun samenwerking in hun studententijd. De een had een solostudie achter de rug aan de Musikhochschule ‘Hanns Eisler’ in Berlijn en de ander aan het Conservatoire National Supérieur de Musique et de Danse in Parijs, waarna ze beiden internationale wedstrijden wonnen.

Hun duovaardigheden perfectioneerden ze bij Emmanuel Strosser aan het Conservatoire à Rayonnement Régional de Paris en Claire Désert aan de masteropleiding van het CNSMD. Als ensemble in residence op het Festival van La Roque d’Anthéron in 2018 en 2019 werkte het duo met Christian Ivaldi en het Trio Wanderer, en in 2020 nam het deel aan de duoklas van Tal & Groethuysen als postdoc aan het Mozarteum Salzburg. Na albums gewijd aan Schumann, Brahms en Dvořák respectievelijk Debussy en Stravinsky brengt het Geister Duo dit jaar het complete oeuvre voor piano vierhandig van Schubert uit op cd.

Het Geister Duo maakt zijn debuut in Het Concertgebouw.