Nog geen account of wachtwoord vergeten? Klik hier
interview

Edith van Moergastel: 'Altviool spelen is hard werken'

door Carine Alders
25 nov. 2019 25 november 2019

Tof, stoer en keigaaf. Het zijn woorden die met enige regelmaat vallen in het gesprek met altvioliste Edith van Moergastel. ‘Er is niks mis met het imago van de altviool, kijk maar naar Tabea Zimmermann!’

‘De altviool is een groot en stoer instrument; in kamermuziek en in het orkest zorgen wij voor een prachtige kleur. Ik vind het niet echt een solo-instrument, tenzij... Tabea is the queen. In augustus speelde ze het Altvioolconcert van Bartók met ons, ze nam gewoon de repetitie over. Wat kan zij met klank toveren, dat is gewoon magisch. Met Tabea als artist in residence is dit seizoen een feest, daar word ik gelukkig van.’

Zelf houdt Edith van ­Moergastel enorm van de rol van de altviool, zowel in het orkest als in kamermuziek. ‘Om altviool te spelen moet je hard werken, vaak overstretchen. Maar als je het echt goed doet, dan is de toevoeging van de kleur van de altviool echt gaaf. Wij zitten altijd middenin de muziek.’ We praten met elkaar in een van de repetitiestudio’s in het nieuwe pand van het Concertgebouworkest, en Edith loopt rond om te demonstreren hoe je met schuivende panelen de akoestiek aan kunt passen aan het ensemble dat speelt.

‘De altviool is een groot en stoer instrument; in kamermuziek en in het orkest zorgen wij voor een prachtige kleur. Ik vind het niet echt een solo-instrument, tenzij... Tabea is the queen. In augustus speelde ze het Altvioolconcert van Bartók met ons, ze nam gewoon de repetitie over. Wat kan zij met klank toveren, dat is gewoon magisch. Met Tabea als artist in residence is dit seizoen een feest, daar word ik gelukkig van.’

Zelf houdt Edith van ­Moergastel enorm van de rol van de altviool, zowel in het orkest als in kamermuziek. ‘Om altviool te spelen moet je hard werken, vaak overstretchen. Maar als je het echt goed doet, dan is de toevoeging van de kleur van de altviool echt gaaf. Wij zitten altijd middenin de muziek.’ We praten met elkaar in een van de repetitiestudio’s in het nieuwe pand van het Concertgebouworkest, en Edith loopt rond om te demonstreren hoe je met schuivende panelen de akoestiek aan kunt passen aan het ensemble dat speelt.

  • Edith van Moergastel

    foto: Renske Vrolijk

    Edith van Moergastel

    foto: Renske Vrolijk

  • Edith van Moergastel

    foto: Renske Vrolijk

    Edith van Moergastel

    foto: Renske Vrolijk

‘Laatst hebben we het Klarinetkwintet van Tristan Keuris hier gerepeteerd. Deze plek geeft een enorme boost aan de kamermuziek, het is echt een cadeau. En dan is het extra leuk om iets terug te kunnen geven: regelmatig spelen we kamermuziek in lunchconcerten bij sponsors van het orkest. Ik vind dat erg leuk om te doen. En wat nog leuker is, is dat je achter de schermen van zo’n bedrijf mag kijken.’

Fijne hoek

In het orkest zit Edith achteraan in de altvioolgroep. ‘Het is een fijne hoek, daar achterin bij de bassen. Vanaf de derde lessenaar voel ik me echt meer op mijn gemak. Je hebt meer overzicht en meer bewegingsruimte. En je kunt de dirigent heel goed zien. We spelen ook wel eens naast de eerste violen. Dat is wat geïsoleerder, maar wat ik laatst gemerkt heb is hoe mooi de klank van de altviool dan mengt met de klank van de hoorns! Op elke plek valt wel iets te ontdekken. Toen ik pas bij het orkest kwam, zat ik naast alviolist Ferdinand Hügel. Op tv had ik vroeger de concerten van het orkest op het Museumplein gezien en achteraan bij de alten was mij een man opgevallen die helemaal in de muziek kroop, met woeste gebaren. En daar kwam ik dus naast te zitten, keigaaf. We hadden een bijzondere band. Elke morgen als ik binnenkwam op de repetitie zei hij: ‘Ha jochie!’ en dan hadden we het over van alles.’

‘Laatst hebben we het Klarinetkwintet van Tristan Keuris hier gerepeteerd. Deze plek geeft een enorme boost aan de kamermuziek, het is echt een cadeau. En dan is het extra leuk om iets terug te kunnen geven: regelmatig spelen we kamermuziek in lunchconcerten bij sponsors van het orkest. Ik vind dat erg leuk om te doen. En wat nog leuker is, is dat je achter de schermen van zo’n bedrijf mag kijken.’

Fijne hoek

In het orkest zit Edith achteraan in de altvioolgroep. ‘Het is een fijne hoek, daar achterin bij de bassen. Vanaf de derde lessenaar voel ik me echt meer op mijn gemak. Je hebt meer overzicht en meer bewegingsruimte. En je kunt de dirigent heel goed zien. We spelen ook wel eens naast de eerste violen. Dat is wat geïsoleerder, maar wat ik laatst gemerkt heb is hoe mooi de klank van de altviool dan mengt met de klank van de hoorns! Op elke plek valt wel iets te ontdekken. Toen ik pas bij het orkest kwam, zat ik naast alviolist Ferdinand Hügel. Op tv had ik vroeger de concerten van het orkest op het Museumplein gezien en achteraan bij de alten was mij een man opgevallen die helemaal in de muziek kroop, met woeste gebaren. En daar kwam ik dus naast te zitten, keigaaf. We hadden een bijzondere band. Elke morgen als ik binnenkwam op de repetitie zei hij: ‘Ha jochie!’ en dan hadden we het over van alles.’

  • Edith van Moergastel

    foto: Renske Vrolijk

    Edith van Moergastel

    foto: Renske Vrolijk

  • Edith van Moergastel

    foto: Renske Vrolijk

    Edith van Moergastel

    foto: Renske Vrolijk

 Bladluis

‘Nu hebben we aan de lessenaar geen vaste partners meer, maar ik zit wel graag rechts. Degene die links zit speelt de bovenste partij, degene die rechts zit slaat de blaadjes om. Het is mijn ambitie om de beste bladluis van de groep te worden.’ In het orkest speelt Edith met oordoppen, die op maat worden gemaakt. ‘Voor sommigen is het een beetje een taboe, maar ik functioneer er beter door. Ik schrik niet bij harde geluiden en kan beter bij mezelf blijven. Het orkest is groter geworden, de instrumenten worden luider, hebben een stralender klank. En koperblazers moeten toch ook een mooie klank kunnen maken zonder zich druk te hoeven maken over de oren van hun collega’s.’

Strijken is ademen

‘De timing met de dirigent is door de afstand wel even wennen. Dan denk ik altijd maar wat mijn collega ­Michael Gieler eens zei: ‘Je moet gewoon ademen.’ Het is fijn als iemand je aanmoedigt om te spelen. ‘Heb moed’, zegt Iván Fischer altijd, een van mijn favoriete dirigenten. Daniel Harding en Andris Nelsons hebben dat ook. Het is een wonder hoe snel ze iedereen op dezelfde golflengte krijgen. Ik denk dat dat ook met ademen te maken heeft, ik snap hun timing.’

 

 Bladluis

‘Nu hebben we aan de lessenaar geen vaste partners meer, maar ik zit wel graag rechts. Degene die links zit speelt de bovenste partij, degene die rechts zit slaat de blaadjes om. Het is mijn ambitie om de beste bladluis van de groep te worden.’ In het orkest speelt Edith met oordoppen, die op maat worden gemaakt. ‘Voor sommigen is het een beetje een taboe, maar ik functioneer er beter door. Ik schrik niet bij harde geluiden en kan beter bij mezelf blijven. Het orkest is groter geworden, de instrumenten worden luider, hebben een stralender klank. En koperblazers moeten toch ook een mooie klank kunnen maken zonder zich druk te hoeven maken over de oren van hun collega’s.’

Strijken is ademen

‘De timing met de dirigent is door de afstand wel even wennen. Dan denk ik altijd maar wat mijn collega ­Michael Gieler eens zei: ‘Je moet gewoon ademen.’ Het is fijn als iemand je aanmoedigt om te spelen. ‘Heb moed’, zegt Iván Fischer altijd, een van mijn favoriete dirigenten. Daniel Harding en Andris Nelsons hebben dat ook. Het is een wonder hoe snel ze iedereen op dezelfde golflengte krijgen. Ik denk dat dat ook met ademen te maken heeft, ik snap hun timing.’

 

In het gezin Van Moergastel werd vroeger veel gezongen. Vader Pieter was organist, theoriedocent aan het Brabants Conservatorium en koor­dirigent, moeder Lia was zangeres. ‘De fijnste jeugdherinneringen heb ik aan de repetities van het kamerkoor Ad Parnassum bij ons thuis. Ik zong ook graag, maar had altijd problemen met de tekst, de rollende r kreeg ik er niet goed uit. Maar nu ik altvioolles geef, zing ik vaak mee. Het bewegen van de strijkstok is eigenlijk net als ademhalen.’ Bij het afscheid van haar deze zomer overleden moeder speelde Edith het Molto sostenuto uit de Eerste suite voor altviool solo van Max Reger. ‘Tabea speelde deze muziek onlangs als toegift na haar concert bij ons. De tranen rolden over mijn wangen. Zo zou ik het ook graag nog eens spelen.’

‘Als vierjarige wilde ik voor de vissen in de vijver spelen met mijn viooltje’

Als kleuter had Edith vioolles bij Loes van Puffelen. ‘Als vierjarige wilde ik voor de vissen in de vijver spelen met mijn viooltje.’ Toen ze een jaar of vijftien werd, viel het juffrouw Loes op dat Edith wel erg lang werd. Ze nam het talent mee naar altviolist Ervin Schiffer. ‘Daar hield ik voor het eerst een altviool in handen om te kijken of het instrument bij me paste. Ik ben meteen ingestroomd in de vooropleiding van het conservatorium en kwam uiteindelijk terecht bij Marjolein Dispa. Haar ben ik heel dankbaar. Zij was er altijd en lette op alle details. Ze hoorde alles en kon het vervolgens heel goed uitleggen. Ze heeft me altijd enorm gesteund. We hebben nog steeds contact, heel tof.’

Stoer

Altviool spelen was niet altijd stoer. ‘Op de middelbare school werd ik er wel mee gepest. Toen hield ik een spreekbeurt over de altviool en liet een stukje van de Vijfde symfonie van Beethoven horen; het pesten was meteen over. Als ik thuis aan het studeren ben en met rode konen mijn studeerkamer uitkom, dan denk ik vaak hoe fijn het is dat ik dit kan. Aan het pleintje waar ik woon zie ik soms jongeren een beetje rondhangen – muziek veel te hard – en dan denk ik: ‘Ga toch altviool spelen!’ Ik speelde ooit een altvioolsonate van Rebecca Clarke en kocht speciaal voor dat concert een leren broek. Ik vond dat goed passen bij muziek van een vrouw die onder haar mannelijke ­pseudoniem (Anthony Trent, red.) veel meer bijval kreeg dan onder haar eigen naam.’

Aan het eind van het gesprek zegt Edith nog lachend: ‘Had ik al gezegd hoe tof Tabea is? Als ze gespeeld heeft, staan alle altviolen van het orkest in de rij om haar te bedanken. Ik heb haar opname van het Altvioolconcert van Franz Anton Hoffmeister – een berucht auditiestuk – helemaal grijs gedraaid. En op haar versie van Brittens Lachrymae ben ik helemaal verliefd. Ze komt dit seizoen nog drie keer, iets om naar uit te kijken!’

Lees ook het interview met Tabea Zimmermann over haar residency: 'Ik ambieer geen selfieshow'

In het gezin Van Moergastel werd vroeger veel gezongen. Vader Pieter was organist, theoriedocent aan het Brabants Conservatorium en koor­dirigent, moeder Lia was zangeres. ‘De fijnste jeugdherinneringen heb ik aan de repetities van het kamerkoor Ad Parnassum bij ons thuis. Ik zong ook graag, maar had altijd problemen met de tekst, de rollende r kreeg ik er niet goed uit. Maar nu ik altvioolles geef, zing ik vaak mee. Het bewegen van de strijkstok is eigenlijk net als ademhalen.’ Bij het afscheid van haar deze zomer overleden moeder speelde Edith het Molto sostenuto uit de Eerste suite voor altviool solo van Max Reger. ‘Tabea speelde deze muziek onlangs als toegift na haar concert bij ons. De tranen rolden over mijn wangen. Zo zou ik het ook graag nog eens spelen.’

‘Als vierjarige wilde ik voor de vissen in de vijver spelen met mijn viooltje’

Als kleuter had Edith vioolles bij Loes van Puffelen. ‘Als vierjarige wilde ik voor de vissen in de vijver spelen met mijn viooltje.’ Toen ze een jaar of vijftien werd, viel het juffrouw Loes op dat Edith wel erg lang werd. Ze nam het talent mee naar altviolist Ervin Schiffer. ‘Daar hield ik voor het eerst een altviool in handen om te kijken of het instrument bij me paste. Ik ben meteen ingestroomd in de vooropleiding van het conservatorium en kwam uiteindelijk terecht bij Marjolein Dispa. Haar ben ik heel dankbaar. Zij was er altijd en lette op alle details. Ze hoorde alles en kon het vervolgens heel goed uitleggen. Ze heeft me altijd enorm gesteund. We hebben nog steeds contact, heel tof.’

Stoer

Altviool spelen was niet altijd stoer. ‘Op de middelbare school werd ik er wel mee gepest. Toen hield ik een spreekbeurt over de altviool en liet een stukje van de Vijfde symfonie van Beethoven horen; het pesten was meteen over. Als ik thuis aan het studeren ben en met rode konen mijn studeerkamer uitkom, dan denk ik vaak hoe fijn het is dat ik dit kan. Aan het pleintje waar ik woon zie ik soms jongeren een beetje rondhangen – muziek veel te hard – en dan denk ik: ‘Ga toch altviool spelen!’ Ik speelde ooit een altvioolsonate van Rebecca Clarke en kocht speciaal voor dat concert een leren broek. Ik vond dat goed passen bij muziek van een vrouw die onder haar mannelijke ­pseudoniem (Anthony Trent, red.) veel meer bijval kreeg dan onder haar eigen naam.’

Aan het eind van het gesprek zegt Edith nog lachend: ‘Had ik al gezegd hoe tof Tabea is? Als ze gespeeld heeft, staan alle altviolen van het orkest in de rij om haar te bedanken. Ik heb haar opname van het Altvioolconcert van Franz Anton Hoffmeister – een berucht auditiestuk – helemaal grijs gedraaid. En op haar versie van Brittens Lachrymae ben ik helemaal verliefd. Ze komt dit seizoen nog drie keer, iets om naar uit te kijken!’

Lees ook het interview met Tabea Zimmermann over haar residency: 'Ik ambieer geen selfieshow'

  • De viool van Edith van Moergastel

    foto: Renske Vrolijk

    De viool van Edith van Moergastel

    foto: Renske Vrolijk

  • De viool van Edith van Moergastel

    foto: Renske Vrolijk

    De viool van Edith van Moergastel

    foto: Renske Vrolijk

De altviool van Edith van Moergastel

Sinds anderhalf jaar speelt Edith van Moergastel op een altviool uit 1845 met de kwalificatie ‘vermoedelijk Panormo-school’. Het instrument werd Edith in bruikleen verstrekt via de Foundation Concertgebouworkest. De Italiaanse familie Panormo bouwde aan het begin van de negentiende eeuw violen in Londen. ‘Het is een kleine alt met een heel mooi geluid, een heel veelzijdige klankkleur.’ Hiervoor speelde Edith op een hedendaagse altviool. ‘Er zijn beslist heel mooie nieuwe instrumenten, maar ik was altijd aan het stoeien met wolftonen (plekken op de snaar waar de altviool niet goed aanspreekt). Ik vond het geluid soms te luid en kon mijn draai niet goed vinden. Ik werd er onzeker van. Deze altviool is al lang in het bezit van het orkest, maar bleef zo’n tien jaar onbespeeld. Henk Rubingh, aanvoerder van de tweede violen, attendeerde mij erop. Deze altviool is heel lief voor mij.’

De altviool van Edith van Moergastel

Sinds anderhalf jaar speelt Edith van Moergastel op een altviool uit 1845 met de kwalificatie ‘vermoedelijk Panormo-school’. Het instrument werd Edith in bruikleen verstrekt via de Foundation Concertgebouworkest. De Italiaanse familie Panormo bouwde aan het begin van de negentiende eeuw violen in Londen. ‘Het is een kleine alt met een heel mooi geluid, een heel veelzijdige klankkleur.’ Hiervoor speelde Edith op een hedendaagse altviool. ‘Er zijn beslist heel mooie nieuwe instrumenten, maar ik was altijd aan het stoeien met wolftonen (plekken op de snaar waar de altviool niet goed aanspreekt). Ik vond het geluid soms te luid en kon mijn draai niet goed vinden. Ik werd er onzeker van. Deze altviool is al lang in het bezit van het orkest, maar bleef zo’n tien jaar onbespeeld. Henk Rubingh, aanvoerder van de tweede violen, attendeerde mij erop. Deze altviool is heel lief voor mij.’

Dit artikel wordt u gratis aangeboden door Preludium. Meer lezen? Abonneer dan nu.