Nog geen account of wachtwoord vergeten? Klik hier
column

Fantoommuziek

door Elmer Schönberger
01 jan. 2017 01 januari 2017

Elmer Schönberg over de esoterische aspecten van muziek.

Opeens denk ik het zeker te weten: echte kunst is van niets iets maken. En niet zomaar iets, maar Iets Groots. Bespaart u mij de tegenargumenten want ze zijn triviaal. Ik weet best dat ‘niets’ een illusie is. Mijn Iets verhoudt zich tot niets als een paperclip tot een stukje ijzerdraad. In materieel opzicht niet niks, zo’n stukje ijzerdraad, maar in vergelijking met de paperclip toch verwaarloosbaar.

Neem La mer. Zelfs in het hypothetische geval dat alle akkoorden en melodische wendingen van dit stuk al eens eerder hebben geklonken, dan nog is Debussy’s symfonische triptiek een iets waaraan niets voorafgaat. Nu zit La mer toevallig in mijn hoofd, maar het had ook Stravinsky’s Orpheus of Falla’s Klavecimbelconcert kunnen zijn.

Nu heeft dit tamelijk lukraak gekozen drietal beslist ook stukken geschreven waarin het wonder van het tot-iets-gemaakte-niets zich niet voltrekt. Maar al bevinden zich daar voortreffelijke en zelfs opwindende composities onder, ze zijn van wezenlijk andere orde. In echte grote van-niets-tot-iets-werken kan, onderhuids of zelfs aan de oppervlakte, nog zo veel muzikale geschiedenis ­doorklinken, in eerste en laatste instantie verwijzen zij naar een elders, voorbije klank of ­ritme.

Opeens denk ik het zeker te weten: echte kunst is van niets iets maken. En niet zomaar iets, maar Iets Groots. Bespaart u mij de tegenargumenten want ze zijn triviaal. Ik weet best dat ‘niets’ een illusie is. Mijn Iets verhoudt zich tot niets als een paperclip tot een stukje ijzerdraad. In materieel opzicht niet niks, zo’n stukje ijzerdraad, maar in vergelijking met de paperclip toch verwaarloosbaar.

Neem La mer. Zelfs in het hypothetische geval dat alle akkoorden en melodische wendingen van dit stuk al eens eerder hebben geklonken, dan nog is Debussy’s symfonische triptiek een iets waaraan niets voorafgaat. Nu zit La mer toevallig in mijn hoofd, maar het had ook Stravinsky’s Orpheus of Falla’s Klavecimbelconcert kunnen zijn.

Nu heeft dit tamelijk lukraak gekozen drietal beslist ook stukken geschreven waarin het wonder van het tot-iets-gemaakte-niets zich niet voltrekt. Maar al bevinden zich daar voortreffelijke en zelfs opwindende composities onder, ze zijn van wezenlijk andere orde. In echte grote van-niets-tot-iets-werken kan, onderhuids of zelfs aan de oppervlakte, nog zo veel muzikale geschiedenis ­doorklinken, in eerste en laatste instantie verwijzen zij naar een elders, voorbije klank of ­ritme.

  • Elmer Schönberger

    foto: Violette Baudet

    Elmer Schönberger

    foto: Violette Baudet

  • Elmer Schönberger

    foto: Violette Baudet

    Elmer Schönberger

    foto: Violette Baudet

Niet naar een gevoel of een emotie, dat is te gemakkelijk, ook niet naar een voorstelling of een idee, dat is te concreet, maar naar iets veel ongrijpbaarders, ergens ver weg, een enkele keer zelfs heel ver weg. Muziek als ‘een geheimzinnige mathematica, waarvan de bouwstenen uit het Oneindige stammen’, om met de componist van La mer te spreken.

Maar wat is dat verre ongrijpbare anders dan de muziek zelf? Misschien bedoelde Stravinsky dat toen hij zei dat muziek niet in staat is iets uit te drukken. Muziek als tautologie. En nee, aan deze vaststelling kleeft evenmin iets esoterisch als aan uit de ether opgevangen kortegolfsignalen.

In De eilanden, een vroege verhalenbundel van de alweer bijna vergeten A. Alberts, vangt een man de verwaaide klanken van een verre muziekkapel op. ‘Zo, dacht ik, zal over een paar honderd jaar iemand hier staan en deze muziek horen en weten dat zij door geesten wordt gespeeld. Door de geesten van de leden van de muziekkapel, die allemaal dood zijn en eenmaal in de zoveel tijd uit hun graf stijgen en naar de achterweg komen om te repeteren voor hun Laatste Mars.’ Muziek als fantoom. Is dat niet ook wat we horen als we in de concertzaal of voor de luidspreker naar Iets Groots luisteren?

De inspanningen van de musici kunnen nog zo concreet en fysiek zijn, de eigenlijke muziek komt van elders, om het even of het een Laatste Mars of La mer is.

Niet naar een gevoel of een emotie, dat is te gemakkelijk, ook niet naar een voorstelling of een idee, dat is te concreet, maar naar iets veel ongrijpbaarders, ergens ver weg, een enkele keer zelfs heel ver weg. Muziek als ‘een geheimzinnige mathematica, waarvan de bouwstenen uit het Oneindige stammen’, om met de componist van La mer te spreken.

Maar wat is dat verre ongrijpbare anders dan de muziek zelf? Misschien bedoelde Stravinsky dat toen hij zei dat muziek niet in staat is iets uit te drukken. Muziek als tautologie. En nee, aan deze vaststelling kleeft evenmin iets esoterisch als aan uit de ether opgevangen kortegolfsignalen.

In De eilanden, een vroege verhalenbundel van de alweer bijna vergeten A. Alberts, vangt een man de verwaaide klanken van een verre muziekkapel op. ‘Zo, dacht ik, zal over een paar honderd jaar iemand hier staan en deze muziek horen en weten dat zij door geesten wordt gespeeld. Door de geesten van de leden van de muziekkapel, die allemaal dood zijn en eenmaal in de zoveel tijd uit hun graf stijgen en naar de achterweg komen om te repeteren voor hun Laatste Mars.’ Muziek als fantoom. Is dat niet ook wat we horen als we in de concertzaal of voor de luidspreker naar Iets Groots luisteren?

De inspanningen van de musici kunnen nog zo concreet en fysiek zijn, de eigenlijke muziek komt van elders, om het even of het een Laatste Mars of La mer is.

Dit artikel wordt u gratis aangeboden door Preludium. Meer lezen? Abonneer dan nu.