Nog geen account of wachtwoord vergeten? Klik hier
interview

Dirigent Fabio Luisi: ‘Voor een orkest gaan staan is als een date’

door Frederike Berntsen
13 mei 2022 13 mei 2022

Fabio Luisi leidt deze maand de openbare Ammodo Masterclass dirigeren bij het Concertgebouworkest. Een aantal uitverkoren talenten zal van zijn inzichten kunnen profiteren. Kan hij het geheim van het dirigeren ontrafelen?

  • Fabio Luisi

    foto: Barbara Luisi

    Fabio Luisi

    foto: Barbara Luisi

  • Fabio Luisi

    foto: Barbara Luisi

    Fabio Luisi

    foto: Barbara Luisi

Handen gaan ten hemel, blikken van genot. Geweldig stuk! Dirigent Fabio Luisi en pianist Yefim Bronfman zijn het eens. Beiden komen net uit een repetitie met het Concertgebouworkest [dit interview vond plaats in maart 2022, red.], ze hebben Rachmaninoffs Derde pianoconcert doorgenomen. Mogen we Luisi even strikken, na zijn werk in de Grote Zaal? Graag willen we met hem praten over dirigeren, over hoe bijvoorbeeld een orkestwerk tot leven kan komen en wat een dirigent kan bewerkstelligen.

Als chef-dirigent is Fabio Luisi verbonden aan het Deens Nationaal Symfonieorkest en het Dallas ­Sym­phony Orchestra, ook is hij ­artistiek directeur van het Opernhaus Zürich. Hij heeft op het internationale toneel al heel wat vlieguren achter de rug. Wat heeft hem tot een dirigent van deze statuur gemaakt?

‘Om dirigent te zijn, moet je in de eerste plaats een goede musicus zijn’, stelt Luisi. ‘Dat is belangrijker dan het kunnen coör­dineren van een orkest. Natuurlijk willen de orkestmusici je gebaren en je ­lichaamstaal kunnen begrijpen, maar dat is slechts een klein onderdeel van wat je als dirigent in huis zou moeten hebben.

De ervaring die je zelf hebt met het bespelen van een instrument, en niet zomaar een beetje, is de enige manier om te kunnen begrijpen hoe geluid wordt geproduceerd. Samen zijn met je instrument, dat dat bijna voelt als een vriend op wie je kunt vertrouwen, dat is noodzakelijk. Voor mij was en is dat de piano.’

‘Het moeilijkste van alles: hoe communiceer je waar de muziek over gaat?’

De dirigent formuleert nauwgezet. Het moeilijkste van alles vindt hij: hoe communiceer je waar de muziek over gaat? ‘Muziek begint daar waar woorden niet meer volstaan. Iedereen heeft een andere lichaamstaal, iedereen zit fysiek anders in elkaar. Hoe kun je datgene wat de muziek te vertellen heeft, in je eigen lichaam incorporeren? Moeilijk, heel moeilijk, het kostte mij althans enorm veel tijd. Het sleutelwoord is reductie. Alles wegnemen wat niet nodig is, tot de essentie komen, dan komt je boodschap met een grotere directheid over en is deze het sterkst.’

We denken onmiddellijk aan Herbert Blomstedt en wijlen Bernard Haitink… ‘Minimalisme in het dirigeren is een keuze. Iemand als Blomstedt weet dat hij door nauwelijks iets te doen het meeste kan bereiken. Haitink wist dat ook. Ze kwamen op latere leeftijd tot deze essentie. Ze vertrouwen het orkest en doen met hun lichaamstaal alleen het broodnodige. Ze gaan tot de kern.

‘In grote gebaren ligt niet de ware expressie’

Het gaat niet om het tempo, niet eens om of iedereen wel samen is, het gaat erom dat deze dirigenten exact communiceren waarover de muziek gaat. Daarvoor moet je eerst als dirigent precies weten waarover de muziek gaat voor jou. Dat betekent studeren, studeren, studeren. Als je overtuigd bent van wat je doet heb je niet veel nodig, geen grote gebaren of spektakel. Daarin ligt niet de ware expressie.’

Handen gaan ten hemel, blikken van genot. Geweldig stuk! Dirigent Fabio Luisi en pianist Yefim Bronfman zijn het eens. Beiden komen net uit een repetitie met het Concertgebouworkest [dit interview vond plaats in maart 2022, red.], ze hebben Rachmaninoffs Derde pianoconcert doorgenomen. Mogen we Luisi even strikken, na zijn werk in de Grote Zaal? Graag willen we met hem praten over dirigeren, over hoe bijvoorbeeld een orkestwerk tot leven kan komen en wat een dirigent kan bewerkstelligen.

Als chef-dirigent is Fabio Luisi verbonden aan het Deens Nationaal Symfonieorkest en het Dallas ­Sym­phony Orchestra, ook is hij ­artistiek directeur van het Opernhaus Zürich. Hij heeft op het internationale toneel al heel wat vlieguren achter de rug. Wat heeft hem tot een dirigent van deze statuur gemaakt?

‘Om dirigent te zijn, moet je in de eerste plaats een goede musicus zijn’, stelt Luisi. ‘Dat is belangrijker dan het kunnen coör­dineren van een orkest. Natuurlijk willen de orkestmusici je gebaren en je ­lichaamstaal kunnen begrijpen, maar dat is slechts een klein onderdeel van wat je als dirigent in huis zou moeten hebben.

De ervaring die je zelf hebt met het bespelen van een instrument, en niet zomaar een beetje, is de enige manier om te kunnen begrijpen hoe geluid wordt geproduceerd. Samen zijn met je instrument, dat dat bijna voelt als een vriend op wie je kunt vertrouwen, dat is noodzakelijk. Voor mij was en is dat de piano.’

‘Het moeilijkste van alles: hoe communiceer je waar de muziek over gaat?’

De dirigent formuleert nauwgezet. Het moeilijkste van alles vindt hij: hoe communiceer je waar de muziek over gaat? ‘Muziek begint daar waar woorden niet meer volstaan. Iedereen heeft een andere lichaamstaal, iedereen zit fysiek anders in elkaar. Hoe kun je datgene wat de muziek te vertellen heeft, in je eigen lichaam incorporeren? Moeilijk, heel moeilijk, het kostte mij althans enorm veel tijd. Het sleutelwoord is reductie. Alles wegnemen wat niet nodig is, tot de essentie komen, dan komt je boodschap met een grotere directheid over en is deze het sterkst.’

We denken onmiddellijk aan Herbert Blomstedt en wijlen Bernard Haitink… ‘Minimalisme in het dirigeren is een keuze. Iemand als Blomstedt weet dat hij door nauwelijks iets te doen het meeste kan bereiken. Haitink wist dat ook. Ze kwamen op latere leeftijd tot deze essentie. Ze vertrouwen het orkest en doen met hun lichaamstaal alleen het broodnodige. Ze gaan tot de kern.

‘In grote gebaren ligt niet de ware expressie’

Het gaat niet om het tempo, niet eens om of iedereen wel samen is, het gaat erom dat deze dirigenten exact communiceren waarover de muziek gaat. Daarvoor moet je eerst als dirigent precies weten waarover de muziek gaat voor jou. Dat betekent studeren, studeren, studeren. Als je overtuigd bent van wat je doet heb je niet veel nodig, geen grote gebaren of spektakel. Daarin ligt niet de ware expressie.’

  • Fabio Luisi

    foto: Peter Tollenaar

    Fabio Luisi

    foto: Peter Tollenaar

  • Fabio Luisi

    foto: Peter Tollenaar

    Fabio Luisi

    foto: Peter Tollenaar

‘Aan dirigenten in de dop vraag ik altijd: Wat wil je? Wat wil je dat er klinkt? Verdriet, pijn, spierballen? Dan: Hoe vertaal je dat voor het orkest? Je moet jezelf duidelijk kunnen maken. Veel studenten weten niet wat ze willen. Als je geen idee hebt, valt er ook niets te communiceren. Ze kennen vaak de technische kant, waar gaat de vierkwartsmaat over in een driekwartsmaat, waar moet er gediviseerd gespeeld worden, enzovoort. Maar waar de muziek over gaat, weten ze vaak niet. Daar hebben ze niet op gestudeerd, dat moet je leren. Het gaat erom waar ze naar moeten zoeken bij het studeren. Een masterclass kan een hint in die richting geven.’

‘Een doorgewinterd orkest zit niet te wachten op iemand die de maat slaat’

‘Een doorgewinterd orkest is thuis in zo enorm veel repertoire. Zo’n orkest zit niet te wachten op iemand die de maat slaat, de musici verwachten iemand met een idee, iemand die de intentie van de muziek met ze deelt. Pas dan willen ze muziek met je maken. Of je op een gegeven moment de juiste interpretatie te pakken hebt, weet je nooit. Als ik voor een orkest ga staan, weet ik wat ik doe. Ik vraag me op het moment dat ik dirigeer niet af: wil ik dit wel, deze interpretatie? Maar een inzicht kan direct na het concert al veranderd zijn. Je hebt ook weer zoveel van het orkest geleerd, de musici hebben hun eigen visie met je gedeeld. Zo stop je nooit met leren. Dat is de schoonheid van mijn werk.’

Hoe is dat, voor een orkest gaan staan, is dat makkelijk? ‘Ik ben zelf nogal verlegen. Daar moet ik mee leven. Ik probeer mezelf te zijn voor een orkest. Ik ben gereserveerd, en open mezelf niet zo makkelijk, totdat er een gelijkwaardig vertrouwen is. Net als wanneer je iemand leert kennen. Voor een orkest gaan staan is als een date. Je weet niet hoe het zal gaan. Ik ben nerveus, maar moet en wil de musici helpen.’

‘Het wordt steeds moeilijker met de jaren, vind ik. Ik voel verantwoordelijkheid om het zo goed mogelijk te doen, ook en vooral naar de muziek toe. Zou de componist blij zijn, zou hij accepteren hoe ik de muziek interpreteer? Als je jong bent zijn veel dingen makkelijk, met de leeftijd worden diezelfde dingen lastiger. We moeten iets kinderlijks behouden, en iets van leggerezza hebben. Die lichtheid vind ik lastig, daar heb ik niet zoveel van, ik werk daar nog steeds hard aan.’

‘Aan dirigenten in de dop vraag ik altijd: Wat wil je? Wat wil je dat er klinkt? Verdriet, pijn, spierballen? Dan: Hoe vertaal je dat voor het orkest? Je moet jezelf duidelijk kunnen maken. Veel studenten weten niet wat ze willen. Als je geen idee hebt, valt er ook niets te communiceren. Ze kennen vaak de technische kant, waar gaat de vierkwartsmaat over in een driekwartsmaat, waar moet er gediviseerd gespeeld worden, enzovoort. Maar waar de muziek over gaat, weten ze vaak niet. Daar hebben ze niet op gestudeerd, dat moet je leren. Het gaat erom waar ze naar moeten zoeken bij het studeren. Een masterclass kan een hint in die richting geven.’

‘Een doorgewinterd orkest zit niet te wachten op iemand die de maat slaat’

‘Een doorgewinterd orkest is thuis in zo enorm veel repertoire. Zo’n orkest zit niet te wachten op iemand die de maat slaat, de musici verwachten iemand met een idee, iemand die de intentie van de muziek met ze deelt. Pas dan willen ze muziek met je maken. Of je op een gegeven moment de juiste interpretatie te pakken hebt, weet je nooit. Als ik voor een orkest ga staan, weet ik wat ik doe. Ik vraag me op het moment dat ik dirigeer niet af: wil ik dit wel, deze interpretatie? Maar een inzicht kan direct na het concert al veranderd zijn. Je hebt ook weer zoveel van het orkest geleerd, de musici hebben hun eigen visie met je gedeeld. Zo stop je nooit met leren. Dat is de schoonheid van mijn werk.’

Hoe is dat, voor een orkest gaan staan, is dat makkelijk? ‘Ik ben zelf nogal verlegen. Daar moet ik mee leven. Ik probeer mezelf te zijn voor een orkest. Ik ben gereserveerd, en open mezelf niet zo makkelijk, totdat er een gelijkwaardig vertrouwen is. Net als wanneer je iemand leert kennen. Voor een orkest gaan staan is als een date. Je weet niet hoe het zal gaan. Ik ben nerveus, maar moet en wil de musici helpen.’

‘Het wordt steeds moeilijker met de jaren, vind ik. Ik voel verantwoordelijkheid om het zo goed mogelijk te doen, ook en vooral naar de muziek toe. Zou de componist blij zijn, zou hij accepteren hoe ik de muziek interpreteer? Als je jong bent zijn veel dingen makkelijk, met de leeftijd worden diezelfde dingen lastiger. We moeten iets kinderlijks behouden, en iets van leggerezza hebben. Die lichtheid vind ik lastig, daar heb ik niet zoveel van, ik werk daar nog steeds hard aan.’

Dit artikel wordt u gratis aangeboden door Preludium. Meer lezen? Abonneer dan nu.