Nog geen account of wachtwoord vergeten? Klik hier

Evgeny Kissin & Concertgebouworkest: Prokofjev

Evgeny Kissin & Concertgebouworkest: Prokofjev

Grote Zaal
30 november 2025
14.15 uur

Print dit programma

Koninklijk Concertgebouworkest
Semyon Bychkov dirigent
Evgeny Kissin piano

Dit programma maakt deel uit van de series D, E en Z.

Het concert wordt live op de radio uitgezonden door AVROTROS via NPO Klassiek.

Ook interessant:
- 8 onvoltooide composities
- Het artikel over Evgeny Kissin

FRANZ SCHUBERT (1797-1828)

Symfonie nr. 8 in b kl.t., D 759 (1822)
’Onvoltooide’
Allegro moderato 
Andante con moto 

SERGEJ PROKOFJEV (1891-1953)

Pianoconcert nr. 1 in Des gr.t., op. 10 (1911)  
Allegro brioso
Andante assai 
Allegro scherzando 

pauze ± 15.10 uur

LUDWIG VAN BEETHOVEN (1770-1827)   

Symfonie nr. 2 in D gr.t., op. 36 (1801-02)   
Adagio – Allegro con brio 
Larghetto 
Scherzo: Allegro 
Allegro molto
                               

einde ± 16.20 uur

          

Grote Zaal 30 november 2025 14.15 uur

Koninklijk Concertgebouworkest
Semyon Bychkov dirigent
Evgeny Kissin piano

Dit programma maakt deel uit van de series D, E en Z.

Het concert wordt live op de radio uitgezonden door AVROTROS via NPO Klassiek.

Ook interessant:
- 8 onvoltooide composities
- Het artikel over Evgeny Kissin

FRANZ SCHUBERT (1797-1828)

Symfonie nr. 8 in b kl.t., D 759 (1822)
’Onvoltooide’
Allegro moderato 
Andante con moto 

SERGEJ PROKOFJEV (1891-1953)

Pianoconcert nr. 1 in Des gr.t., op. 10 (1911)  
Allegro brioso
Andante assai 
Allegro scherzando 

pauze ± 15.10 uur

LUDWIG VAN BEETHOVEN (1770-1827)   

Symfonie nr. 2 in D gr.t., op. 36 (1801-02)   
Adagio – Allegro con brio 
Larghetto 
Scherzo: Allegro 
Allegro molto
                               

einde ± 16.20 uur

          

Toelichting

Franz Schubert (1797-1828)

Achtste symfonie

door Michiel Jongejan

De Achtste symfonie in b klein, beter bekend als de ‘Unvollendete’, is de afgelopen anderhalve eeuw uitgegroeid tot de populairste en meest geliefde symfonie van Franz Schubert. Toch duurde het enige tijd voor het werk zijn weg naar de concertpodia had gevonden; de ‘Unvollendete’ werd pas zevenendertig jaar na Schuberts dood voor het eerst uitgevoerd. Er blijven veel vragen onbeantwoord over de totstandkoming van de compositie. Het manuscript van de eerste twee delen is bijvoorbeeld gedateerd op 30 oktober 1822, zes jaar voordat de componist overleed. Het derde deel is onvoltooid gebleven. Verder was er geen enkel document te vinden dat aan de symfonie refereerde, tot een briefwisseling uit 1842 tussen de bezitter van het manuscript en zijn broer een eind maakte aan de stilte rond de onvoltooide symfonie.
Voor wie schreef Schubert deze symfonie? Waarom stopte hij na het componeren van twee delen? Het zijn raadsels die bijgedragen hebben aan de bijzondere status die de ‘Unvollendete’ in het gehele symfonische repertoire inneemt. 

In het eerste deel vinden we twee hoofdthema’s die een uitstekend voorbeeld vormen van de schoonheid en onvergetelijkheid van Schuberts melodieën. De symfonie begint met een melodie die door de cello’s en contrabassen onbegeleid wordt ingezet. Het bekende tweede thema verschijnt voor het eerst in maat 42 en heeft dankzij een gepuncteerd ritme met nadruk op de tweede tel een dansant karakter als contrast. 

De voor een symfonie ongebruikelijke toonsoort b klein werd in de achttiende eeuw als bizar, onbehaaglijk en zelfs uitgesproken zwaarmoedig bestempeld. Schubert gebruikte deze toonsoort dan ook voor enkele van zijn meest aangrijpende liederen, zoals Abschied, Nur wer die Sehnsucht kennt en Einsamkeit. Ook de toonsoort van het tweede deel van de ‘Unvollendete’, E groot, is opmerkelijk omdat deze vrij ver afstaat van die van het eerste deel. Schubert schreef in deze toonsoort veel liederen met als onderwerp liefde, bloei en dromen. Enkele voorbeelden zijn Erwartung, Sprache der Liebe en Der Lindenbaum. Het positieve en idyllische karakter dat deze liederen uitstralen, vinden we ook terug in het langzame deel van de ‘Unvollendete’. De instrumentatie is hier zeer rijk, maar omdat Schubert de nadruk legt op duetten tussen instrumenten uit de buitenste registers wordt de muziek nooit te zwaar.

De Achtste symfonie in b klein, beter bekend als de ‘Unvollendete’, is de afgelopen anderhalve eeuw uitgegroeid tot de populairste en meest geliefde symfonie van Franz Schubert. Toch duurde het enige tijd voor het werk zijn weg naar de concertpodia had gevonden; de ‘Unvollendete’ werd pas zevenendertig jaar na Schuberts dood voor het eerst uitgevoerd. Er blijven veel vragen onbeantwoord over de totstandkoming van de compositie. Het manuscript van de eerste twee delen is bijvoorbeeld gedateerd op 30 oktober 1822, zes jaar voordat de componist overleed. Het derde deel is onvoltooid gebleven. Verder was er geen enkel document te vinden dat aan de symfonie refereerde, tot een briefwisseling uit 1842 tussen de bezitter van het manuscript en zijn broer een eind maakte aan de stilte rond de onvoltooide symfonie.
Voor wie schreef Schubert deze symfonie? Waarom stopte hij na het componeren van twee delen? Het zijn raadsels die bijgedragen hebben aan de bijzondere status die de ‘Unvollendete’ in het gehele symfonische repertoire inneemt. 

In het eerste deel vinden we twee hoofdthema’s die een uitstekend voorbeeld vormen van de schoonheid en onvergetelijkheid van Schuberts melodieën. De symfonie begint met een melodie die door de cello’s en contrabassen onbegeleid wordt ingezet. Het bekende tweede thema verschijnt voor het eerst in maat 42 en heeft dankzij een gepuncteerd ritme met nadruk op de tweede tel een dansant karakter als contrast. 

De voor een symfonie ongebruikelijke toonsoort b klein werd in de achttiende eeuw als bizar, onbehaaglijk en zelfs uitgesproken zwaarmoedig bestempeld. Schubert gebruikte deze toonsoort dan ook voor enkele van zijn meest aangrijpende liederen, zoals Abschied, Nur wer die Sehnsucht kennt en Einsamkeit. Ook de toonsoort van het tweede deel van de ‘Unvollendete’, E groot, is opmerkelijk omdat deze vrij ver afstaat van die van het eerste deel. Schubert schreef in deze toonsoort veel liederen met als onderwerp liefde, bloei en dromen. Enkele voorbeelden zijn Erwartung, Sprache der Liebe en Der Lindenbaum. Het positieve en idyllische karakter dat deze liederen uitstralen, vinden we ook terug in het langzame deel van de ‘Unvollendete’. De instrumentatie is hier zeer rijk, maar omdat Schubert de nadruk legt op duetten tussen instrumenten uit de buitenste registers wordt de muziek nooit te zwaar.

  • Franz Schubert, geschilderd door zijn vriend Leopold Kupelwieser, jaartal onbekend

    Door: Leopold Kupelwieser

    Franz Schubert, geschilderd door zijn vriend Leopold Kupelwieser, jaartal onbekend

    Door: Leopold Kupelwieser

  • Franz Schubert, geschilderd door zijn vriend Leopold Kupelwieser, jaartal onbekend

    Door: Leopold Kupelwieser

    Franz Schubert, geschilderd door zijn vriend Leopold Kupelwieser, jaartal onbekend

    Door: Leopold Kupelwieser

Franz Schubert, geschilderd door zijn vriend Leopold Kupelwieser, jaartal onbekend

Franz Schubert, geschilderd door zijn vriend Leopold Kupelwieser, jaartal onbekend

door Michiel Jongejan

Sergeij Prokofjev (1891-1953)

Eerste pianoconcert

door Onno Schoonderwoerd

De première van Sergej Prokof­jevs Eerste pianoconcert, in 1912, veroorzaakte groot ­tumult. En meer nog zijn keuze het werk in 1914 te spelen tijdens het Anton Rubinstein-concours, in plaats van een meer gebruikelijk virtuozenconcert. Prokofjev won overigens: geen van de juryleden kon hem op feilen betrappen, ook al lazen ze mee in de partituren die hij speciaal voor de gelegenheid had laten drukken.

Volgens zijn autobiografie had Prokofjev Nikolaj Rimski-Korsakovs pianoconcert als vertrekpunt gebruikt voor de compacte vorm, die hij omschreef als een ‘sonate-allegro, met een opening die na de expositie en aan het slot wordt herhaald, en met een kort andante voorafgaand aan de doorwerking, die op haar beurt de gedaante van een scherzo aanneemt, en een cadens als inleiding voor de reprise’. Hoe juist deze bliksemanalyse ook is, zij gaat voorbij aan de eigengereide inrichting van de muzikale structuur. Veel details zijn terug te voeren op de ritmiek van het openingsthema en op de motorische bewegingen, virtuoos loopjeswerk en ritmes van drie-tegen-twee noten uit de eerste pianosolo. Er zijn min of meer ‘traditionele’ elementen – waaronder een soms skrjabineske chromatiek en een majestueus openingsgebaar à la Tsjaikovski – maar Prokofjev vermijdt doelbewust zijn thema’s te ontwikkelen. Wel verschuift de grondtoon in moordend tempo – in de finale in precies de omgekeerde richting als aan het begin.  

Prokofjevs Eerste pianoconcert heeft tot nog toe slechts zes keer bij het Concertgebouworkest op het programma gestaan. Bij de eerste uitvoering, op 28 januari 1932, was Sergej Prokofjev zelf de solist. Prokofjev dirigeerde bij die gelegenheid ook zijn Pas d’acier, verder stond het concert onder leiding van Pierre Monteux. De laatste uitvoering was op 23 juni 2017 onder Pietari Inkinen met Alexander Gavrylyuk als solist.

De première van Sergej Prokof­jevs Eerste pianoconcert, in 1912, veroorzaakte groot ­tumult. En meer nog zijn keuze het werk in 1914 te spelen tijdens het Anton Rubinstein-concours, in plaats van een meer gebruikelijk virtuozenconcert. Prokofjev won overigens: geen van de juryleden kon hem op feilen betrappen, ook al lazen ze mee in de partituren die hij speciaal voor de gelegenheid had laten drukken.

Volgens zijn autobiografie had Prokofjev Nikolaj Rimski-Korsakovs pianoconcert als vertrekpunt gebruikt voor de compacte vorm, die hij omschreef als een ‘sonate-allegro, met een opening die na de expositie en aan het slot wordt herhaald, en met een kort andante voorafgaand aan de doorwerking, die op haar beurt de gedaante van een scherzo aanneemt, en een cadens als inleiding voor de reprise’. Hoe juist deze bliksemanalyse ook is, zij gaat voorbij aan de eigengereide inrichting van de muzikale structuur. Veel details zijn terug te voeren op de ritmiek van het openingsthema en op de motorische bewegingen, virtuoos loopjeswerk en ritmes van drie-tegen-twee noten uit de eerste pianosolo. Er zijn min of meer ‘traditionele’ elementen – waaronder een soms skrjabineske chromatiek en een majestueus openingsgebaar à la Tsjaikovski – maar Prokofjev vermijdt doelbewust zijn thema’s te ontwikkelen. Wel verschuift de grondtoon in moordend tempo – in de finale in precies de omgekeerde richting als aan het begin.  

Prokofjevs Eerste pianoconcert heeft tot nog toe slechts zes keer bij het Concertgebouworkest op het programma gestaan. Bij de eerste uitvoering, op 28 januari 1932, was Sergej Prokofjev zelf de solist. Prokofjev dirigeerde bij die gelegenheid ook zijn Pas d’acier, verder stond het concert onder leiding van Pierre Monteux. De laatste uitvoering was op 23 juni 2017 onder Pietari Inkinen met Alexander Gavrylyuk als solist.

  • Serge Prokofjev

    achter de piano

    Serge Prokofjev

    achter de piano

  • Serge Prokofjev

    achter de piano

    Serge Prokofjev

    achter de piano

door Onno Schoonderwoerd

Ludwig van Beethoven (1770-1827)

Tweede symfonie

door Sabien van Dale

In de lente van 1802 trok Ludwig van Beethoven naar het plattelandsdorp Heiligenstadt. In plaats van de helende werking van de rust en de gezonde buitenlucht die hij er op doktersadvies zocht, kwam hij terecht in een diepe depressie. Een geloofs- en identiteitscrisis ten gevolge van zijn opkomende doofheid zette hem aan tot het schrijven van het beroemde ‘Heiligenstädter Testament’, een openhartige maar nooit verstuurde brief aan zijn broers. 

Beethovens Tweede symfonie is vooral een uiting van een diep verscholen kracht om zichzelf te overwinnen

De Tweede symfonie, die in dezelfde periode ontstond, is geen rechtstreekse neerslag van Beethovens geestes­toestand maar typerend voor de toewijding waarmee hij zijn kunst als het hoogste goed bejegende. Het was voor hem zelfs de enige uitweg om zich te distantiëren van de psychologische afgrond waarin hij zich bevond. Vaak beschreven als een zonnig werk, is deze symfonie vooral een uiting van een diep verscholen kracht om zichzelf te overwinnen. Net die houding markeert het verschil tussen Beethoven en zijn voorgangers. Er zijn nog wel invloeden van Haydn en Mozart, maar ze zijn verwaarloosbaar in de overheersend progressieve geest van het werk.

De langzame inleiding is merkbaar langer uitgewerkt en vormt een reservoir van thematische kerngedachten van de symfonie. Het aansluitende Allegro kenmerkt zich door een lustig, veerkrachtig eerste thema en een fier, viriel tweede thema. In het Larghetto contrasteren twee melodische bouwstenen: het eerste ingehouden poëtisch en het tweede lyrisch door de cello’s uitgedragen. Beethoven voegt er nog een derde gedachte aan toe, waarmee hij het geheel tot een prachtige climax brengt alvorens terug te keren tot het vertrekpunt. Voor het derde deel mag voor het eerst de aanduiding Scherzo het klassieke Menuet vervangen. Niet minder dan een boud statement, een onstuimige dans in de armen van de toekomst. Beethoven zet de puntige accenten en de keuze voor kleurrijke interventies van de blazers nog vindingrijker door in de finale. De gedurfde orkestrale vaart wordt net voor het razende slot even afgeremd voor een zangerig intermezzo.

In de lente van 1802 trok Ludwig van Beethoven naar het plattelandsdorp Heiligenstadt. In plaats van de helende werking van de rust en de gezonde buitenlucht die hij er op doktersadvies zocht, kwam hij terecht in een diepe depressie. Een geloofs- en identiteitscrisis ten gevolge van zijn opkomende doofheid zette hem aan tot het schrijven van het beroemde ‘Heiligenstädter Testament’, een openhartige maar nooit verstuurde brief aan zijn broers. 

Beethovens Tweede symfonie is vooral een uiting van een diep verscholen kracht om zichzelf te overwinnen

De Tweede symfonie, die in dezelfde periode ontstond, is geen rechtstreekse neerslag van Beethovens geestes­toestand maar typerend voor de toewijding waarmee hij zijn kunst als het hoogste goed bejegende. Het was voor hem zelfs de enige uitweg om zich te distantiëren van de psychologische afgrond waarin hij zich bevond. Vaak beschreven als een zonnig werk, is deze symfonie vooral een uiting van een diep verscholen kracht om zichzelf te overwinnen. Net die houding markeert het verschil tussen Beethoven en zijn voorgangers. Er zijn nog wel invloeden van Haydn en Mozart, maar ze zijn verwaarloosbaar in de overheersend progressieve geest van het werk.

De langzame inleiding is merkbaar langer uitgewerkt en vormt een reservoir van thematische kerngedachten van de symfonie. Het aansluitende Allegro kenmerkt zich door een lustig, veerkrachtig eerste thema en een fier, viriel tweede thema. In het Larghetto contrasteren twee melodische bouwstenen: het eerste ingehouden poëtisch en het tweede lyrisch door de cello’s uitgedragen. Beethoven voegt er nog een derde gedachte aan toe, waarmee hij het geheel tot een prachtige climax brengt alvorens terug te keren tot het vertrekpunt. Voor het derde deel mag voor het eerst de aanduiding Scherzo het klassieke Menuet vervangen. Niet minder dan een boud statement, een onstuimige dans in de armen van de toekomst. Beethoven zet de puntige accenten en de keuze voor kleurrijke interventies van de blazers nog vindingrijker door in de finale. De gedurfde orkestrale vaart wordt net voor het razende slot even afgeremd voor een zangerig intermezzo.

  • Ludwig van Beethoven

    Friedrich August von Kloeber, 1818

    Ludwig van Beethoven

    Friedrich August von Kloeber, 1818

  • Ludwig van Beethoven

    Friedrich August von Kloeber, 1818

    Ludwig van Beethoven

    Friedrich August von Kloeber, 1818

door Sabien van Dale

Franz Schubert (1797-1828)

Achtste symfonie

door Michiel Jongejan

De Achtste symfonie in b klein, beter bekend als de ‘Unvollendete’, is de afgelopen anderhalve eeuw uitgegroeid tot de populairste en meest geliefde symfonie van Franz Schubert. Toch duurde het enige tijd voor het werk zijn weg naar de concertpodia had gevonden; de ‘Unvollendete’ werd pas zevenendertig jaar na Schuberts dood voor het eerst uitgevoerd. Er blijven veel vragen onbeantwoord over de totstandkoming van de compositie. Het manuscript van de eerste twee delen is bijvoorbeeld gedateerd op 30 oktober 1822, zes jaar voordat de componist overleed. Het derde deel is onvoltooid gebleven. Verder was er geen enkel document te vinden dat aan de symfonie refereerde, tot een briefwisseling uit 1842 tussen de bezitter van het manuscript en zijn broer een eind maakte aan de stilte rond de onvoltooide symfonie.
Voor wie schreef Schubert deze symfonie? Waarom stopte hij na het componeren van twee delen? Het zijn raadsels die bijgedragen hebben aan de bijzondere status die de ‘Unvollendete’ in het gehele symfonische repertoire inneemt. 

In het eerste deel vinden we twee hoofdthema’s die een uitstekend voorbeeld vormen van de schoonheid en onvergetelijkheid van Schuberts melodieën. De symfonie begint met een melodie die door de cello’s en contrabassen onbegeleid wordt ingezet. Het bekende tweede thema verschijnt voor het eerst in maat 42 en heeft dankzij een gepuncteerd ritme met nadruk op de tweede tel een dansant karakter als contrast. 

De voor een symfonie ongebruikelijke toonsoort b klein werd in de achttiende eeuw als bizar, onbehaaglijk en zelfs uitgesproken zwaarmoedig bestempeld. Schubert gebruikte deze toonsoort dan ook voor enkele van zijn meest aangrijpende liederen, zoals Abschied, Nur wer die Sehnsucht kennt en Einsamkeit. Ook de toonsoort van het tweede deel van de ‘Unvollendete’, E groot, is opmerkelijk omdat deze vrij ver afstaat van die van het eerste deel. Schubert schreef in deze toonsoort veel liederen met als onderwerp liefde, bloei en dromen. Enkele voorbeelden zijn Erwartung, Sprache der Liebe en Der Lindenbaum. Het positieve en idyllische karakter dat deze liederen uitstralen, vinden we ook terug in het langzame deel van de ‘Unvollendete’. De instrumentatie is hier zeer rijk, maar omdat Schubert de nadruk legt op duetten tussen instrumenten uit de buitenste registers wordt de muziek nooit te zwaar.

De Achtste symfonie in b klein, beter bekend als de ‘Unvollendete’, is de afgelopen anderhalve eeuw uitgegroeid tot de populairste en meest geliefde symfonie van Franz Schubert. Toch duurde het enige tijd voor het werk zijn weg naar de concertpodia had gevonden; de ‘Unvollendete’ werd pas zevenendertig jaar na Schuberts dood voor het eerst uitgevoerd. Er blijven veel vragen onbeantwoord over de totstandkoming van de compositie. Het manuscript van de eerste twee delen is bijvoorbeeld gedateerd op 30 oktober 1822, zes jaar voordat de componist overleed. Het derde deel is onvoltooid gebleven. Verder was er geen enkel document te vinden dat aan de symfonie refereerde, tot een briefwisseling uit 1842 tussen de bezitter van het manuscript en zijn broer een eind maakte aan de stilte rond de onvoltooide symfonie.
Voor wie schreef Schubert deze symfonie? Waarom stopte hij na het componeren van twee delen? Het zijn raadsels die bijgedragen hebben aan de bijzondere status die de ‘Unvollendete’ in het gehele symfonische repertoire inneemt. 

In het eerste deel vinden we twee hoofdthema’s die een uitstekend voorbeeld vormen van de schoonheid en onvergetelijkheid van Schuberts melodieën. De symfonie begint met een melodie die door de cello’s en contrabassen onbegeleid wordt ingezet. Het bekende tweede thema verschijnt voor het eerst in maat 42 en heeft dankzij een gepuncteerd ritme met nadruk op de tweede tel een dansant karakter als contrast. 

De voor een symfonie ongebruikelijke toonsoort b klein werd in de achttiende eeuw als bizar, onbehaaglijk en zelfs uitgesproken zwaarmoedig bestempeld. Schubert gebruikte deze toonsoort dan ook voor enkele van zijn meest aangrijpende liederen, zoals Abschied, Nur wer die Sehnsucht kennt en Einsamkeit. Ook de toonsoort van het tweede deel van de ‘Unvollendete’, E groot, is opmerkelijk omdat deze vrij ver afstaat van die van het eerste deel. Schubert schreef in deze toonsoort veel liederen met als onderwerp liefde, bloei en dromen. Enkele voorbeelden zijn Erwartung, Sprache der Liebe en Der Lindenbaum. Het positieve en idyllische karakter dat deze liederen uitstralen, vinden we ook terug in het langzame deel van de ‘Unvollendete’. De instrumentatie is hier zeer rijk, maar omdat Schubert de nadruk legt op duetten tussen instrumenten uit de buitenste registers wordt de muziek nooit te zwaar.

  • Franz Schubert, geschilderd door zijn vriend Leopold Kupelwieser, jaartal onbekend

    Door: Leopold Kupelwieser

    Franz Schubert, geschilderd door zijn vriend Leopold Kupelwieser, jaartal onbekend

    Door: Leopold Kupelwieser

  • Franz Schubert, geschilderd door zijn vriend Leopold Kupelwieser, jaartal onbekend

    Door: Leopold Kupelwieser

    Franz Schubert, geschilderd door zijn vriend Leopold Kupelwieser, jaartal onbekend

    Door: Leopold Kupelwieser

Franz Schubert, geschilderd door zijn vriend Leopold Kupelwieser, jaartal onbekend

Franz Schubert, geschilderd door zijn vriend Leopold Kupelwieser, jaartal onbekend

door Michiel Jongejan

Sergeij Prokofjev (1891-1953)

Eerste pianoconcert

door Onno Schoonderwoerd

De première van Sergej Prokof­jevs Eerste pianoconcert, in 1912, veroorzaakte groot ­tumult. En meer nog zijn keuze het werk in 1914 te spelen tijdens het Anton Rubinstein-concours, in plaats van een meer gebruikelijk virtuozenconcert. Prokofjev won overigens: geen van de juryleden kon hem op feilen betrappen, ook al lazen ze mee in de partituren die hij speciaal voor de gelegenheid had laten drukken.

Volgens zijn autobiografie had Prokofjev Nikolaj Rimski-Korsakovs pianoconcert als vertrekpunt gebruikt voor de compacte vorm, die hij omschreef als een ‘sonate-allegro, met een opening die na de expositie en aan het slot wordt herhaald, en met een kort andante voorafgaand aan de doorwerking, die op haar beurt de gedaante van een scherzo aanneemt, en een cadens als inleiding voor de reprise’. Hoe juist deze bliksemanalyse ook is, zij gaat voorbij aan de eigengereide inrichting van de muzikale structuur. Veel details zijn terug te voeren op de ritmiek van het openingsthema en op de motorische bewegingen, virtuoos loopjeswerk en ritmes van drie-tegen-twee noten uit de eerste pianosolo. Er zijn min of meer ‘traditionele’ elementen – waaronder een soms skrjabineske chromatiek en een majestueus openingsgebaar à la Tsjaikovski – maar Prokofjev vermijdt doelbewust zijn thema’s te ontwikkelen. Wel verschuift de grondtoon in moordend tempo – in de finale in precies de omgekeerde richting als aan het begin.  

Prokofjevs Eerste pianoconcert heeft tot nog toe slechts zes keer bij het Concertgebouworkest op het programma gestaan. Bij de eerste uitvoering, op 28 januari 1932, was Sergej Prokofjev zelf de solist. Prokofjev dirigeerde bij die gelegenheid ook zijn Pas d’acier, verder stond het concert onder leiding van Pierre Monteux. De laatste uitvoering was op 23 juni 2017 onder Pietari Inkinen met Alexander Gavrylyuk als solist.

De première van Sergej Prokof­jevs Eerste pianoconcert, in 1912, veroorzaakte groot ­tumult. En meer nog zijn keuze het werk in 1914 te spelen tijdens het Anton Rubinstein-concours, in plaats van een meer gebruikelijk virtuozenconcert. Prokofjev won overigens: geen van de juryleden kon hem op feilen betrappen, ook al lazen ze mee in de partituren die hij speciaal voor de gelegenheid had laten drukken.

Volgens zijn autobiografie had Prokofjev Nikolaj Rimski-Korsakovs pianoconcert als vertrekpunt gebruikt voor de compacte vorm, die hij omschreef als een ‘sonate-allegro, met een opening die na de expositie en aan het slot wordt herhaald, en met een kort andante voorafgaand aan de doorwerking, die op haar beurt de gedaante van een scherzo aanneemt, en een cadens als inleiding voor de reprise’. Hoe juist deze bliksemanalyse ook is, zij gaat voorbij aan de eigengereide inrichting van de muzikale structuur. Veel details zijn terug te voeren op de ritmiek van het openingsthema en op de motorische bewegingen, virtuoos loopjeswerk en ritmes van drie-tegen-twee noten uit de eerste pianosolo. Er zijn min of meer ‘traditionele’ elementen – waaronder een soms skrjabineske chromatiek en een majestueus openingsgebaar à la Tsjaikovski – maar Prokofjev vermijdt doelbewust zijn thema’s te ontwikkelen. Wel verschuift de grondtoon in moordend tempo – in de finale in precies de omgekeerde richting als aan het begin.  

Prokofjevs Eerste pianoconcert heeft tot nog toe slechts zes keer bij het Concertgebouworkest op het programma gestaan. Bij de eerste uitvoering, op 28 januari 1932, was Sergej Prokofjev zelf de solist. Prokofjev dirigeerde bij die gelegenheid ook zijn Pas d’acier, verder stond het concert onder leiding van Pierre Monteux. De laatste uitvoering was op 23 juni 2017 onder Pietari Inkinen met Alexander Gavrylyuk als solist.

  • Serge Prokofjev

    achter de piano

    Serge Prokofjev

    achter de piano

  • Serge Prokofjev

    achter de piano

    Serge Prokofjev

    achter de piano

door Onno Schoonderwoerd

Ludwig van Beethoven (1770-1827)

Tweede symfonie

door Sabien van Dale

In de lente van 1802 trok Ludwig van Beethoven naar het plattelandsdorp Heiligenstadt. In plaats van de helende werking van de rust en de gezonde buitenlucht die hij er op doktersadvies zocht, kwam hij terecht in een diepe depressie. Een geloofs- en identiteitscrisis ten gevolge van zijn opkomende doofheid zette hem aan tot het schrijven van het beroemde ‘Heiligenstädter Testament’, een openhartige maar nooit verstuurde brief aan zijn broers. 

Beethovens Tweede symfonie is vooral een uiting van een diep verscholen kracht om zichzelf te overwinnen

De Tweede symfonie, die in dezelfde periode ontstond, is geen rechtstreekse neerslag van Beethovens geestes­toestand maar typerend voor de toewijding waarmee hij zijn kunst als het hoogste goed bejegende. Het was voor hem zelfs de enige uitweg om zich te distantiëren van de psychologische afgrond waarin hij zich bevond. Vaak beschreven als een zonnig werk, is deze symfonie vooral een uiting van een diep verscholen kracht om zichzelf te overwinnen. Net die houding markeert het verschil tussen Beethoven en zijn voorgangers. Er zijn nog wel invloeden van Haydn en Mozart, maar ze zijn verwaarloosbaar in de overheersend progressieve geest van het werk.

De langzame inleiding is merkbaar langer uitgewerkt en vormt een reservoir van thematische kerngedachten van de symfonie. Het aansluitende Allegro kenmerkt zich door een lustig, veerkrachtig eerste thema en een fier, viriel tweede thema. In het Larghetto contrasteren twee melodische bouwstenen: het eerste ingehouden poëtisch en het tweede lyrisch door de cello’s uitgedragen. Beethoven voegt er nog een derde gedachte aan toe, waarmee hij het geheel tot een prachtige climax brengt alvorens terug te keren tot het vertrekpunt. Voor het derde deel mag voor het eerst de aanduiding Scherzo het klassieke Menuet vervangen. Niet minder dan een boud statement, een onstuimige dans in de armen van de toekomst. Beethoven zet de puntige accenten en de keuze voor kleurrijke interventies van de blazers nog vindingrijker door in de finale. De gedurfde orkestrale vaart wordt net voor het razende slot even afgeremd voor een zangerig intermezzo.

In de lente van 1802 trok Ludwig van Beethoven naar het plattelandsdorp Heiligenstadt. In plaats van de helende werking van de rust en de gezonde buitenlucht die hij er op doktersadvies zocht, kwam hij terecht in een diepe depressie. Een geloofs- en identiteitscrisis ten gevolge van zijn opkomende doofheid zette hem aan tot het schrijven van het beroemde ‘Heiligenstädter Testament’, een openhartige maar nooit verstuurde brief aan zijn broers. 

Beethovens Tweede symfonie is vooral een uiting van een diep verscholen kracht om zichzelf te overwinnen

De Tweede symfonie, die in dezelfde periode ontstond, is geen rechtstreekse neerslag van Beethovens geestes­toestand maar typerend voor de toewijding waarmee hij zijn kunst als het hoogste goed bejegende. Het was voor hem zelfs de enige uitweg om zich te distantiëren van de psychologische afgrond waarin hij zich bevond. Vaak beschreven als een zonnig werk, is deze symfonie vooral een uiting van een diep verscholen kracht om zichzelf te overwinnen. Net die houding markeert het verschil tussen Beethoven en zijn voorgangers. Er zijn nog wel invloeden van Haydn en Mozart, maar ze zijn verwaarloosbaar in de overheersend progressieve geest van het werk.

De langzame inleiding is merkbaar langer uitgewerkt en vormt een reservoir van thematische kerngedachten van de symfonie. Het aansluitende Allegro kenmerkt zich door een lustig, veerkrachtig eerste thema en een fier, viriel tweede thema. In het Larghetto contrasteren twee melodische bouwstenen: het eerste ingehouden poëtisch en het tweede lyrisch door de cello’s uitgedragen. Beethoven voegt er nog een derde gedachte aan toe, waarmee hij het geheel tot een prachtige climax brengt alvorens terug te keren tot het vertrekpunt. Voor het derde deel mag voor het eerst de aanduiding Scherzo het klassieke Menuet vervangen. Niet minder dan een boud statement, een onstuimige dans in de armen van de toekomst. Beethoven zet de puntige accenten en de keuze voor kleurrijke interventies van de blazers nog vindingrijker door in de finale. De gedurfde orkestrale vaart wordt net voor het razende slot even afgeremd voor een zangerig intermezzo.

  • Ludwig van Beethoven

    Friedrich August von Kloeber, 1818

    Ludwig van Beethoven

    Friedrich August von Kloeber, 1818

  • Ludwig van Beethoven

    Friedrich August von Kloeber, 1818

    Ludwig van Beethoven

    Friedrich August von Kloeber, 1818

door Sabien van Dale

Biografie

Koninklijk Concertgebouworkest, orkest

Al 137 jaar brengt het Koninklijk Concertgebouw­orkest muziek tot leven. Het Amsterdamse orkest wordt wereldwijd geroemd om zijn unieke klank en zijn veelzijdige repertoire en heeft het voorrecht om met de meest vooraanstaande dirigenten en solisten te mogen samenwerken. Klaus Mäkelä, met wie sinds 2020 een hechte band bestaat, wordt in 2027 chef-dirigent. Zijn voorgangers waren Willem Kes, Willem Mengelberg, Eduard van Beinum, Bernard Haitink, Riccardo Chailly (sinds 2004 conductor emeritus), Mariss Jansons en Daniele Gatti. Iván Fischer is honorair gastdirigent.

Jaarlijks geeft het orkest zo’n 130 concerten. Thuis, in Het Concertgebouw, maar ook in de meest prestigieuze concertzalen wereldwijd. Daarmee is het Concert­gebouworkest een ambassadeur voor Nederland. Hare Majesteit Koningin Máxima is beschermvrouwe van het orkest.
Vanaf het begin is veel samengewerkt met componisten. Zo dirigeerden Richard Strauss, Gustav Mahler, Arnold Schönberg en Igor Stravinsky zelf meer dan eens het Concertgebouworkest. Jaarlijks gaan meerdere opdrachtwerken in première.

Het orkest ziet het als zijn verantwoordelijkheid om de kracht van symfonische muziek door te geven. Via de Academie van het Concertgebouworkest en het internationale jeugdorkest Young delen orkestmusici hun kennis, ervaring en liefde voor het vak met volgende generaties. Voor veelbelovende dirigenten zijn er de Ammodo Masterclass en het Bernard Ha­itink Associate Conductorship. Met vernieuwende concertvormen en uitvoeringen buiten de concertzaal inspireert het orkest nieuwe luisteraars.

Het grootste deel van de inkomsten haalt het Concertgebouworkest uit concerten in binnen- en buitenland. Het orkest is dankbaar voor de steun die het ontvangt van zijn publiek, het Ministerie van OCW, de gemeente Amsterdam, global partners ING, Booking.com en The Magnum Ice Cream Company, en vele sponsoren, ­fondsen en donateurs wereldwijd.

Bekijk hier alle musici van het Koninklijk Concertgebouworkest

Semyon Bychkov, dirigent

Semyon Bychkov is sinds 2018 chef-dirigent van het Tsjechisch Philharmonisch Orkest, waarmee hij onder meer werkt aan een ­complete Mahler-cyclus. Hij was in Leningrad leerling van Ilya Musin, emigreerde als twintiger naar de Verenigde Staten en vestigde zich in de jaren 1980 in Europa.

Hij maakte naam als music director van het Grand Rapids Symphony Orchestra en het Buffalo Philharmonic Orchestra en werd chef-dirigent van het Orchestre de Paris (1989), het WDR Sinfonieorchester Köln (1997) en de Semperoper in Dresden (1998).

Als gastdirigent staat Semyon ­Bychkov voor de Wiener, de Berliner en de Münchner Philharmoniker, het Gewandhausorchester Leipzig, en de symfonieorkesten van New York, Chicago en Los Angeles. Bij het Concertgebouworkest is hij al sinds 1984 regelmatig te gast. De laatste keer dat hij het orkest leidde was in april 2025 met Sjostakovitsj’ Zevende symfonie, ‘Leningrad’.

De dirigent werkte met hedendaagse componisten als Bryce Dessner, Detlev Glanert, Thierry Escaich en Thomas Larcher. Opera is voor hem ook een belangrijk werkveld: er waren talloze engagementen bij de Royal Opera Covent Garden (debuut 2003), de ­Metropolitan Opera in New York, de Opéra de Paris, de Staatsoper Wien, de Scala in Milaan, het Teatro Real in Madrid, de Salzburger Festspiele en het Bayreuth Festival.

Semyon Bychkov bekleedt ereposities bij de Royal Academy of Music in Londen en het BBC Symphony Orchestra. Dirigent van het jaar werd hij in 2015 bij de International Opera Awards en in 2022 bij Musical America.

Evgeny Kissin, piano

Evgeny Kissin begon met pianospelen kort na zijn tweede verjaardag. Vanaf zesjarige leeftijd kreeg hij aan de Gnessin Muziekschool in zijn geboorteplaats Moskou les van Anna ­Pavlovna Kantor. Zij bleef zijn enige lerares; toen ze in 2021 overleed droeg hij aan haar zijn cd The Salzburg Recital op, met bijna twee uur aan live-opnames van de Salzburger Festspiele inclusief werken van Berg, Chopin, Gershwin, Chrennikov en Kissin zelf.

Als twaalfjarige had de pianist met de uitvoering van Chopins beide pianoconcerten – met het Moskous Philharmonisch Orkest – de interna­tionale aandacht op zich gevestigd. De plaatopname ervan werd zo populair, dat al gauw een reeks andere lp’s en cd’s volgde. Na zijn eerste optreden buiten Rusland in 1985 reisde Evgeny Kissin naar Japan (1986), West-Europa (1987) en Noord-Amerika (1990; New York Philharmonic onder leiding van Zubin Mehta).

Zijn Nieuwjaarsconcert met de ­Berliner Philharmoniker onder Herbert von ­Karajan in 1988 werd internationaal op tv uitgezonden en uitgebracht op cd, en in 1990 debuteerde hij op de BBC Proms. In 1995 was hij Instrumentalist of the Year van Musical America en voor zijn disco­grafie zou de pianist onder meer een ­Edison Klassiek, diverse Grammy Awards en een Diapason d’Or winnen. Evgeny Kissin werd veelvuldig onderscheiden, heeft eredoctoraten van onder meer de Manhattan School of Music en Hong Kong University, en publiceerde in 2017 zijn autobiografie Memoirs and ­Reflec­tions.

Zijn debuut bij het Concertgebouw­orkest maakte hij in 1988 met het Tweede pianoconcert van Chopin. De laatste samenwerking dateert van september 2018 – het Eerste pianoconcert van Liszt; zijn laatste optreden in de Grote Zaal was een recital op 18 juni 2024.