Erich Wolfgang Korngold: Vioolconcert
door Michel Khalifa 07 dec. 2025 07 december 2025
Violist Leonidas Kavakos is al sinds een kwarteeuw een vurig pleitbezorger van Korngolds Vioolconcert in D groot: ‘Wat dit werk voor mij zo speciaal maakt, is de brede waaier aan stemmingen, gekoppeld aan een unieke klankwereld.’
‘Het Vioolconcert van Korngold behoort tot een lange reeks hoogstaande vioolconcerten die in de twintigste eeuw ontstonden,’ begint Leonidas Kavakos, ‘van Jean Sibelius en Carl Nielsen tot de Tweede Weense School van Arnold Schönberg en Alban Berg, met daarnaast geweldige bijdragen door Russen als Sergej Prokofjev, Dmitri Sjostakovitsj en Igor Stravinsky.’
Erich Wolfgang Korngold, in 1934 naar Amerika gevlucht voor de nazi’s, had gezworen alleen maar filmmuziek te schrijven zolang Hitler nog in het zadel zat. Na een decennium succes in Hollywood leverde de Oostenrijker met zijn Vioolconcert in 1945 weer een werk voor het concertpodium af. Formeel oogt het traditioneel, met zijn driedelige structuur en zijn mengeling van zangerigheid en virtuositeit. Het eerste deel begint luisterrijk met een weids thema in de vioolpartij. Zonder orkestrale inleiding schiet de solist omhoog met twee stijgende kwartsprongen: a-d en een octaaf hoger wederom a-d. Dan klinkt in plaats van de hoge a een lange hoge gis, een halve toon lager dan verwacht (Figuur 1). ‘Deze gis is een geniale ingeving van Korngold’, aldus Kavakos. ‘Daardoor ontstaat een ongelofelijk emotionele lading, alsof er iets ontbreekt wat je net niet kunt bereiken. Dit gevoel van nostalgie en melancholie wijst me de weg voor mijn interpretatie.’

Figuur 1. Leonidas Kavakos: ‘Deze gis is een geniale ingeving.’
Slimmigheid
Zodra de viool na enkele omzwervingen de slotnoot d in het hoogste register bereikt, neemt het orkest het hoofdthema over. De solist gaat op de virtuoze toer met snelle figuraties. Kavakos wijst op een slimmigheid waarmee de componist de spanning opvoert: binnen een bepaald loopje zet Korngold af en toe een noot in een ander octaaf, waardoor het oriëntatiegevoel van de luisteraar aangetast wordt (Figuur 2).

Figuur 2. Met onverwachte noten in een ander octaaf zet Korngold de luisteraar op het verkeerde been
‘Het Vioolconcert van Korngold behoort tot een lange reeks hoogstaande vioolconcerten die in de twintigste eeuw ontstonden,’ begint Leonidas Kavakos, ‘van Jean Sibelius en Carl Nielsen tot de Tweede Weense School van Arnold Schönberg en Alban Berg, met daarnaast geweldige bijdragen door Russen als Sergej Prokofjev, Dmitri Sjostakovitsj en Igor Stravinsky.’
Erich Wolfgang Korngold, in 1934 naar Amerika gevlucht voor de nazi’s, had gezworen alleen maar filmmuziek te schrijven zolang Hitler nog in het zadel zat. Na een decennium succes in Hollywood leverde de Oostenrijker met zijn Vioolconcert in 1945 weer een werk voor het concertpodium af. Formeel oogt het traditioneel, met zijn driedelige structuur en zijn mengeling van zangerigheid en virtuositeit. Het eerste deel begint luisterrijk met een weids thema in de vioolpartij. Zonder orkestrale inleiding schiet de solist omhoog met twee stijgende kwartsprongen: a-d en een octaaf hoger wederom a-d. Dan klinkt in plaats van de hoge a een lange hoge gis, een halve toon lager dan verwacht (Figuur 1). ‘Deze gis is een geniale ingeving van Korngold’, aldus Kavakos. ‘Daardoor ontstaat een ongelofelijk emotionele lading, alsof er iets ontbreekt wat je net niet kunt bereiken. Dit gevoel van nostalgie en melancholie wijst me de weg voor mijn interpretatie.’

Figuur 1. Leonidas Kavakos: ‘Deze gis is een geniale ingeving.’
Slimmigheid
Zodra de viool na enkele omzwervingen de slotnoot d in het hoogste register bereikt, neemt het orkest het hoofdthema over. De solist gaat op de virtuoze toer met snelle figuraties. Kavakos wijst op een slimmigheid waarmee de componist de spanning opvoert: binnen een bepaald loopje zet Korngold af en toe een noot in een ander octaaf, waardoor het oriëntatiegevoel van de luisteraar aangetast wordt (Figuur 2).

Figuur 2. Met onverwachte noten in een ander octaaf zet Korngold de luisteraar op het verkeerde been
Na een zoekende episode, ingeleid door de eerste hobo, komt de muziek tot bedaren. De solist presenteert het lyrische en zachtmoedige tweede thema, bijgestaan door onder meer de eerste hoorn. Al gauw dringt het hoofdthema zich weer op, wat tot de bijtende solocadens leidt. Wederom eindigt de solist op grote hoogte, waarna het orkest de reprise inzet. Beide thema’s krijgen nog eens de ruimte, totdat Korngold met een bekkenslag een slotgebaar onder hoogspanning inleidt en het eerste deel abrupt afsluit.
Kern en hoogtepunt
Het langzame middendeel fungeert volgens Kavakos als de emotionele kern van de compositie: ‘Deze Romance is wat mij betreft een hoogtepunt in het gehele repertoire. Korngold tovert hier met klankkleur en verbeelding, alsof we een deur openen en een droom binnenlopen.’
In de eerste maten wordt het dromerige gevoel ingegeven door de vibrafoon, die een instabiel akkoord laat uitklinken totdat de solist na acht maten zijn opwachting maakt. Wat volgt, is een meanderende hoofdmelodie van maar liefst 46 maten. De violist vertoeft daarbij vaak in de allerhoogste regionen, waardoor de zeldzame momenten in de laagte extra gewicht krijgen. Het melodisch materiaal schittert wederom door zijn eenvoud. Kavakos: ‘De melodische lijn van de solist (Figuur 3) is wederom gebaseerd op twee kwarten, d-g en vervolgens b-e. Die kwartintervallen worden in stijgende en dalende richting opgevuld en dat is het. Ondanks de majeurtoonsoort G groot overheerst een soort droefheid.’

Figuur 3. De melodische lijn van de solist is opnieuw gebaseerd op twee kwarten
Echt spannend wordt het in de korte middensectie met aanduiding ‘misterioso’, waarin harp, celesta, hoge houtblazers en opnieuw vibrafoon voor een onwerkelijke sfeer zorgen. De mijmeringen van de solist leiden tot de terugkeer van de uitgesponnen hoofdmelodie en een ronduit psychedelisch slot.
Rodeo
Tussen de innigheid van het tweede deel en de beweeglijkheid van het derde deel zit een wereld van verschil. Kavakos stelt zich bij de eerste maten van dit slotdeel een scène uit het Wilde Westen voor: ‘Heb je ooit rodeo’s gezien? De deur gaat open (orkestrale klap) en het paard probeert de ruiter af te werpen (stuiterende solopartij). Dit derde deel is uitgesproken flitsend en sprankelend. Als uitvoerenden zijn we verplicht om ons daaraan te houden: geen langzamer tempo dus, en geen compromissen, ook al weten we dat de lat hoog ligt en dat de opname van Jascha Heifetz [de violist die Korngolds Vioolconcert in 1947 in première bracht, red.] viooltechnisch onovertroffen is.’
Klap op de vuurpijl
Behalve aan de snelheid en de acrobatiek moet de luisteraar opeens ook aan de korte muzikale zinnen wennen. De typische zinslengte in dit slotdeel bedraagt acht maten, onderverdeeld in vier plus vier. Aanvankelijk zijn het virtuoze formules die worden herhaald of uitgewisseld tussen solist en orkest. Pas als de muziek in maat 89 van D groot naar Bes groot is gemoduleerd, klinkt een lyrisch thema (Figuur 4). Het blijkt achteraf dat Korngold ons tot dan toe variaties heeft voorgeschoteld op dit nog niet gehoorde thema.

Figuur 4. Pas in maat 89 van het derde deel klinkt een lyrisch thema
Het thema heeft een lengte van zestien maten, met een voorzin van acht maten en een even lange nazin, maar de componist plakt er een soort nabeschouwing van acht maten aan, gevolgd door een herhaling van de nazin. Nieuwe variaties dienen zich vervolgens aan, steeds in een moordend tempo. Tussendoor klinkt het thema opnieuw, deze keer in de hoofdtoonsoort D groot. Een heldhaftige fanfare van het voltallige orkest, aangevoerd door de hoorns, mondt uit in een rustige episode. Als de muziek tot stilstand dreigt te komen, volgt de klap op de vuurpijl.
di 21, wo 22, do 23 & za 25 januari | Grote Zaal
Koninklijk Concertgebouworkest
Jaap van Zweden dirigent
Leonidas Kavakos viool
Bestel hier kaarten
Bekijk het concertprogramma
Na een zoekende episode, ingeleid door de eerste hobo, komt de muziek tot bedaren. De solist presenteert het lyrische en zachtmoedige tweede thema, bijgestaan door onder meer de eerste hoorn. Al gauw dringt het hoofdthema zich weer op, wat tot de bijtende solocadens leidt. Wederom eindigt de solist op grote hoogte, waarna het orkest de reprise inzet. Beide thema’s krijgen nog eens de ruimte, totdat Korngold met een bekkenslag een slotgebaar onder hoogspanning inleidt en het eerste deel abrupt afsluit.
Kern en hoogtepunt
Het langzame middendeel fungeert volgens Kavakos als de emotionele kern van de compositie: ‘Deze Romance is wat mij betreft een hoogtepunt in het gehele repertoire. Korngold tovert hier met klankkleur en verbeelding, alsof we een deur openen en een droom binnenlopen.’
In de eerste maten wordt het dromerige gevoel ingegeven door de vibrafoon, die een instabiel akkoord laat uitklinken totdat de solist na acht maten zijn opwachting maakt. Wat volgt, is een meanderende hoofdmelodie van maar liefst 46 maten. De violist vertoeft daarbij vaak in de allerhoogste regionen, waardoor de zeldzame momenten in de laagte extra gewicht krijgen. Het melodisch materiaal schittert wederom door zijn eenvoud. Kavakos: ‘De melodische lijn van de solist (Figuur 3) is wederom gebaseerd op twee kwarten, d-g en vervolgens b-e. Die kwartintervallen worden in stijgende en dalende richting opgevuld en dat is het. Ondanks de majeurtoonsoort G groot overheerst een soort droefheid.’

Figuur 3. De melodische lijn van de solist is opnieuw gebaseerd op twee kwarten
Echt spannend wordt het in de korte middensectie met aanduiding ‘misterioso’, waarin harp, celesta, hoge houtblazers en opnieuw vibrafoon voor een onwerkelijke sfeer zorgen. De mijmeringen van de solist leiden tot de terugkeer van de uitgesponnen hoofdmelodie en een ronduit psychedelisch slot.
Rodeo
Tussen de innigheid van het tweede deel en de beweeglijkheid van het derde deel zit een wereld van verschil. Kavakos stelt zich bij de eerste maten van dit slotdeel een scène uit het Wilde Westen voor: ‘Heb je ooit rodeo’s gezien? De deur gaat open (orkestrale klap) en het paard probeert de ruiter af te werpen (stuiterende solopartij). Dit derde deel is uitgesproken flitsend en sprankelend. Als uitvoerenden zijn we verplicht om ons daaraan te houden: geen langzamer tempo dus, en geen compromissen, ook al weten we dat de lat hoog ligt en dat de opname van Jascha Heifetz [de violist die Korngolds Vioolconcert in 1947 in première bracht, red.] viooltechnisch onovertroffen is.’
Klap op de vuurpijl
Behalve aan de snelheid en de acrobatiek moet de luisteraar opeens ook aan de korte muzikale zinnen wennen. De typische zinslengte in dit slotdeel bedraagt acht maten, onderverdeeld in vier plus vier. Aanvankelijk zijn het virtuoze formules die worden herhaald of uitgewisseld tussen solist en orkest. Pas als de muziek in maat 89 van D groot naar Bes groot is gemoduleerd, klinkt een lyrisch thema (Figuur 4). Het blijkt achteraf dat Korngold ons tot dan toe variaties heeft voorgeschoteld op dit nog niet gehoorde thema.

Figuur 4. Pas in maat 89 van het derde deel klinkt een lyrisch thema
Het thema heeft een lengte van zestien maten, met een voorzin van acht maten en een even lange nazin, maar de componist plakt er een soort nabeschouwing van acht maten aan, gevolgd door een herhaling van de nazin. Nieuwe variaties dienen zich vervolgens aan, steeds in een moordend tempo. Tussendoor klinkt het thema opnieuw, deze keer in de hoofdtoonsoort D groot. Een heldhaftige fanfare van het voltallige orkest, aangevoerd door de hoorns, mondt uit in een rustige episode. Als de muziek tot stilstand dreigt te komen, volgt de klap op de vuurpijl.
di 21, wo 22, do 23 & za 25 januari | Grote Zaal
Koninklijk Concertgebouworkest
Jaap van Zweden dirigent
Leonidas Kavakos viool
Bestel hier kaarten
Bekijk het concertprogramma