Nog geen account of wachtwoord vergeten? Klik hier
interview

Dirigent Andrew Manze: ‘Ik ben blij dat ik terug ben in de echte wereld’

door Carine Alders
16 okt. 2023 16 oktober 2023

De Britse dirigent Andrew Manze leidt het Concertgebouworkest op 22, 23 en 24 november in muziek van zijn landgenoten Elgar en Vaughan Williams. De voormalige barokviolist doet dat graag. ‘Het vioolspelen mis ik niet.’

  • Andrew Manze

    Foto: Benjamin Ealovega

    Andrew Manze

    Foto: Benjamin Ealovega

  • Andrew Manze

    Foto: Benjamin Ealovega

    Andrew Manze

    Foto: Benjamin Ealovega

Vijftien jaar geleden legde Andrew Manze zijn viool aan de kant. Gewoon, pats boem. ‘Nu is het genoeg geweest, dacht ik na twintig jaar. Ik heb heel veel geleerd in de wereld van de oude muziek, maar ik ben blij met mijn overstap, anders had ik nooit met het Concertgebouworkest kunnen werken.’ De carrièreswitch leidde hem ook terug naar zijn ‘jeugdliefde’ Ralph Vaughan Williams. ‘Ik was blij verrast dat het orkest mij vroeg een volledig Engels programma te dirigeren.’

‘Ik merk dat Engelse muziek in het buitenland altijd een enorme impact heeft. In Engeland luistert men ernaar, het raakt in en uit de mode, maar in het buitenland is de reactie altijd enorm enthousiast. Orkestleden vragen vaak meteen hoeveel symfonieën er nog meer zijn. Er zijn op z’n minst tien grote Engelse werken die ik met trots en plezier overal zou willen dirigeren, en de Vijfde symfonie van Vaughan Williams is er zeker een van. Ik was een jaar of veertien toen ik de symfonie voor het eerst hoorde, die prachtige opening met de laag aangehouden noot in de strijkers en dan de hoorns…. Het liet me niet meer los, ik leende alle opnames uit de bibliotheek. Het was de meest fantastische muziek die ik ooit gehoord had. Sinds die tijd heb ik een zwak voor de componist. Maar voor een Brit ben ik verrassend ‘on-Elgariaans’. Ik deed er lang over om me de muziek van Edward Elgar eigen te maken. Ik moest een manier vinden om voorbij zijn pompeuze en Victoriaanse kant te kunnen luisteren (Land of Hope and Glory!).’

‘Laten we het niet spelen alsof we het van papier lezen, maar alsof we het aftasten van oude runentekens, gekerfd in de rots’

‘De twee componisten verhouden zich als uitersten. Hoewel het Celloconcert een van zijn meest aangrijpende en intieme werken is, is Sir Edward Elgar – misschien tegen wil en dank – de patriottische componist, het publieke gezicht van het Britse Rijk, terwijl Ralph Vaughan Williams (de titel ‘Sir’ sloeg hij af) meer de private, intieme stem van de Engelse ziel is. Hij koos er bewust voor om die Engelse ziel in zijn muziek te leggen. Na een eerste, Duits-georiënteerde periode vond hij rond zijn vijfendertigste een eigen stem door te putten uit Engelse volksliedjes en de grote Anglicaanse hymnetraditie. Om authentieke muziek te schrijven moest hij diep in zijn eigen Britse tuin graven.’ 

Andrew Manze
in 11 dilemma’s

Dag / Nacht
Zomer / Winter
Live / Opname
'Zelfs dan het liefst live opname'
Koffie / Thee
Bergen / Zee
Dirigeren / Vioolspelen
'Een manier om je tussen musici te begeven, ze te zien en horen spelen'
Binnen / Buiten
Barok / Klassiek
'Lastig! Nu Klassiek, 20 jaar geleden had ik Barok gezegd'

optreden / Lesgeven
Hannover / Liverpool
'Dat is echt moeilijk, we hebben een keer beide orkesten samengevoegd voor Brittens War Requiem, ik ben op beide erg gesteld'
Hoofdgerecht / Dessert

 

Muziek buiten de tijd

Fantasia on a Theme by Thomas Tallis zette hem in deze stijl op de kaart. Het klinkt soms zo ongelooflijk oud. ­Vaughan Williams twijfelde af en toe of hij iets zelf bedacht had, of dat hij het zich herinnerde uit een soort collectief bewustzijn. Toen hij Stonehenge voor het eerst zag, had hij ook het gevoel de stenencirkel al eerder gezien te hebben, alsof het Engelse erfgoed in zijn DNA zat. Dat gevoel sluit aan bij het idee dat muziek buiten de tijd al bestaat, en de componist de klanken opvangt en vastlegt op papier, een prachtig beeld. Zo is het ook met deze Fantasia. Ik zeg dan tegen de musici: laten we het niet spelen alsof we het van papier lezen, maar alsof we het aftasten van oude runentekens, gekerfd in de rots. De muziek dateert uit 1910, maar blikt op een nostalgische manier terug naar het Engeland van vóór de industriële revolutie, net als schrijver en tijdgenoot Thomas Hardy dat deed. Beiden schiepen een beeld van Engeland als een oude foto die langzaam vervaagt.’

Behalve het zestiende-eeuwse thema kijkt de Fantasia ook in vorm naar het verleden. ‘Net als bij [barokcomponist Arcangelo] Corelli bestaat het strijk­orkest uit een groot orkest (met daarin een solistisch strijkkwartet) en een kleiner orkest van negen strijkers, dat ik achter het grote orkest plaats.’ 

Vijftien jaar geleden legde Andrew Manze zijn viool aan de kant. Gewoon, pats boem. ‘Nu is het genoeg geweest, dacht ik na twintig jaar. Ik heb heel veel geleerd in de wereld van de oude muziek, maar ik ben blij met mijn overstap, anders had ik nooit met het Concertgebouworkest kunnen werken.’ De carrièreswitch leidde hem ook terug naar zijn ‘jeugdliefde’ Ralph Vaughan Williams. ‘Ik was blij verrast dat het orkest mij vroeg een volledig Engels programma te dirigeren.’

‘Ik merk dat Engelse muziek in het buitenland altijd een enorme impact heeft. In Engeland luistert men ernaar, het raakt in en uit de mode, maar in het buitenland is de reactie altijd enorm enthousiast. Orkestleden vragen vaak meteen hoeveel symfonieën er nog meer zijn. Er zijn op z’n minst tien grote Engelse werken die ik met trots en plezier overal zou willen dirigeren, en de Vijfde symfonie van Vaughan Williams is er zeker een van. Ik was een jaar of veertien toen ik de symfonie voor het eerst hoorde, die prachtige opening met de laag aangehouden noot in de strijkers en dan de hoorns…. Het liet me niet meer los, ik leende alle opnames uit de bibliotheek. Het was de meest fantastische muziek die ik ooit gehoord had. Sinds die tijd heb ik een zwak voor de componist. Maar voor een Brit ben ik verrassend ‘on-Elgariaans’. Ik deed er lang over om me de muziek van Edward Elgar eigen te maken. Ik moest een manier vinden om voorbij zijn pompeuze en Victoriaanse kant te kunnen luisteren (Land of Hope and Glory!).’

‘Laten we het niet spelen alsof we het van papier lezen, maar alsof we het aftasten van oude runentekens, gekerfd in de rots’

‘De twee componisten verhouden zich als uitersten. Hoewel het Celloconcert een van zijn meest aangrijpende en intieme werken is, is Sir Edward Elgar – misschien tegen wil en dank – de patriottische componist, het publieke gezicht van het Britse Rijk, terwijl Ralph Vaughan Williams (de titel ‘Sir’ sloeg hij af) meer de private, intieme stem van de Engelse ziel is. Hij koos er bewust voor om die Engelse ziel in zijn muziek te leggen. Na een eerste, Duits-georiënteerde periode vond hij rond zijn vijfendertigste een eigen stem door te putten uit Engelse volksliedjes en de grote Anglicaanse hymnetraditie. Om authentieke muziek te schrijven moest hij diep in zijn eigen Britse tuin graven.’ 

Andrew Manze
in 11 dilemma’s

Dag / Nacht
Zomer / Winter
Live / Opname
'Zelfs dan het liefst live opname'
Koffie / Thee
Bergen / Zee
Dirigeren / Vioolspelen
'Een manier om je tussen musici te begeven, ze te zien en horen spelen'
Binnen / Buiten
Barok / Klassiek
'Lastig! Nu Klassiek, 20 jaar geleden had ik Barok gezegd'

optreden / Lesgeven
Hannover / Liverpool
'Dat is echt moeilijk, we hebben een keer beide orkesten samengevoegd voor Brittens War Requiem, ik ben op beide erg gesteld'
Hoofdgerecht / Dessert

 

Muziek buiten de tijd

Fantasia on a Theme by Thomas Tallis zette hem in deze stijl op de kaart. Het klinkt soms zo ongelooflijk oud. ­Vaughan Williams twijfelde af en toe of hij iets zelf bedacht had, of dat hij het zich herinnerde uit een soort collectief bewustzijn. Toen hij Stonehenge voor het eerst zag, had hij ook het gevoel de stenencirkel al eerder gezien te hebben, alsof het Engelse erfgoed in zijn DNA zat. Dat gevoel sluit aan bij het idee dat muziek buiten de tijd al bestaat, en de componist de klanken opvangt en vastlegt op papier, een prachtig beeld. Zo is het ook met deze Fantasia. Ik zeg dan tegen de musici: laten we het niet spelen alsof we het van papier lezen, maar alsof we het aftasten van oude runentekens, gekerfd in de rots. De muziek dateert uit 1910, maar blikt op een nostalgische manier terug naar het Engeland van vóór de industriële revolutie, net als schrijver en tijdgenoot Thomas Hardy dat deed. Beiden schiepen een beeld van Engeland als een oude foto die langzaam vervaagt.’

Behalve het zestiende-eeuwse thema kijkt de Fantasia ook in vorm naar het verleden. ‘Net als bij [barokcomponist Arcangelo] Corelli bestaat het strijk­orkest uit een groot orkest (met daarin een solistisch strijkkwartet) en een kleiner orkest van negen strijkers, dat ik achter het grote orkest plaats.’ 

  • Andrew Manze

    Foto: Benjamin Ealovega

    Andrew Manze

    Foto: Benjamin Ealovega

  • Andrew Manze

    Foto: Benjamin Ealovega

    Andrew Manze

    Foto: Benjamin Ealovega

Barok als zijspoor

Vaughan Williams’ interesse voor de Barok brengt ons op de ontwikkeling die Andrew Manze als musicus zelf doormaakte. ‘Ik ben natuurlijk niet begonnen als barokviolist, zo oud ben ik nou ook weer niet’, zegt hij met een grote grijns. ‘In mijn tienerjaren was ik geïnteresseerd in eigentijdse muziek en in Cambridge aan de universiteit speelde ik met [pianist/klavecinist] Richard Egarr van alles, van Sjostakovitsj tot Messiaen. Toen Richard zich voor de Barok begon te interesseren zei hij: ‘Kom op, laten we een barokviool voor je zoeken.’ Ik heb veel geleerd in de twintig jaar dat ik me onder­dompelde in de wereld van de historische uitvoeringspraktijk, bijvoorbeeld om altijd vragen te stellen. Ik beschouw het nu als een zeer nuttig zijspoor waar ik geen moment spijt van heb gehad. Het bracht me naar Neder­land, ik studeerde een jaar in Den Haag en speelde in het orkest van Ton Koopman. Het vioolspelen mis ik niet, alleen het samenspelen met Richard. Zo nu en dan krijg ik nog wel eens het verzoek om De vier jaargetijden van ­Vivaldi te komen spelen. Ik heb al tegen mijn agent gezegd dat we misschien een keer Het Concertgebouw moeten afhuren. Dan speel ik voor een zaal vol recensenten en mogen ze zelf concluderen dat ik geen violist meer ben, een soort comedy-concert. Ik ben blij dat ik nu terug ben in de echte wereld. I love it!’

Spelen voor elkaar

Een van de voordelen is dat hij nu al voor de vierde keer het Concertgebouworkest dirigeert. ‘Het is een geweldig orkest en een groep heel aardige mensen. Dat gaat lang niet overal samen. Ze combineren de liefde voor de muziek en de gezelligheid met elkaar zoals je dat bij een amateurorkest vindt met het niveau van professionele musici. Ik voel dat ik de orkestleden echt ontmoet, in plaats van ze alleen maar te dirigeren. Ze spelen voor elkaar en voor het orkest. Dat groepsgevoel is misschien wel typisch Nederlands. De collegiale sfeer is heel belangrijk. Toen ik in de covidperiode hier het Vierde vioolconcert van Mozart dirigeerde met Sylvia Huang, de eerste tutti-violist die met het eigen orkest soleerde, was iedereen enorm trots op haar. Ik vind het fantastisch dat ik volgend seizoen weer terug mag komen om Bruckners Tweede symfonie te dirigeren.’

Barok als zijspoor

Vaughan Williams’ interesse voor de Barok brengt ons op de ontwikkeling die Andrew Manze als musicus zelf doormaakte. ‘Ik ben natuurlijk niet begonnen als barokviolist, zo oud ben ik nou ook weer niet’, zegt hij met een grote grijns. ‘In mijn tienerjaren was ik geïnteresseerd in eigentijdse muziek en in Cambridge aan de universiteit speelde ik met [pianist/klavecinist] Richard Egarr van alles, van Sjostakovitsj tot Messiaen. Toen Richard zich voor de Barok begon te interesseren zei hij: ‘Kom op, laten we een barokviool voor je zoeken.’ Ik heb veel geleerd in de twintig jaar dat ik me onder­dompelde in de wereld van de historische uitvoeringspraktijk, bijvoorbeeld om altijd vragen te stellen. Ik beschouw het nu als een zeer nuttig zijspoor waar ik geen moment spijt van heb gehad. Het bracht me naar Neder­land, ik studeerde een jaar in Den Haag en speelde in het orkest van Ton Koopman. Het vioolspelen mis ik niet, alleen het samenspelen met Richard. Zo nu en dan krijg ik nog wel eens het verzoek om De vier jaargetijden van ­Vivaldi te komen spelen. Ik heb al tegen mijn agent gezegd dat we misschien een keer Het Concertgebouw moeten afhuren. Dan speel ik voor een zaal vol recensenten en mogen ze zelf concluderen dat ik geen violist meer ben, een soort comedy-concert. Ik ben blij dat ik nu terug ben in de echte wereld. I love it!’

Spelen voor elkaar

Een van de voordelen is dat hij nu al voor de vierde keer het Concertgebouworkest dirigeert. ‘Het is een geweldig orkest en een groep heel aardige mensen. Dat gaat lang niet overal samen. Ze combineren de liefde voor de muziek en de gezelligheid met elkaar zoals je dat bij een amateurorkest vindt met het niveau van professionele musici. Ik voel dat ik de orkestleden echt ontmoet, in plaats van ze alleen maar te dirigeren. Ze spelen voor elkaar en voor het orkest. Dat groepsgevoel is misschien wel typisch Nederlands. De collegiale sfeer is heel belangrijk. Toen ik in de covidperiode hier het Vierde vioolconcert van Mozart dirigeerde met Sylvia Huang, de eerste tutti-violist die met het eigen orkest soleerde, was iedereen enorm trots op haar. Ik vind het fantastisch dat ik volgend seizoen weer terug mag komen om Bruckners Tweede symfonie te dirigeren.’

Dit artikel wordt u gratis aangeboden door Preludium. Meer lezen? Abonneer dan nu.