Nog geen account of wachtwoord vergeten? Klik hier
interview

De Matthäus van Mark Padmore

door Henriette Posthuma de Boer
01 mrt. 2018 01 maart 2018

Mark Padmore is deze maand zowel dirigent als evangelist in Bachs Matthäus-Passion. ‘Het is een werk dat je nooit helemaal kunt kennen, een eindeloze ontdekkingsreis.’

We spreken elkaar in de kleedkamer van de Kleine Zaal, waar hij deze avond in het late najaar met pianiste Imogen Cooper een bejubeld recital zal geven. Een minzame, bescheiden man – de korte baard en het schaarse haar op het kaalgeschoren hoofd inmiddels grijzend – die zich nog altijd lijkt te verbazen over de vlucht die zijn carrière heeft genomen.

‘Mijn Chinese sterrenteken is stier en dat klopt wel: stoer doorploegen, stap voor stap en doorzetten. Niet ver vooruit kijken, maar wat je doet zo goed mogelijk doen.’ Zorgvuldig formulerend vertelt hij over zijn leven en zijn passie voor de Matthäus, waar hij pas vrij laat kennis mee maakte.

‘Anders dan in Nederland bestaat de passietraditie in Engeland niet’, legt hij uit. ‘Het werk maakte geen deel uit van mijn jeugd; ook later, tijdens mijn studie aan King’s College, hebben we nooit de passies gezongen.’

 

We spreken elkaar in de kleedkamer van de Kleine Zaal, waar hij deze avond in het late najaar met pianiste Imogen Cooper een bejubeld recital zal geven. Een minzame, bescheiden man – de korte baard en het schaarse haar op het kaalgeschoren hoofd inmiddels grijzend – die zich nog altijd lijkt te verbazen over de vlucht die zijn carrière heeft genomen.

‘Mijn Chinese sterrenteken is stier en dat klopt wel: stoer doorploegen, stap voor stap en doorzetten. Niet ver vooruit kijken, maar wat je doet zo goed mogelijk doen.’ Zorgvuldig formulerend vertelt hij over zijn leven en zijn passie voor de Matthäus, waar hij pas vrij laat kennis mee maakte.

‘Anders dan in Nederland bestaat de passietraditie in Engeland niet’, legt hij uit. ‘Het werk maakte geen deel uit van mijn jeugd; ook later, tijdens mijn studie aan King’s College, hebben we nooit de passies gezongen.’

 

  • Mark Padmore

    foto: Marco Borggreve

    Mark Padmore

    foto: Marco Borggreve

  • Mark Padmore

    foto: Marco Borggreve

    Mark Padmore

    foto: Marco Borggreve

Die jeugd bracht hij door in Canterbury, waar zijn vader in de bouw werkte. ‘Eigenlijk was hij heel creatief’, herinnert Mark -Padmore zich. ‘Hij zou meer van het leven hebben genoten als hij iets anders was gaan doen, maar hij moest lange dagen maken om ons, zijn vijf kinderen, groot te brengen.

Hoewel mijn moeder dol op muziek was, zou ik mijn ouders niet echt muzikaal willen noemen. Maar ze gaven ons wel de kans een instrument te leren spelen. Voor mij werd dat de blokfluit, die ik op mijn vierde van de kerstman kreeg. Daarmee is alles begonnen.’

Een paar jaar later werd de blokfluit opgevolgd door een klarinet, waarmee hij zich een positie in het plaatselijke jeugdorkest veroverde. ‘We speelden Elgar, Dvořák, Tsjaikovski, allemaal heel opwindend. Ik was achttien toen ik besloot van muziek mijn beroep te maken.’

Zangcarrière 

Niet als klarinettist, maar als zanger wilde hij verder. ‘Van jongs af aan heb ik eigenlijk altijd gezongen, al op mijn elfde zat ik in het koor van de Saint Thomas Church. Mijn jongens-alt ontwikkelde zich heel organisch tot de hoge tenor die ik nu heb. Ik nam zangles, vroeg een beurs aan voor een studie koorzang aan King’s College in Cambridge en werd aangenomen. Ik had niet een heel mooie stem, maar was muzikaal en las goed van blad. En ik zong zes dagen per week in dat prachtige koor!’

Van een carrière als solist had hij nooit durven dromen, de koorzang en het werken met grote dirigenten was hem genoeg. Tot hij zich als dertigjarige voorzichtig aan wat solo-partijen durfde wagen.

Het idee dat onze atomen uiteindelijk ergens voortleven, in de aarde of in de hemel, spreekt me wel aan

‘Vooral Barok’, vertelt hij. ‘Rameau, Charpentier, Lully, Händel, de cantates van Bach. Nog geen liederen. Die zong ik wel op les, maar ik wilde dat het natuurlijk klonk en dat gebeurde pas later, toen ook mijn Duits beter was.’ Omstreeks die tijd kwam ook de opera in zijn leven en, belangrijker nog, Bachs Matthäus-Passion.

‘Mijn allereerste Matthäus was in 1997, in Madrid, met het Gabrieli Consort. Sindsdien heb ik de evangelist bijna elk jaar gezongen, in heel veel verschillende uitvoeringen. En elke keer leerde ik weer iets nieuws, zeker toen ik het werk later ging dirigeren. Het blijft een eindeloze ontdekkingsreis.’

Levensvragen

‘Wat ik bij het uitvoeren van de Matthäus-Passion heel sterk voel is, dat je het stuk moet benaderen als een religieus werk, wat je geloof ook is. Het gaat over de grote levensvragen, theologisch, maar ook spiritueel en filosofisch. Dat heb ik vooral ontdekt door het werken met Peter Sellars en de Berliner Philharmoniker [te zien en horen op de bekroonde dvd-opname van deze theaterbewerking, red.].

Daar lag de grootste concentratie op de werkelijke betekenis. De Matthäus is zo veel meer dan alleen grootse muziek; het werk moet onder de huid kruipen, verwarren, vragen oproepen. En er zijn heel veel vragen, vanaf het eerste koor: wen? wie? was? wohin? De luisteraar wordt constant uitgenodigd die vragen te stellen en erop te reageren.’

Is Padmore zelf gelovig?

‘Ik ben katholiek opgegroeid, maar ben niet meer religieus. Ook weer geen atheïst, dat is te zwart-wit. De vragen die religie stelt zijn belangrijk voor een mens, daarom voel ik me wel aangetrokken door religieus denken, geloof en zelfs theologie, want je kunt er veel van leren. Maar ik ga zelden naar de kerk, en geloof ook niet in een leven na dit leven.

Goethe schreef ooit ‘Zum Erstaunen bin ich da’, dat herken ik: het me constant verbazen over de wereld en het bestaan. Het idee dat onze atomen uiteindelijk ergens voortleven, in de aarde of in de hemel, spreekt me wel aan.

In deze verwarde wereld kan dat troost bieden. De bekende toneelschrijver Dennis Potter heeft in zijn laatste interview gezegd: ‘Religie is de wond, niet het verband.’ De passies gaan over lijden, over de kleinheid van de mens. Zoals we ons voelen als we kijken naar de sterren.’

Aandacht en intentie

Voor zijn uitvoering van de Matthäus-Passion in de Grote Zaal heeft Padmore gekozen voor de tweede versie, door Bach zelf in 1729 van kleine wijzigingen voorzien. ‘Die versie is volgens mij rijker, completer, en heel zorgvuldig uitgeschreven. Het orkest was het daarmee eens.’

Padmore groeide op met de oude muziekpraktijk. ‘Roger Norrington, Ton Koopman, Trevor Pinnock, zij vormden mijn referentiekader. Ook met het Orchestra of the Age of Enlightenment is mijn relatie lang en intensief. Het is een interessant proces om met dit orkest opnieuw naar Bachs partituur te kijken.

Het meest heb ik geleerd van Philippe Herre­weghe

Met de Berliner Philharmoniker was het anders, maar ook heel opwindend. Het is niet hun repertoire, dus ze staan open voor alles. Een orkest dat zo’n stuk heel goed kent, heeft sterke eigen opvattingen, dat is lastiger te overtuigen. Maar er zijn nieuwe orkestleden, en andere zangers, die ik zelf heb mogen uitnodigen.

En ik geloof in de rehearsal, de repetitie. Etymologisch stamt dat af van het oud-Franse woord haerer, ploegen. Repeteren is het actief en aandachtig alsmaar opnieuw spelen, als ploegen voor het planten. De woorden die ik het meest gebruik zijn attention en intention, waarmee ik bedoel dat iedereen voortdurend attent moet zijn en actief betrokken. We spelen het stuk als kamermuziek, vanaf de eerste maat ademen we samen.’

Voorbeelden

Heeft hij grote voorbeelden als het om de zware rol van evangelist gaat? ‘Misschien Peter Schreier, ik zong in het koor toen hij de evangelist deed. Ook Christoph Prégardien, om zijn begrip van het stuk.

Maar het meest geleerd heb ik van Philippe Herreweghe. We hebben veel met elkaar gewerkt, en het stuk heel diepgaand bestudeerd. Hij heeft een ongelooflijke aandacht voor de tekst, maar ook voor de harmonie.

Van hem kreeg ik het advies eerst de tekst te spreken, dan de melodie te zingen, zonder tekst, dan te luisteren naar de harmonieën, niet zozeer om gewoon zuiver te zingen, maar om te weten welke rol de stem speelt in de harmonie.

En tenslotte is er het ritme. Bachs ritme is zo helder, zo instructief, als je dat volgt benader je de componist het dichtst. Volg je je eigen ritme, dan voelt dat misschien als heel expressief, maar heeft het niet de concentratie en precisie zoals Bach bedoeld heeft.’

lees ook: Philippe Herreweghe: 'Bij Bach moeten ook instrumentalisten de tekst kennen' (interview)

Onontkoombaar

‘Het combineren van een gezinsleven met een carrière’ noemt Padmore een van de moeilijkste aspecten van zijn vak. Ik ben graag thuis, in Brighton, bij mijn vrouw, theaterontwerper Vicky Mortimer – we hebben elkaar in het theater ontmoet –, en onze zeventienjarige dochters, een van mij en een van haar, uit onze eerdere relaties.

Daarom doe ik minder graag opera, met die lange repetitieperiodes. Maar het is onontkoombaar dat ik toch vaak weg ben. Nu weer in Amsterdam. Maar de Matthäus hier in Het Concertgebouw is voor mij wel een hoogtepunt.

Wat ik wil bereiken is dat het publiek dit werk als het ware voor het eerst hoort. En niet zomaar hoort, maar écht luistert en intensief bij de uitvoering betrokken is. Dat is mijn streven.’ 

‘Goethe schreef ooit ‘Zum Erstaunen bin ich da’, dat herken ik’

Die jeugd bracht hij door in Canterbury, waar zijn vader in de bouw werkte. ‘Eigenlijk was hij heel creatief’, herinnert Mark -Padmore zich. ‘Hij zou meer van het leven hebben genoten als hij iets anders was gaan doen, maar hij moest lange dagen maken om ons, zijn vijf kinderen, groot te brengen.

Hoewel mijn moeder dol op muziek was, zou ik mijn ouders niet echt muzikaal willen noemen. Maar ze gaven ons wel de kans een instrument te leren spelen. Voor mij werd dat de blokfluit, die ik op mijn vierde van de kerstman kreeg. Daarmee is alles begonnen.’

Een paar jaar later werd de blokfluit opgevolgd door een klarinet, waarmee hij zich een positie in het plaatselijke jeugdorkest veroverde. ‘We speelden Elgar, Dvořák, Tsjaikovski, allemaal heel opwindend. Ik was achttien toen ik besloot van muziek mijn beroep te maken.’

Zangcarrière 

Niet als klarinettist, maar als zanger wilde hij verder. ‘Van jongs af aan heb ik eigenlijk altijd gezongen, al op mijn elfde zat ik in het koor van de Saint Thomas Church. Mijn jongens-alt ontwikkelde zich heel organisch tot de hoge tenor die ik nu heb. Ik nam zangles, vroeg een beurs aan voor een studie koorzang aan King’s College in Cambridge en werd aangenomen. Ik had niet een heel mooie stem, maar was muzikaal en las goed van blad. En ik zong zes dagen per week in dat prachtige koor!’

Van een carrière als solist had hij nooit durven dromen, de koorzang en het werken met grote dirigenten was hem genoeg. Tot hij zich als dertigjarige voorzichtig aan wat solo-partijen durfde wagen.

Het idee dat onze atomen uiteindelijk ergens voortleven, in de aarde of in de hemel, spreekt me wel aan

‘Vooral Barok’, vertelt hij. ‘Rameau, Charpentier, Lully, Händel, de cantates van Bach. Nog geen liederen. Die zong ik wel op les, maar ik wilde dat het natuurlijk klonk en dat gebeurde pas later, toen ook mijn Duits beter was.’ Omstreeks die tijd kwam ook de opera in zijn leven en, belangrijker nog, Bachs Matthäus-Passion.

‘Mijn allereerste Matthäus was in 1997, in Madrid, met het Gabrieli Consort. Sindsdien heb ik de evangelist bijna elk jaar gezongen, in heel veel verschillende uitvoeringen. En elke keer leerde ik weer iets nieuws, zeker toen ik het werk later ging dirigeren. Het blijft een eindeloze ontdekkingsreis.’

Levensvragen

‘Wat ik bij het uitvoeren van de Matthäus-Passion heel sterk voel is, dat je het stuk moet benaderen als een religieus werk, wat je geloof ook is. Het gaat over de grote levensvragen, theologisch, maar ook spiritueel en filosofisch. Dat heb ik vooral ontdekt door het werken met Peter Sellars en de Berliner Philharmoniker [te zien en horen op de bekroonde dvd-opname van deze theaterbewerking, red.].

Daar lag de grootste concentratie op de werkelijke betekenis. De Matthäus is zo veel meer dan alleen grootse muziek; het werk moet onder de huid kruipen, verwarren, vragen oproepen. En er zijn heel veel vragen, vanaf het eerste koor: wen? wie? was? wohin? De luisteraar wordt constant uitgenodigd die vragen te stellen en erop te reageren.’

Is Padmore zelf gelovig?

‘Ik ben katholiek opgegroeid, maar ben niet meer religieus. Ook weer geen atheïst, dat is te zwart-wit. De vragen die religie stelt zijn belangrijk voor een mens, daarom voel ik me wel aangetrokken door religieus denken, geloof en zelfs theologie, want je kunt er veel van leren. Maar ik ga zelden naar de kerk, en geloof ook niet in een leven na dit leven.

Goethe schreef ooit ‘Zum Erstaunen bin ich da’, dat herken ik: het me constant verbazen over de wereld en het bestaan. Het idee dat onze atomen uiteindelijk ergens voortleven, in de aarde of in de hemel, spreekt me wel aan.

In deze verwarde wereld kan dat troost bieden. De bekende toneelschrijver Dennis Potter heeft in zijn laatste interview gezegd: ‘Religie is de wond, niet het verband.’ De passies gaan over lijden, over de kleinheid van de mens. Zoals we ons voelen als we kijken naar de sterren.’

Aandacht en intentie

Voor zijn uitvoering van de Matthäus-Passion in de Grote Zaal heeft Padmore gekozen voor de tweede versie, door Bach zelf in 1729 van kleine wijzigingen voorzien. ‘Die versie is volgens mij rijker, completer, en heel zorgvuldig uitgeschreven. Het orkest was het daarmee eens.’

Padmore groeide op met de oude muziekpraktijk. ‘Roger Norrington, Ton Koopman, Trevor Pinnock, zij vormden mijn referentiekader. Ook met het Orchestra of the Age of Enlightenment is mijn relatie lang en intensief. Het is een interessant proces om met dit orkest opnieuw naar Bachs partituur te kijken.

Het meest heb ik geleerd van Philippe Herre­weghe

Met de Berliner Philharmoniker was het anders, maar ook heel opwindend. Het is niet hun repertoire, dus ze staan open voor alles. Een orkest dat zo’n stuk heel goed kent, heeft sterke eigen opvattingen, dat is lastiger te overtuigen. Maar er zijn nieuwe orkestleden, en andere zangers, die ik zelf heb mogen uitnodigen.

En ik geloof in de rehearsal, de repetitie. Etymologisch stamt dat af van het oud-Franse woord haerer, ploegen. Repeteren is het actief en aandachtig alsmaar opnieuw spelen, als ploegen voor het planten. De woorden die ik het meest gebruik zijn attention en intention, waarmee ik bedoel dat iedereen voortdurend attent moet zijn en actief betrokken. We spelen het stuk als kamermuziek, vanaf de eerste maat ademen we samen.’

Voorbeelden

Heeft hij grote voorbeelden als het om de zware rol van evangelist gaat? ‘Misschien Peter Schreier, ik zong in het koor toen hij de evangelist deed. Ook Christoph Prégardien, om zijn begrip van het stuk.

Maar het meest geleerd heb ik van Philippe Herreweghe. We hebben veel met elkaar gewerkt, en het stuk heel diepgaand bestudeerd. Hij heeft een ongelooflijke aandacht voor de tekst, maar ook voor de harmonie.

Van hem kreeg ik het advies eerst de tekst te spreken, dan de melodie te zingen, zonder tekst, dan te luisteren naar de harmonieën, niet zozeer om gewoon zuiver te zingen, maar om te weten welke rol de stem speelt in de harmonie.

En tenslotte is er het ritme. Bachs ritme is zo helder, zo instructief, als je dat volgt benader je de componist het dichtst. Volg je je eigen ritme, dan voelt dat misschien als heel expressief, maar heeft het niet de concentratie en precisie zoals Bach bedoeld heeft.’

lees ook: Philippe Herreweghe: 'Bij Bach moeten ook instrumentalisten de tekst kennen' (interview)

Onontkoombaar

‘Het combineren van een gezinsleven met een carrière’ noemt Padmore een van de moeilijkste aspecten van zijn vak. Ik ben graag thuis, in Brighton, bij mijn vrouw, theaterontwerper Vicky Mortimer – we hebben elkaar in het theater ontmoet –, en onze zeventienjarige dochters, een van mij en een van haar, uit onze eerdere relaties.

Daarom doe ik minder graag opera, met die lange repetitieperiodes. Maar het is onontkoombaar dat ik toch vaak weg ben. Nu weer in Amsterdam. Maar de Matthäus hier in Het Concertgebouw is voor mij wel een hoogtepunt.

Wat ik wil bereiken is dat het publiek dit werk als het ware voor het eerst hoort. En niet zomaar hoort, maar écht luistert en intensief bij de uitvoering betrokken is. Dat is mijn streven.’ 

‘Goethe schreef ooit ‘Zum Erstaunen bin ich da’, dat herken ik’

Dit artikel wordt u gratis aangeboden door Preludium. Meer lezen? Abonneer dan nu.