Nog geen account of wachtwoord vergeten? Klik hier
achtergrond

Uitgelicht: de gitaar

door Martijn Voorvelt
18 aug. 2023 18 augustus 2023

In de klassieke muziek is zijn plek bescheiden, in de populaire muziek is de gitaar een ster. Hoe kwam dit veelzijdige instrument in de concertzaal terecht? En aandacht voor een nieuwe meester: Raphaël Feuillâtre.

  • Meesters op de Gitaar: Raphaël Feuillâtre

    Foto: Stefan Höderath

    Meesters op de Gitaar: Raphaël Feuillâtre

    Foto: Stefan Höderath

  • Meesters op de Gitaar: Raphaël Feuillâtre

    Foto: Stefan Höderath

    Meesters op de Gitaar: Raphaël Feuillâtre

    Foto: Stefan Höderath

Het woord gitaar stamt af van het Perzische ‘tar’ (snaar). Een gitaar is een houten tokkelinstrument met meestal zes snaren, die langs een platte hals lopen. Aan de ene kant zitten de snaren vast aan een getailleerde klankkast die op het bovenbeen van de speler kan rusten, aan de andere kant zit een kop met stemknoppen. Op de hals zijn metalen fretten aangebracht waartegen de snaren kunnen worden afgeklemd om ze te verkorten, en daarmee de tonen te verhogen.

Voorlopers zijn de Griekse kithara, de (Arabische) ud en de renaissanceluit. De zestiende-eeuwse Spaanse vihuela da mano had al een klankkast met de karakteristieke getailleerde ‘8-vorm’. Daaruit ontstond de barokgitaar (met vijf dubbele snaren: vijfkorig).

In sommige pianopartijen van Schubert is duidelijk te horen dat ze op een gitaar zijn bedacht

Rond 1780 werd er een zesde paar snaren toegevoegd, terwijl in Frankrijk en Italië de snaren werden ontdubbeld. Daarmee begon de bloeitijd van de gitaar als klassiek instrument. De ‘romantische gitaar’ – kleiner dan de gitaren van nu – werd veelvuldig gebruikt voor liedbegeleiding in de salonsfeer. In sommige pianopartijen van Franz Schubert is duidelijk te horen dat ze op een gitaar zijn bedacht. Andere componisten schreven er zelfstandige etudes, sonates en suites voor. Luigi Boccherini en Niccolò Paganini bijvoorbeeld, maar ook gitaarspecialisten als de Catalaan Fernando Sor en de Italianen Ferdinando Carulli, Mauro Giuliani en Matteo Carcassi – nog altijd klinkende namen voor gitaarleerlingen.

Rond 1884 bouwde Antonio de Torres Jurado de eerste klassieke gitaar in de vorm zoals we die nu kennen. Als centraal instrument van de flamenco werd het steeds meer een nationaal symbool van Spanje. In andere West-Europese landen verdween de gitaar juist wat naar de achtergrond, vooral omdat de klank te zacht was voor de steeds grotere zalen en orkesten. Gustav Mahlers Zevende symfonie (1905) is een van de weinige grote orkestwerken met gitaar. Het zou een niche-instrument blijven in de klassieke muziek, ondanks het populaire Concierto de Aranjuez (1939) van Joaquín Rodrigo. Via Britse folk en Amerikaanse blues, country en jazz maakte de gitaar ondertussen een spectaculaire doorstart; sinds de jaren 1950 zijn met name elektrische gitaren standaard in rock ’n roll, rock en popmuziek.

Boegbeelden

De grondleggers van de nog steeds gebruikte klassieke gitaartechnieken zijn Francisco Tárrega en diens leerling Emilio Pujol. Spanjaarden die in de twintigste eeuw bijdroegen aan de populariteit van de gitaar waren Miguel Llobet en Andrés Segovia. De Cubaan Leo Brouwer en de Mexicaan Manuel Ponce vergrootten het arsenaal aan ritmes, klanken en technieken. Na 1950 populariseerden de Britten Julian Bream en John Williams de klassieke gitaarmuziek; Paco de Lucía deed dat met de flamenco.

Raphaël Feuillâtre

Sinds enkele jaren dient zich een nieuwe generatie klassieke gitaristen aan. Een van de vaandeldragers is de 27-jarige Raphaël Feuillâtre, geboren in het Noord-Afrikaanse Djibouti en opgegroeid in het West-Franse Cholet. In een repertoire dat uiteenloopt van bekende en onbekendere Barok tot hedendaagse werken gaat zijn fabelachtige techniek gepaard met een vloeiende melodische stijl, waarbij zijn adem de gitaarklank lijkt te beïnvloeden: ‘My goal is always to allow the guitar to sing.’

Cd-tip
Hij heeft op 26-jarige leeftijd al heel wat toonaangevende prijzen in de wacht gesleept. Gitarist Raphaël ­Feuillâtre verovert en betovert de wereld met zijn spel. En met een platencontract bij DGG zal hij nóg veel beter gehoord kunnen worden, ook buiten de concertzalen. Opvallend is zijn zeer krachtige toon en fabuleuze techniek, die hem in staat stellen om elk werk dat hij speelt van stof te ontdoen en, zoals hij zelf zegt, te laten zingen, want zo begint elk goed muzikaal verhaal.


Deze cd is op de avond van het concert (30 september) te koop bij de Concertvriendenbalie in Het Concertgebouw.


Elektrisch

De elektrisch versterkte gitaar, ontwikkeld in de jaren 1930, is rond 1950 vervolmaakt dankzij pioniers Les Paul en Leo Fender. Elektromagnetische elementen zetten de trillingen van de stalen snaren om naar elektrische stroom, die via een kabel naar een versterker gaat. Blues- en rockmusici – van Muddy Waters en B.B. King tot Pete Townsend en Jimi Hendrix – maakten steeds meer gecontroleerd gebruik van oversturing en vervorming. In de klassieke wereld figureerde de elektrische gitaar slechts sporadisch, totdat componisten als Louis Andriessen, Fred Frith, Glenn Branca en Rhys Chatham er vanaf de jaren 1970 bruggen mee sloegen tussen de avant-garde en de rockmuziek.

Het woord gitaar stamt af van het Perzische ‘tar’ (snaar). Een gitaar is een houten tokkelinstrument met meestal zes snaren, die langs een platte hals lopen. Aan de ene kant zitten de snaren vast aan een getailleerde klankkast die op het bovenbeen van de speler kan rusten, aan de andere kant zit een kop met stemknoppen. Op de hals zijn metalen fretten aangebracht waartegen de snaren kunnen worden afgeklemd om ze te verkorten, en daarmee de tonen te verhogen.

Voorlopers zijn de Griekse kithara, de (Arabische) ud en de renaissanceluit. De zestiende-eeuwse Spaanse vihuela da mano had al een klankkast met de karakteristieke getailleerde ‘8-vorm’. Daaruit ontstond de barokgitaar (met vijf dubbele snaren: vijfkorig).

In sommige pianopartijen van Schubert is duidelijk te horen dat ze op een gitaar zijn bedacht

Rond 1780 werd er een zesde paar snaren toegevoegd, terwijl in Frankrijk en Italië de snaren werden ontdubbeld. Daarmee begon de bloeitijd van de gitaar als klassiek instrument. De ‘romantische gitaar’ – kleiner dan de gitaren van nu – werd veelvuldig gebruikt voor liedbegeleiding in de salonsfeer. In sommige pianopartijen van Franz Schubert is duidelijk te horen dat ze op een gitaar zijn bedacht. Andere componisten schreven er zelfstandige etudes, sonates en suites voor. Luigi Boccherini en Niccolò Paganini bijvoorbeeld, maar ook gitaarspecialisten als de Catalaan Fernando Sor en de Italianen Ferdinando Carulli, Mauro Giuliani en Matteo Carcassi – nog altijd klinkende namen voor gitaarleerlingen.

Rond 1884 bouwde Antonio de Torres Jurado de eerste klassieke gitaar in de vorm zoals we die nu kennen. Als centraal instrument van de flamenco werd het steeds meer een nationaal symbool van Spanje. In andere West-Europese landen verdween de gitaar juist wat naar de achtergrond, vooral omdat de klank te zacht was voor de steeds grotere zalen en orkesten. Gustav Mahlers Zevende symfonie (1905) is een van de weinige grote orkestwerken met gitaar. Het zou een niche-instrument blijven in de klassieke muziek, ondanks het populaire Concierto de Aranjuez (1939) van Joaquín Rodrigo. Via Britse folk en Amerikaanse blues, country en jazz maakte de gitaar ondertussen een spectaculaire doorstart; sinds de jaren 1950 zijn met name elektrische gitaren standaard in rock ’n roll, rock en popmuziek.

Boegbeelden

De grondleggers van de nog steeds gebruikte klassieke gitaartechnieken zijn Francisco Tárrega en diens leerling Emilio Pujol. Spanjaarden die in de twintigste eeuw bijdroegen aan de populariteit van de gitaar waren Miguel Llobet en Andrés Segovia. De Cubaan Leo Brouwer en de Mexicaan Manuel Ponce vergrootten het arsenaal aan ritmes, klanken en technieken. Na 1950 populariseerden de Britten Julian Bream en John Williams de klassieke gitaarmuziek; Paco de Lucía deed dat met de flamenco.

Raphaël Feuillâtre

Sinds enkele jaren dient zich een nieuwe generatie klassieke gitaristen aan. Een van de vaandeldragers is de 27-jarige Raphaël Feuillâtre, geboren in het Noord-Afrikaanse Djibouti en opgegroeid in het West-Franse Cholet. In een repertoire dat uiteenloopt van bekende en onbekendere Barok tot hedendaagse werken gaat zijn fabelachtige techniek gepaard met een vloeiende melodische stijl, waarbij zijn adem de gitaarklank lijkt te beïnvloeden: ‘My goal is always to allow the guitar to sing.’

Cd-tip
Hij heeft op 26-jarige leeftijd al heel wat toonaangevende prijzen in de wacht gesleept. Gitarist Raphaël ­Feuillâtre verovert en betovert de wereld met zijn spel. En met een platencontract bij DGG zal hij nóg veel beter gehoord kunnen worden, ook buiten de concertzalen. Opvallend is zijn zeer krachtige toon en fabuleuze techniek, die hem in staat stellen om elk werk dat hij speelt van stof te ontdoen en, zoals hij zelf zegt, te laten zingen, want zo begint elk goed muzikaal verhaal.


Deze cd is op de avond van het concert (30 september) te koop bij de Concertvriendenbalie in Het Concertgebouw.


Elektrisch

De elektrisch versterkte gitaar, ontwikkeld in de jaren 1930, is rond 1950 vervolmaakt dankzij pioniers Les Paul en Leo Fender. Elektromagnetische elementen zetten de trillingen van de stalen snaren om naar elektrische stroom, die via een kabel naar een versterker gaat. Blues- en rockmusici – van Muddy Waters en B.B. King tot Pete Townsend en Jimi Hendrix – maakten steeds meer gecontroleerd gebruik van oversturing en vervorming. In de klassieke wereld figureerde de elektrische gitaar slechts sporadisch, totdat componisten als Louis Andriessen, Fred Frith, Glenn Branca en Rhys Chatham er vanaf de jaren 1970 bruggen mee sloegen tussen de avant-garde en de rockmuziek.

Dit artikel wordt u gratis aangeboden door Preludium. Meer lezen? Abonneer dan nu.