Nog geen account of wachtwoord vergeten? Klik hier

Concertgebouworkest Essentials: Schumanns Symfonie nr. 3

Concertgebouworkest Essentials: Schumanns Symfonie nr. 3

Grote Zaal
08 januari 2026
21.00 uur

Print dit programma

Koninklijk Concertgebouworkest
Klaus Mäkelä dirigent
Thomas Vanderveken TOM Talk

Dit programma maakt deel uit van de serie Essentials.

Na afloop organiseert jongerenvereniging Entrée het gratis toegankelijke Entrée Café in de Spiegelzaal, met live muziek of dj op de achtergrond.

ROBERT SCHUMANN (1810-1856)

Symfonie nr. 3 in Es gr.t., op. 97 (1850) 
‘Rheinische’   
Lebhaft 
Scherzo: Sehr mässig 
Nicht schnell 
Feierlich 
Lebhaft  

er is geen pauze
einde ± 22.00 uur

Grote Zaal 08 januari 2026 21.00 uur

Koninklijk Concertgebouworkest
Klaus Mäkelä dirigent
Thomas Vanderveken TOM Talk

Dit programma maakt deel uit van de serie Essentials.

Na afloop organiseert jongerenvereniging Entrée het gratis toegankelijke Entrée Café in de Spiegelzaal, met live muziek of dj op de achtergrond.

ROBERT SCHUMANN (1810-1856)

Symfonie nr. 3 in Es gr.t., op. 97 (1850) 
‘Rheinische’   
Lebhaft 
Scherzo: Sehr mässig 
Nicht schnell 
Feierlich 
Lebhaft  

er is geen pauze
einde ± 22.00 uur

Toelichting

Robert Schumann (1810-1856)

‘Rheinische’ symfonie

door Michiel Cleij

  • Robert Schumann

    ca. 1850

    Robert Schumann

    ca. 1850

  • Robert Schumann

    ca. 1850

    Robert Schumann

    ca. 1850

Bij pianostukken en liederen was Robert Schumann in zijn natuurlijke element. Ze klinken zó spontaan en vanzelfsprekend, dat hij noten leek te ademen in plaats van te bedenken en op te schrijven. De vier symfonieën zijn onmiskenbaar van dezelfde maker, maar ze zijn van een andere orde: de weg van inventie naar klinkend resultaat is aanzienlijk langer. In Schumanns tijd was een goede symfonie een gelaagd bouwsel met een sterke interne samenhang. Aan zulke constructies waagde hij zich aanvankelijk niet, tot zijn vrouw Clara hem over de streep trok. Als concertpianiste was zij vertrouwd met zijn ­pianostukken, en die waren volgens haar ‘­volkomen orkestraal gedacht’.

Een extra stimulans was zijn ontdekking van Franz ­Schuberts Symfonie in C groot: klinkend bewijs dat een typische ­liedcomponist grotere vormen kon veroveren. ­Schumann, de improvisator, zou zich als ‘architect’ bewijzen. Na het succes van zijn Eerste symfonie volgden er vrij snel na elkaar nog drie, waarvan de Derde de laatste is (de nummering correspondeert niet met de ontstaansvolgorde) en in menig opzicht de beste. De orkestratie is effectiever dan in de eerdere drie, en ondanks de vorminvloeden van de grote Ludwig van Beethoven hoor je vooral een componist met een eigen agenda en een eigen verhaal. Later zou zelfs de altijd kritische Pjotr Tsjaikovski zich lovend over dit werk uitlaten.

Dat juist deze symfonie zo overtuigt, heeft alles te maken met de ­pakkende thema’s: die moesten ‘klinken als volksmuziek’, aldus Schumann. Het duidelijkst hoor je dat in het tweede deel, een volksdans-achtig Scherzo. Maar ook de andere delen zitten vol markante deuntjes die je bijblijven en waarop je meteen een tekst zou kunnen plakken.

Schumann voltooide het werk binnen een paar weken in Düsseldorf, waar hij zojuist een nieuwe baan als dirigent had aangenomen. Het omliggende landschap en een boottocht over de Rijn met Clara werkten inspirerend –
al was het niet Schumann zelf die deze symfonie de bijnaam ‘Rheinische’ gaf. Anekdotisch is wél de ‘kathedraal­muziek’ in het vierde deel (Feierlich): het is een impressie van de mis die de Schumanns bijwoonden toen ze tijdens hun Rijntrip de in aanbouw zijnde Dom van Keulen bezochten. In dit wonderlijke deel treden de tot dan toe zwijgende trombones op de voorgrond, met een bijna verblindend effect.

Bij pianostukken en liederen was Robert Schumann in zijn natuurlijke element. Ze klinken zó spontaan en vanzelfsprekend, dat hij noten leek te ademen in plaats van te bedenken en op te schrijven. De vier symfonieën zijn onmiskenbaar van dezelfde maker, maar ze zijn van een andere orde: de weg van inventie naar klinkend resultaat is aanzienlijk langer. In Schumanns tijd was een goede symfonie een gelaagd bouwsel met een sterke interne samenhang. Aan zulke constructies waagde hij zich aanvankelijk niet, tot zijn vrouw Clara hem over de streep trok. Als concertpianiste was zij vertrouwd met zijn ­pianostukken, en die waren volgens haar ‘­volkomen orkestraal gedacht’.

Een extra stimulans was zijn ontdekking van Franz ­Schuberts Symfonie in C groot: klinkend bewijs dat een typische ­liedcomponist grotere vormen kon veroveren. ­Schumann, de improvisator, zou zich als ‘architect’ bewijzen. Na het succes van zijn Eerste symfonie volgden er vrij snel na elkaar nog drie, waarvan de Derde de laatste is (de nummering correspondeert niet met de ontstaansvolgorde) en in menig opzicht de beste. De orkestratie is effectiever dan in de eerdere drie, en ondanks de vorminvloeden van de grote Ludwig van Beethoven hoor je vooral een componist met een eigen agenda en een eigen verhaal. Later zou zelfs de altijd kritische Pjotr Tsjaikovski zich lovend over dit werk uitlaten.

Dat juist deze symfonie zo overtuigt, heeft alles te maken met de ­pakkende thema’s: die moesten ‘klinken als volksmuziek’, aldus Schumann. Het duidelijkst hoor je dat in het tweede deel, een volksdans-achtig Scherzo. Maar ook de andere delen zitten vol markante deuntjes die je bijblijven en waarop je meteen een tekst zou kunnen plakken.

Schumann voltooide het werk binnen een paar weken in Düsseldorf, waar hij zojuist een nieuwe baan als dirigent had aangenomen. Het omliggende landschap en een boottocht over de Rijn met Clara werkten inspirerend –
al was het niet Schumann zelf die deze symfonie de bijnaam ‘Rheinische’ gaf. Anekdotisch is wél de ‘kathedraal­muziek’ in het vierde deel (Feierlich): het is een impressie van de mis die de Schumanns bijwoonden toen ze tijdens hun Rijntrip de in aanbouw zijnde Dom van Keulen bezochten. In dit wonderlijke deel treden de tot dan toe zwijgende trombones op de voorgrond, met een bijna verblindend effect.

  • De Dom van Keulen in 1856; het gebouw werd voltooid in 1880, maar was al eerder open voor publiek

    De Dom van Keulen in 1856; het gebouw werd voltooid in 1880, maar was al eerder open voor publiek

  • De Dom van Keulen in 1856; het gebouw werd voltooid in 1880, maar was al eerder open voor publiek

    De Dom van Keulen in 1856; het gebouw werd voltooid in 1880, maar was al eerder open voor publiek

Eigenlijk heeft de hele symfonie een spiritueel karakter: na het uitbundige openingsdeel wordt de sfeer geleidelijk ingetogener, de tempo’s worden trager, de expressie geconcentreerder – totdat in de Finale de volksliedjes en -dansjes weer losbarsten. Schumanns streven was om mensen door kunst met het hogere te verbinden; in deze symfonie kwam hij hoog, maar stond hij nog nét met beide benen op de grond. Want helaas schreef hij hiermee eigenlijk ook zijn muzikale testament. Na de voltooiing verslechterde zijn geestelijke gezondheid razendsnel en zaten artistieke voltreffers er niet meer in. Zes jaar later overleed Schumann in een psychiatrisch ziekenhuis.

Eigenlijk heeft de hele symfonie een spiritueel karakter: na het uitbundige openingsdeel wordt de sfeer geleidelijk ingetogener, de tempo’s worden trager, de expressie geconcentreerder – totdat in de Finale de volksliedjes en -dansjes weer losbarsten. Schumanns streven was om mensen door kunst met het hogere te verbinden; in deze symfonie kwam hij hoog, maar stond hij nog nét met beide benen op de grond. Want helaas schreef hij hiermee eigenlijk ook zijn muzikale testament. Na de voltooiing verslechterde zijn geestelijke gezondheid razendsnel en zaten artistieke voltreffers er niet meer in. Zes jaar later overleed Schumann in een psychiatrisch ziekenhuis.

door Michiel Cleij

Robert Schumann (1810-1856)

‘Rheinische’ symfonie

door Michiel Cleij

  • Robert Schumann

    ca. 1850

    Robert Schumann

    ca. 1850

  • Robert Schumann

    ca. 1850

    Robert Schumann

    ca. 1850

Bij pianostukken en liederen was Robert Schumann in zijn natuurlijke element. Ze klinken zó spontaan en vanzelfsprekend, dat hij noten leek te ademen in plaats van te bedenken en op te schrijven. De vier symfonieën zijn onmiskenbaar van dezelfde maker, maar ze zijn van een andere orde: de weg van inventie naar klinkend resultaat is aanzienlijk langer. In Schumanns tijd was een goede symfonie een gelaagd bouwsel met een sterke interne samenhang. Aan zulke constructies waagde hij zich aanvankelijk niet, tot zijn vrouw Clara hem over de streep trok. Als concertpianiste was zij vertrouwd met zijn ­pianostukken, en die waren volgens haar ‘­volkomen orkestraal gedacht’.

Een extra stimulans was zijn ontdekking van Franz ­Schuberts Symfonie in C groot: klinkend bewijs dat een typische ­liedcomponist grotere vormen kon veroveren. ­Schumann, de improvisator, zou zich als ‘architect’ bewijzen. Na het succes van zijn Eerste symfonie volgden er vrij snel na elkaar nog drie, waarvan de Derde de laatste is (de nummering correspondeert niet met de ontstaansvolgorde) en in menig opzicht de beste. De orkestratie is effectiever dan in de eerdere drie, en ondanks de vorminvloeden van de grote Ludwig van Beethoven hoor je vooral een componist met een eigen agenda en een eigen verhaal. Later zou zelfs de altijd kritische Pjotr Tsjaikovski zich lovend over dit werk uitlaten.

Dat juist deze symfonie zo overtuigt, heeft alles te maken met de ­pakkende thema’s: die moesten ‘klinken als volksmuziek’, aldus Schumann. Het duidelijkst hoor je dat in het tweede deel, een volksdans-achtig Scherzo. Maar ook de andere delen zitten vol markante deuntjes die je bijblijven en waarop je meteen een tekst zou kunnen plakken.

Schumann voltooide het werk binnen een paar weken in Düsseldorf, waar hij zojuist een nieuwe baan als dirigent had aangenomen. Het omliggende landschap en een boottocht over de Rijn met Clara werkten inspirerend –
al was het niet Schumann zelf die deze symfonie de bijnaam ‘Rheinische’ gaf. Anekdotisch is wél de ‘kathedraal­muziek’ in het vierde deel (Feierlich): het is een impressie van de mis die de Schumanns bijwoonden toen ze tijdens hun Rijntrip de in aanbouw zijnde Dom van Keulen bezochten. In dit wonderlijke deel treden de tot dan toe zwijgende trombones op de voorgrond, met een bijna verblindend effect.

Bij pianostukken en liederen was Robert Schumann in zijn natuurlijke element. Ze klinken zó spontaan en vanzelfsprekend, dat hij noten leek te ademen in plaats van te bedenken en op te schrijven. De vier symfonieën zijn onmiskenbaar van dezelfde maker, maar ze zijn van een andere orde: de weg van inventie naar klinkend resultaat is aanzienlijk langer. In Schumanns tijd was een goede symfonie een gelaagd bouwsel met een sterke interne samenhang. Aan zulke constructies waagde hij zich aanvankelijk niet, tot zijn vrouw Clara hem over de streep trok. Als concertpianiste was zij vertrouwd met zijn ­pianostukken, en die waren volgens haar ‘­volkomen orkestraal gedacht’.

Een extra stimulans was zijn ontdekking van Franz ­Schuberts Symfonie in C groot: klinkend bewijs dat een typische ­liedcomponist grotere vormen kon veroveren. ­Schumann, de improvisator, zou zich als ‘architect’ bewijzen. Na het succes van zijn Eerste symfonie volgden er vrij snel na elkaar nog drie, waarvan de Derde de laatste is (de nummering correspondeert niet met de ontstaansvolgorde) en in menig opzicht de beste. De orkestratie is effectiever dan in de eerdere drie, en ondanks de vorminvloeden van de grote Ludwig van Beethoven hoor je vooral een componist met een eigen agenda en een eigen verhaal. Later zou zelfs de altijd kritische Pjotr Tsjaikovski zich lovend over dit werk uitlaten.

Dat juist deze symfonie zo overtuigt, heeft alles te maken met de ­pakkende thema’s: die moesten ‘klinken als volksmuziek’, aldus Schumann. Het duidelijkst hoor je dat in het tweede deel, een volksdans-achtig Scherzo. Maar ook de andere delen zitten vol markante deuntjes die je bijblijven en waarop je meteen een tekst zou kunnen plakken.

Schumann voltooide het werk binnen een paar weken in Düsseldorf, waar hij zojuist een nieuwe baan als dirigent had aangenomen. Het omliggende landschap en een boottocht over de Rijn met Clara werkten inspirerend –
al was het niet Schumann zelf die deze symfonie de bijnaam ‘Rheinische’ gaf. Anekdotisch is wél de ‘kathedraal­muziek’ in het vierde deel (Feierlich): het is een impressie van de mis die de Schumanns bijwoonden toen ze tijdens hun Rijntrip de in aanbouw zijnde Dom van Keulen bezochten. In dit wonderlijke deel treden de tot dan toe zwijgende trombones op de voorgrond, met een bijna verblindend effect.

  • De Dom van Keulen in 1856; het gebouw werd voltooid in 1880, maar was al eerder open voor publiek

    De Dom van Keulen in 1856; het gebouw werd voltooid in 1880, maar was al eerder open voor publiek

  • De Dom van Keulen in 1856; het gebouw werd voltooid in 1880, maar was al eerder open voor publiek

    De Dom van Keulen in 1856; het gebouw werd voltooid in 1880, maar was al eerder open voor publiek

Eigenlijk heeft de hele symfonie een spiritueel karakter: na het uitbundige openingsdeel wordt de sfeer geleidelijk ingetogener, de tempo’s worden trager, de expressie geconcentreerder – totdat in de Finale de volksliedjes en -dansjes weer losbarsten. Schumanns streven was om mensen door kunst met het hogere te verbinden; in deze symfonie kwam hij hoog, maar stond hij nog nét met beide benen op de grond. Want helaas schreef hij hiermee eigenlijk ook zijn muzikale testament. Na de voltooiing verslechterde zijn geestelijke gezondheid razendsnel en zaten artistieke voltreffers er niet meer in. Zes jaar later overleed Schumann in een psychiatrisch ziekenhuis.

Eigenlijk heeft de hele symfonie een spiritueel karakter: na het uitbundige openingsdeel wordt de sfeer geleidelijk ingetogener, de tempo’s worden trager, de expressie geconcentreerder – totdat in de Finale de volksliedjes en -dansjes weer losbarsten. Schumanns streven was om mensen door kunst met het hogere te verbinden; in deze symfonie kwam hij hoog, maar stond hij nog nét met beide benen op de grond. Want helaas schreef hij hiermee eigenlijk ook zijn muzikale testament. Na de voltooiing verslechterde zijn geestelijke gezondheid razendsnel en zaten artistieke voltreffers er niet meer in. Zes jaar later overleed Schumann in een psychiatrisch ziekenhuis.

door Michiel Cleij

Biografie

Koninklijk Concertgebouworkest, orkest

Al 137 jaar brengt het Koninklijk Concertgebouw­orkest muziek tot leven. Het Amsterdamse orkest wordt wereldwijd geroemd om zijn unieke klank en zijn veelzijdige repertoire en heeft het voorrecht om met de meest vooraanstaande dirigenten en solisten te mogen samenwerken. Klaus Mäkelä, met wie sinds 2020 een hechte band bestaat, wordt in 2027 chef-dirigent. Zijn voorgangers waren Willem Kes, Willem Mengelberg, Eduard van Beinum, Bernard Haitink, Riccardo Chailly (sinds 2004 conductor emeritus), Mariss Jansons en Daniele Gatti. Iván Fischer is honorair gastdirigent.

Jaarlijks geeft het orkest zo’n 130 concerten. Thuis, in Het Concertgebouw, maar ook in de meest prestigieuze concertzalen wereldwijd. Daarmee is het Concert­gebouworkest een ambassadeur voor Nederland. Hare Majesteit Koningin Máxima is beschermvrouwe van het orkest.
Vanaf het begin is veel samengewerkt met componisten. Zo dirigeerden Richard Strauss, Gustav Mahler, Arnold Schönberg en Igor Stravinsky zelf meer dan eens het Concertgebouworkest. Jaarlijks gaan meerdere opdrachtwerken in première.

Het orkest ziet het als zijn verantwoordelijkheid om de kracht van symfonische muziek door te geven. Via de Academie van het Concertgebouworkest en het internationale jeugdorkest Young delen orkestmusici hun kennis, ervaring en liefde voor het vak met volgende generaties. Voor veelbelovende dirigenten zijn er de Ammodo Masterclass en het Bernard Ha­itink Associate Conductorship. Met vernieuwende concertvormen en uitvoeringen buiten de concertzaal inspireert het orkest nieuwe luisteraars.

Het grootste deel van de inkomsten haalt het Concertgebouworkest uit concerten in binnen- en buitenland. Het orkest is dankbaar voor de steun die het ontvangt van zijn publiek, het Ministerie van OCW, de gemeente Amsterdam, global partners ING, Booking.com en The Magnum Ice Cream Company, en vele sponsoren, ­fondsen en donateurs wereldwijd.

Bekijk hier alle musici van het Koninklijk Concertgebouworkest

Klaus Mäkelä, dirigent

Klaus Mäkelä is chef-dirigent van de Oslo Philharmonic sinds 2020 en muziekdirecteur van het Orchestre de Paris sinds 2021. In 2022 werd bekendgemaakt dat hij in 2027 de achtste chef-dirigent van het Concertgebouworkest wordt. Tegelijkertijd begint de Fin dan als music director van het Chicago Symphony Orchestra.

Klaus Mäkelä heeft een exclusief contract met Decca Classics, waarvoor hij met het Orchestre de Paris drie albums uitbracht en met het Oslo Filharmonisch Orkest onder meer alle symfonieën van Sibelius en drie symfonieën van Sjostakovitsj opnam. De afgelopen seizoenen reisde Klaus Mäkelä met de Oslo Philharmonic door Oost-Azië en trad hij op in Hamburg, Amsterdam, Parijs en Wenen.

Bij het Orchestre de Paris lag de focus op Franse componisten en nieuwe muziek tijdens concerten in heel Europa en op tournee in Azië. Sinds zijn overtuigende debuut bij het Concertgebouworkest in september 2020 staat Klaus Mäkelä ieder seizoen meerdere keren voor het orkest met een grote variëteit aan ­programma’s. Seizoen 2025/2026 ging van start met een uitgebreide zomertournee naar onder meer de BBC Proms en de Salzburger Festspiele, in november gevolgd door een tournee door Japan en Zuid-Korea.

In december 2025 leidde Klaus Mäkelä de Kerstmatinee en dit voorjaar start een jaarlijkse residency van het Concertgebouworkest op de Osterfestspiele in Baden-Baden, over­genomen van de Berliner Philharmoniker, het orkest waar Klaus Mäkelä dit ­seizoen terugkeert als gastdirigent. Als cellist speelt hij bij gelegenheid samen met leden van het Concertgebouw­orkest en het Orchestre de Paris. Klaus Mäkelä studeerde orkestdirectie aan de ­Sibelius-Academie in Helsinki bij Jorma Panula en cello bij Marko Ylönen, Timo Hanhinen en Hannu Kiiski.

Actuele concerten met Klaus Mäkelä

Thomas Vanderveken, presentator

Sinds het Concertgebouworkest in 2014 de concertserie Essentials startte, zijn de eigenwijze TOM Talks (naar de beroemde TED Talks) van de Vlaamse presentator Thomas Van­derveken een vast programmaonderdeel. Thomas Vanderveken studeerde enkele jaren muziektheorie en piano aan het Koninklijk Conservatorium te Brussel. Hij begon zijn tv-carrière als acteur in de tv-serie Spoed en als presentator bij VTM-jeugdzender JIMtv in 2001.

Sinds 2003 is hij presentator bij de VRT, waar hij bekendheid verwierf met reportages voor Vlaanderen Vakantieland en als spelleider in Vriend of Vijand en Mercator. Zijn eerste liveshow, Ster­acteur Sterartiest, werd een kijkcijferhit. ­

Thomas Vanderveken is daarnaast bekend van de spelprogramma’s Beste vrienden en 1 jaar gratis, de talkshow Alleen Elvis blijft bestaan, de consumentenprogramma’s Voor hetzelfde geld en FactCheckers en het interviewprogramma Onder ons. Ook voorzag hij regelmatig het Nieuwjaarsconcert van de Wiener Philharmoniker van televisiecommentaar en versloeg hij de Koningin Elisabethwedstrijd.