Nog geen account of wachtwoord vergeten? Klik hier

Concertprogramma

Concertprogramma

Concert om niet te vergeten

Concert om niet te vergeten

Grote Zaal
13 oktober 2020
20.00 uur

In tegenstelling tot wat eerder gecommuniceerd is, wordt dit concert twee keer uitgevoerd: om 19.00 en om 21.15 uur. Mozarts aria Non più di fiore vervalt.

Koninklijk Concertgebouworkest
Jan Willem de Vriend dirigent 
Roberta Alexander sopraan 
Dejan ­Lazić piano 
Tjeerd Top viool 
Astrid Joosten presentatie 
m.m.v. Erik Scherder, Philip Scheltens en Simon Reinink
openingswerk Side by Side met het VU-orkest

Concert om niet te vergeten
i.s.m. Alzheimercentrum Amsterdam en Meer dan muziek

uitleg over het afdrukken van programmaboekjes

Gioacchino Rossini (1792-1868)

Ouverture ‘La gazza ladra’ (1817)

Wolfgang Amadeus Mozart (1756-1791)

Non più di fìori vaghe catene,
aria van Vitellia uit ‘La clemenza di Tito’ (1791)
Olivier Patey: bassethoorn solo 

Allegro uit ‘Pianoconcert nr. 9 in Es gr.t.,
‘Jeunehomme’, KV 271 (1777)
cadensen: W.A. Mozart


Antonio Vivaldi (1678-1741)

Concerto grosso voor 10 instrumenten
in D gr.t., RV 526a (1728?)
‘Concerto di Amsterdam’
Allegro
Grave
Allegro 
eerste uitvoering door het Concertgebouworkest

Franz Schubert (1797-1828) 

Symfonie nr. 3 in D gr.t., D200 (1815)
Adagio maestoso - Allegro con brio
Allegretto
Menuetto. Vivace
Presto vivace

Het concert duurt ongeveer een uur en heeft geen pauze.

Grote Zaal 13 oktober 2020 20.00 uur

In tegenstelling tot wat eerder gecommuniceerd is, wordt dit concert twee keer uitgevoerd: om 19.00 en om 21.15 uur. Mozarts aria Non più di fiore vervalt.

Koninklijk Concertgebouworkest
Jan Willem de Vriend dirigent 
Roberta Alexander sopraan 
Dejan ­Lazić piano 
Tjeerd Top viool 
Astrid Joosten presentatie 
m.m.v. Erik Scherder, Philip Scheltens en Simon Reinink
openingswerk Side by Side met het VU-orkest

Concert om niet te vergeten
i.s.m. Alzheimercentrum Amsterdam en Meer dan muziek

uitleg over het afdrukken van programmaboekjes

Gioacchino Rossini (1792-1868)

Ouverture ‘La gazza ladra’ (1817)

Wolfgang Amadeus Mozart (1756-1791)

Non più di fìori vaghe catene,
aria van Vitellia uit ‘La clemenza di Tito’ (1791)
Olivier Patey: bassethoorn solo 

Allegro uit ‘Pianoconcert nr. 9 in Es gr.t.,
‘Jeunehomme’, KV 271 (1777)
cadensen: W.A. Mozart


Antonio Vivaldi (1678-1741)

Concerto grosso voor 10 instrumenten
in D gr.t., RV 526a (1728?)
‘Concerto di Amsterdam’
Allegro
Grave
Allegro 
eerste uitvoering door het Concertgebouworkest

Franz Schubert (1797-1828) 

Symfonie nr. 3 in D gr.t., D200 (1815)
Adagio maestoso - Allegro con brio
Allegretto
Menuetto. Vivace
Presto vivace

Het concert duurt ongeveer een uur en heeft geen pauze.

Toelichting

Concert om niet te vergeten

Een concert om niet te vergeten

door Frits de Haen

Rossini: Ouverture ‘La gazza ladra’

Een roffel op de kleine trom. Het doek gaat op. Zo ook op 31 mei 1817 in de Milanese Scala: de oeruitvoering van La gazza ladra. Na die roffel schotelt Rossini de luisteraar de ene na de andere verrassing voor. Want na een feestelijke mars vormt eenzelfde roffel de brug naar een wervelend Allegro. De instrumenten buitelen over elkaar heen in een vrolijk imitatiespel. En te midden van al deze ‘doorgevertjes’ in het orkest duikt dan ook nog eens Rossini’s befaamde crescendo op.

De Milanezen waren dolenthousiast over al die vondsten in wat ooggetuige Stendhal een ‘pittoreske symfonie’ noemde: ‘Ik zou de bijvalsstormen en de opwinding van het parket in Milaan niet kunnen weergeven toen dit meesterwerk gespeeld werd.’ Volgens Stendhal slaakten zelfs ‘de oudste, meest chagrijnige en snibbige luisteraars kreten van verrukking’ en duurde het applaus voor de ouverture wel vijf minuten.

Mozart: Non più di fìori vaghe catene

Uit Mozarts ‘rijpe’ tijd – in zoverre je daarover kunt spreken bij iemand die op 35-jarige leeftijd overlijdt – stamt La clemenza di Tito, de opera seria die Mozart kort voor zijn dood schreef voor de kroning van Leopold II tot koning van Bohemen. Het gegeven van de vergevingsgezinde Romeinse keizer Titus was geliefd in de achttiende eeuw: niet minder dan zestig opera’s waren erop gebaseerd.

Mozart componeerde het  werk in augustus en september 1791, deels gelijktijdig met Die Zauberflöte. In twee aria’s, waaronder Non più di fìori vaghe catene, is een virtuoze rol ingeruimd voor de obligate bassethoorn, een soort klarinet – een aardigheidje voor Anton Stadler, vriend en logebroeder van Mozart, voor wie ook het Klarinetconcert en het Klarinetkwintet ontstonden.

Mozart: Allegro uit ‘Negende pianoconcert’

‘Het wonder van mijn jeugd, de wanhoop van mijn rijpe jaren en de troost voor mijn ouderdom’, zo omschreef Rossini de muziek van Mozart. Uit Mozarts eigen jeugd (hij was 21) stamt het Pianoconcert nr. 9 in Es groot, ten onrechte vaker aangeduid als ‘Jeunehomme’. De bijnaam werd in 1912 door twee biografen gemunt: zij lazen de door Mozart als ‘Jenomy’ of ‘Jenomè’ gespelde namen als ‘Jeunehomme’. Andere biografen namen dat gretig over en zo ontstond mevrouw Jeunehomme, een ‘in die tijd gevierde pianiste’…

En dat terwijl de naam ‘Jenomy’ makkelijk traceerbaar was. Want in een brief bestelt vader Leopold de groeten aan ‘M:r und Md:me de Noverre, an Md:me genomai’. Die Noverres waren goede bekenden van de Mozarts: hij was een uitstekend danser, had de choreografie ontworpen voor de Milanese productie van Mozarts Lucio Silla, en hun dochter Louise Victoire was getrouwd met Joseph Jenamy. Pas in 2003 toonde Michael Lorenz aan dat deze dame, een begenadigd pianiste, goed te identificeren was. En dat een eventuele bijnaam voor KV 271 dus ‘Jenamy’ zou moeten luiden.

Het openingsdeel was in zijn tijd opzienbarend, doordat de piano en het orkest elkaar voortdurend afwisselen als in een dialoog. In de manier waarop de piano al aan het begin aan het woord is, wijst Mozart vooruit naar Beethovens late pianoconcerten.

Vivaldi: ‘Concerto di Amsterdam’

Hoewel we Antonio Vivaldi associëren met Venetië, had hij ook hechte banden met Amsterdam. Hij publiceerde er vanaf 1711, bij uitgeverijen als Estienne Roger en Michel Charles le Cène. Dit had niet alleen te maken met de noordelijke belangstelling voor Italiaanse muziek, maar ook met de uitstekende druktechnieken hier. Vivaldi zei hierover: ‘Ik moet erkennen dat, indien mijn composities in het verleden veel te lijden hebben gehad van drukfouten (afgezien van hun eigen tekortkomingen), hun grootste verdienste nu zal zijn dat ze gegraveerd zijn door de beroemde hand van Monsieur Estienne Roger.’ Zo zag onder meer 'Il cimento dell'armonia e dell'invenzione' (met de fameuze Vier jaargetijden) in 1725 in Amsterdam het licht.

Dertien jaar later, op 7 januari 1738, vierde de toenmalige schouwburg aan de Keizersgracht zijn eeuwfeest. Volgens de overlevering zou Vivaldi zelf bij dat jubileum aanwezig zijn geweest; in de kronieken wordt hij als ‘Componist van ’t Muzijk’ tevens genoemd onder de ‘Namen der Muzijkanten’. Toch is voorzichtigheid geboden. Zou de inmiddels bijna zestigjarige Vivaldi inderdaad deze reis ondernomen hebben voor één geïsoleerd concert? We vinden namelijk geen andere vermelding van concerten hier. Als we zijn agenda voor die tijd bekijken zien dat een aantal belangrijke producties in zijn eigen land rond die tijd hun beslag kregen. Hoe dan ook: het concert werd opgenomen in een handschrift met tien composities toen uitgevoerd. In grote lijnen is deze versie (met het Ryom-nummer 562a) identiek aan het reeds bekende concert 562. Dit concert heeft echter een ander middendeel én er zijn expliciet pauken toegevoegd, hoogst uitzonderlijk voor concerten toentertijd. Het ‘Concerto di Amsterdam’ kent een prominente rol toe aan de soloviool die uiterst virtuoos duelleert met de rest van het ensemble. 

Schubert: Derde symfonie

Schuberts eerste symfonische activiteiten kunnen worden teruggevoerd tot zijn tijd aan het Weense Kai­serlich-königliches Stadtkonvikt. Muziek speelde een grote rol op deze kostschool – het studentenorkest voerde elke dag na de maaltijd symfonieën en ouvertures uit. Schubert kwam er in 1808, kort voor zijn elfde ver­jaardag. Nadat hij het Stadtkonvikt had verlaten om zijn opleiding tot onderwijzer te beginnen, bleef hij het contact onderhouden. Zo was zijn Tweede symfonie bestemd voor het orkest van dat instituut en heeft het er alle schijn van dat ook latere symfo­nieën aan het Stadtkonvikt werden uitgevoerd.

Toch waren ze in eerste instantie bestemd voor het 'strijk­kwartet' van de fami­lie Schu­bert dat langza­mer­hand, met behulp van vrien­den en ken­nis­sen, was uitge­breid tot een heus kamerorkest. Steeds echter leek de grote Beethoven over Schuberts schouder mee te kijken. Schubert voelde zich in vergelijking met hem nietig en dat gold des te meer voor zijn symfonieën. Sterker nog: toen Schubert in 1828 uitgeverij Schott een ‘Verzeichniss meiner fertigen Compositionen’ opstuurde, repte hij in die brief van enkel één symfonie, de ‘Grote’ in C. Evenzo had hij enkele jaren eerder gemeld dat ‘ik voor volledig orkest eigenlijk niets bezit wat ik met een rustig geweten de wereld in kan sturen’. Als gevolg bleven deze werken lange tijd verborgen en werden ze pas eind van de negentiende eeuw weer uitgevoerd.

De Derde ontstond in korte tijd: na de eerste 47 maten die Schubert neerpende in mei 1815 voltooide hij het werk tussen 11 en 19 juli van dat jaar. De symfonie opent met een langzame inleiding, met een pregnante stijgende toonladderfiguur die ook later in het werk terugkeert. In het tweede deel valt de grote rol van de klarinet op. Na een vivace menuet, eigenlijk een scherzo, sluit de symfonie af met een opzwepende finale. In deze tarantella is duidelijk hoorbaar hoe populair Rossini was in het toenmalige Wenen.

Rossini: Ouverture ‘La gazza ladra’

Een roffel op de kleine trom. Het doek gaat op. Zo ook op 31 mei 1817 in de Milanese Scala: de oeruitvoering van La gazza ladra. Na die roffel schotelt Rossini de luisteraar de ene na de andere verrassing voor. Want na een feestelijke mars vormt eenzelfde roffel de brug naar een wervelend Allegro. De instrumenten buitelen over elkaar heen in een vrolijk imitatiespel. En te midden van al deze ‘doorgevertjes’ in het orkest duikt dan ook nog eens Rossini’s befaamde crescendo op.

De Milanezen waren dolenthousiast over al die vondsten in wat ooggetuige Stendhal een ‘pittoreske symfonie’ noemde: ‘Ik zou de bijvalsstormen en de opwinding van het parket in Milaan niet kunnen weergeven toen dit meesterwerk gespeeld werd.’ Volgens Stendhal slaakten zelfs ‘de oudste, meest chagrijnige en snibbige luisteraars kreten van verrukking’ en duurde het applaus voor de ouverture wel vijf minuten.

Mozart: Non più di fìori vaghe catene

Uit Mozarts ‘rijpe’ tijd – in zoverre je daarover kunt spreken bij iemand die op 35-jarige leeftijd overlijdt – stamt La clemenza di Tito, de opera seria die Mozart kort voor zijn dood schreef voor de kroning van Leopold II tot koning van Bohemen. Het gegeven van de vergevingsgezinde Romeinse keizer Titus was geliefd in de achttiende eeuw: niet minder dan zestig opera’s waren erop gebaseerd.

Mozart componeerde het  werk in augustus en september 1791, deels gelijktijdig met Die Zauberflöte. In twee aria’s, waaronder Non più di fìori vaghe catene, is een virtuoze rol ingeruimd voor de obligate bassethoorn, een soort klarinet – een aardigheidje voor Anton Stadler, vriend en logebroeder van Mozart, voor wie ook het Klarinetconcert en het Klarinetkwintet ontstonden.

Mozart: Allegro uit ‘Negende pianoconcert’

‘Het wonder van mijn jeugd, de wanhoop van mijn rijpe jaren en de troost voor mijn ouderdom’, zo omschreef Rossini de muziek van Mozart. Uit Mozarts eigen jeugd (hij was 21) stamt het Pianoconcert nr. 9 in Es groot, ten onrechte vaker aangeduid als ‘Jeunehomme’. De bijnaam werd in 1912 door twee biografen gemunt: zij lazen de door Mozart als ‘Jenomy’ of ‘Jenomè’ gespelde namen als ‘Jeunehomme’. Andere biografen namen dat gretig over en zo ontstond mevrouw Jeunehomme, een ‘in die tijd gevierde pianiste’…

En dat terwijl de naam ‘Jenomy’ makkelijk traceerbaar was. Want in een brief bestelt vader Leopold de groeten aan ‘M:r und Md:me de Noverre, an Md:me genomai’. Die Noverres waren goede bekenden van de Mozarts: hij was een uitstekend danser, had de choreografie ontworpen voor de Milanese productie van Mozarts Lucio Silla, en hun dochter Louise Victoire was getrouwd met Joseph Jenamy. Pas in 2003 toonde Michael Lorenz aan dat deze dame, een begenadigd pianiste, goed te identificeren was. En dat een eventuele bijnaam voor KV 271 dus ‘Jenamy’ zou moeten luiden.

Het openingsdeel was in zijn tijd opzienbarend, doordat de piano en het orkest elkaar voortdurend afwisselen als in een dialoog. In de manier waarop de piano al aan het begin aan het woord is, wijst Mozart vooruit naar Beethovens late pianoconcerten.

Vivaldi: ‘Concerto di Amsterdam’

Hoewel we Antonio Vivaldi associëren met Venetië, had hij ook hechte banden met Amsterdam. Hij publiceerde er vanaf 1711, bij uitgeverijen als Estienne Roger en Michel Charles le Cène. Dit had niet alleen te maken met de noordelijke belangstelling voor Italiaanse muziek, maar ook met de uitstekende druktechnieken hier. Vivaldi zei hierover: ‘Ik moet erkennen dat, indien mijn composities in het verleden veel te lijden hebben gehad van drukfouten (afgezien van hun eigen tekortkomingen), hun grootste verdienste nu zal zijn dat ze gegraveerd zijn door de beroemde hand van Monsieur Estienne Roger.’ Zo zag onder meer 'Il cimento dell'armonia e dell'invenzione' (met de fameuze Vier jaargetijden) in 1725 in Amsterdam het licht.

Dertien jaar later, op 7 januari 1738, vierde de toenmalige schouwburg aan de Keizersgracht zijn eeuwfeest. Volgens de overlevering zou Vivaldi zelf bij dat jubileum aanwezig zijn geweest; in de kronieken wordt hij als ‘Componist van ’t Muzijk’ tevens genoemd onder de ‘Namen der Muzijkanten’. Toch is voorzichtigheid geboden. Zou de inmiddels bijna zestigjarige Vivaldi inderdaad deze reis ondernomen hebben voor één geïsoleerd concert? We vinden namelijk geen andere vermelding van concerten hier. Als we zijn agenda voor die tijd bekijken zien dat een aantal belangrijke producties in zijn eigen land rond die tijd hun beslag kregen. Hoe dan ook: het concert werd opgenomen in een handschrift met tien composities toen uitgevoerd. In grote lijnen is deze versie (met het Ryom-nummer 562a) identiek aan het reeds bekende concert 562. Dit concert heeft echter een ander middendeel én er zijn expliciet pauken toegevoegd, hoogst uitzonderlijk voor concerten toentertijd. Het ‘Concerto di Amsterdam’ kent een prominente rol toe aan de soloviool die uiterst virtuoos duelleert met de rest van het ensemble. 

Schubert: Derde symfonie

Schuberts eerste symfonische activiteiten kunnen worden teruggevoerd tot zijn tijd aan het Weense Kai­serlich-königliches Stadtkonvikt. Muziek speelde een grote rol op deze kostschool – het studentenorkest voerde elke dag na de maaltijd symfonieën en ouvertures uit. Schubert kwam er in 1808, kort voor zijn elfde ver­jaardag. Nadat hij het Stadtkonvikt had verlaten om zijn opleiding tot onderwijzer te beginnen, bleef hij het contact onderhouden. Zo was zijn Tweede symfonie bestemd voor het orkest van dat instituut en heeft het er alle schijn van dat ook latere symfo­nieën aan het Stadtkonvikt werden uitgevoerd.

Toch waren ze in eerste instantie bestemd voor het 'strijk­kwartet' van de fami­lie Schu­bert dat langza­mer­hand, met behulp van vrien­den en ken­nis­sen, was uitge­breid tot een heus kamerorkest. Steeds echter leek de grote Beethoven over Schuberts schouder mee te kijken. Schubert voelde zich in vergelijking met hem nietig en dat gold des te meer voor zijn symfonieën. Sterker nog: toen Schubert in 1828 uitgeverij Schott een ‘Verzeichniss meiner fertigen Compositionen’ opstuurde, repte hij in die brief van enkel één symfonie, de ‘Grote’ in C. Evenzo had hij enkele jaren eerder gemeld dat ‘ik voor volledig orkest eigenlijk niets bezit wat ik met een rustig geweten de wereld in kan sturen’. Als gevolg bleven deze werken lange tijd verborgen en werden ze pas eind van de negentiende eeuw weer uitgevoerd.

De Derde ontstond in korte tijd: na de eerste 47 maten die Schubert neerpende in mei 1815 voltooide hij het werk tussen 11 en 19 juli van dat jaar. De symfonie opent met een langzame inleiding, met een pregnante stijgende toonladderfiguur die ook later in het werk terugkeert. In het tweede deel valt de grote rol van de klarinet op. Na een vivace menuet, eigenlijk een scherzo, sluit de symfonie af met een opzwepende finale. In deze tarantella is duidelijk hoorbaar hoe populair Rossini was in het toenmalige Wenen.

door Frits de Haen

Concert om niet te vergeten

Een concert om niet te vergeten

door Frits de Haen

Rossini: Ouverture ‘La gazza ladra’

Een roffel op de kleine trom. Het doek gaat op. Zo ook op 31 mei 1817 in de Milanese Scala: de oeruitvoering van La gazza ladra. Na die roffel schotelt Rossini de luisteraar de ene na de andere verrassing voor. Want na een feestelijke mars vormt eenzelfde roffel de brug naar een wervelend Allegro. De instrumenten buitelen over elkaar heen in een vrolijk imitatiespel. En te midden van al deze ‘doorgevertjes’ in het orkest duikt dan ook nog eens Rossini’s befaamde crescendo op.

De Milanezen waren dolenthousiast over al die vondsten in wat ooggetuige Stendhal een ‘pittoreske symfonie’ noemde: ‘Ik zou de bijvalsstormen en de opwinding van het parket in Milaan niet kunnen weergeven toen dit meesterwerk gespeeld werd.’ Volgens Stendhal slaakten zelfs ‘de oudste, meest chagrijnige en snibbige luisteraars kreten van verrukking’ en duurde het applaus voor de ouverture wel vijf minuten.

Mozart: Non più di fìori vaghe catene

Uit Mozarts ‘rijpe’ tijd – in zoverre je daarover kunt spreken bij iemand die op 35-jarige leeftijd overlijdt – stamt La clemenza di Tito, de opera seria die Mozart kort voor zijn dood schreef voor de kroning van Leopold II tot koning van Bohemen. Het gegeven van de vergevingsgezinde Romeinse keizer Titus was geliefd in de achttiende eeuw: niet minder dan zestig opera’s waren erop gebaseerd.

Mozart componeerde het  werk in augustus en september 1791, deels gelijktijdig met Die Zauberflöte. In twee aria’s, waaronder Non più di fìori vaghe catene, is een virtuoze rol ingeruimd voor de obligate bassethoorn, een soort klarinet – een aardigheidje voor Anton Stadler, vriend en logebroeder van Mozart, voor wie ook het Klarinetconcert en het Klarinetkwintet ontstonden.

Mozart: Allegro uit ‘Negende pianoconcert’

‘Het wonder van mijn jeugd, de wanhoop van mijn rijpe jaren en de troost voor mijn ouderdom’, zo omschreef Rossini de muziek van Mozart. Uit Mozarts eigen jeugd (hij was 21) stamt het Pianoconcert nr. 9 in Es groot, ten onrechte vaker aangeduid als ‘Jeunehomme’. De bijnaam werd in 1912 door twee biografen gemunt: zij lazen de door Mozart als ‘Jenomy’ of ‘Jenomè’ gespelde namen als ‘Jeunehomme’. Andere biografen namen dat gretig over en zo ontstond mevrouw Jeunehomme, een ‘in die tijd gevierde pianiste’…

En dat terwijl de naam ‘Jenomy’ makkelijk traceerbaar was. Want in een brief bestelt vader Leopold de groeten aan ‘M:r und Md:me de Noverre, an Md:me genomai’. Die Noverres waren goede bekenden van de Mozarts: hij was een uitstekend danser, had de choreografie ontworpen voor de Milanese productie van Mozarts Lucio Silla, en hun dochter Louise Victoire was getrouwd met Joseph Jenamy. Pas in 2003 toonde Michael Lorenz aan dat deze dame, een begenadigd pianiste, goed te identificeren was. En dat een eventuele bijnaam voor KV 271 dus ‘Jenamy’ zou moeten luiden.

Het openingsdeel was in zijn tijd opzienbarend, doordat de piano en het orkest elkaar voortdurend afwisselen als in een dialoog. In de manier waarop de piano al aan het begin aan het woord is, wijst Mozart vooruit naar Beethovens late pianoconcerten.

Vivaldi: ‘Concerto di Amsterdam’

Hoewel we Antonio Vivaldi associëren met Venetië, had hij ook hechte banden met Amsterdam. Hij publiceerde er vanaf 1711, bij uitgeverijen als Estienne Roger en Michel Charles le Cène. Dit had niet alleen te maken met de noordelijke belangstelling voor Italiaanse muziek, maar ook met de uitstekende druktechnieken hier. Vivaldi zei hierover: ‘Ik moet erkennen dat, indien mijn composities in het verleden veel te lijden hebben gehad van drukfouten (afgezien van hun eigen tekortkomingen), hun grootste verdienste nu zal zijn dat ze gegraveerd zijn door de beroemde hand van Monsieur Estienne Roger.’ Zo zag onder meer 'Il cimento dell'armonia e dell'invenzione' (met de fameuze Vier jaargetijden) in 1725 in Amsterdam het licht.

Dertien jaar later, op 7 januari 1738, vierde de toenmalige schouwburg aan de Keizersgracht zijn eeuwfeest. Volgens de overlevering zou Vivaldi zelf bij dat jubileum aanwezig zijn geweest; in de kronieken wordt hij als ‘Componist van ’t Muzijk’ tevens genoemd onder de ‘Namen der Muzijkanten’. Toch is voorzichtigheid geboden. Zou de inmiddels bijna zestigjarige Vivaldi inderdaad deze reis ondernomen hebben voor één geïsoleerd concert? We vinden namelijk geen andere vermelding van concerten hier. Als we zijn agenda voor die tijd bekijken zien dat een aantal belangrijke producties in zijn eigen land rond die tijd hun beslag kregen. Hoe dan ook: het concert werd opgenomen in een handschrift met tien composities toen uitgevoerd. In grote lijnen is deze versie (met het Ryom-nummer 562a) identiek aan het reeds bekende concert 562. Dit concert heeft echter een ander middendeel én er zijn expliciet pauken toegevoegd, hoogst uitzonderlijk voor concerten toentertijd. Het ‘Concerto di Amsterdam’ kent een prominente rol toe aan de soloviool die uiterst virtuoos duelleert met de rest van het ensemble. 

Schubert: Derde symfonie

Schuberts eerste symfonische activiteiten kunnen worden teruggevoerd tot zijn tijd aan het Weense Kai­serlich-königliches Stadtkonvikt. Muziek speelde een grote rol op deze kostschool – het studentenorkest voerde elke dag na de maaltijd symfonieën en ouvertures uit. Schubert kwam er in 1808, kort voor zijn elfde ver­jaardag. Nadat hij het Stadtkonvikt had verlaten om zijn opleiding tot onderwijzer te beginnen, bleef hij het contact onderhouden. Zo was zijn Tweede symfonie bestemd voor het orkest van dat instituut en heeft het er alle schijn van dat ook latere symfo­nieën aan het Stadtkonvikt werden uitgevoerd.

Toch waren ze in eerste instantie bestemd voor het 'strijk­kwartet' van de fami­lie Schu­bert dat langza­mer­hand, met behulp van vrien­den en ken­nis­sen, was uitge­breid tot een heus kamerorkest. Steeds echter leek de grote Beethoven over Schuberts schouder mee te kijken. Schubert voelde zich in vergelijking met hem nietig en dat gold des te meer voor zijn symfonieën. Sterker nog: toen Schubert in 1828 uitgeverij Schott een ‘Verzeichniss meiner fertigen Compositionen’ opstuurde, repte hij in die brief van enkel één symfonie, de ‘Grote’ in C. Evenzo had hij enkele jaren eerder gemeld dat ‘ik voor volledig orkest eigenlijk niets bezit wat ik met een rustig geweten de wereld in kan sturen’. Als gevolg bleven deze werken lange tijd verborgen en werden ze pas eind van de negentiende eeuw weer uitgevoerd.

De Derde ontstond in korte tijd: na de eerste 47 maten die Schubert neerpende in mei 1815 voltooide hij het werk tussen 11 en 19 juli van dat jaar. De symfonie opent met een langzame inleiding, met een pregnante stijgende toonladderfiguur die ook later in het werk terugkeert. In het tweede deel valt de grote rol van de klarinet op. Na een vivace menuet, eigenlijk een scherzo, sluit de symfonie af met een opzwepende finale. In deze tarantella is duidelijk hoorbaar hoe populair Rossini was in het toenmalige Wenen.

Rossini: Ouverture ‘La gazza ladra’

Een roffel op de kleine trom. Het doek gaat op. Zo ook op 31 mei 1817 in de Milanese Scala: de oeruitvoering van La gazza ladra. Na die roffel schotelt Rossini de luisteraar de ene na de andere verrassing voor. Want na een feestelijke mars vormt eenzelfde roffel de brug naar een wervelend Allegro. De instrumenten buitelen over elkaar heen in een vrolijk imitatiespel. En te midden van al deze ‘doorgevertjes’ in het orkest duikt dan ook nog eens Rossini’s befaamde crescendo op.

De Milanezen waren dolenthousiast over al die vondsten in wat ooggetuige Stendhal een ‘pittoreske symfonie’ noemde: ‘Ik zou de bijvalsstormen en de opwinding van het parket in Milaan niet kunnen weergeven toen dit meesterwerk gespeeld werd.’ Volgens Stendhal slaakten zelfs ‘de oudste, meest chagrijnige en snibbige luisteraars kreten van verrukking’ en duurde het applaus voor de ouverture wel vijf minuten.

Mozart: Non più di fìori vaghe catene

Uit Mozarts ‘rijpe’ tijd – in zoverre je daarover kunt spreken bij iemand die op 35-jarige leeftijd overlijdt – stamt La clemenza di Tito, de opera seria die Mozart kort voor zijn dood schreef voor de kroning van Leopold II tot koning van Bohemen. Het gegeven van de vergevingsgezinde Romeinse keizer Titus was geliefd in de achttiende eeuw: niet minder dan zestig opera’s waren erop gebaseerd.

Mozart componeerde het  werk in augustus en september 1791, deels gelijktijdig met Die Zauberflöte. In twee aria’s, waaronder Non più di fìori vaghe catene, is een virtuoze rol ingeruimd voor de obligate bassethoorn, een soort klarinet – een aardigheidje voor Anton Stadler, vriend en logebroeder van Mozart, voor wie ook het Klarinetconcert en het Klarinetkwintet ontstonden.

Mozart: Allegro uit ‘Negende pianoconcert’

‘Het wonder van mijn jeugd, de wanhoop van mijn rijpe jaren en de troost voor mijn ouderdom’, zo omschreef Rossini de muziek van Mozart. Uit Mozarts eigen jeugd (hij was 21) stamt het Pianoconcert nr. 9 in Es groot, ten onrechte vaker aangeduid als ‘Jeunehomme’. De bijnaam werd in 1912 door twee biografen gemunt: zij lazen de door Mozart als ‘Jenomy’ of ‘Jenomè’ gespelde namen als ‘Jeunehomme’. Andere biografen namen dat gretig over en zo ontstond mevrouw Jeunehomme, een ‘in die tijd gevierde pianiste’…

En dat terwijl de naam ‘Jenomy’ makkelijk traceerbaar was. Want in een brief bestelt vader Leopold de groeten aan ‘M:r und Md:me de Noverre, an Md:me genomai’. Die Noverres waren goede bekenden van de Mozarts: hij was een uitstekend danser, had de choreografie ontworpen voor de Milanese productie van Mozarts Lucio Silla, en hun dochter Louise Victoire was getrouwd met Joseph Jenamy. Pas in 2003 toonde Michael Lorenz aan dat deze dame, een begenadigd pianiste, goed te identificeren was. En dat een eventuele bijnaam voor KV 271 dus ‘Jenamy’ zou moeten luiden.

Het openingsdeel was in zijn tijd opzienbarend, doordat de piano en het orkest elkaar voortdurend afwisselen als in een dialoog. In de manier waarop de piano al aan het begin aan het woord is, wijst Mozart vooruit naar Beethovens late pianoconcerten.

Vivaldi: ‘Concerto di Amsterdam’

Hoewel we Antonio Vivaldi associëren met Venetië, had hij ook hechte banden met Amsterdam. Hij publiceerde er vanaf 1711, bij uitgeverijen als Estienne Roger en Michel Charles le Cène. Dit had niet alleen te maken met de noordelijke belangstelling voor Italiaanse muziek, maar ook met de uitstekende druktechnieken hier. Vivaldi zei hierover: ‘Ik moet erkennen dat, indien mijn composities in het verleden veel te lijden hebben gehad van drukfouten (afgezien van hun eigen tekortkomingen), hun grootste verdienste nu zal zijn dat ze gegraveerd zijn door de beroemde hand van Monsieur Estienne Roger.’ Zo zag onder meer 'Il cimento dell'armonia e dell'invenzione' (met de fameuze Vier jaargetijden) in 1725 in Amsterdam het licht.

Dertien jaar later, op 7 januari 1738, vierde de toenmalige schouwburg aan de Keizersgracht zijn eeuwfeest. Volgens de overlevering zou Vivaldi zelf bij dat jubileum aanwezig zijn geweest; in de kronieken wordt hij als ‘Componist van ’t Muzijk’ tevens genoemd onder de ‘Namen der Muzijkanten’. Toch is voorzichtigheid geboden. Zou de inmiddels bijna zestigjarige Vivaldi inderdaad deze reis ondernomen hebben voor één geïsoleerd concert? We vinden namelijk geen andere vermelding van concerten hier. Als we zijn agenda voor die tijd bekijken zien dat een aantal belangrijke producties in zijn eigen land rond die tijd hun beslag kregen. Hoe dan ook: het concert werd opgenomen in een handschrift met tien composities toen uitgevoerd. In grote lijnen is deze versie (met het Ryom-nummer 562a) identiek aan het reeds bekende concert 562. Dit concert heeft echter een ander middendeel én er zijn expliciet pauken toegevoegd, hoogst uitzonderlijk voor concerten toentertijd. Het ‘Concerto di Amsterdam’ kent een prominente rol toe aan de soloviool die uiterst virtuoos duelleert met de rest van het ensemble. 

Schubert: Derde symfonie

Schuberts eerste symfonische activiteiten kunnen worden teruggevoerd tot zijn tijd aan het Weense Kai­serlich-königliches Stadtkonvikt. Muziek speelde een grote rol op deze kostschool – het studentenorkest voerde elke dag na de maaltijd symfonieën en ouvertures uit. Schubert kwam er in 1808, kort voor zijn elfde ver­jaardag. Nadat hij het Stadtkonvikt had verlaten om zijn opleiding tot onderwijzer te beginnen, bleef hij het contact onderhouden. Zo was zijn Tweede symfonie bestemd voor het orkest van dat instituut en heeft het er alle schijn van dat ook latere symfo­nieën aan het Stadtkonvikt werden uitgevoerd.

Toch waren ze in eerste instantie bestemd voor het 'strijk­kwartet' van de fami­lie Schu­bert dat langza­mer­hand, met behulp van vrien­den en ken­nis­sen, was uitge­breid tot een heus kamerorkest. Steeds echter leek de grote Beethoven over Schuberts schouder mee te kijken. Schubert voelde zich in vergelijking met hem nietig en dat gold des te meer voor zijn symfonieën. Sterker nog: toen Schubert in 1828 uitgeverij Schott een ‘Verzeichniss meiner fertigen Compositionen’ opstuurde, repte hij in die brief van enkel één symfonie, de ‘Grote’ in C. Evenzo had hij enkele jaren eerder gemeld dat ‘ik voor volledig orkest eigenlijk niets bezit wat ik met een rustig geweten de wereld in kan sturen’. Als gevolg bleven deze werken lange tijd verborgen en werden ze pas eind van de negentiende eeuw weer uitgevoerd.

De Derde ontstond in korte tijd: na de eerste 47 maten die Schubert neerpende in mei 1815 voltooide hij het werk tussen 11 en 19 juli van dat jaar. De symfonie opent met een langzame inleiding, met een pregnante stijgende toonladderfiguur die ook later in het werk terugkeert. In het tweede deel valt de grote rol van de klarinet op. Na een vivace menuet, eigenlijk een scherzo, sluit de symfonie af met een opzwepende finale. In deze tarantella is duidelijk hoorbaar hoe populair Rossini was in het toenmalige Wenen.

door Frits de Haen

Biografie

Jan Willem de Vriend, dirigent

Jan Willem de Vriend is sinds 2015 principal guest conductor bij het Orquestra Simfònica de Barcelona I Nacional de Catalunya. Sinds seizoen 2018/19 is hij ook vaste gastdirigent bij Orchestra National de Lille. Daarnaast is hij eerste gastdirigent bij de Stuttgarter Philarmoniker en artist in residence van het Stavanger Symfonie Orchestra. Tot voor kort was hij vaste dirigent bij het Residentie Orkest in Den Haag.

Jan Willem de Vriend werd als violist opgeleid aan de conservatoria van Amsterdam en Den Haag, maar ontwikkelde zich tijdens zijn studie tot orkestleider. Tussen 1982 en 2015 was De Vriend artistiek leider en violist van het door hem opgerichte ensemble Combattimento Consort Amsterdam. Dit ensemble, dat zich specialiseerde in muziek uit de periode 1600-1800, had een eigen serie in Het Concertgebouw en boekte successen over de hele wereld. Opmerkelijk waren de operaproducties met werk van onder anderen Monteverdi, Händel, Telemann, Bach, Gassmann en Mozart.

 

Vanaf 2006 tot 2018 was Jan Willem de Vriend chef dirigent bij het Orkest van het Oosten. In 2013 en 2014 werd het orkest uitgenodigd door het festival van Sankt Moritz/Basel om respectievelijk Mozarts Don Giovanni en Rossini’s La gazetta uit te voeren in de regie van Eva Buchmann. Van 2008 tot 2013 was de Vriend vaste gastdirigent bij Het Brabants Orkest. Voor zijn onvermoeibare promotie van de klassieke muziek kreeg Jan Willem de Vriend in 2012 de Radio 4-prijs.

Als gastdirigent stond hij voor bijvoorbeeld het Konzerthaus Orchester Berlin, het NDR-Sinfonieorchester, het Tonhalle Orchester Zurich en het Belgian National Orchestra. Hij leidde het Concertgebouworkest meermaals sinds 2009, de laatste keer in Bachs Weihnachtsoratorium tijdens de Kerstmatinee van 2015.

Koninklijk Concertgebouworkest, orkest

Het Koninklijk Concertgebouworkest wordt gerekend tot de absolute wereldtop. Sinds de oprichting in 1888 werkt het met de meest vooraanstaande dirigenten en solisten. Componisten als Richard Strauss, Gustav Mahler en Igor Stravinsky dirigeerden meer dan eens het Concertgebouworkest. Nog steeds werkt het orkest veelvuldig samen met hedendaagse componisten.

Bij de geroemde klank van het Concertgebouworkest speelt de bijzondere akoestiek van Het Concertgebouw een belangrijke rol. Bepalend is ook de invloed van de orkestmusici en de tot nu toe zeven chef-dirigenten: Willem Kes, Willem Mengelberg, Eduard van Beinum, Bernard Haitink, Riccardo Chailly, Mariss Jansons en Daniele Gatti.

Sinds het seizoen 2022/2023 is Klaus Mäkelä artistiek partner van het Concertgebouworkest, in 2027 wordt hij chef-dirigent. 

Bij het honderdjarig jubileum kreeg het orkest het predicaat Koninklijk. Hare Majesteit Koningin Máxima is beschermvrouwe. Met zo’n 80 concerten in Het Concertgebouw en 40 op andere belangrijke podia bereikt het orkest jaarlijks 250.000 concertbezoekers wereldwijd. Dat bereik wordt verveelvoudigd door video’s, concertstreams, radio- en tv-uitzendingen en cd’s en dvd’s op onder meer het label RCO Live. De Academie van het Concertgebouworkest leidt jaarlijks talentvolle jonge musici op voor het orkestvak. In Concertgebouworkest Young komen verborgen talenten van 14 tot en met 17 jaar uit heel Europa samen.  

Het Concertgebouworkest wordt mede gefinancierd door het ministerie van OCW, de gemeente Amsterdam, sponsoren, fondsen en vele donateurs wereldwijd. Het grootste deel van de eigen inkomsten wordt gegenereerd door concertopbrengsten in binnen- en buitenland. 

Bekijk hier alle musici van het Koninklijk Concertgebouworkest

VU-Orkest, orkest

Het VU-Orkest is het studentenorkest van de Vrije Universiteit Amsterdam. Het werd in 1962 opgericht door Berthe Smit en stond vanaf het begin onder leiding van dirigent Otto Klap. In 1975 nam Daan Admiraal het stokje over. Hij dirigeerde het orkest tot aan zijn overlijden in 2018. Wat begon als een klein kamerorkestje, groeide door de jaren heen uit tot een groot symfonieorkest. 

 

In Nederland is het VU-Orkest dankzij de enorme inzet van haar leden en dirigenten een van de meest baanbrekende studentenorkesten. De studenten voeren samen vooral laatromantische en twintigste-eeuwse muziek uit in de mooiste zalen in binnen- en buitenland.

Tijdens de opzienbarende tournee RCO meets Europe die het Concertgebouworkest tussen 2016 en 2018 ondernam, voerde het orkest in iedere lidstaat van de Europese Unie één openingswerk uit met een jeugdorkest uit dat land – de jongeren deelden de lessenaars met de musici van het Concertgebouworkest. Dit principe, Side by Side, kreeg navolging over de hele wereld. In 2019 speelde het orkest in de New Yorkse Carnegie Hall Side by Side met het National Youth Orchestra of the United States. Nu is voor het eerst het VU-Orkest aan de beurt.

Dejan Lazić, piano

Pianist en componist Dejan ­Lazić kwam ter wereld in Zagreb, Kroatië, in een familie van musici. Hij groeide op in Salzburg, waar hij aan het Mozarteum klarinet, piano en compositie studeerde. Onder zijn mentoren waren Zoltán Kocsis en Imre Rohmann, en ook dirigent/componist Peter Eötvös was een belangrijke bron van inspiratie.

Dejan Lazić trad inmiddels als solist op met tal van orkesten, waaronder de Elbphilharmonie Hamburg, het Chicago Symphony Orchestra, het City of Birmingham Symphony Orchestra, het Symfonieorkest van de Zweedse Radio en het Rotterdams Philharmonisch Orkest.

 

Met het Boedapest Festival Orkest maakte hij een uitgebreide tournee door het Verre Oosten. In Azië was hij ook te beluisteren met de Hong Kong Philharmonic en het Seoul Philharmonic Orchestra. De discografie van Dejan Lazić telt tal van bekroonde opnames: zo kreeg zijn liveregistratie van Rachmaninoffs Tweede pianoconcert met het London Philharmonic Orchestra een ECHO Klassik.

Met het Nederlands Kamerorkest onder leiding van concertmeester Gordan Nikolić, waarmee hij al sinds 2007 geregeld optreedt in onder meer Het Concertgebouw, legde de pianist muziek van onder anderen Beethoven vast op cd.

Dejan Lazić debuteert bij het Concertgebouworkest.

Roberta Alexander, sopraan

De van geboorte Amerikaanse, in Nederland woonachtige sopraan Roberta Alexander geniet internationale faam. Onvergetelijk zijn haar interpretaties van de titelrol in Janáčeks Jenůfa, Mimì in Puccini’s La bohème, en in het bijzonder de grote Mozartrollen van haar stemvak zoals Fiordiligi (Così fan tutte), Donna Elvira (Don Giovanni) en Vitellia (La clemenza di Tito).

De sopraan is al ruim 45 jaar te beluisteren op de belangrijkste operapodia, waaronder het festival van Glyndebourne, de Metropolitan Opera in New York en de operahuizen van Berlijn, Hamburg, Wenen, Zürich, Londen en Amsterdam. Naast haar operacarrière oogstte ze ook succes met bijvoorbeeld Ravels Shéhérazade met het NDR-Sinfonieorchester onder André Previn (in heel Europa op tv uitgezonden) en trad ze op met de Wiener Philharmoniker, het London Symphony Orchestra, het Symphonieorchester des Bayerischen Rundfunks en de orkesten van Cleveland, Boston, San Francisco.

Bij het Concertgebouworkest debuteerde ze in 1979. Roberta Alexander is bovendien een uiterst communicatief recitalzangeres, en haar indrukwekkende discografie – van Händel tot Andriessen en van oratorium tot Broadway – reflecteert haar affectie met uiteenlopende genres en stijl­periodes.

Sinds 2002 geeft ze les aan Codarts in Rotterdam. Afgelopen november kreeg Roberta Alexander de Edison Klassiek Oeuvreprijs 2020.

 

Erik Scherder, spreker

Nadat hij een opleiding fysiotherapie had afgerond, studeerde Erik Scherder aan de Vrije Universiteit in Amsterdam psychologie en specialiseerde hij zich in de neuropsychologie.

Hij promoveerde in 1995. In 2002 werd hij benoemd tot bijzonder hoogleraar en momenteel geeft hij aan de Vrije Universiteit leiding aan de afdeling Klinische Neuropsychologie. Daarnaast is hij hoogleraar Bewegingswetenschappen aan de Rijksuniversiteit Groningen.

 

In 2013 vroeg Alexander Klöpping hem mee te werken aan de Universiteit van Nederland, een initiatief om wetenschappelijke kennis toegankelijk te maken voor een breed publiek. In dat streven past ook Erik Scherders boek Laat je hersenen niet zitten (2014).

Hij vertelde al eerder over de waarde van muziek voor het brein in de campagne Tijd voor Muziek, door Het Concertgebouw gelanceerd om aandacht te vragen voor het belang van muziekeducatie. Ook stond ­Erik Scherder al eerder in Het Concert­gebouw op het podium, in programma’s met violist ­Pekka Kuusisto en met Camerata RCO. 

Ook stond ­Erik Scherder al eerder in Het Concert­gebouw op het podium, in programma’s met violist ­Pekka Kuusisto en met Camerata RCO. Sinds enige tijd bekwaamt Erik Scherder zich op de viool, en in voorjaar 2017 verscheen zijn boek Singing in the Brain, over hoe muziek de hersenen kan activeren.