Nog geen account of wachtwoord vergeten? Klik hier

Cecilia Bartoli en Lang Lang: Arie antiche

Cecilia Bartoli en Lang Lang: Arie antiche

Grote Zaal
14 november 2025
20.15 uur

Print dit programma

Cecilia Bartoli mezzosopraan
Lang Lang piano

Dit concert wordt voorzien van boventiteling.

Alessandro Scarlatti (1660-1725)

Già il sole dal Gange (1680)

Alessandro Parisotti (1853-1913)

Se tu m’ami
uit ‘Arie antiche’ (1885)

Alessandro Scarlatti

Se Florindo è fedele (1698) 

Tomasso Giordani (ca. 1730-1806)

Caro mio ben (1782)

Giovanni Paisiello (1740-1816)

Chi vuol la zingarella (1789)

Georg Friedrich Händel (1685-1759)

Lascia la spina cogli la rosa
uit ‘Il trionfo del tempo e del disinganno’, HWV 46a (1707)

Georg Friedrich Händel

Menuet in g kl.t., HWV 434/4 (ca. 1733; arrangement Wilhelm Kempff)

Joseph Haydn (1732-1809)

Cantate ‘Arianna a Naxos’,
Hob. XXVIb: 2 (1790)

Franz Schubert (1797-1828)

Impromptu in Ges gr.t.
uit ‘Vier impromptu’s’, D 899 (1827)

Gioacchino Rossini

Una voce poco fa
uit ‘Il barbiere di Siviglia’ (1816)

pauze ± 21.15 uur

Gioacchino Rossini

L’Orpheline du Tyrol (ca. 1880–85)

Georges Bizet (1838-1875)

La Coccinelle (1868)

Léo Delibes (1836-1891)

Les Filles de Cadix (1874)

Franz Liszt (1811-1886)

Un poco più mosso
uit ‘Consolations’, S. 172 (1849-50)

Vincenzo Bellini (1801-1835)

Vaga luna che inargenti
Dolente immagine di figlia mia
uit ‘Tre ariette’ (1827-35)

Gaetano Donizetti (1797-1848)

Me voglio fa’ ‘na casa (jaartal ­onbekend)

Giacomo Puccini

E l’uccellino ‘Ninna-Ninna’ (1899)
Casa mia, casa mia (1908)

O mio babbino caro
uit ‘Gianni Schicchi’ (1918)

Claude Debussy (1862-1918)

Clair de lune
uit ‘Suite Bergamasque’ (1890–1905)

Ernesto De Curtis (1875-1937)

Ti voglio tanto bene (1937)

Gioacchino Rossini

La danza (1830)

einde ± 22.40 uur

Met dank aan hoofdsponsor 
Van ­Lanschot Kempen

Grote Zaal 14 november 2025 20.15 uur

Cecilia Bartoli mezzosopraan
Lang Lang piano

Dit concert wordt voorzien van boventiteling.

Alessandro Scarlatti (1660-1725)

Già il sole dal Gange (1680)

Alessandro Parisotti (1853-1913)

Se tu m’ami
uit ‘Arie antiche’ (1885)

Alessandro Scarlatti

Se Florindo è fedele (1698) 

Tomasso Giordani (ca. 1730-1806)

Caro mio ben (1782)

Giovanni Paisiello (1740-1816)

Chi vuol la zingarella (1789)

Georg Friedrich Händel (1685-1759)

Lascia la spina cogli la rosa
uit ‘Il trionfo del tempo e del disinganno’, HWV 46a (1707)

Georg Friedrich Händel

Menuet in g kl.t., HWV 434/4 (ca. 1733; arrangement Wilhelm Kempff)

Joseph Haydn (1732-1809)

Cantate ‘Arianna a Naxos’,
Hob. XXVIb: 2 (1790)

Franz Schubert (1797-1828)

Impromptu in Ges gr.t.
uit ‘Vier impromptu’s’, D 899 (1827)

Gioacchino Rossini

Una voce poco fa
uit ‘Il barbiere di Siviglia’ (1816)

pauze ± 21.15 uur

Gioacchino Rossini

L’Orpheline du Tyrol (ca. 1880–85)

Georges Bizet (1838-1875)

La Coccinelle (1868)

Léo Delibes (1836-1891)

Les Filles de Cadix (1874)

Franz Liszt (1811-1886)

Un poco più mosso
uit ‘Consolations’, S. 172 (1849-50)

Vincenzo Bellini (1801-1835)

Vaga luna che inargenti
Dolente immagine di figlia mia
uit ‘Tre ariette’ (1827-35)

Gaetano Donizetti (1797-1848)

Me voglio fa’ ‘na casa (jaartal ­onbekend)

Giacomo Puccini

E l’uccellino ‘Ninna-Ninna’ (1899)
Casa mia, casa mia (1908)

O mio babbino caro
uit ‘Gianni Schicchi’ (1918)

Claude Debussy (1862-1918)

Clair de lune
uit ‘Suite Bergamasque’ (1890–1905)

Ernesto De Curtis (1875-1937)

Ti voglio tanto bene (1937)

Gioacchino Rossini

La danza (1830)

einde ± 22.40 uur

Met dank aan hoofdsponsor 
Van ­Lanschot Kempen

Toelichting

Toelichting

door Frits Vliegenthart (behalve Haydn)

Arie antiche

‘De voornaamste kenmerken van de werken van componisten uit de zeventiende en achttiende eeuw zijn een zuivere en eenvoudige vorm, een sterk affect [emotie, FV] en een uiterst serene geest, die er altijd in doorklinkt. De hedendaagse muziek daarentegen is neurotisch, vol schokken en heftige contrasten.’ Met deze woorden introduceerde de Italiaanse componist en musicoloog Alessandro Parisotti drie bundels Arie antiche, die hij in de jaren 1880 samenstelde: een verzameling oude aria’s. Dit terugblikken naar het verleden houdt verband met een – na de Italiaanse eenwording (het ‘Risorgimento’) – groeiende belangstelling voor het eigen cultureel erfgoed én met een ontbrekend artistiek richtingsgevoel wat de toekomst betreft. 

Deze publicatie is het enige wapenfeit waardoor Parisotti bekend is gebleven. Hij bracht zijn hele leven door in zijn geboorteplaats, Rome. Daar was hij vanaf 1880 secretaris van de Accademia di Santa Cecilia. Zijn persoon roept nieuwsgierigheid op, al was het alleen maar vanwege een practical joke: zijn eigen aria Se tu m’ami nam hij in de collectie op als een werkje van Giovanni Battista Pergolesi. Iedereen tuinde erin. Pas in de loop van de twintigste eeuw kwam dit onschuldige bedrog aan het licht; overigens blijkt hier dat Parisotti uitstekend kon componeren. In zijn bewerkingen handhaafde hij de oorspronkelijke zang- en baslijnen, waarbij hij de begeleiding geschikt maakte voor de piano. 

Tot de componisten in Parisotti’s selectie behoren Alessandro ­Scarlatti, Tommaso Giordani en Giovanni Paisiello. Scarlatti schiep een groot oeuvre, zowel geestelijk als wereldlijk. In Rome was hij onder meer maestro di ­cappella van Christina van Zweden. Van Giordani is het beroemde liefdes­lie­dje Caro mio ben; Tommaso was de ‘Signor Giordani’ onder wiens naam dit in Londen werd gepubliceerd – en niet zijn achternaamgenoot Giuseppe, zoals Parisotti dacht.

Een van de meest succesvolle componisten uit het eind van de achttiende eeuw was Paisiello, die tri­omfen vierde in Wenen, Londen, Sint-Petersburg, Parijs en Madrid. Hij voelde zich thuis in allerlei muziekgenres, maar vooral in de opera.

Arie antiche

‘De voornaamste kenmerken van de werken van componisten uit de zeventiende en achttiende eeuw zijn een zuivere en eenvoudige vorm, een sterk affect [emotie, FV] en een uiterst serene geest, die er altijd in doorklinkt. De hedendaagse muziek daarentegen is neurotisch, vol schokken en heftige contrasten.’ Met deze woorden introduceerde de Italiaanse componist en musicoloog Alessandro Parisotti drie bundels Arie antiche, die hij in de jaren 1880 samenstelde: een verzameling oude aria’s. Dit terugblikken naar het verleden houdt verband met een – na de Italiaanse eenwording (het ‘Risorgimento’) – groeiende belangstelling voor het eigen cultureel erfgoed én met een ontbrekend artistiek richtingsgevoel wat de toekomst betreft. 

Deze publicatie is het enige wapenfeit waardoor Parisotti bekend is gebleven. Hij bracht zijn hele leven door in zijn geboorteplaats, Rome. Daar was hij vanaf 1880 secretaris van de Accademia di Santa Cecilia. Zijn persoon roept nieuwsgierigheid op, al was het alleen maar vanwege een practical joke: zijn eigen aria Se tu m’ami nam hij in de collectie op als een werkje van Giovanni Battista Pergolesi. Iedereen tuinde erin. Pas in de loop van de twintigste eeuw kwam dit onschuldige bedrog aan het licht; overigens blijkt hier dat Parisotti uitstekend kon componeren. In zijn bewerkingen handhaafde hij de oorspronkelijke zang- en baslijnen, waarbij hij de begeleiding geschikt maakte voor de piano. 

Tot de componisten in Parisotti’s selectie behoren Alessandro ­Scarlatti, Tommaso Giordani en Giovanni Paisiello. Scarlatti schiep een groot oeuvre, zowel geestelijk als wereldlijk. In Rome was hij onder meer maestro di ­cappella van Christina van Zweden. Van Giordani is het beroemde liefdes­lie­dje Caro mio ben; Tommaso was de ‘Signor Giordani’ onder wiens naam dit in Londen werd gepubliceerd – en niet zijn achternaamgenoot Giuseppe, zoals Parisotti dacht.

Een van de meest succesvolle componisten uit het eind van de achttiende eeuw was Paisiello, die tri­omfen vierde in Wenen, Londen, Sint-Petersburg, Parijs en Madrid. Hij voelde zich thuis in allerlei muziekgenres, maar vooral in de opera.

  • Een uitgave uit 1890 van de Arie antiche

    Een uitgave uit 1890 van de Arie antiche

  • Een uitgave uit 1890 van de Arie antiche

    Een uitgave uit 1890 van de Arie antiche

Een uitgave uit 1890 van de Arie antiche

Händel

De jonge Georg Friedrich Händel rondde zijn studie af in Italië (1706-1710). In Rome woonde hij bij kardinaal Benedetto Pamphilj, tekstdichter van zijn wereldlijke oratorium Il tr­ionfo del tempo e del disinganno. Het is een verfijnde allegorie, vol dramatiek. Piacere ­(Genot) merkt in de aria Lascia la spina op dat je de roos (en niet de doorn) moet plukken, want voor je het weet, ben je te oud voor plezier! Een sarabande uit Händels opera Almira (Hamburg 1705) leverde het muzikale materiaal, dat later de basis zou worden voor Lascia ch’io pianga in Rinaldo. In Londen gaf Händel klavecimbelles aan prinses Anne, vanaf circa 1720 tot aan haar huwelijk met ‘onze’ stadhouder Willem IV in 1734. Wellicht heeft zij het Men­uet in g klein, HWV 434/4 gespeeld.  

Haydn

Door Marcel Bijlo

De cantate Arianna a Naxos van Joseph Haydn heeft zijn wortels in de Italiaanse opera. Het verhaal van de op het eiland Naxos door haar echtgenoot Theseus achtergelaten Arianna is door uiteen­lopende componisten behandeld, onder wie eerder Claudio Monteverdi en later Richard Strauss. Haydns versie ging in 1791 in Londen in première. De componist zat daarbij zelf aan de piano, en zanger was Gaspare Pacchierotti die, in de nadagen van het castratendom, nog tri­omfen vierde in de opera. De bekendere orkestversie van Arianna a Naxos dateert van enige jaren later. Het stuk is opgebouwd uit zeven korte, in elkaar overlopende delen die de gemoeds­toestanden van Arianna weergeven. Haydn heeft hier heel goed geluisterd naar hoe Christoph Willibald von Gluck te werk ging in zijn opera’s.

Schubert, Liszt en Debussy

Dat ook de piano mooi kan zingen, blijkt uit een aantal solo-intermezzo’s in dit recital: Schuberts Impro­mptu in Ges groot, Liszts tweede Consolation en Debussy’s Clair de lune.

Rossini

Gioacchino Rossini betreurde de teloorgang van de elegante, lichte Italiaanse zangstijl uit de achttiende en vroege negentiende eeuw, ten gunste van een steeds meer op volume gericht klankideaal: ‘Helaas, wij hebben ons belcanto verloren...’ Voornaamste criteria voor het predicaat ‘belcanto’ waren volgens hem: een mooi stemgeluid, gelijkmatig over de hele omvang, met een grote mate van beweeglijkheid, verkregen door grondige training, en verder stijlbeheersing, door veel te luisteren naar goede voorbeelden. Hij zou in Parisotti een geestverwant hebben gevonden.
In Il barbiere di Siviglia (1816) laat Rosina niet met zich spotten als ze in de liefde wordt tegengewerkt.

Na Guillaume Tell (1829) voltooide Rossini geen opera meer. Inspiratie had hij echter nog meer dan genoeg. In Parijs creëerde hij tussen 1857 en 1868 dertien bundels met liederen, pianowerken en kamermuziek, door hemzelf ironisch Péchés de vieillesse genoemd. Daaruit stamt de elegische ballade L’Orpheline du Tyrol.

Bizet en Delibes

In afwachting van een libretto voor een uiteindelijk tot niets ­leidende opdracht van de Parijse Opéra schreef Georges Bizet in 1868 een vijftal liederen, waaronder het grappige La Coccinelle: een jeugdige minnaar wordt afgeleid door een lieveheersbeestje op de blanke hals van zijn aanbedene en mist daardoor de kans om een kus te stelen.

Spaans getint is Léo Delibes’ bolero Les Filles de Cadiz – na een stierengevecht dansen en flirten jongens en meisjes. 

Bellini en Donizetti

Vanuit Spanje gaan we terug naar Italië. Vincenzo Bellini’s arietta Vaga luna gaat over de troost die het lieflijke licht van de maan kan bieden. Dolente immagine wordt gezongen bij het graf van Fille: waarom verschijn je zo treurig aan mij? Denk maar niet dat ik je ooit vergeet en van een ander zal houden.

Van Bellini’s rivaal Gaetano Donizetti is het Napolitaanse zeemansliedje Me ­voglio fa ‘na casa: ik wil een huis bouwen in het midden van de zee – van pauwenveren, goud, zilver en edelstenen. Als mijn Nennella voor het raam staat, denkt iedereen dat de zon opkomt.

Puccini

Giacomo Puccini was een meester van de melodie, zowel in zijn liederen als in zijn opera-aria’s. In E l’uccellino is de piano gelijkwaardig aan de zangstem: niet alleen om de sfeer op te roepen maar ook in het realistisch nabootsen van de vogel. Casa mia werd geschreven voor een tijdschrift waarin een van Puccini’s huizen te koop werd aangeboden.

Zijn korte aria’s zijn vaak zo mooi dat ze langer hadden mogen duren, maar dat doet Puccini dan juist niet. O mio ­babbino caro, waarmee Lauretta haar vader Gianni Schicchi manipuleert, is hiervan een sprekend voorbeeld.

De Curtis en nogmaals Rossini

Ernesto De Curtis’ Ti voglio tanto bene biedt precies wat de titel belooft: een liefdesverklaring, recht uit het hart. Honderd jaar eerder had Rossini te Parijs de reeks Les soirées musicales ­geschreven, waarin de tarantella La danza, het uitbundige slot van dit recital.

De eerste muzikale ontmoeting van Cecilia Bartoli en Lang Lang was in 2008, toen zij ter ere van de tweehonderdste verjaardag van Rossini-sopraan Maria ­Malibran (1808-1836) een galaconcert in Parijs organiseerde met veel beroemde collega’s – onder wie Lang Lang. Ze herkenden bij elkaar eenzelfde energie en eenzelfde liefde voor verfijnde nuances. En ook eenzelfde plezier in hun virtuoze wedijver: duet of duel? Hun huidige recitaltournee sluit na Baden-Baden, Hamburg, Dortmund, Keulen en Parijs af in Amsterdam.

Vorig jaar sprak Preludium beide wereldsterren voor een coverinterview: Lang Lang in mei 2024 en Cecilia Bartoli in november 2024.

Een uitgave uit 1890 van de Arie antiche

Händel

De jonge Georg Friedrich Händel rondde zijn studie af in Italië (1706-1710). In Rome woonde hij bij kardinaal Benedetto Pamphilj, tekstdichter van zijn wereldlijke oratorium Il tr­ionfo del tempo e del disinganno. Het is een verfijnde allegorie, vol dramatiek. Piacere ­(Genot) merkt in de aria Lascia la spina op dat je de roos (en niet de doorn) moet plukken, want voor je het weet, ben je te oud voor plezier! Een sarabande uit Händels opera Almira (Hamburg 1705) leverde het muzikale materiaal, dat later de basis zou worden voor Lascia ch’io pianga in Rinaldo. In Londen gaf Händel klavecimbelles aan prinses Anne, vanaf circa 1720 tot aan haar huwelijk met ‘onze’ stadhouder Willem IV in 1734. Wellicht heeft zij het Men­uet in g klein, HWV 434/4 gespeeld.  

Haydn

Door Marcel Bijlo

De cantate Arianna a Naxos van Joseph Haydn heeft zijn wortels in de Italiaanse opera. Het verhaal van de op het eiland Naxos door haar echtgenoot Theseus achtergelaten Arianna is door uiteen­lopende componisten behandeld, onder wie eerder Claudio Monteverdi en later Richard Strauss. Haydns versie ging in 1791 in Londen in première. De componist zat daarbij zelf aan de piano, en zanger was Gaspare Pacchierotti die, in de nadagen van het castratendom, nog tri­omfen vierde in de opera. De bekendere orkestversie van Arianna a Naxos dateert van enige jaren later. Het stuk is opgebouwd uit zeven korte, in elkaar overlopende delen die de gemoeds­toestanden van Arianna weergeven. Haydn heeft hier heel goed geluisterd naar hoe Christoph Willibald von Gluck te werk ging in zijn opera’s.

Schubert, Liszt en Debussy

Dat ook de piano mooi kan zingen, blijkt uit een aantal solo-intermezzo’s in dit recital: Schuberts Impro­mptu in Ges groot, Liszts tweede Consolation en Debussy’s Clair de lune.

Rossini

Gioacchino Rossini betreurde de teloorgang van de elegante, lichte Italiaanse zangstijl uit de achttiende en vroege negentiende eeuw, ten gunste van een steeds meer op volume gericht klankideaal: ‘Helaas, wij hebben ons belcanto verloren...’ Voornaamste criteria voor het predicaat ‘belcanto’ waren volgens hem: een mooi stemgeluid, gelijkmatig over de hele omvang, met een grote mate van beweeglijkheid, verkregen door grondige training, en verder stijlbeheersing, door veel te luisteren naar goede voorbeelden. Hij zou in Parisotti een geestverwant hebben gevonden.
In Il barbiere di Siviglia (1816) laat Rosina niet met zich spotten als ze in de liefde wordt tegengewerkt.

Na Guillaume Tell (1829) voltooide Rossini geen opera meer. Inspiratie had hij echter nog meer dan genoeg. In Parijs creëerde hij tussen 1857 en 1868 dertien bundels met liederen, pianowerken en kamermuziek, door hemzelf ironisch Péchés de vieillesse genoemd. Daaruit stamt de elegische ballade L’Orpheline du Tyrol.

Bizet en Delibes

In afwachting van een libretto voor een uiteindelijk tot niets ­leidende opdracht van de Parijse Opéra schreef Georges Bizet in 1868 een vijftal liederen, waaronder het grappige La Coccinelle: een jeugdige minnaar wordt afgeleid door een lieveheersbeestje op de blanke hals van zijn aanbedene en mist daardoor de kans om een kus te stelen.

Spaans getint is Léo Delibes’ bolero Les Filles de Cadiz – na een stierengevecht dansen en flirten jongens en meisjes. 

Bellini en Donizetti

Vanuit Spanje gaan we terug naar Italië. Vincenzo Bellini’s arietta Vaga luna gaat over de troost die het lieflijke licht van de maan kan bieden. Dolente immagine wordt gezongen bij het graf van Fille: waarom verschijn je zo treurig aan mij? Denk maar niet dat ik je ooit vergeet en van een ander zal houden.

Van Bellini’s rivaal Gaetano Donizetti is het Napolitaanse zeemansliedje Me ­voglio fa ‘na casa: ik wil een huis bouwen in het midden van de zee – van pauwenveren, goud, zilver en edelstenen. Als mijn Nennella voor het raam staat, denkt iedereen dat de zon opkomt.

Puccini

Giacomo Puccini was een meester van de melodie, zowel in zijn liederen als in zijn opera-aria’s. In E l’uccellino is de piano gelijkwaardig aan de zangstem: niet alleen om de sfeer op te roepen maar ook in het realistisch nabootsen van de vogel. Casa mia werd geschreven voor een tijdschrift waarin een van Puccini’s huizen te koop werd aangeboden.

Zijn korte aria’s zijn vaak zo mooi dat ze langer hadden mogen duren, maar dat doet Puccini dan juist niet. O mio ­babbino caro, waarmee Lauretta haar vader Gianni Schicchi manipuleert, is hiervan een sprekend voorbeeld.

De Curtis en nogmaals Rossini

Ernesto De Curtis’ Ti voglio tanto bene biedt precies wat de titel belooft: een liefdesverklaring, recht uit het hart. Honderd jaar eerder had Rossini te Parijs de reeks Les soirées musicales ­geschreven, waarin de tarantella La danza, het uitbundige slot van dit recital.

De eerste muzikale ontmoeting van Cecilia Bartoli en Lang Lang was in 2008, toen zij ter ere van de tweehonderdste verjaardag van Rossini-sopraan Maria ­Malibran (1808-1836) een galaconcert in Parijs organiseerde met veel beroemde collega’s – onder wie Lang Lang. Ze herkenden bij elkaar eenzelfde energie en eenzelfde liefde voor verfijnde nuances. En ook eenzelfde plezier in hun virtuoze wedijver: duet of duel? Hun huidige recitaltournee sluit na Baden-Baden, Hamburg, Dortmund, Keulen en Parijs af in Amsterdam.

Vorig jaar sprak Preludium beide wereldsterren voor een coverinterview: Lang Lang in mei 2024 en Cecilia Bartoli in november 2024.

door Frits Vliegenthart (behalve Haydn)

Toelichting

door Frits Vliegenthart (behalve Haydn)

Arie antiche

‘De voornaamste kenmerken van de werken van componisten uit de zeventiende en achttiende eeuw zijn een zuivere en eenvoudige vorm, een sterk affect [emotie, FV] en een uiterst serene geest, die er altijd in doorklinkt. De hedendaagse muziek daarentegen is neurotisch, vol schokken en heftige contrasten.’ Met deze woorden introduceerde de Italiaanse componist en musicoloog Alessandro Parisotti drie bundels Arie antiche, die hij in de jaren 1880 samenstelde: een verzameling oude aria’s. Dit terugblikken naar het verleden houdt verband met een – na de Italiaanse eenwording (het ‘Risorgimento’) – groeiende belangstelling voor het eigen cultureel erfgoed én met een ontbrekend artistiek richtingsgevoel wat de toekomst betreft. 

Deze publicatie is het enige wapenfeit waardoor Parisotti bekend is gebleven. Hij bracht zijn hele leven door in zijn geboorteplaats, Rome. Daar was hij vanaf 1880 secretaris van de Accademia di Santa Cecilia. Zijn persoon roept nieuwsgierigheid op, al was het alleen maar vanwege een practical joke: zijn eigen aria Se tu m’ami nam hij in de collectie op als een werkje van Giovanni Battista Pergolesi. Iedereen tuinde erin. Pas in de loop van de twintigste eeuw kwam dit onschuldige bedrog aan het licht; overigens blijkt hier dat Parisotti uitstekend kon componeren. In zijn bewerkingen handhaafde hij de oorspronkelijke zang- en baslijnen, waarbij hij de begeleiding geschikt maakte voor de piano. 

Tot de componisten in Parisotti’s selectie behoren Alessandro ­Scarlatti, Tommaso Giordani en Giovanni Paisiello. Scarlatti schiep een groot oeuvre, zowel geestelijk als wereldlijk. In Rome was hij onder meer maestro di ­cappella van Christina van Zweden. Van Giordani is het beroemde liefdes­lie­dje Caro mio ben; Tommaso was de ‘Signor Giordani’ onder wiens naam dit in Londen werd gepubliceerd – en niet zijn achternaamgenoot Giuseppe, zoals Parisotti dacht.

Een van de meest succesvolle componisten uit het eind van de achttiende eeuw was Paisiello, die tri­omfen vierde in Wenen, Londen, Sint-Petersburg, Parijs en Madrid. Hij voelde zich thuis in allerlei muziekgenres, maar vooral in de opera.

Arie antiche

‘De voornaamste kenmerken van de werken van componisten uit de zeventiende en achttiende eeuw zijn een zuivere en eenvoudige vorm, een sterk affect [emotie, FV] en een uiterst serene geest, die er altijd in doorklinkt. De hedendaagse muziek daarentegen is neurotisch, vol schokken en heftige contrasten.’ Met deze woorden introduceerde de Italiaanse componist en musicoloog Alessandro Parisotti drie bundels Arie antiche, die hij in de jaren 1880 samenstelde: een verzameling oude aria’s. Dit terugblikken naar het verleden houdt verband met een – na de Italiaanse eenwording (het ‘Risorgimento’) – groeiende belangstelling voor het eigen cultureel erfgoed én met een ontbrekend artistiek richtingsgevoel wat de toekomst betreft. 

Deze publicatie is het enige wapenfeit waardoor Parisotti bekend is gebleven. Hij bracht zijn hele leven door in zijn geboorteplaats, Rome. Daar was hij vanaf 1880 secretaris van de Accademia di Santa Cecilia. Zijn persoon roept nieuwsgierigheid op, al was het alleen maar vanwege een practical joke: zijn eigen aria Se tu m’ami nam hij in de collectie op als een werkje van Giovanni Battista Pergolesi. Iedereen tuinde erin. Pas in de loop van de twintigste eeuw kwam dit onschuldige bedrog aan het licht; overigens blijkt hier dat Parisotti uitstekend kon componeren. In zijn bewerkingen handhaafde hij de oorspronkelijke zang- en baslijnen, waarbij hij de begeleiding geschikt maakte voor de piano. 

Tot de componisten in Parisotti’s selectie behoren Alessandro ­Scarlatti, Tommaso Giordani en Giovanni Paisiello. Scarlatti schiep een groot oeuvre, zowel geestelijk als wereldlijk. In Rome was hij onder meer maestro di ­cappella van Christina van Zweden. Van Giordani is het beroemde liefdes­lie­dje Caro mio ben; Tommaso was de ‘Signor Giordani’ onder wiens naam dit in Londen werd gepubliceerd – en niet zijn achternaamgenoot Giuseppe, zoals Parisotti dacht.

Een van de meest succesvolle componisten uit het eind van de achttiende eeuw was Paisiello, die tri­omfen vierde in Wenen, Londen, Sint-Petersburg, Parijs en Madrid. Hij voelde zich thuis in allerlei muziekgenres, maar vooral in de opera.

  • Een uitgave uit 1890 van de Arie antiche

    Een uitgave uit 1890 van de Arie antiche

  • Een uitgave uit 1890 van de Arie antiche

    Een uitgave uit 1890 van de Arie antiche

Een uitgave uit 1890 van de Arie antiche

Händel

De jonge Georg Friedrich Händel rondde zijn studie af in Italië (1706-1710). In Rome woonde hij bij kardinaal Benedetto Pamphilj, tekstdichter van zijn wereldlijke oratorium Il tr­ionfo del tempo e del disinganno. Het is een verfijnde allegorie, vol dramatiek. Piacere ­(Genot) merkt in de aria Lascia la spina op dat je de roos (en niet de doorn) moet plukken, want voor je het weet, ben je te oud voor plezier! Een sarabande uit Händels opera Almira (Hamburg 1705) leverde het muzikale materiaal, dat later de basis zou worden voor Lascia ch’io pianga in Rinaldo. In Londen gaf Händel klavecimbelles aan prinses Anne, vanaf circa 1720 tot aan haar huwelijk met ‘onze’ stadhouder Willem IV in 1734. Wellicht heeft zij het Men­uet in g klein, HWV 434/4 gespeeld.  

Haydn

Door Marcel Bijlo

De cantate Arianna a Naxos van Joseph Haydn heeft zijn wortels in de Italiaanse opera. Het verhaal van de op het eiland Naxos door haar echtgenoot Theseus achtergelaten Arianna is door uiteen­lopende componisten behandeld, onder wie eerder Claudio Monteverdi en later Richard Strauss. Haydns versie ging in 1791 in Londen in première. De componist zat daarbij zelf aan de piano, en zanger was Gaspare Pacchierotti die, in de nadagen van het castratendom, nog tri­omfen vierde in de opera. De bekendere orkestversie van Arianna a Naxos dateert van enige jaren later. Het stuk is opgebouwd uit zeven korte, in elkaar overlopende delen die de gemoeds­toestanden van Arianna weergeven. Haydn heeft hier heel goed geluisterd naar hoe Christoph Willibald von Gluck te werk ging in zijn opera’s.

Schubert, Liszt en Debussy

Dat ook de piano mooi kan zingen, blijkt uit een aantal solo-intermezzo’s in dit recital: Schuberts Impro­mptu in Ges groot, Liszts tweede Consolation en Debussy’s Clair de lune.

Rossini

Gioacchino Rossini betreurde de teloorgang van de elegante, lichte Italiaanse zangstijl uit de achttiende en vroege negentiende eeuw, ten gunste van een steeds meer op volume gericht klankideaal: ‘Helaas, wij hebben ons belcanto verloren...’ Voornaamste criteria voor het predicaat ‘belcanto’ waren volgens hem: een mooi stemgeluid, gelijkmatig over de hele omvang, met een grote mate van beweeglijkheid, verkregen door grondige training, en verder stijlbeheersing, door veel te luisteren naar goede voorbeelden. Hij zou in Parisotti een geestverwant hebben gevonden.
In Il barbiere di Siviglia (1816) laat Rosina niet met zich spotten als ze in de liefde wordt tegengewerkt.

Na Guillaume Tell (1829) voltooide Rossini geen opera meer. Inspiratie had hij echter nog meer dan genoeg. In Parijs creëerde hij tussen 1857 en 1868 dertien bundels met liederen, pianowerken en kamermuziek, door hemzelf ironisch Péchés de vieillesse genoemd. Daaruit stamt de elegische ballade L’Orpheline du Tyrol.

Bizet en Delibes

In afwachting van een libretto voor een uiteindelijk tot niets ­leidende opdracht van de Parijse Opéra schreef Georges Bizet in 1868 een vijftal liederen, waaronder het grappige La Coccinelle: een jeugdige minnaar wordt afgeleid door een lieveheersbeestje op de blanke hals van zijn aanbedene en mist daardoor de kans om een kus te stelen.

Spaans getint is Léo Delibes’ bolero Les Filles de Cadiz – na een stierengevecht dansen en flirten jongens en meisjes. 

Bellini en Donizetti

Vanuit Spanje gaan we terug naar Italië. Vincenzo Bellini’s arietta Vaga luna gaat over de troost die het lieflijke licht van de maan kan bieden. Dolente immagine wordt gezongen bij het graf van Fille: waarom verschijn je zo treurig aan mij? Denk maar niet dat ik je ooit vergeet en van een ander zal houden.

Van Bellini’s rivaal Gaetano Donizetti is het Napolitaanse zeemansliedje Me ­voglio fa ‘na casa: ik wil een huis bouwen in het midden van de zee – van pauwenveren, goud, zilver en edelstenen. Als mijn Nennella voor het raam staat, denkt iedereen dat de zon opkomt.

Puccini

Giacomo Puccini was een meester van de melodie, zowel in zijn liederen als in zijn opera-aria’s. In E l’uccellino is de piano gelijkwaardig aan de zangstem: niet alleen om de sfeer op te roepen maar ook in het realistisch nabootsen van de vogel. Casa mia werd geschreven voor een tijdschrift waarin een van Puccini’s huizen te koop werd aangeboden.

Zijn korte aria’s zijn vaak zo mooi dat ze langer hadden mogen duren, maar dat doet Puccini dan juist niet. O mio ­babbino caro, waarmee Lauretta haar vader Gianni Schicchi manipuleert, is hiervan een sprekend voorbeeld.

De Curtis en nogmaals Rossini

Ernesto De Curtis’ Ti voglio tanto bene biedt precies wat de titel belooft: een liefdesverklaring, recht uit het hart. Honderd jaar eerder had Rossini te Parijs de reeks Les soirées musicales ­geschreven, waarin de tarantella La danza, het uitbundige slot van dit recital.

De eerste muzikale ontmoeting van Cecilia Bartoli en Lang Lang was in 2008, toen zij ter ere van de tweehonderdste verjaardag van Rossini-sopraan Maria ­Malibran (1808-1836) een galaconcert in Parijs organiseerde met veel beroemde collega’s – onder wie Lang Lang. Ze herkenden bij elkaar eenzelfde energie en eenzelfde liefde voor verfijnde nuances. En ook eenzelfde plezier in hun virtuoze wedijver: duet of duel? Hun huidige recitaltournee sluit na Baden-Baden, Hamburg, Dortmund, Keulen en Parijs af in Amsterdam.

Vorig jaar sprak Preludium beide wereldsterren voor een coverinterview: Lang Lang in mei 2024 en Cecilia Bartoli in november 2024.

Een uitgave uit 1890 van de Arie antiche

Händel

De jonge Georg Friedrich Händel rondde zijn studie af in Italië (1706-1710). In Rome woonde hij bij kardinaal Benedetto Pamphilj, tekstdichter van zijn wereldlijke oratorium Il tr­ionfo del tempo e del disinganno. Het is een verfijnde allegorie, vol dramatiek. Piacere ­(Genot) merkt in de aria Lascia la spina op dat je de roos (en niet de doorn) moet plukken, want voor je het weet, ben je te oud voor plezier! Een sarabande uit Händels opera Almira (Hamburg 1705) leverde het muzikale materiaal, dat later de basis zou worden voor Lascia ch’io pianga in Rinaldo. In Londen gaf Händel klavecimbelles aan prinses Anne, vanaf circa 1720 tot aan haar huwelijk met ‘onze’ stadhouder Willem IV in 1734. Wellicht heeft zij het Men­uet in g klein, HWV 434/4 gespeeld.  

Haydn

Door Marcel Bijlo

De cantate Arianna a Naxos van Joseph Haydn heeft zijn wortels in de Italiaanse opera. Het verhaal van de op het eiland Naxos door haar echtgenoot Theseus achtergelaten Arianna is door uiteen­lopende componisten behandeld, onder wie eerder Claudio Monteverdi en later Richard Strauss. Haydns versie ging in 1791 in Londen in première. De componist zat daarbij zelf aan de piano, en zanger was Gaspare Pacchierotti die, in de nadagen van het castratendom, nog tri­omfen vierde in de opera. De bekendere orkestversie van Arianna a Naxos dateert van enige jaren later. Het stuk is opgebouwd uit zeven korte, in elkaar overlopende delen die de gemoeds­toestanden van Arianna weergeven. Haydn heeft hier heel goed geluisterd naar hoe Christoph Willibald von Gluck te werk ging in zijn opera’s.

Schubert, Liszt en Debussy

Dat ook de piano mooi kan zingen, blijkt uit een aantal solo-intermezzo’s in dit recital: Schuberts Impro­mptu in Ges groot, Liszts tweede Consolation en Debussy’s Clair de lune.

Rossini

Gioacchino Rossini betreurde de teloorgang van de elegante, lichte Italiaanse zangstijl uit de achttiende en vroege negentiende eeuw, ten gunste van een steeds meer op volume gericht klankideaal: ‘Helaas, wij hebben ons belcanto verloren...’ Voornaamste criteria voor het predicaat ‘belcanto’ waren volgens hem: een mooi stemgeluid, gelijkmatig over de hele omvang, met een grote mate van beweeglijkheid, verkregen door grondige training, en verder stijlbeheersing, door veel te luisteren naar goede voorbeelden. Hij zou in Parisotti een geestverwant hebben gevonden.
In Il barbiere di Siviglia (1816) laat Rosina niet met zich spotten als ze in de liefde wordt tegengewerkt.

Na Guillaume Tell (1829) voltooide Rossini geen opera meer. Inspiratie had hij echter nog meer dan genoeg. In Parijs creëerde hij tussen 1857 en 1868 dertien bundels met liederen, pianowerken en kamermuziek, door hemzelf ironisch Péchés de vieillesse genoemd. Daaruit stamt de elegische ballade L’Orpheline du Tyrol.

Bizet en Delibes

In afwachting van een libretto voor een uiteindelijk tot niets ­leidende opdracht van de Parijse Opéra schreef Georges Bizet in 1868 een vijftal liederen, waaronder het grappige La Coccinelle: een jeugdige minnaar wordt afgeleid door een lieveheersbeestje op de blanke hals van zijn aanbedene en mist daardoor de kans om een kus te stelen.

Spaans getint is Léo Delibes’ bolero Les Filles de Cadiz – na een stierengevecht dansen en flirten jongens en meisjes. 

Bellini en Donizetti

Vanuit Spanje gaan we terug naar Italië. Vincenzo Bellini’s arietta Vaga luna gaat over de troost die het lieflijke licht van de maan kan bieden. Dolente immagine wordt gezongen bij het graf van Fille: waarom verschijn je zo treurig aan mij? Denk maar niet dat ik je ooit vergeet en van een ander zal houden.

Van Bellini’s rivaal Gaetano Donizetti is het Napolitaanse zeemansliedje Me ­voglio fa ‘na casa: ik wil een huis bouwen in het midden van de zee – van pauwenveren, goud, zilver en edelstenen. Als mijn Nennella voor het raam staat, denkt iedereen dat de zon opkomt.

Puccini

Giacomo Puccini was een meester van de melodie, zowel in zijn liederen als in zijn opera-aria’s. In E l’uccellino is de piano gelijkwaardig aan de zangstem: niet alleen om de sfeer op te roepen maar ook in het realistisch nabootsen van de vogel. Casa mia werd geschreven voor een tijdschrift waarin een van Puccini’s huizen te koop werd aangeboden.

Zijn korte aria’s zijn vaak zo mooi dat ze langer hadden mogen duren, maar dat doet Puccini dan juist niet. O mio ­babbino caro, waarmee Lauretta haar vader Gianni Schicchi manipuleert, is hiervan een sprekend voorbeeld.

De Curtis en nogmaals Rossini

Ernesto De Curtis’ Ti voglio tanto bene biedt precies wat de titel belooft: een liefdesverklaring, recht uit het hart. Honderd jaar eerder had Rossini te Parijs de reeks Les soirées musicales ­geschreven, waarin de tarantella La danza, het uitbundige slot van dit recital.

De eerste muzikale ontmoeting van Cecilia Bartoli en Lang Lang was in 2008, toen zij ter ere van de tweehonderdste verjaardag van Rossini-sopraan Maria ­Malibran (1808-1836) een galaconcert in Parijs organiseerde met veel beroemde collega’s – onder wie Lang Lang. Ze herkenden bij elkaar eenzelfde energie en eenzelfde liefde voor verfijnde nuances. En ook eenzelfde plezier in hun virtuoze wedijver: duet of duel? Hun huidige recitaltournee sluit na Baden-Baden, Hamburg, Dortmund, Keulen en Parijs af in Amsterdam.

Vorig jaar sprak Preludium beide wereldsterren voor een coverinterview: Lang Lang in mei 2024 en Cecilia Bartoli in november 2024.

door Frits Vliegenthart (behalve Haydn)

Biografie

Cecilia Bartoli, mezzosopraan

Cecilia Bartoli maakte op 12 mei 1996 haar debuut in de Grote Zaal, met ‘arie antiche’ en muziek van Viardot, Delibes, Bellini en Rossini. Dat recital was achteraf gezien een blauwdruk voor haar verdere carrière, waarin Barok en belcanto de hoofdrol zouden spelen. In 2004 kreeg de mezzo­sopraan de allereerste Concertgebouw Prijs, en ze bleef min of meer jaarlijks terugkeren naar Het Concertgebouw.

Onder de grote dirigenten die al vroeg haar talent herkenden waren Daniel Barenboim, Herbert von Karajan en Nikolaus Harnoncourt, en al snel begon ze op te treden met orkesten, in operahuizen en op festivals in Europa, Noord-Amerika, het Verre Oosten en Australië. Een van de eerste mijlpalen in haar veelbekroonde discografie was The Vivaldi Album (1999), waarvan miljoenen exemplaren zijn verkocht, en haar interesse in vergeten geraakt repertoire resulteerde nog vele keren in the­matische albums.

Sinds 2012 is de zangeres artistiek leider van de Salzburger Pfingstfestspiele, waar ze de Oostenrijkse eretitel Kammersängerin kreeg en hoofdrollen neerzette in onder meer Norma van Bellini, Bernsteins West Side Story en Händels Ariodante en Alcina. Ook is ze sinds 2023 directeur van de Opéra de Monte-Carlo. Met de Cecilia Bartoli Music Foundation en het cd-label ‘Mentored by Bartoli’ ondersteunt ze een nieuwe generatie zangers.

Haar vorige optredens in Het Concertgebouw waren op 30 oktober 2023 (Cleopatra in Händels Giulio Cesare) en op 6 november 2024 (Orfeo in Glucks Orfeo ed Euridice), beide keren met haar in 2016 opgerichte gezelschap Les Musiciens du Prince – Monaco onder leiding van Gianluca Capuano.

Lang Lang, piano

Lang Lang won op zijn vijfde het ­pianoconcours van zijn geboortestad Shenyang, ging op zijn negende naar het Centraal Conservatorium in Peking en won op zijn dertiende de International Tchaikovsky Competition for Young Musicians.

Voor verdere studie bij Gary Graffman aan het Curtis Institute of Music verhuisde hij naar Philadelphia, en met een invalbeurt voor André Watts in Tsjaikovski’s Eerste pianoconcert met het Chicago Symphony Orchestra onder leiding van Christoph Eschenbach brak hij op zijn zeventiende definitief door.

Bij het Concertgebouworkest debuteerde Lang Lang in 2005 met Prokofjevs Derde pianoconcert en was hij voor het laatst te gast in 2019 met Beethovens Tweede pianoconcert; op 10 april 2013 trad hij op tijdens het 125-jarig jubileum van Het Concertgebouw en het Concertgebouworkest.

De pianist verschijnt ook graag in minder klassieke settings: bij Grammy-­uitreikingen speelde hij met Metallica, Pharrell Williams en Herbie Hancock, hij werkt samen met Disney, hij maakte deel uit van de openingsceremonies van de Olympische Spelen 2008 in Peking en het WK Voetbal 2014 in Rio de Janeiro, en vorig jaar luisterde hij de heropening van de Notre-Dame in Parijs op. In 2008 richtte hij zijn Lang Lang International Music Foundation op, en in 2013 werd hij door de Verenigde Naties benoemd als Messenger of Peace met een focus op educatie.

Na solorecitals in 2010, 2014 en 2016 vertolkte Lang Lang in april 2022 in de Grote Zaal Bachs Goldberg-variaties. Op 1 juni 2023 soleerde hij bij het Mahler Chamber Orchestra (Beethoven onder leiding van Andris Nelsons) en zijn laatste optreden in Het Concertgebouw was een solorecital op 14 mei 2024 met muziek van Fauré, Robert Schumann en Chopin.