Nog geen account of wachtwoord vergeten? Klik hier
interview

Blokfluitiste Lucie Horsch: ‘Geen deadlines, geen proefwerken, ik voelde me totaal verloren’ / ‘Ik wil geen zanger worden die nooit geniet van een glas rode wijn’ / ‘Ik ben een onderzoeker als ik naar concerten ga’

door Frederike Berntsen
12 sep. 2025 12 september 2025

Blokfluitiste Lucie Horsch is deze maand te gast bij het Concertgebouworkest, waar ze een voor haar geschreven werk van Lotta Wennäkoski in première brengt. Bovendien krijgt ze carte blanche voor een Close-up-concert in de Kleine Zaal. En ze brengt niet alleen haar blokfluiten mee naar Het Concertgebouw.

  • Lucie Horsch

    Foto: Marco Borggreve

    Lucie Horsch

    Foto: Marco Borggreve

  • Lucie Horsch

    Foto: Marco Borggreve

    Lucie Horsch

    Foto: Marco Borggreve

  • Lucie Horsch

    Foto: Marco Borggreve

    Lucie Horsch

    Foto: Marco Borggreve

  • Lucie Horsch

    Foto: Marco Borggreve

    Lucie Horsch

    Foto: Marco Borggreve

Vanuit de keuken werd er dan geroepen: ‘Speel het eerst eens langzaam!’’ Lucie Horsch schetst hoe het er thuis aan toe ging. Ze komt uit een muzikaal nest, haar beide ouders zijn cellisten, haar broer is violist. ‘Zuiverheid, een mooie klank, dat zijn hoofdonderwerpen bij ons. Die mooie klank, die is gezond, waar nodig pas je een gebalanceerd vibrato toe. Een klank raakt je direct, die veroorzaakt een fysieke reactie, dus die moet kloppen.’

Langzaam? Lastig. Lucie Horsch is snel en heeft een brede interesse. Ze deed meerdere conservatoriumstudies: blokfluit, piano en zang. Aan de Universiteit van Amsterdam volgde ze kunstgeschiedenis en Italiaans als minors. ‘Ik vroeg eens aan mijn pianoleraar Jan Wijn: ‘Ik ben zo ongeduldig, wat moet ik daar nu mee, hoe kan ik dat positief inzetten?’ Hij zei: ‘Weet je, als je zo ongeduldig bent, boek je ook sneller resultaat. Ongeduld is helemaal niet zo slecht.’’

Rode wijn

Permanent spitsuur, haar leven, zou je zeggen. ‘Dat wás zo.’ Sinds september vorig jaar is de Amsterdamse helemaal klaar met studeren, het conservatorium rondde ze af, de deuren van het Barlaeus Gymnasium deed ze al eerder achter zich dicht. ‘Geen deadlines, geen proefwerken, ik voelde me totaal verloren. Heel geleidelijk vind ik een nieuwe balans. Een dag pauze nemen doet wonderen, dat kon eerst helemaal niet. Die ontspanning is bij zang heel belangrijk, ik merk dat mijn zang sneller opbloeit.’ Horsch maakt direct een kanttekening: ‘Ik wil geen zanger worden die nooit geniet van een glas rode wijn.’ Leeft ze er flink op los, zonder rekening te houden met de aard van haar beroep? ‘Ik leef er echt wel op los, ja. Mijn flexibiliteit is groot, maar ik wil niets opgelegd krijgen. Ik heb wilskracht en kan mezelf goed ter verantwoording roepen.’

‘Blokfluitist zijn betekent: wisselen van instrument, al naar gelang waar de muziek om vraagt’

Haar vader Gregor en haar broer Caspar spelen in het Concert­gebouworkest, het gezelschap waarmee ze de wereldpremière verzorgt van een voor haar geschreven stuk van de Finse componiste Lotta Wennäkoski. ‘Het Concertgebouworkest bewonder ik enorm. Als klein kind wachtte ik vaak bij de artiesteningang tot mijn vader klaar was met repeteren. Ik hoorde thuis de orkestverhalen. Het voelt als thuiskomen om nu zelf met deze musici te mogen samenspelen.’

Wennäkoski voor Horsch

Een van de orkestleden, soloaltist Michael Gieler, stelde Horsch en Wennäkoski aan elkaar voor, jaren geleden alweer. Een schot in de roos. Ze werkten al een aantal keren samen, op verzoek van Horsch is nu het nieuwe werk in de maak. ‘In het begin moest ik wennen aan Lotta’s idioom, en dat had alles te maken met de Finse taal, zo’n andere taalfamilie dan wij gewend zijn. In het Fins valt het accent altijd op de eerste lettergreep, en dat werkt door in de muziek. Het ritme van Lotta’s muziek is verbonden aan haar taal.’

In het nieuwe stuk zit ook een zangpartij, in het Frans. Horsch is een multitalent, al wuift ze dergelijke bewoordingen direct weg. Ze doet ‘gewoon’ waar ze intens van houdt: muziek maken. We kennen haar vooral van de blokfluit, mondjesmaat profileert ze zichzelf ook als pianiste en zangeres. ‘Van mijn vijfde tot mijn tiende was de blokfluit mijn hoofdinstrument, tegelijkertijd zong ik met veel plezier in het Nationaal Kinderkoor. Nu ik met piano en zang ben afgestudeerd, begin ik me steeds vrijer te voelen om die twee instrumenten ook op het podium te laten horen. De zangpartij in Lotta’s stuk is geïncorporeerd in het blokfluitconcert, en ik vind het razend spannend om deze uitdaging aan te gaan.’ 

Waarom klikt het zo goed tussen haar en deze componiste? ‘Lotta’s interesse in akoestische klanken vind ik interessant. Ze gaat uit van de schijnbare beperking van de relatief zachte klank van de blokfluit. Die zet ze in om iets bijzonders te creëren – zonder versterking. Ze schrijft expressief, haar noten zijn bezield. Het concert is driedelig, dat weet ik al, zo nu en dan vind ik een schets in mijn mailbox. Het grootste gedeelte van de zangpartij zit in het slotdeel. Ze introduceert me als virtuoos blokfluitiste en laat me terugblikken op de muziekgeschiedenis.’ Dit klinkt als: je neemt straks een bosje fluiten mee het podium op. ‘Ja! Blokfluitist zijn betekent: wisselen van instrument, al naar gelang waar de muziek om vraagt. Nu eens is een sopranino nodig, dan weer een tenor. Ik wissel in dit concert tussen vijf verschillende fluiten, en daar denk ik niet meer over na. Zodra ik een fluit in mijn handen heb, valt alles op z’n plek.’

Vanuit de keuken werd er dan geroepen: ‘Speel het eerst eens langzaam!’’ Lucie Horsch schetst hoe het er thuis aan toe ging. Ze komt uit een muzikaal nest, haar beide ouders zijn cellisten, haar broer is violist. ‘Zuiverheid, een mooie klank, dat zijn hoofdonderwerpen bij ons. Die mooie klank, die is gezond, waar nodig pas je een gebalanceerd vibrato toe. Een klank raakt je direct, die veroorzaakt een fysieke reactie, dus die moet kloppen.’

Langzaam? Lastig. Lucie Horsch is snel en heeft een brede interesse. Ze deed meerdere conservatoriumstudies: blokfluit, piano en zang. Aan de Universiteit van Amsterdam volgde ze kunstgeschiedenis en Italiaans als minors. ‘Ik vroeg eens aan mijn pianoleraar Jan Wijn: ‘Ik ben zo ongeduldig, wat moet ik daar nu mee, hoe kan ik dat positief inzetten?’ Hij zei: ‘Weet je, als je zo ongeduldig bent, boek je ook sneller resultaat. Ongeduld is helemaal niet zo slecht.’’

Rode wijn

Permanent spitsuur, haar leven, zou je zeggen. ‘Dat wás zo.’ Sinds september vorig jaar is de Amsterdamse helemaal klaar met studeren, het conservatorium rondde ze af, de deuren van het Barlaeus Gymnasium deed ze al eerder achter zich dicht. ‘Geen deadlines, geen proefwerken, ik voelde me totaal verloren. Heel geleidelijk vind ik een nieuwe balans. Een dag pauze nemen doet wonderen, dat kon eerst helemaal niet. Die ontspanning is bij zang heel belangrijk, ik merk dat mijn zang sneller opbloeit.’ Horsch maakt direct een kanttekening: ‘Ik wil geen zanger worden die nooit geniet van een glas rode wijn.’ Leeft ze er flink op los, zonder rekening te houden met de aard van haar beroep? ‘Ik leef er echt wel op los, ja. Mijn flexibiliteit is groot, maar ik wil niets opgelegd krijgen. Ik heb wilskracht en kan mezelf goed ter verantwoording roepen.’

‘Blokfluitist zijn betekent: wisselen van instrument, al naar gelang waar de muziek om vraagt’

Haar vader Gregor en haar broer Caspar spelen in het Concert­gebouworkest, het gezelschap waarmee ze de wereldpremière verzorgt van een voor haar geschreven stuk van de Finse componiste Lotta Wennäkoski. ‘Het Concertgebouworkest bewonder ik enorm. Als klein kind wachtte ik vaak bij de artiesteningang tot mijn vader klaar was met repeteren. Ik hoorde thuis de orkestverhalen. Het voelt als thuiskomen om nu zelf met deze musici te mogen samenspelen.’

Wennäkoski voor Horsch

Een van de orkestleden, soloaltist Michael Gieler, stelde Horsch en Wennäkoski aan elkaar voor, jaren geleden alweer. Een schot in de roos. Ze werkten al een aantal keren samen, op verzoek van Horsch is nu het nieuwe werk in de maak. ‘In het begin moest ik wennen aan Lotta’s idioom, en dat had alles te maken met de Finse taal, zo’n andere taalfamilie dan wij gewend zijn. In het Fins valt het accent altijd op de eerste lettergreep, en dat werkt door in de muziek. Het ritme van Lotta’s muziek is verbonden aan haar taal.’

In het nieuwe stuk zit ook een zangpartij, in het Frans. Horsch is een multitalent, al wuift ze dergelijke bewoordingen direct weg. Ze doet ‘gewoon’ waar ze intens van houdt: muziek maken. We kennen haar vooral van de blokfluit, mondjesmaat profileert ze zichzelf ook als pianiste en zangeres. ‘Van mijn vijfde tot mijn tiende was de blokfluit mijn hoofdinstrument, tegelijkertijd zong ik met veel plezier in het Nationaal Kinderkoor. Nu ik met piano en zang ben afgestudeerd, begin ik me steeds vrijer te voelen om die twee instrumenten ook op het podium te laten horen. De zangpartij in Lotta’s stuk is geïncorporeerd in het blokfluitconcert, en ik vind het razend spannend om deze uitdaging aan te gaan.’ 

Waarom klikt het zo goed tussen haar en deze componiste? ‘Lotta’s interesse in akoestische klanken vind ik interessant. Ze gaat uit van de schijnbare beperking van de relatief zachte klank van de blokfluit. Die zet ze in om iets bijzonders te creëren – zonder versterking. Ze schrijft expressief, haar noten zijn bezield. Het concert is driedelig, dat weet ik al, zo nu en dan vind ik een schets in mijn mailbox. Het grootste gedeelte van de zangpartij zit in het slotdeel. Ze introduceert me als virtuoos blokfluitiste en laat me terugblikken op de muziekgeschiedenis.’ Dit klinkt als: je neemt straks een bosje fluiten mee het podium op. ‘Ja! Blokfluitist zijn betekent: wisselen van instrument, al naar gelang waar de muziek om vraagt. Nu eens is een sopranino nodig, dan weer een tenor. Ik wissel in dit concert tussen vijf verschillende fluiten, en daar denk ik niet meer over na. Zodra ik een fluit in mijn handen heb, valt alles op z’n plek.’

  • Lucie Horsch

    Lucie Horsch

  • Lucie Horsch

    Lucie Horsch

Close

Naast de wereldpremière in de Grote Zaal stelde Horsch een Close-up­concert in de Kleine Zaal samen, en ook hier klinkt werk van ­Wennäkoski. In het ensemble van musici uit het Concertgebouworkest zit ook haar broer Caspar. ‘Ik ben heel direct naar mijn familie toe als we samenspelen. Soms moet ik me inhouden wanneer er anderen meedoen. Je kent elkaar zo goed. Op zo’n moment kun je niet tegen elkaar zeggen: ‘Kun je nou eens even één keer in de maat spelen?’ Ons samenspelen gaat makkelijk, je bent in hetzelfde huis opgegroeid en hebt elkaar horen studeren, je kent elkaars klank en timing. Een muzikaal gezin is intens, iedereen doet iets wat echt vanuit het hart komt en met passie gebeurt. Ik ben altijd heel kritisch als het over barokmuziek gaat, best fel ook. Dan zeg ik tegen mijn ouders: ‘Zo moet je dat niet spelen.’ Ik was altijd vrij brutaal, maar dat hoort er misschien ook bij als klein kind.

‘Ik vind het belangrijk om aardig te zijn, in samenwerkingen, in het leven. En ik wil goed luisteren, van anderen leren’

Nooit is ons thuis gezegd dat we muziek moesten maken. Daarop zijn mijn ouders erg alert geweest. Mijn vader vond dat hij zelf meer zijwegen had kunnen bewandelen, of die stimulans had kunnen krijgen van huis uit. Ik wilde heel lang schrijver worden. Het lijkt me geweldig om met je eigen gedachten iets te creëren. Liefst ergens op een mooie plek, want daar ben je natuurlijk vrij in als je schrijft. Of werken in een boekhandel, met klanten praten over de nieuwste boeken, veel lezen. Heerlijk.’ 

Schijnwerpers

De carrière van Horsch verloopt voorspoedig: een stevig gevulde concertkalender in binnen- en buitenland, samenwerkingen met musici van naam en faam. Houdt ze van de schijnwerpers of gaat het haar voornamelijk om het delen van de muziek? ‘Ik denk het tweede, maar ik vind de belangstelling niet erg. Het gekke is dat ik dat in het dagelijks leven helemaal niet heb. Als ik in een branche van de muziek zou werken waarin succes betekent dat je op straat herkend wordt, zou ik overwegen om die carrière op te geven. Dat zou een enorme inbreuk op mijn ­privacy zijn. Vroeger vond ik het al leuk om op een podium te staan. Dan waren de volwassenen stil en werd er naar mij geluisterd. Misschien zou ik een onprettig iemand zijn als ik me niet zou kunnen uiten via de muziek op een podium. Ik hou van de pieken af en toe, de adrenaline. Maar ik heb absoluut geen drang om naar een pretpark of zoiets te gaan. In mijn normale leven ben ik niet avontuurlijk, tenzij je paardrijden spannend wilt noemen.’

Onderzoeker in de zaal

Horsch zoekt ook tijd om als luisteraar in de zaal te gaan zitten. Een must, vindt ze. Tijdens het Mahler ­Festival, afgelopen mei, kwamen we haar tegen bij een zangrecital in de Kleine Zaal. Een dag later stond ze bij de antichambre naast de Grote Zaal om András Schiff de hand te schudden, hij had even daarvoor het Pianoconcert van Schumann gespeeld. ‘Filmmuziek, zoals die van Harry Potter, vind ik ook geweldig. Als ik naar concerten ga, probeer ik ondogmatisch te zijn in mijn keuzes en programma’s te beluisteren die me in eerste instantie misschien niet aanspreken. Ik leer er enorm van om naar anderen te kijken en te luisteren. Ik wil weten: waarom werkt dit niet? Of: waarom grijpt dit het publiek aan? Ik ben een onderzoeker als ik naar concerten ga.’

Wat houdt je bezig als je samenwerkt met anderen in de muziek? ‘Ik vind het belangrijk om aardig te zijn, in samenwerkingen, in het leven. En ik wil goed luisteren, van anderen leren. Ik ben daar ook naar op zoek, de uitdaging van mensen die anders werken dan jij, een andere achtergrond hebben. Dat is heel inspirerend.’

‘De essentie van muziek maken is voor mij communicatie. De uitwisseling, het delen van iets, en dat iets een nieuwe betekenis krijgt voor degene die luistert. Het liefst stel ik programma’s samen waar ook hedendaagse muziek in zit. Als ik een ­barokavond speel, stop ik daar graag Isang Yun of Louis Andriessen in. Ik vind het een spannend idee om over twintig jaar les te kunnen geven in repertoire dat wij nu ontdekken via opdrachtcomposities. Goede componisten werken buiten de beperkingen van het instrument om. Ze denken vanuit hun eigen taal: wat kan ik met dit instrument doen? Dat kan voor de luisteraar een verrassing opleveren: ik wist niet dat dat met de blokfluit allemaal mogelijk was. Ik denk wel dat je je moet laten informeren door de geschiedenis om iets nieuws te kunnen doen dat waardevol is.’

Close

Naast de wereldpremière in de Grote Zaal stelde Horsch een Close-up­concert in de Kleine Zaal samen, en ook hier klinkt werk van ­Wennäkoski. In het ensemble van musici uit het Concertgebouworkest zit ook haar broer Caspar. ‘Ik ben heel direct naar mijn familie toe als we samenspelen. Soms moet ik me inhouden wanneer er anderen meedoen. Je kent elkaar zo goed. Op zo’n moment kun je niet tegen elkaar zeggen: ‘Kun je nou eens even één keer in de maat spelen?’ Ons samenspelen gaat makkelijk, je bent in hetzelfde huis opgegroeid en hebt elkaar horen studeren, je kent elkaars klank en timing. Een muzikaal gezin is intens, iedereen doet iets wat echt vanuit het hart komt en met passie gebeurt. Ik ben altijd heel kritisch als het over barokmuziek gaat, best fel ook. Dan zeg ik tegen mijn ouders: ‘Zo moet je dat niet spelen.’ Ik was altijd vrij brutaal, maar dat hoort er misschien ook bij als klein kind.

‘Ik vind het belangrijk om aardig te zijn, in samenwerkingen, in het leven. En ik wil goed luisteren, van anderen leren’

Nooit is ons thuis gezegd dat we muziek moesten maken. Daarop zijn mijn ouders erg alert geweest. Mijn vader vond dat hij zelf meer zijwegen had kunnen bewandelen, of die stimulans had kunnen krijgen van huis uit. Ik wilde heel lang schrijver worden. Het lijkt me geweldig om met je eigen gedachten iets te creëren. Liefst ergens op een mooie plek, want daar ben je natuurlijk vrij in als je schrijft. Of werken in een boekhandel, met klanten praten over de nieuwste boeken, veel lezen. Heerlijk.’ 

Schijnwerpers

De carrière van Horsch verloopt voorspoedig: een stevig gevulde concertkalender in binnen- en buitenland, samenwerkingen met musici van naam en faam. Houdt ze van de schijnwerpers of gaat het haar voornamelijk om het delen van de muziek? ‘Ik denk het tweede, maar ik vind de belangstelling niet erg. Het gekke is dat ik dat in het dagelijks leven helemaal niet heb. Als ik in een branche van de muziek zou werken waarin succes betekent dat je op straat herkend wordt, zou ik overwegen om die carrière op te geven. Dat zou een enorme inbreuk op mijn ­privacy zijn. Vroeger vond ik het al leuk om op een podium te staan. Dan waren de volwassenen stil en werd er naar mij geluisterd. Misschien zou ik een onprettig iemand zijn als ik me niet zou kunnen uiten via de muziek op een podium. Ik hou van de pieken af en toe, de adrenaline. Maar ik heb absoluut geen drang om naar een pretpark of zoiets te gaan. In mijn normale leven ben ik niet avontuurlijk, tenzij je paardrijden spannend wilt noemen.’

Onderzoeker in de zaal

Horsch zoekt ook tijd om als luisteraar in de zaal te gaan zitten. Een must, vindt ze. Tijdens het Mahler ­Festival, afgelopen mei, kwamen we haar tegen bij een zangrecital in de Kleine Zaal. Een dag later stond ze bij de antichambre naast de Grote Zaal om András Schiff de hand te schudden, hij had even daarvoor het Pianoconcert van Schumann gespeeld. ‘Filmmuziek, zoals die van Harry Potter, vind ik ook geweldig. Als ik naar concerten ga, probeer ik ondogmatisch te zijn in mijn keuzes en programma’s te beluisteren die me in eerste instantie misschien niet aanspreken. Ik leer er enorm van om naar anderen te kijken en te luisteren. Ik wil weten: waarom werkt dit niet? Of: waarom grijpt dit het publiek aan? Ik ben een onderzoeker als ik naar concerten ga.’

Wat houdt je bezig als je samenwerkt met anderen in de muziek? ‘Ik vind het belangrijk om aardig te zijn, in samenwerkingen, in het leven. En ik wil goed luisteren, van anderen leren. Ik ben daar ook naar op zoek, de uitdaging van mensen die anders werken dan jij, een andere achtergrond hebben. Dat is heel inspirerend.’

‘De essentie van muziek maken is voor mij communicatie. De uitwisseling, het delen van iets, en dat iets een nieuwe betekenis krijgt voor degene die luistert. Het liefst stel ik programma’s samen waar ook hedendaagse muziek in zit. Als ik een ­barokavond speel, stop ik daar graag Isang Yun of Louis Andriessen in. Ik vind het een spannend idee om over twintig jaar les te kunnen geven in repertoire dat wij nu ontdekken via opdrachtcomposities. Goede componisten werken buiten de beperkingen van het instrument om. Ze denken vanuit hun eigen taal: wat kan ik met dit instrument doen? Dat kan voor de luisteraar een verrassing opleveren: ik wist niet dat dat met de blokfluit allemaal mogelijk was. Ik denk wel dat je je moet laten informeren door de geschiedenis om iets nieuws te kunnen doen dat waardevol is.’

  • Lucie Horsch

    Foto: Ronald Knapp

    Lucie Horsch

    Foto: Ronald Knapp

  • Lucie Horsch

    Foto: Ronald Knapp

    Lucie Horsch

    Foto: Ronald Knapp

Vroege successen

Naast haar school- en conservatoriumopleiding doorliep Lucie Horsch nog een bijzonder traject. Dat begon toen ze in 2009 de allereerste editie van het Koninklijk Concertgebouw Concours won, voor muzikaal talent van 9 tot 14 jaar. Twee maanden later volgde een live-televisieoptreden op het ­Kinderprinsengrachtconcert – waar ze dit jaar als volwassene op het podium terugkeerde. In 2015 kreeg ze de Concertgebouw Young Talent Award (foto), in 2018 stond ze als Jonge Nederlander in de Kleine Zaal en vervolgens werd ze door Het Concertgebouw voorgedragen voor een Rising Stars-tournee in 2021/2022 van de European Concert Hall Organisation (ECHO). In 2020 won ze de Nederlandse Muziekprijs. 

Bij het vijftienjarig bestaan van het Koninklijk Concertgebouw Concours keek Lucie Horsch terug op haar eerste succes. ‘Ik was een jaar of tien toen ik won. Absurd jong. (…) Presentator Paul de Leeuw vroeg of ik van het prijzengeld lekker ging shoppen. Ik antwoordde dat ik nieuwe fluiten ging kopen. En dat heb ik ook gedaan. […] De fluit van het concours had ik gekocht op een oudemuziekmarkt. Die is nu wel aan het einde van zijn leven. Hij klinkt alsof hij verkouden is. Dan moet je langzaam afscheid gaan nemen.’

Over oude instrumenten en afscheid gesproken: in 2024 kwam het album The Frans Brüggen Project uit, waarop Lucie Horsch 14 verschillende blokfluiten van zo’n 300 jaar oud bespeelt, afkomstig uit de collectie van haar illustere voorganger Frans Brüggen (1934-2014).

Vroege successen

Naast haar school- en conservatoriumopleiding doorliep Lucie Horsch nog een bijzonder traject. Dat begon toen ze in 2009 de allereerste editie van het Koninklijk Concertgebouw Concours won, voor muzikaal talent van 9 tot 14 jaar. Twee maanden later volgde een live-televisieoptreden op het ­Kinderprinsengrachtconcert – waar ze dit jaar als volwassene op het podium terugkeerde. In 2015 kreeg ze de Concertgebouw Young Talent Award (foto), in 2018 stond ze als Jonge Nederlander in de Kleine Zaal en vervolgens werd ze door Het Concertgebouw voorgedragen voor een Rising Stars-tournee in 2021/2022 van de European Concert Hall Organisation (ECHO). In 2020 won ze de Nederlandse Muziekprijs. 

Bij het vijftienjarig bestaan van het Koninklijk Concertgebouw Concours keek Lucie Horsch terug op haar eerste succes. ‘Ik was een jaar of tien toen ik won. Absurd jong. (…) Presentator Paul de Leeuw vroeg of ik van het prijzengeld lekker ging shoppen. Ik antwoordde dat ik nieuwe fluiten ging kopen. En dat heb ik ook gedaan. […] De fluit van het concours had ik gekocht op een oudemuziekmarkt. Die is nu wel aan het einde van zijn leven. Hij klinkt alsof hij verkouden is. Dan moet je langzaam afscheid gaan nemen.’

Over oude instrumenten en afscheid gesproken: in 2024 kwam het album The Frans Brüggen Project uit, waarop Lucie Horsch 14 verschillende blokfluiten van zo’n 300 jaar oud bespeelt, afkomstig uit de collectie van haar illustere voorganger Frans Brüggen (1934-2014).

Dit artikel wordt u gratis aangeboden door Preludium. Meer lezen? Probeer nu twee maanden gratis!