Nog geen account of wachtwoord vergeten? Klik hier
achtergrond

Béla Bartóks beproevingen in Amerika

door Michiel Cleij
23 mei 2024 23 mei 2024

Béla Bartók ontvluchtte het fascisme in Europa, maar in Amerika wachtten hem nieuwe beproevingen. Toch klinken juist zijn laatste werken opvallend mild.

  • Bartók samen met pianist en vriend György Sandor in New York

    Foto: onbekend

    Bartók samen met pianist en vriend György Sandor in New York

    Foto: onbekend

  • Bartók samen met pianist en vriend György Sandor in New York

    Foto: onbekend

    Bartók samen met pianist en vriend György Sandor in New York

    Foto: onbekend

New York

New York heeft heel wat componisten naar een hoger plan getild. Antonín Dvořák werd er binnengehaald als inspirator, Serge Rachmaninoff maakte er een glorieuze doorstart na zijn vlucht uit Rusland en voor eigenheimer George Gershwin symboliseerde de stad ‘onze culturele diversiteit en onze ongeëvenaarde nationale energie’. Hetzelfde New York werd Béla Bartóks graf. De belangrijkste Hongaarse componist sinds Franz Liszt (1811-1886) overleed er in 1945 aan leukemie, maar zijn neergang was al begonnen toen hij vijf jaar eerder in de stad arriveerde: schamele levensomstandigheden, vernedering en desinteresse voor zijn werk waren nagels aan zijn doodskist.

Bartók was bij aankomst al somber gestemd, getuige onder meer het asgrauwe Zesde strijkkwartet dat hij in de voorafgaande maanden componeerde. Niemand vlucht voor zijn plezier (het moet nog maar eens gezegd) en de componist had er alle reden toe. In 1939 was de oorlogsdreiging in heel Europa voelbaar en in het nazivriendelijke Hongarije voelde Bartók zich sowieso al niet meer thuis; zijn focus op de culturele verwantschap tussen verschillende Balkanvolkeren viel niet in goede aarde bij het nationalistische regime. Emigratieplannen vormden zich al toen buurland Oostenrijk zich bij Duitsland aansloot. ‘Het liefst zou ik heel Europa de rug toekeren,’ schreef hij aan Mientje Székely, de Nederlandse vrouw van Concert­gebouworkest-primarius Zoltán Székely. ‘Maar waar moet ik heen? En moet ik pas gaan als de situatie echt ondraaglijk wordt, of wachten op de totale chaos?’ In 1940 werd de knoop doorgehakt. Bartók en zijn echtgenote, de pianiste Ditta Pásztory, stapten op de boot naar New York – een logische keuze, want daar had hij al contacten gelegd tijdens een concerttournee in 1928. Zoon Peter zou volgen zodra die zijn schoolopleiding in Boedapest had afgerond. Het gezin rekende er niet op ooit nog terug te keren.

Bartóks beproevingen

De beproevingen die de Bartóks in Amerika wachtten, begonnen al onderweg: hun bagage raakte zoek en zou pas vier maanden later worden afgeleverd. Bij aankomst bleek het gehuurde appartement onleefbaar wegens geluidsoverlast en – erger – kwamen de verhoopte overeenkomsten met concertorganisaties en universiteiten maar moeizaam tot stand. In de eerste maanden maakte het echtpaar een tournee die de nodige publiciteit kreeg, maar de concerten werden matig bezocht en leidden niet tot vervolgoptredens. Ook Bartóks etnomusicologische lezingen bij wetenschappelijke instituten bleken stuk voor stuk eenmalige ­aangelegenheden. In Amerika, merkte Bartók, was hij overgeleverd aan een keiharde marktwerking die hem in Hongarije onbekend was.

Bartók voelde zich vernederd toen zijn uitgever Boosey & Hawkes de promotie van zijn concerten staakte

Evenzo was hij meer dan ooit afhankelijk van invloedrijke recensenten. Hoewel hij op een kleine groep overtuigde bewonderaars kon rekenen, getuigden de meeste reacties op zijn werk van onbegrip en hoon. De gloednieuwe, hoogst originele Sonate voor twee piano’s en slagwerk werd als ‘keukensonate’ geridiculiseerd. Bovenal voelde Bartók zich vernederd toen zijn uitgever Boosey & Hawkes na een negatieve recensie in Chicago de promotie van zijn concerten staakte. Vreemd genoeg programmeerde ook slechts één concertzaal het werk Contrasts dat hij gecomponeerd had voor Benny Goodman, een jazzklarinettist met een enorme aanhang.

Wat overigens niet hielp, was dat Bartók tijdens zijn pianorecitals vrijwel uitsluitend eigen werk wilde spelen – een inschattingsfout die zo’n twintig jaar eerder ook Sergej Prokofjev had belet om overzee carrière te maken. Het Amerikaanse publiek wilde gevarieerde programma’s en had weinig boodschap aan Bartóks grote missie: demonstreren hoe inspirerend en vernieuwend oeroude Balkanmuziek kan zijn. En zo moest Bartók zelfs in zijn toevluchtsoord constateren: ‘Hier kan ik niet leven. In dit land – lasciate ogni speranza’ [‘laat alle hoop varen’, de woorden op de poort naar de Hel in Dantes Goddelijke komedie]..

New York

New York heeft heel wat componisten naar een hoger plan getild. Antonín Dvořák werd er binnengehaald als inspirator, Serge Rachmaninoff maakte er een glorieuze doorstart na zijn vlucht uit Rusland en voor eigenheimer George Gershwin symboliseerde de stad ‘onze culturele diversiteit en onze ongeëvenaarde nationale energie’. Hetzelfde New York werd Béla Bartóks graf. De belangrijkste Hongaarse componist sinds Franz Liszt (1811-1886) overleed er in 1945 aan leukemie, maar zijn neergang was al begonnen toen hij vijf jaar eerder in de stad arriveerde: schamele levensomstandigheden, vernedering en desinteresse voor zijn werk waren nagels aan zijn doodskist.

Bartók was bij aankomst al somber gestemd, getuige onder meer het asgrauwe Zesde strijkkwartet dat hij in de voorafgaande maanden componeerde. Niemand vlucht voor zijn plezier (het moet nog maar eens gezegd) en de componist had er alle reden toe. In 1939 was de oorlogsdreiging in heel Europa voelbaar en in het nazivriendelijke Hongarije voelde Bartók zich sowieso al niet meer thuis; zijn focus op de culturele verwantschap tussen verschillende Balkanvolkeren viel niet in goede aarde bij het nationalistische regime. Emigratieplannen vormden zich al toen buurland Oostenrijk zich bij Duitsland aansloot. ‘Het liefst zou ik heel Europa de rug toekeren,’ schreef hij aan Mientje Székely, de Nederlandse vrouw van Concert­gebouworkest-primarius Zoltán Székely. ‘Maar waar moet ik heen? En moet ik pas gaan als de situatie echt ondraaglijk wordt, of wachten op de totale chaos?’ In 1940 werd de knoop doorgehakt. Bartók en zijn echtgenote, de pianiste Ditta Pásztory, stapten op de boot naar New York – een logische keuze, want daar had hij al contacten gelegd tijdens een concerttournee in 1928. Zoon Peter zou volgen zodra die zijn schoolopleiding in Boedapest had afgerond. Het gezin rekende er niet op ooit nog terug te keren.

Bartóks beproevingen

De beproevingen die de Bartóks in Amerika wachtten, begonnen al onderweg: hun bagage raakte zoek en zou pas vier maanden later worden afgeleverd. Bij aankomst bleek het gehuurde appartement onleefbaar wegens geluidsoverlast en – erger – kwamen de verhoopte overeenkomsten met concertorganisaties en universiteiten maar moeizaam tot stand. In de eerste maanden maakte het echtpaar een tournee die de nodige publiciteit kreeg, maar de concerten werden matig bezocht en leidden niet tot vervolgoptredens. Ook Bartóks etnomusicologische lezingen bij wetenschappelijke instituten bleken stuk voor stuk eenmalige ­aangelegenheden. In Amerika, merkte Bartók, was hij overgeleverd aan een keiharde marktwerking die hem in Hongarije onbekend was.

Bartók voelde zich vernederd toen zijn uitgever Boosey & Hawkes de promotie van zijn concerten staakte

Evenzo was hij meer dan ooit afhankelijk van invloedrijke recensenten. Hoewel hij op een kleine groep overtuigde bewonderaars kon rekenen, getuigden de meeste reacties op zijn werk van onbegrip en hoon. De gloednieuwe, hoogst originele Sonate voor twee piano’s en slagwerk werd als ‘keukensonate’ geridiculiseerd. Bovenal voelde Bartók zich vernederd toen zijn uitgever Boosey & Hawkes na een negatieve recensie in Chicago de promotie van zijn concerten staakte. Vreemd genoeg programmeerde ook slechts één concertzaal het werk Contrasts dat hij gecomponeerd had voor Benny Goodman, een jazzklarinettist met een enorme aanhang.

Wat overigens niet hielp, was dat Bartók tijdens zijn pianorecitals vrijwel uitsluitend eigen werk wilde spelen – een inschattingsfout die zo’n twintig jaar eerder ook Sergej Prokofjev had belet om overzee carrière te maken. Het Amerikaanse publiek wilde gevarieerde programma’s en had weinig boodschap aan Bartóks grote missie: demonstreren hoe inspirerend en vernieuwend oeroude Balkanmuziek kan zijn. En zo moest Bartók zelfs in zijn toevluchtsoord constateren: ‘Hier kan ik niet leven. In dit land – lasciate ogni speranza’ [‘laat alle hoop varen’, de woorden op de poort naar de Hel in Dantes Goddelijke komedie]..

  • Béla Bartók

    Béla Bartók

  • Béla Bartók

    1881-1945

    Béla Bartók

    1881-1945

  • Béla Bartók

    Béla Bartók

  • Béla Bartók

    1881-1945

    Béla Bartók

    1881-1945

En toch: zelfs op duizenden kilometers afstand liet zijn belangrijkste inspiratiebron hem niet in de steek. Van zijn eerdere bezoek aan New York wist Bartók dat Columbia University een enorme ­privécollectie geluidsopnamen van authentieke Centraal-Europese liederen herbergde. De universiteit had hem destijds een eredoctoraat verleend waarvan hij nu de vruchten kon plukken: met het inventariseren en publicatierijp maken van deze Parry-collectie kon hij meteen aan de slag. De klus hield hem mentaal op de been – ook toen de grauwsluiers zich in 1943 verdichtten. Mysterieuze ziekte­verschijnselen zonder traceerbare oorzaak beperkten zijn toch al tanende concertactiviteiten. De Bartóks moesten schoorvoetend financiële hulp accepteren, afkomstig van onder meer de kunstminnende Sprague-Coolidge Foundation en zijn oude muziekvriend violist Joseph Szigeti. Ondertussen bleek nog eens hoe weinig ­krediet Bartók in zijn eigen land had opgebouwd: de fascistische Hongaarse propagandamachine aarzelde niet om Bartóks tegenspoed af te schilderen als een logisch resultaat van het verderfelijke Amerikaanse systeem.

Het was anders gelopen als hij Hongaars was geweest op de manier waarop Rachmaninoff Russisch was.

Wrang genoeg toonde uiteindelijk geen enkele uitgever belangstelling voor Bartóks etnomusicologische werk – en dat, meent de latere Bartók-specialist Benjamin Suchoff, was de grootste deceptie van zijn hele Amerikaanse periode. Bartóks expertise als ‘folklorist’, zo doorslaggevend voor zijn unieke compositiestijl, keerde zich wederom tegen hem. Hongarije had zijn musicologisch onderbouwde pleidooi voor volksverbroedering als landverraad veroordeeld; Amerika kon zich niet verplaatsen in volksmuziek uit een land dat bijna niemand op de kaart kon aanwijzen en dat ook nog eens een politieke vijand was. En de manier waarop Bartók dat oude volksmateriaal in nieuwe composities vertaalde, wilde er bij de meeste Amerikanen niet in. Het was anders gelopen als hij Hongaars was geweest op de manier waarop Rachmaninoff Russisch was. Want bij ‘nationale muziek’ die meeslepend en heroïsch klonk deinde het Amerikaanse publiek enthousiast mee, zeker in oorlogstijd.

‘De houten prins’

Bartók had bij sommige tijdgenoten het imago van een starre en humorloze schooldocent die desondanks respect afdwingt; de titel van zijn vroege ballet De houten prins zou op hemzelf kunnen slaan. Maar, verklaarde zijn zoon Peter later, voor intimi was hij hartelijk, spontaan en geïnteresseerd. Daar ligt ook een verklaring voor de opmerkelijke emotionele warmte van zijn laatste composities. Want datzelfde ‘rampjaar’ 1943 bracht een lichtpunt: Serge Koussevitzky, chef-dirigent van het Boston Symphony Orchestra, bestelde bij Bartók een groot orkestwerk en doorbrak daarmee de impasse. In het orkestgeoriënteerde Amerika, wist Koussevitzky, werd een componist zonder symfonisch ­oeuvre simpelweg niet gehoord. Meteen fleurde Bartók geestelijk én lichamelijk op. Vanuit een kuuroord schreef hij aan Szigeti: ‘Door mijn herwonnen kracht kan ik die compositieopdracht realiseren, of misschien is het andersom.’ Het resultaat, het Concert voor orkest, was volgens muziekrecensenten ‘een aangename verrassing’: toegankelijk, harmonisch vriendelijk, speels en zelfs humoristisch. Zo bevat het stuk een plaagstoot naar Dmitri Sjostakovitsj, wiens symfonieën hun weg naar het grote Amerikaanse publiek hadden gevonden.

Kort daarop kwam een verlate ­diagnose van Bartóks aandoening: leukemie, onbehandelbaar. Toch handhaafde hij zijn beminnelijke toon in het melodieuze Derde pianoconcert en het onvoltooide Altvioolconcert. Dankzij sterviolist Yehudi Menuhin (voor wie hij op de valreep nog een solosonate schreef) ontdekte het publiek alsnog de schoonheid van het oudere Tweede vioolconcert. Van die plotselinge waardering maakte Bartók slechts het begin mee; hij overleed in september 1945. Ook in die late, schijnbaar atypische werken was Bartók volkomen zichzelf. Hij had zich verzoend met zijn dood en had de oorlog zien eindigen. Met dezelfde directheid had hij zijn schurende werken van de jaren dertig gecomponeerd – muziek waarover een geschokte concertbezoekster in Boston tegen haar man had gefluisterd: ‘Things must be terrible in Europe’.

Cd tip:

Marin Alsop beschikt over een cd-­catalogus waar je u tegen zegt. Voor een groot deel bestrijkt deze de grote Amerikanen als Leonard Bernstein, John Adams en Samuel Barber, maar inmiddels is ze ook een heel eind verder in het ‘standaard’ repertoire. Weerbarstige en intens kleurrijke werken gaan haar uitstekend af, getuige de opname die ze maakte van Béla Bartóks Concert voor orkest. Marin Alsop haalt het beste naar boven in het Baltimore Symphony Orchestra. Op 14 juni staat de dirigent met dit werk voor het Concertgebouworkest… mis het niet!

En toch: zelfs op duizenden kilometers afstand liet zijn belangrijkste inspiratiebron hem niet in de steek. Van zijn eerdere bezoek aan New York wist Bartók dat Columbia University een enorme ­privécollectie geluidsopnamen van authentieke Centraal-Europese liederen herbergde. De universiteit had hem destijds een eredoctoraat verleend waarvan hij nu de vruchten kon plukken: met het inventariseren en publicatierijp maken van deze Parry-collectie kon hij meteen aan de slag. De klus hield hem mentaal op de been – ook toen de grauwsluiers zich in 1943 verdichtten. Mysterieuze ziekte­verschijnselen zonder traceerbare oorzaak beperkten zijn toch al tanende concertactiviteiten. De Bartóks moesten schoorvoetend financiële hulp accepteren, afkomstig van onder meer de kunstminnende Sprague-Coolidge Foundation en zijn oude muziekvriend violist Joseph Szigeti. Ondertussen bleek nog eens hoe weinig ­krediet Bartók in zijn eigen land had opgebouwd: de fascistische Hongaarse propagandamachine aarzelde niet om Bartóks tegenspoed af te schilderen als een logisch resultaat van het verderfelijke Amerikaanse systeem.

Het was anders gelopen als hij Hongaars was geweest op de manier waarop Rachmaninoff Russisch was.

Wrang genoeg toonde uiteindelijk geen enkele uitgever belangstelling voor Bartóks etnomusicologische werk – en dat, meent de latere Bartók-specialist Benjamin Suchoff, was de grootste deceptie van zijn hele Amerikaanse periode. Bartóks expertise als ‘folklorist’, zo doorslaggevend voor zijn unieke compositiestijl, keerde zich wederom tegen hem. Hongarije had zijn musicologisch onderbouwde pleidooi voor volksverbroedering als landverraad veroordeeld; Amerika kon zich niet verplaatsen in volksmuziek uit een land dat bijna niemand op de kaart kon aanwijzen en dat ook nog eens een politieke vijand was. En de manier waarop Bartók dat oude volksmateriaal in nieuwe composities vertaalde, wilde er bij de meeste Amerikanen niet in. Het was anders gelopen als hij Hongaars was geweest op de manier waarop Rachmaninoff Russisch was. Want bij ‘nationale muziek’ die meeslepend en heroïsch klonk deinde het Amerikaanse publiek enthousiast mee, zeker in oorlogstijd.

‘De houten prins’

Bartók had bij sommige tijdgenoten het imago van een starre en humorloze schooldocent die desondanks respect afdwingt; de titel van zijn vroege ballet De houten prins zou op hemzelf kunnen slaan. Maar, verklaarde zijn zoon Peter later, voor intimi was hij hartelijk, spontaan en geïnteresseerd. Daar ligt ook een verklaring voor de opmerkelijke emotionele warmte van zijn laatste composities. Want datzelfde ‘rampjaar’ 1943 bracht een lichtpunt: Serge Koussevitzky, chef-dirigent van het Boston Symphony Orchestra, bestelde bij Bartók een groot orkestwerk en doorbrak daarmee de impasse. In het orkestgeoriënteerde Amerika, wist Koussevitzky, werd een componist zonder symfonisch ­oeuvre simpelweg niet gehoord. Meteen fleurde Bartók geestelijk én lichamelijk op. Vanuit een kuuroord schreef hij aan Szigeti: ‘Door mijn herwonnen kracht kan ik die compositieopdracht realiseren, of misschien is het andersom.’ Het resultaat, het Concert voor orkest, was volgens muziekrecensenten ‘een aangename verrassing’: toegankelijk, harmonisch vriendelijk, speels en zelfs humoristisch. Zo bevat het stuk een plaagstoot naar Dmitri Sjostakovitsj, wiens symfonieën hun weg naar het grote Amerikaanse publiek hadden gevonden.

Kort daarop kwam een verlate ­diagnose van Bartóks aandoening: leukemie, onbehandelbaar. Toch handhaafde hij zijn beminnelijke toon in het melodieuze Derde pianoconcert en het onvoltooide Altvioolconcert. Dankzij sterviolist Yehudi Menuhin (voor wie hij op de valreep nog een solosonate schreef) ontdekte het publiek alsnog de schoonheid van het oudere Tweede vioolconcert. Van die plotselinge waardering maakte Bartók slechts het begin mee; hij overleed in september 1945. Ook in die late, schijnbaar atypische werken was Bartók volkomen zichzelf. Hij had zich verzoend met zijn dood en had de oorlog zien eindigen. Met dezelfde directheid had hij zijn schurende werken van de jaren dertig gecomponeerd – muziek waarover een geschokte concertbezoekster in Boston tegen haar man had gefluisterd: ‘Things must be terrible in Europe’.

Cd tip:

Marin Alsop beschikt over een cd-­catalogus waar je u tegen zegt. Voor een groot deel bestrijkt deze de grote Amerikanen als Leonard Bernstein, John Adams en Samuel Barber, maar inmiddels is ze ook een heel eind verder in het ‘standaard’ repertoire. Weerbarstige en intens kleurrijke werken gaan haar uitstekend af, getuige de opname die ze maakte van Béla Bartóks Concert voor orkest. Marin Alsop haalt het beste naar boven in het Baltimore Symphony Orchestra. Op 14 juni staat de dirigent met dit werk voor het Concertgebouworkest… mis het niet!

Dit artikel wordt u gratis aangeboden door Preludium. Meer lezen? Abonneer dan nu.