Nog geen account of wachtwoord vergeten? Klik hier
achtergrond

Baan­breeksters: vrouwelijke componisten bij het Concertgebouworkest

door Martijn Voorvelt
18 mrt. 2024 18 maart 2024

Bij het Concert­gebouworkest staan dit seizoen werken van elf ­vrouwelijke componisten op de lessenaar. Een minder­heid, maar wel meer dan ooit. Het illustreert een ­internationale inhaalslag die broodnodig is.

  • Componistes

    Illustratie: Olivia Ettema

    Componistes

    Illustratie: Olivia Ettema

  • Componistes

    Illustratie: Olivia Ettema

    Componistes

    Illustratie: Olivia Ettema

‘Het ‘vrouw-zijn’ heeft heel wat wantrouwen en koele afwijzing gewekt, hoevele stenen me niet op den weg gelegd! Mocht ik eenigszins baan gebroken hebben en éénigszins voor mijne medezusters dat ontmoedigende wantrouwen overwonnen hebben, – hoe gelukkig zou mij dat maken!’

Cornélie van Oosterzee,
componist (1863-1943)

 

In de orkestwereld zijn componisten bijna altijd mannen; aandacht voor componerende vrouwen was er tot voor kort nauwelijks. De laatste jaren zien we eindelijk meer diversiteit in de orkestprogramma’s – en daarmee ook een betere balans in rolmodellen voor de componisten van de toekomst.

Neem het Concertgebouworkest. Sinds de oprichting in 1888 speelde het composities van zo’n 1200 mannen. Tot 2006 stonden daar nog maar 30 vrouwen tegenover. Dat aantal is sindsdien bijna verdubbeld (57 aan het eind van dit seizoen).

De Amsterdamse ­orkestgeschiedenis laat een intrigerend patroon zien, dat een internationale trend lijkt te weerspiegelen. Er zijn drie ­periodes te onderscheiden, die we ‘iets’, ‘bijna niets’ en ‘groei’ zouden kunnen noemen. Tot de Tweede ­Wereldoorlog was muziek van vrouwen zeldzaam, maar wel vrij consequent in de meeste seizoenen aanwezig. Daarna verslechterde de situatie: van 1945 tot 2006 voerde het Concertgebouw­orkest slechts een handjevol werken van vrouwen uit, en dan vooral van componisten die zich lang vóór de oorlog al bewezen hadden (Alma ­Schindler, Germaine Tailleferre, Lili Boulanger, Henriëtte Bosmans). Sinds 2006 zien we een geleidelijke toename van vrouwen op de programma’s, die de laatste paar jaar accelereert. Tot zover de korte versie. Laten we iets meer inzoomen op deze ontwikkelingen.

Iets (1888-1945)

Tussen 1888 en 1945 speelde het Concertgebouworkest muziek van 23 vrouwen, iets minder dan vier ­procent van het totaal aantal componisten. Omdat een aantal van hen met enige regelmaat opnieuw werd geprogrammeerd, was er in elk geval sprake van een consistent patroon: gedurende een periode van 57 jaar gemiddeld (bijna) één concert per seizoen met muziek van een vrouw. In totaal klonken er 46 composities (waarvan overigens vier georkestreerd door mannen), uiteenlopend van korte liederen, ouvertures en een kinderoperette (De drie kaboutertjes van Hendrika van Tussenbroek) tot grootschalige werken als het Stabat Mater van Henriëtte van den Brandeler en Psaume 24: La terre ­appartient à l’Éternel voor tenor, koor, orgel en orkest van Lili Boulanger. Belangrijke en interessante componisten waren Cornélie van Oosterzee (tussen 1894 en 1913 gaf het orkest zeventien concerten met haar muziek), Catharina van Rennes, Elisabeth Kuyper en Jeanne Beyerman-Walraven.

Vanaf 1923 was Henriëtte ­Bosmans met afstand de belangrijkste vrouwelijke componist voor het Concertgebouworkest

Een concert op 14 september 1913 was geheel gewijd aan Nederlandse componerende vrouwen: chef-dirigent Willem Mengelberg leidde de Symfonie in f klein van Van Oosterzee, een strijkorkestwerk van de Rotterdamse Anna Lambrechts-Vos en de Serenade in d klein van Elisabeth Kuyper. Het was een eenmalige gebeurtenis naar aanleiding van de tentoonstelling De Vrouw 1813-1913, die liet zien wat vrouwen hadden bereikt in de 100 jaar na de bevrijding van de Franse bezetters.

Vanaf 1923 was Henriëtte ­Bosmans met afstand de belangrijkste vrouwelijke componist voor het Concertgebouworkest (ze trad ook veelvuldig solistisch op als celliste of ­pianiste). Aan dirigent Pierre ­Monteux danken we daarnaast sporadische uitvoeringen van Franse componistes als Lili Boulanger, Germaine Tailleferre en Marcelle de Maziarly. Eduard van Beinum, toen nog ‘tweede eerste dirigent’ naast Willem Mengelberg, dirigeerde in 1941 het doorbraakwerk van de vooruitstrevende Rotterdamse Johanna Bordewijk-Roepman, Les Illuminations. Ook een eenmalige gebeurtenis.

Bijna niets (1946-2005)

In de jaren na de Tweede Wereldoorlog, met Van Beinum als eerste dirigent, nam het Concertgebouw­orkest weinig nieuwe componisten op het programma. De enige nieuwe naam was die van de Franse Elsa Barraine, wier Tweede symfonie in 1946 werd meegenomen door gastdirigent Charles Münch. Daarnaast keerde Henriëtte Bosmans nog enkele keren terug op de programma’s.

Ook tijdens de Ber­na­rd Haitink-jaren (1961-1988) is het aantal vrouwelijke componisten op één hand te tellen. In 1962 brak de Poolse dirigent Witold Rowicki een lans voor Grażyna Bacewicz, Haitink leidde in 1969 zelf een werk van de Belgische avant-gardiste Jacqueline Fontyn en in 1976 zette David Zinman het Concertino voor harp en orkest van Germaine Tailleferre op de lessenaar. Vervolgens werd ruim vijftien jaar lang geen noot van een vrouw gespeeld.

In ruim zestig jaar stond van slechts zes vrouwen muziek op de programma’s

In 1991, 1995 en 1996 was er aandacht voor Sofia Goebaidoelina en Galina Oestvolskaja, belangrijke componisten uit de voormalige ­Sovjet-Unie, en chef-dirigent Riccar­do Chai­lly leidde in 1996 zeven liederen van Alma Schindler (voorheen M­ahler) in nieuwe orkestraties van Colin en David Matthews. Na een uitvoering van Lili Boulangers Psaume 130 voor tenor, koor en orkest in 1998 werd het vervolgens weer acht jaar stil aan het vrouwenfront.

Laten we de door mannen georkestreerde liederen van Alma Schindler en een a cappella koorwerk van de Zwitsers-Chinese Tona Scherchen-­Hsiao buiten beschouwing, dan stond er tussen 1945 en 2006 (in ruim zestig jaar dus) van slechts zes vrouwen muziek op de programma’s van het Concertgebouworkest.

‘Het ‘vrouw-zijn’ heeft heel wat wantrouwen en koele afwijzing gewekt, hoevele stenen me niet op den weg gelegd! Mocht ik eenigszins baan gebroken hebben en éénigszins voor mijne medezusters dat ontmoedigende wantrouwen overwonnen hebben, – hoe gelukkig zou mij dat maken!’

Cornélie van Oosterzee,
componist (1863-1943)

 

In de orkestwereld zijn componisten bijna altijd mannen; aandacht voor componerende vrouwen was er tot voor kort nauwelijks. De laatste jaren zien we eindelijk meer diversiteit in de orkestprogramma’s – en daarmee ook een betere balans in rolmodellen voor de componisten van de toekomst.

Neem het Concertgebouworkest. Sinds de oprichting in 1888 speelde het composities van zo’n 1200 mannen. Tot 2006 stonden daar nog maar 30 vrouwen tegenover. Dat aantal is sindsdien bijna verdubbeld (57 aan het eind van dit seizoen).

De Amsterdamse ­orkestgeschiedenis laat een intrigerend patroon zien, dat een internationale trend lijkt te weerspiegelen. Er zijn drie ­periodes te onderscheiden, die we ‘iets’, ‘bijna niets’ en ‘groei’ zouden kunnen noemen. Tot de Tweede ­Wereldoorlog was muziek van vrouwen zeldzaam, maar wel vrij consequent in de meeste seizoenen aanwezig. Daarna verslechterde de situatie: van 1945 tot 2006 voerde het Concertgebouw­orkest slechts een handjevol werken van vrouwen uit, en dan vooral van componisten die zich lang vóór de oorlog al bewezen hadden (Alma ­Schindler, Germaine Tailleferre, Lili Boulanger, Henriëtte Bosmans). Sinds 2006 zien we een geleidelijke toename van vrouwen op de programma’s, die de laatste paar jaar accelereert. Tot zover de korte versie. Laten we iets meer inzoomen op deze ontwikkelingen.

Iets (1888-1945)

Tussen 1888 en 1945 speelde het Concertgebouworkest muziek van 23 vrouwen, iets minder dan vier ­procent van het totaal aantal componisten. Omdat een aantal van hen met enige regelmaat opnieuw werd geprogrammeerd, was er in elk geval sprake van een consistent patroon: gedurende een periode van 57 jaar gemiddeld (bijna) één concert per seizoen met muziek van een vrouw. In totaal klonken er 46 composities (waarvan overigens vier georkestreerd door mannen), uiteenlopend van korte liederen, ouvertures en een kinderoperette (De drie kaboutertjes van Hendrika van Tussenbroek) tot grootschalige werken als het Stabat Mater van Henriëtte van den Brandeler en Psaume 24: La terre ­appartient à l’Éternel voor tenor, koor, orgel en orkest van Lili Boulanger. Belangrijke en interessante componisten waren Cornélie van Oosterzee (tussen 1894 en 1913 gaf het orkest zeventien concerten met haar muziek), Catharina van Rennes, Elisabeth Kuyper en Jeanne Beyerman-Walraven.

Vanaf 1923 was Henriëtte ­Bosmans met afstand de belangrijkste vrouwelijke componist voor het Concertgebouworkest

Een concert op 14 september 1913 was geheel gewijd aan Nederlandse componerende vrouwen: chef-dirigent Willem Mengelberg leidde de Symfonie in f klein van Van Oosterzee, een strijkorkestwerk van de Rotterdamse Anna Lambrechts-Vos en de Serenade in d klein van Elisabeth Kuyper. Het was een eenmalige gebeurtenis naar aanleiding van de tentoonstelling De Vrouw 1813-1913, die liet zien wat vrouwen hadden bereikt in de 100 jaar na de bevrijding van de Franse bezetters.

Vanaf 1923 was Henriëtte ­Bosmans met afstand de belangrijkste vrouwelijke componist voor het Concertgebouworkest (ze trad ook veelvuldig solistisch op als celliste of ­pianiste). Aan dirigent Pierre ­Monteux danken we daarnaast sporadische uitvoeringen van Franse componistes als Lili Boulanger, Germaine Tailleferre en Marcelle de Maziarly. Eduard van Beinum, toen nog ‘tweede eerste dirigent’ naast Willem Mengelberg, dirigeerde in 1941 het doorbraakwerk van de vooruitstrevende Rotterdamse Johanna Bordewijk-Roepman, Les Illuminations. Ook een eenmalige gebeurtenis.

Bijna niets (1946-2005)

In de jaren na de Tweede Wereldoorlog, met Van Beinum als eerste dirigent, nam het Concertgebouw­orkest weinig nieuwe componisten op het programma. De enige nieuwe naam was die van de Franse Elsa Barraine, wier Tweede symfonie in 1946 werd meegenomen door gastdirigent Charles Münch. Daarnaast keerde Henriëtte Bosmans nog enkele keren terug op de programma’s.

Ook tijdens de Ber­na­rd Haitink-jaren (1961-1988) is het aantal vrouwelijke componisten op één hand te tellen. In 1962 brak de Poolse dirigent Witold Rowicki een lans voor Grażyna Bacewicz, Haitink leidde in 1969 zelf een werk van de Belgische avant-gardiste Jacqueline Fontyn en in 1976 zette David Zinman het Concertino voor harp en orkest van Germaine Tailleferre op de lessenaar. Vervolgens werd ruim vijftien jaar lang geen noot van een vrouw gespeeld.

In ruim zestig jaar stond van slechts zes vrouwen muziek op de programma’s

In 1991, 1995 en 1996 was er aandacht voor Sofia Goebaidoelina en Galina Oestvolskaja, belangrijke componisten uit de voormalige ­Sovjet-Unie, en chef-dirigent Riccar­do Chai­lly leidde in 1996 zeven liederen van Alma Schindler (voorheen M­ahler) in nieuwe orkestraties van Colin en David Matthews. Na een uitvoering van Lili Boulangers Psaume 130 voor tenor, koor en orkest in 1998 werd het vervolgens weer acht jaar stil aan het vrouwenfront.

Laten we de door mannen georkestreerde liederen van Alma Schindler en een a cappella koorwerk van de Zwitsers-Chinese Tona Scherchen-­Hsiao buiten beschouwing, dan stond er tussen 1945 en 2006 (in ruim zestig jaar dus) van slechts zes vrouwen muziek op de programma’s van het Concertgebouworkest.

Groei (2006-2016)

Tijdens het chef-dirigentschap van Mar­iss Ja­nsons, van 2004 tot 2015, keerde het tij. In die elf jaar speelde het Concertgebouworkest negen composities van vijf vrouwen, te beginnen met de Russisch-Britse Elena Firsova in juni 2006. In oktober van dat jaar klonk het opdrachtwerk No Reason to Panic van Mayke Nas. Daarmee speelde het Concertgebouworkest ruim een halve eeuw na Bosmans’ Concertstuk voor fluit in 1955 weer noten van een Nederlandse vrouw.
In 2008 klonk het celloconcert Notes on Light van Kaija Saariaho (op 25 en 26 september) en werd Nas’ No Reason to Panic hernomen tijdens een programma (op 10 en 11 oktober) met ook Der Reiter auf dem weissen Pferd van Goebaidoelina. In het seizoen 2011/2012 stonden andere werken van Goebaidoelina en Saariaho op het programma, in het seizoen daarna een nieuw opdrachtwerk van Nas, Down the Rabbithole. De periode Jansons werd afgesloten met twee Britse vrouwelijke componisten in seizoen 2013/2014: tijdens het AAA-programma Suspense leidde Da­vid Rob­ertson stekelige horrorfilmmuziek van Elisabeth Lutyens; componist/dirigent G­eorge B­enjamin nam een werk van zijn oud-leerling Helen Grime mee.

Acceleratie (2017-nu)

In 2017 zet een sterk stijgende lijn in. Tijdens het Koningsnachtconcert op 26 april 2018 klonken bijvoorbeeld vier georkestreerde nummers van de Nederlandse singer-songwriter Kovacs en een deeltje uit een werk van Dobrinka Tabakova. In seizoen 2018/2019 stond voor het eerst sinds 63 jaar (!) een werk van Henriëtte Bosmans op de lessenaar: de nooit eerder door het orkest uitgevoerde Doodenmarsch. Solofluitist K­ersten M­cCall soleerde in Lotta Wennäköski’s Soie. Er waren opdrachtwerken van Frangiz Ali-Zadeh, Unsuk Chin en Celia Swart; een begin 2021 ingelast werk van Olga Neuwirth werd om coronaredenen afgelast (in Preludium verscheen wel een interview).

In seizoen 2021/2022 werden zeven composities van vrouwen gespeeld. Nieuwe namen waren Julia Perry, Julia Wolfe en Jennifer Higdon (allen tijdens de concertreeks Made in America) en Annelies Van Parys. Het publiek maakte opnieuw kennis met Lili Boulanger (D’un matin de printemps tijdens Opening Night op de Dam), Bosmans (Concertstuk voor viool met concertmeester V­esko Eschkenazy) en Firsova (het Pianoconcert in opdracht van het Concertgebouworkest, met als solist Y­efim B­ronfman).
Ulrike Niehoff, artistiek directeur van januari 2021 tot en met juni 2023, gaf een extra boost; ook toekomstig chef-dirigent Klaus Mäkelä programmeert meer vrouwen dan voorheen gebruikelijk. Tijdens zijn eerste seizoen als artistiek partner (2022/2023) leidde hij bij het Concertgebouworkest Orion van Kaija Saariaho en de uitgestelde première van Sally Beamish’ Distans; J­aap van Zweden hield Anna Clyne’s Weathered ten doop met klarinettist M­artin Fröst. Verder klonken orkestwerken van Veronika Krausas, Anna Thorvaldsdottir, Nina Šenk en Raminta Šerkšnytė.

In het huidige concertseizoen is het aantal vrouwelijke componisten elf, inclusief (soms opzienbarende) toevoegingen aan het repertoire als Fanny Hensel-Mendelssohn, Louise Farrenc, Florence Price en Betsy Jolas. Ellen Reid – lees hier ook ons interview met haar – werkt als composer in residence van Het Concertgebouw en het Concertgebouworkest aan een opdrachtwerk dat het orkest in november 2024 zal spelen in Amsterdam en de Verenigde Staten. Deze maand lanceert het orkest het Fonds Toonaangevende vrouwen in muziek, dat een toename van vrouwelijke componisten en dirigenten ondersteunt. Er is nog veel te verbeteren, maar we zijn op weg.

‘Jonge vrouwen vechten tegen dezelfde dingen als waar ik 35 jaar geleden al tegen vocht […]. Misschien moeten we het er dan toch maar over hebben, hoe ongelofelijk dat ook lijkt. Weet je: de halve mensheid heeft iets te vertellen.’

Kaija Saariaho, componist (1952-2023) in 2016

 
 

Groei (2006-2016)

Tijdens het chef-dirigentschap van Mar­iss Ja­nsons, van 2004 tot 2015, keerde het tij. In die elf jaar speelde het Concertgebouworkest negen composities van vijf vrouwen, te beginnen met de Russisch-Britse Elena Firsova in juni 2006. In oktober van dat jaar klonk het opdrachtwerk No Reason to Panic van Mayke Nas. Daarmee speelde het Concertgebouworkest ruim een halve eeuw na Bosmans’ Concertstuk voor fluit in 1955 weer noten van een Nederlandse vrouw.
In 2008 klonk het celloconcert Notes on Light van Kaija Saariaho (op 25 en 26 september) en werd Nas’ No Reason to Panic hernomen tijdens een programma (op 10 en 11 oktober) met ook Der Reiter auf dem weissen Pferd van Goebaidoelina. In het seizoen 2011/2012 stonden andere werken van Goebaidoelina en Saariaho op het programma, in het seizoen daarna een nieuw opdrachtwerk van Nas, Down the Rabbithole. De periode Jansons werd afgesloten met twee Britse vrouwelijke componisten in seizoen 2013/2014: tijdens het AAA-programma Suspense leidde Da­vid Rob­ertson stekelige horrorfilmmuziek van Elisabeth Lutyens; componist/dirigent G­eorge B­enjamin nam een werk van zijn oud-leerling Helen Grime mee.

Acceleratie (2017-nu)

In 2017 zet een sterk stijgende lijn in. Tijdens het Koningsnachtconcert op 26 april 2018 klonken bijvoorbeeld vier georkestreerde nummers van de Nederlandse singer-songwriter Kovacs en een deeltje uit een werk van Dobrinka Tabakova. In seizoen 2018/2019 stond voor het eerst sinds 63 jaar (!) een werk van Henriëtte Bosmans op de lessenaar: de nooit eerder door het orkest uitgevoerde Doodenmarsch. Solofluitist K­ersten M­cCall soleerde in Lotta Wennäköski’s Soie. Er waren opdrachtwerken van Frangiz Ali-Zadeh, Unsuk Chin en Celia Swart; een begin 2021 ingelast werk van Olga Neuwirth werd om coronaredenen afgelast (in Preludium verscheen wel een interview).

In seizoen 2021/2022 werden zeven composities van vrouwen gespeeld. Nieuwe namen waren Julia Perry, Julia Wolfe en Jennifer Higdon (allen tijdens de concertreeks Made in America) en Annelies Van Parys. Het publiek maakte opnieuw kennis met Lili Boulanger (D’un matin de printemps tijdens Opening Night op de Dam), Bosmans (Concertstuk voor viool met concertmeester V­esko Eschkenazy) en Firsova (het Pianoconcert in opdracht van het Concertgebouworkest, met als solist Y­efim B­ronfman).
Ulrike Niehoff, artistiek directeur van januari 2021 tot en met juni 2023, gaf een extra boost; ook toekomstig chef-dirigent Klaus Mäkelä programmeert meer vrouwen dan voorheen gebruikelijk. Tijdens zijn eerste seizoen als artistiek partner (2022/2023) leidde hij bij het Concertgebouworkest Orion van Kaija Saariaho en de uitgestelde première van Sally Beamish’ Distans; J­aap van Zweden hield Anna Clyne’s Weathered ten doop met klarinettist M­artin Fröst. Verder klonken orkestwerken van Veronika Krausas, Anna Thorvaldsdottir, Nina Šenk en Raminta Šerkšnytė.

In het huidige concertseizoen is het aantal vrouwelijke componisten elf, inclusief (soms opzienbarende) toevoegingen aan het repertoire als Fanny Hensel-Mendelssohn, Louise Farrenc, Florence Price en Betsy Jolas. Ellen Reid – lees hier ook ons interview met haar – werkt als composer in residence van Het Concertgebouw en het Concertgebouworkest aan een opdrachtwerk dat het orkest in november 2024 zal spelen in Amsterdam en de Verenigde Staten. Deze maand lanceert het orkest het Fonds Toonaangevende vrouwen in muziek, dat een toename van vrouwelijke componisten en dirigenten ondersteunt. Er is nog veel te verbeteren, maar we zijn op weg.

‘Jonge vrouwen vechten tegen dezelfde dingen als waar ik 35 jaar geleden al tegen vocht […]. Misschien moeten we het er dan toch maar over hebben, hoe ongelofelijk dat ook lijkt. Weet je: de halve mensheid heeft iets te vertellen.’

Kaija Saariaho, componist (1952-2023) in 2016

 
 

Dit artikel wordt u gratis aangeboden door Preludium. Meer lezen? Abonneer dan nu.