Nog geen account of wachtwoord vergeten? Klik hier
interview

Paavo Järvi: ‘het gaat erom of je samen kunt dansen’

door Ruud Meijer
29 okt. 2019 29 oktober 2019

De Estlandse dirigent Paavo Järvi dirigeert deze maand het Concertgebouworkest in Amsterdam en op tournee door Japan en Taiwan. Preludium zocht hem op in zijn geboorteplaats Pärnu.

Soms heb je geluk. Ben je panisch op zoek naar een nooduitgang omdat je pedante gesprekspartner tot vervelens toe doorratelt over zijn journalistieke heldendaden, komt er ineens een man met uitgestoken hand op je af lopen. Je herkent hem onmiddellijk, maar het is frappant dat hij jou kent.

Soms heb je geluk. Ben je panisch op zoek naar een nooduitgang omdat je pedante gesprekspartner tot vervelens toe doorratelt over zijn journalistieke heldendaden, komt er ineens een man met uitgestoken hand op je af lopen. Je herkent hem onmiddellijk, maar het is frappant dat hij jou kent.

  • Paavo Järvi

    Foto: Kaupo Kikkas

    Paavo Järvi

    Foto: Kaupo Kikkas

  • Paavo Järvi

    Foto: Jean Christophe Uhl

    Paavo Järvi

    Foto: Jean Christophe Uhl

  • Paavo Järvi

    Foto: Kaupo Kikkas

    Paavo Järvi

    Foto: Kaupo Kikkas

  • Paavo Järvi

    Foto: Jean Christophe Uhl

    Paavo Järvi

    Foto: Jean Christophe Uhl

Saillant detail: je hebt inderdaad een afspraak met hem, alleen niet hier en nu in ­Ingolstadt, maar twee weken later in Pärnu. ‘Maestro Järvi!’, zeg je bij wijze van groet, en je schudt hem de hand en vertelt hem over het toeval van deze vroege ontmoeting. De journalistieke held, wreed gestoord in zijn betoog, druipt af. 

‘Dus je komt op ons feestje,’ zegt Paavo Järvi, refererend aan het Pärnu Music Festival dat hij jaarlijks met vader Neeme en broer Kristjan neerzet in de Estlandse badplaats. ‘Vergeet de muziek en ga vooral naar het strand,’ adviseert hij met een knipoog, ‘Pärnu is all about relaxing.’

Gekte

Järvi dirigeerde eerder die avond zijn eigen orkest, Die Deutsche Kammerphilharmonie Bremen. Je complimenteert hem met zijn visie op de Tweede symfonie van Schumann. Je bekent hem dat je met Schumann niet zo veel op hebt. Dat je al luisterend vaak denkt ‘kom op Robert, zó erg kan het allemaal toch niet zijn?’

Järvi lacht en zegt dat hij dat gevoel herkent. ‘Dat komt omdat wat je hoort meestal nog niet erg genoeg is. Laten we eerlijk zijn: Schumann was compleet van de pot gerukt, depressief, manisch, bipolair… Die gekte moet je terug horen in de muziek.

'Schumann was compleet van de pot gerukt'

Wat er vaak gebeurt is dat de muziek van Schumann een beetje wordt gladgestreken, zo van: het getuigt niet van goede smaak als je hem zó te kijk zet als een dorpsidioot. Dus haalt men de scherpe kantjes er een beetje af en dan blijft er inderdaad iets larmoyants over. Ik ben van mening dat je de man moet laten horen zoals hij was: over the top in alles.’

Intimiderend

Fast forward naar Pärnu waar we de maestro in de dirigentenkamer treffen voor een gesprek over zijn gastdirigentschap bij het Concertgebouworkest. Pärnu is niet zomaar een stad in Estland. Zoals veel andere Russische musici verbleef bijvoorbeeld Dmitri Sjostakovitsj er vaak. Het was ook de plaats in de Sovjet-Unie die het dichtst bij een aantal Europese steden lag en waar je, binnen de grenzen van het systeem, toch nog van een soort vrijheid kon genieten die elders in het land ver te zoeken was. Die sfeer van zorgeloze vrijheid hangt er nog steeds. 

Järvi kijkt uit naar de samenwerking met het orkest. Al pratend werkt hij een bak kruisbessen weg, vruchten waaraan hij verslaafd is sinds zijn jeugd. Als kind luisterde hij al naar zijn vaders platen van het Amsterdamse orkest en ook stond hij er al meerdere malen op de bok.

'Een slimme dirigent laat een orkest eerst spelen'

Of die faam iets intimiderends heeft? Dat zou niet zo moeten zijn, meent hij. ‘Het hangt ervan af hoe oud je bent. Wanneer je pas begint, zijn alle orkesten intimiderend. Je moet ook pas naar de grote orkesten gaan wanneer je er klaar voor bent. Je bent namelijk niet verplicht om ‘ja’ te zeggen wanneer je een uitnodiging ontvangt.’

Järvi moet toegeven dat hij zelf ook nooit ‘nee’ heeft gezegd. ‘Maar achteraf gezien had ik dat vaker wél moeten doen. Dat is ook het advies dat ik geef aan jonge dirigenten. Als je een orkest moet leiden dat een stuk heel goed kent en dat voor jou nog nieuw is, wat sta je daar dan eigenlijk te doen?’ 

Brahms

Een monumentaal werk dat Järvi met het Concertgebouworkest zal uitvoeren is Brahms’ Vierde symfonie, een werk dat de Est recent nog heeft opgenomen met Die Deutsche Kammerphilharmonie. Hoe bereid je zoiets voor?

‘Een slimme dirigent laat een orkest eerst spelen. Vaak kom je er dan achter dat je er voor een groot deel hetzelfde in staat. Uiteindelijk wil je samen gewoon goede muziek maken. Ik vertel ze niet wat ze moeten doen en zij vertellen mij niet wat ik moet doen. Het gaat er niet om wie er aan het eind heeft gewonnen. Het gaat om the joy of music making. Het gaat erom of je samen kunt dansen. Het is de kunst van geven en nemen. Als twee hele sterke persoonlijkheden kunnen geven en nemen, wordt er iets wonderbaarlijks gecreëerd.’ 

De maestro plopt de zoveelste kruisbes in zijn mond en denkt even na. Hij herneemt zijn betoog met een waarschuwing. ‘Wat ik nu ga zeggen, klinkt misschien raar. Daar gaat-ie: hoe beter een orkest is, hoe langzamer het gaat spelen. Iedereen in het orkest wil namelijk dat de mooie toon die hij op zijn instrument heeft hoorbaar is.

Iedereen die een solopartij heeft, wil dat die solopartij eruit springt. De diverse instrumentgroepen willen dat de inner voices van een orkestratie niet worden weggedrukt door het geweld van het geheel. Ik verheug mij misschien nog het meest op Brahms’ Vierde met het Concertgebouworkest.

Een geweldig werk als je het met een soort organische flow kunt spelen. Maar ‘Brahms 4’ heeft – en dat geldt eigenlijk voor al zijn symfonieën – een merkwaardig probleem. Het is zó moeilijk om je niet over te geven aan de klankrijkdom, de warmte, de schoonheid en het schallen van een groot orkest. Als je je daarin weg laat zuigen, dan hoor je die inner voices niet meer.

Ik zeg dan: okay, dat was prachtig, maar er was daar ook nog een hoornpartij en daar waren ook nog wat strijkers. Waar zijn die gebleven? Bij Brahms zijn de inner workings zó belangrijk. Het midden vinden tussen die enorme, krachtige klankrijkdom van een groot orkest en die kleine, zangerige schoonheid van het subtiele binnenwerk – dát is het moeilijke van Brahms.’

Andere dimensie

Paavo Järvi, sinds 2015 chef-dirigent van het NHK Symphony Orchestra in Tokio, gaat ook met het Concert­gebouworkest op tournee door Oost-Azië. Heeft dat nog een speciale betekenis voor hem? ‘Zeker! Ik heb er bijzondere dingen meegemaakt. Ik werk nu alweer een paar jaar in Japan met het beste orkest van Azië. Toen ik het voor het eerst hoorde, was ik verbaasd over de virtuositeit van het orkest.

Bovendien heb ik de Japanse cultuur erg hoog zitten: het respect voor de ander en hun eigen eer­gevoel brengen Japanse musici tot grote hoogten. Die state of mind voel je ook uit het publiek komen, wat weer een enorme invloed op het orkest heeft. Een concert in Japan kan daardoor zomaar een andere dimensie krijgen. Daar hoop je op, daar leef je voor, soms gebeurt het, maar meestal niet. Ik hoop dat natuurlijk ook met het Concertgebouworkest te bereiken, maar afdwingen kun je dat niet.’

Nuchter

Even terug naar Järvi’s expliciete mening over hoe Schumann gespeeld moet worden. Wat nou als een orkest niet mee wil gaan in zijn benadering? Wat als het Concertgebouworkest een heel andere mening heeft over Brahms’ Vierde? Järvi glimlacht minzaam.

‘Weet je, ik ben in de loop der jaren heel nuchter geworden. Vroeger vocht ik voor ieder detail. Door schade en schande ben ik erachter gekomen dat iets werkt, of dat iets níet werkt. Ik kan niet méér doen dan laten horen hoe ik het zou willen. Soms reageren de musici dan met een ‘Hé, interessant! Zo hebben we het nooit bekeken.’ Bij anderen zie je en voel je dat ze de deur voor je dicht gooien. En dat is ook goed. Als ik maar een paar weken bij een orkest ben, is dat echt geen reden om een Derde Wereldoorlog te beginnen.’  

wo 6, vr 8 november | Grote Zaal
Concertgebouworkest, Paavo Järvi
en Lang Lang: Wagner, Beethoven, Brahms 
Bekijk dit concertprogramma

za 9 november | Grote Zaal
Concertgebouworkest,
Paavo Järvi: Brahms 
Bekijk dit concertprogramma

Saillant detail: je hebt inderdaad een afspraak met hem, alleen niet hier en nu in ­Ingolstadt, maar twee weken later in Pärnu. ‘Maestro Järvi!’, zeg je bij wijze van groet, en je schudt hem de hand en vertelt hem over het toeval van deze vroege ontmoeting. De journalistieke held, wreed gestoord in zijn betoog, druipt af. 

‘Dus je komt op ons feestje,’ zegt Paavo Järvi, refererend aan het Pärnu Music Festival dat hij jaarlijks met vader Neeme en broer Kristjan neerzet in de Estlandse badplaats. ‘Vergeet de muziek en ga vooral naar het strand,’ adviseert hij met een knipoog, ‘Pärnu is all about relaxing.’

Gekte

Järvi dirigeerde eerder die avond zijn eigen orkest, Die Deutsche Kammerphilharmonie Bremen. Je complimenteert hem met zijn visie op de Tweede symfonie van Schumann. Je bekent hem dat je met Schumann niet zo veel op hebt. Dat je al luisterend vaak denkt ‘kom op Robert, zó erg kan het allemaal toch niet zijn?’

Järvi lacht en zegt dat hij dat gevoel herkent. ‘Dat komt omdat wat je hoort meestal nog niet erg genoeg is. Laten we eerlijk zijn: Schumann was compleet van de pot gerukt, depressief, manisch, bipolair… Die gekte moet je terug horen in de muziek.

'Schumann was compleet van de pot gerukt'

Wat er vaak gebeurt is dat de muziek van Schumann een beetje wordt gladgestreken, zo van: het getuigt niet van goede smaak als je hem zó te kijk zet als een dorpsidioot. Dus haalt men de scherpe kantjes er een beetje af en dan blijft er inderdaad iets larmoyants over. Ik ben van mening dat je de man moet laten horen zoals hij was: over the top in alles.’

Intimiderend

Fast forward naar Pärnu waar we de maestro in de dirigentenkamer treffen voor een gesprek over zijn gastdirigentschap bij het Concertgebouworkest. Pärnu is niet zomaar een stad in Estland. Zoals veel andere Russische musici verbleef bijvoorbeeld Dmitri Sjostakovitsj er vaak. Het was ook de plaats in de Sovjet-Unie die het dichtst bij een aantal Europese steden lag en waar je, binnen de grenzen van het systeem, toch nog van een soort vrijheid kon genieten die elders in het land ver te zoeken was. Die sfeer van zorgeloze vrijheid hangt er nog steeds. 

Järvi kijkt uit naar de samenwerking met het orkest. Al pratend werkt hij een bak kruisbessen weg, vruchten waaraan hij verslaafd is sinds zijn jeugd. Als kind luisterde hij al naar zijn vaders platen van het Amsterdamse orkest en ook stond hij er al meerdere malen op de bok.

'Een slimme dirigent laat een orkest eerst spelen'

Of die faam iets intimiderends heeft? Dat zou niet zo moeten zijn, meent hij. ‘Het hangt ervan af hoe oud je bent. Wanneer je pas begint, zijn alle orkesten intimiderend. Je moet ook pas naar de grote orkesten gaan wanneer je er klaar voor bent. Je bent namelijk niet verplicht om ‘ja’ te zeggen wanneer je een uitnodiging ontvangt.’

Järvi moet toegeven dat hij zelf ook nooit ‘nee’ heeft gezegd. ‘Maar achteraf gezien had ik dat vaker wél moeten doen. Dat is ook het advies dat ik geef aan jonge dirigenten. Als je een orkest moet leiden dat een stuk heel goed kent en dat voor jou nog nieuw is, wat sta je daar dan eigenlijk te doen?’ 

Brahms

Een monumentaal werk dat Järvi met het Concertgebouworkest zal uitvoeren is Brahms’ Vierde symfonie, een werk dat de Est recent nog heeft opgenomen met Die Deutsche Kammerphilharmonie. Hoe bereid je zoiets voor?

‘Een slimme dirigent laat een orkest eerst spelen. Vaak kom je er dan achter dat je er voor een groot deel hetzelfde in staat. Uiteindelijk wil je samen gewoon goede muziek maken. Ik vertel ze niet wat ze moeten doen en zij vertellen mij niet wat ik moet doen. Het gaat er niet om wie er aan het eind heeft gewonnen. Het gaat om the joy of music making. Het gaat erom of je samen kunt dansen. Het is de kunst van geven en nemen. Als twee hele sterke persoonlijkheden kunnen geven en nemen, wordt er iets wonderbaarlijks gecreëerd.’ 

De maestro plopt de zoveelste kruisbes in zijn mond en denkt even na. Hij herneemt zijn betoog met een waarschuwing. ‘Wat ik nu ga zeggen, klinkt misschien raar. Daar gaat-ie: hoe beter een orkest is, hoe langzamer het gaat spelen. Iedereen in het orkest wil namelijk dat de mooie toon die hij op zijn instrument heeft hoorbaar is.

Iedereen die een solopartij heeft, wil dat die solopartij eruit springt. De diverse instrumentgroepen willen dat de inner voices van een orkestratie niet worden weggedrukt door het geweld van het geheel. Ik verheug mij misschien nog het meest op Brahms’ Vierde met het Concertgebouworkest.

Een geweldig werk als je het met een soort organische flow kunt spelen. Maar ‘Brahms 4’ heeft – en dat geldt eigenlijk voor al zijn symfonieën – een merkwaardig probleem. Het is zó moeilijk om je niet over te geven aan de klankrijkdom, de warmte, de schoonheid en het schallen van een groot orkest. Als je je daarin weg laat zuigen, dan hoor je die inner voices niet meer.

Ik zeg dan: okay, dat was prachtig, maar er was daar ook nog een hoornpartij en daar waren ook nog wat strijkers. Waar zijn die gebleven? Bij Brahms zijn de inner workings zó belangrijk. Het midden vinden tussen die enorme, krachtige klankrijkdom van een groot orkest en die kleine, zangerige schoonheid van het subtiele binnenwerk – dát is het moeilijke van Brahms.’

Andere dimensie

Paavo Järvi, sinds 2015 chef-dirigent van het NHK Symphony Orchestra in Tokio, gaat ook met het Concert­gebouworkest op tournee door Oost-Azië. Heeft dat nog een speciale betekenis voor hem? ‘Zeker! Ik heb er bijzondere dingen meegemaakt. Ik werk nu alweer een paar jaar in Japan met het beste orkest van Azië. Toen ik het voor het eerst hoorde, was ik verbaasd over de virtuositeit van het orkest.

Bovendien heb ik de Japanse cultuur erg hoog zitten: het respect voor de ander en hun eigen eer­gevoel brengen Japanse musici tot grote hoogten. Die state of mind voel je ook uit het publiek komen, wat weer een enorme invloed op het orkest heeft. Een concert in Japan kan daardoor zomaar een andere dimensie krijgen. Daar hoop je op, daar leef je voor, soms gebeurt het, maar meestal niet. Ik hoop dat natuurlijk ook met het Concertgebouworkest te bereiken, maar afdwingen kun je dat niet.’

Nuchter

Even terug naar Järvi’s expliciete mening over hoe Schumann gespeeld moet worden. Wat nou als een orkest niet mee wil gaan in zijn benadering? Wat als het Concertgebouworkest een heel andere mening heeft over Brahms’ Vierde? Järvi glimlacht minzaam.

‘Weet je, ik ben in de loop der jaren heel nuchter geworden. Vroeger vocht ik voor ieder detail. Door schade en schande ben ik erachter gekomen dat iets werkt, of dat iets níet werkt. Ik kan niet méér doen dan laten horen hoe ik het zou willen. Soms reageren de musici dan met een ‘Hé, interessant! Zo hebben we het nooit bekeken.’ Bij anderen zie je en voel je dat ze de deur voor je dicht gooien. En dat is ook goed. Als ik maar een paar weken bij een orkest ben, is dat echt geen reden om een Derde Wereldoorlog te beginnen.’  

wo 6, vr 8 november | Grote Zaal
Concertgebouworkest, Paavo Järvi
en Lang Lang: Wagner, Beethoven, Brahms 
Bekijk dit concertprogramma

za 9 november | Grote Zaal
Concertgebouworkest,
Paavo Järvi: Brahms 
Bekijk dit concertprogramma

Dit artikel wordt u gratis aangeboden door Preludium. Meer lezen? Abonneer dan nu.