Nog geen account of wachtwoord vergeten? Klik hier
orkestlid

Altviolist Michael Gieler: ‘Wij horen het gras groeien’

door Henriette Posthuma de Boer
14 aug. 2018 14 augustus 2018

Altviolist Michael Gieler maakte 25 jaar geleden zijn entree bij het Koninklijk Concertgebouworkest. Iedere vrije minuut steekt hij in zijn grote ideaal: klassieke muziek toegankelijk maken voor mensen die anders niet zouden komen.

We spreken elkaar na afloop van een openbare repetitie. ‘Niet altijd gemakkelijk’, vindt Michael Gieler, ‘om je, als je al de hele ochtend gerepeteerd hebt, dan nog op te laden. Je doet altijd je best, maar zeker als er publiek bij zit. Wij hebben alleen bestaansrecht als zij er zijn.’ 

Hij noemt het een privilege in het Concertgebouworkest te mogen spelen, maar zonder cynisch te willen zijn kan hij toch niet zeggen dat hij er altijd evenveel zin in heeft. ‘Het is een beroep zoals elk ander, met pieken en dalen, euforische momenten en soms het gevoel dat het beter kon. Je bent als orkestmusicus deel van een collectief waarin je jouw rol zo goed mogelijk moet vervullen. Daar hoort niet per definitie heel veel emotie bij, maar het komt voor dat je een soort collectieve begeestering ervaart.

We spreken elkaar na afloop van een openbare repetitie. ‘Niet altijd gemakkelijk’, vindt Michael Gieler, ‘om je, als je al de hele ochtend gerepeteerd hebt, dan nog op te laden. Je doet altijd je best, maar zeker als er publiek bij zit. Wij hebben alleen bestaansrecht als zij er zijn.’ 

Hij noemt het een privilege in het Concertgebouworkest te mogen spelen, maar zonder cynisch te willen zijn kan hij toch niet zeggen dat hij er altijd evenveel zin in heeft. ‘Het is een beroep zoals elk ander, met pieken en dalen, euforische momenten en soms het gevoel dat het beter kon. Je bent als orkestmusicus deel van een collectief waarin je jouw rol zo goed mogelijk moet vervullen. Daar hoort niet per definitie heel veel emotie bij, maar het komt voor dat je een soort collectieve begeestering ervaart.

  • Michael Gieler

    foto: Peter Tollenaar

    Michael Gieler

    foto: Peter Tollenaar

  • Michael Gieler

    foto: Peter Tollenaar

    Michael Gieler

    foto: Peter Tollenaar

Met Bernard Haitink kan dat bijvoorbeeld gebeuren, wij koesteren elk moment dat hij op de bok staat. Natuurlijk, de dirigenten die wij krijgen zijn allemaal goed, maar het is net als met wijn: als je een heel goede wijn gewend bent, herken je al gauw een iets mindere. Wij zijn zo ­superkritisch op alles, wij horen het gras groeien. Vergeet niet, zo’n orkest is tweeduizend jaar collectieve ervaring, als een jonge dirigent ons van alles komt vertellen is dat niet met elkaar in balans. Voor hem kan zo’n grote groep ervaren musici enorm intimiderend zijn, weet ik uit ervaring.’

Een eigen stichting

Om de uiteenlopende projecten die hij artistiek aanstuurt onderdak te bieden, richtte Gieler de stichting Music Stages op. ‘Al die projecten zijn geboren uit hetzelfde ideaal: uitvinden wat je nog meer met klassieke muziek kunt doen en die toegankelijk maken voor mensen die anders niet zouden komen.’

Een van de projecten die Gieler initieerde is de concertserie De IJ-Salon in Muziekgebouw aan ’t IJ. ‘Met collega’s uit het orkest en verschillende gasten proberen we dat gemeenschappelijke ideaal te verwezenlijken: de grenzen verleggen op het gebied van programmering, al of niet door een combinatie met andere kunstvormen: theater, dans, poëzie, beeldende kunst. Af en toe is daarbij een dirigent nodig en als er geen geld voor is, neem ik die taak op me. Ook heb ik samen met vrienden een festival opgericht op de Canarische eilanden, daar dirigeer ik Bachs Passionen bijvoorbeeld – ik pretendeer geen dirigent te zijn, maar dirigeer soms.’

Bekijk het septembernummer van Preludium

Dan is er nog zijn project Bijlmer Klassiek in het Bijlmer Parktheater, waar hij voor een meestal jonger publiek bijzondere, soms educatieve voorstellingen organiseert met artiesten uit Amsterdam Zuidoost. Op het moment van het interview maakt hij zich zorgen over zijn project in Zutphen, een sociaal muziekfestival, bedoeld om mensen uit verschillende culturen bij elkaar te brengen. ‘Er hoort een koor bij, bestaande uit asielzoekers en sociaal zwakkeren. Op het programma staat ook muziek uit het Midden-Oosten, met een Afghaanse ud-speler. Uitgerekend de dag voor de start van het festival zal hij worden uitgezet. Dat onrecht, precies daarover gaat dat festival!’

Sociaal actief

Maatschappelijke betrokkenheid was een belangrijk thema in het gezin waarbinnen hij opgroeide. ‘Dat was in een dorp bij Eisenstadt, waar mijn vader ambtenaar was. Hij was sociaal heel actief en steunde arme gezinnen. Mijn moeder was muzieklerares op een gymnasium en leidde een aantal koren. Zij kwam uit een kleine Kroatische bevolkingsgroep, met een sterke zangcultuur, dus er werd thuis veel gezongen.

'Als eerste violist ben je prima donna, maar als tweede of altviolist moet je zorgen dat de boel bij elkaar komt'

Ik heb een broer en twee zussen, allemaal muzikaal, maar ik ben de enige die van muziek zijn beroep heeft gemaakt. Al heel jong wist ik dat ik viool wilde spelen, gewoon omdat ik het mooi vond. Vanaf mijn vijfde mocht ik naar de muziekschool en trof ik een goede leraar. Het ging mij vrij gemakkelijk af. Ook later op het conservatorium waar ik in strijkkwartetten speelde. Toen ben ik al met dat organiseren begonnen. Concertjes regelen en zo.

Tot ik op mijn achttiende naar de academie in Wenen ging, had ik niet echt een grote behoefte om te studeren. Na twee jaar deed ik al eindexamen, maar omdat ik mezelf nog niet goed genoeg vond, mocht ik nog twee jaar bij een andere, strengere leraar verder. Hij was concertmeester in de Wiener Philharmoniker en zorgde dat ik daar als remplaçant aan het werk kon. Hij was het ook die me adviseerde altviool te gaan spelen. Zo’n type speler vond hij me, qua klank en mentaliteit. Die is anders dan van violisten. Als eerste violist ben je prima donna, maar als tweede of altviolist moet je verbindingen maken, zorgen dat de boel bij elkaar komt.

Inmiddels was ik 22 en voor mijn gevoel nog steeds niet klaar. Daarom wilde ik naar de beroemde Orkestacademie van de Berliner Philharmoniker, ooit opgericht door Herbert von Karajan. Ik werd toegelaten en kreeg er een vaste leraar, een vreselijke man. Ik had zo’n hekel aan hem dat ik keihard ging studeren, zodat hij niks meer kon zeggen. Dankzij hem kan ik op hoog niveau spelen.’ 

Gieler was als remplaçant welkom in de Berliner Philharmoniker, speelde onder grootheden als Haitink en Claudio Abbado en kreeg daarna een vaste baan bij het Mozarteumorchester Salzburg. Na twee jaar vond hij dat hij daar niet verder kwam en toen hij hoorde dat er bij het Concertgebouworkest een aanvoerdersplek vrij was deed hij auditie. De rest is geschiedenis. 

Gedrevenheid

‘De eerste twee jaar bij het orkest waren niet makkelijk. Ik kwam uit de Berlijnse school, met een veel fysieker spel, en moest hier mijn weg vinden. Maar ik ben zo dol op onze orkestklank, waar ik als altviolist middenin zit. Het spelen zelf heb ik nooit als zwaar ervaren.

Wat mijn leven zwaar maakt, is mijn gedrevenheid, dat ik te veel wil. Dingen bedenken, plannen uitwerken, fondsen aanschrijven, geld zoeken voor al die projecten. Ik slaap heel weinig, sta soms al om drie uur op om te schrijven, te studeren. En het orkest steunt me. Alle artistieke vrijheid kunnen ze je niet geven, maar je kunt altijd op je agenda vertrouwen, en weet dus wanneer je spelen moet en wanneer je tijd hebt voor andere dingen.’ 

'Voor mezelf zou ik niets mooiers weten dan een muzikale carrière, maar als het niet uit het kind zelf komt zou ik het nooit forceren' 

‘Ik ben nu Nederlander’, zegt hij trots. ‘Vorige week heb ik mijn paspoort opgestuurd naar de Oostenrijkse ambassade. Ik speel in een Nederlands orkest, heb een Nederlandse vrouw en Nederlandse kinderen. Het zijn er vier in totaal, twee uit een eerste huwelijk – zij zijn inmiddels volwassen – en twee jongetjes met mijn tweede vrouw, lerares op een basisschool in Landsmeer, waar wij wonen.

Een van hen is heel muzikaal, maar een carrière hoeft niet. Voor mezelf zou ik niets mooiers weten, maar als het niet uit het kind zelf komt zou ik het nooit forceren. Je moet extreem ambitieus zijn, anders red je het niet. Ik wilde altijd de beste zijn, dat is misschien niet sympathiek, maar in dit vak heb je dat nodig. Je moet bereid zijn uren per dag te studeren. Dan krijg je er veel voldoening voor terug.’

De altviool van Michael Gieler

‘Ik ben niet zo’n instrumentfetisjist, mijn eerste altviool herinner ik me nauwelijks. Ik weet wel dat het een slecht exemplaar was, van een onbekende bouwer. In Berlijn kon ik van een collega een betere lenen, later kreeg ik een altviool van het Concertgebouworkest in bruikleen, maar die paste niet bij me. En nu heb ik dankzij de RCO Foundation een heel mooie Carlo Antonio Testore uit 1745, door een familiefonds ter beschikking gesteld. Testore was een bekende Italiaanse bouwer, vooral van altviolen. Dit mooie instrument heeft iets te bieden, maar net als met een mooie vrouw moet je er wel mee leren omgaan. Ik ben nog steeds aan het zoeken naar wat ze nog meer in zich heeft.’

Met Bernard Haitink kan dat bijvoorbeeld gebeuren, wij koesteren elk moment dat hij op de bok staat. Natuurlijk, de dirigenten die wij krijgen zijn allemaal goed, maar het is net als met wijn: als je een heel goede wijn gewend bent, herken je al gauw een iets mindere. Wij zijn zo ­superkritisch op alles, wij horen het gras groeien. Vergeet niet, zo’n orkest is tweeduizend jaar collectieve ervaring, als een jonge dirigent ons van alles komt vertellen is dat niet met elkaar in balans. Voor hem kan zo’n grote groep ervaren musici enorm intimiderend zijn, weet ik uit ervaring.’

Een eigen stichting

Om de uiteenlopende projecten die hij artistiek aanstuurt onderdak te bieden, richtte Gieler de stichting Music Stages op. ‘Al die projecten zijn geboren uit hetzelfde ideaal: uitvinden wat je nog meer met klassieke muziek kunt doen en die toegankelijk maken voor mensen die anders niet zouden komen.’

Een van de projecten die Gieler initieerde is de concertserie De IJ-Salon in Muziekgebouw aan ’t IJ. ‘Met collega’s uit het orkest en verschillende gasten proberen we dat gemeenschappelijke ideaal te verwezenlijken: de grenzen verleggen op het gebied van programmering, al of niet door een combinatie met andere kunstvormen: theater, dans, poëzie, beeldende kunst. Af en toe is daarbij een dirigent nodig en als er geen geld voor is, neem ik die taak op me. Ook heb ik samen met vrienden een festival opgericht op de Canarische eilanden, daar dirigeer ik Bachs Passionen bijvoorbeeld – ik pretendeer geen dirigent te zijn, maar dirigeer soms.’

Bekijk het septembernummer van Preludium

Dan is er nog zijn project Bijlmer Klassiek in het Bijlmer Parktheater, waar hij voor een meestal jonger publiek bijzondere, soms educatieve voorstellingen organiseert met artiesten uit Amsterdam Zuidoost. Op het moment van het interview maakt hij zich zorgen over zijn project in Zutphen, een sociaal muziekfestival, bedoeld om mensen uit verschillende culturen bij elkaar te brengen. ‘Er hoort een koor bij, bestaande uit asielzoekers en sociaal zwakkeren. Op het programma staat ook muziek uit het Midden-Oosten, met een Afghaanse ud-speler. Uitgerekend de dag voor de start van het festival zal hij worden uitgezet. Dat onrecht, precies daarover gaat dat festival!’

Sociaal actief

Maatschappelijke betrokkenheid was een belangrijk thema in het gezin waarbinnen hij opgroeide. ‘Dat was in een dorp bij Eisenstadt, waar mijn vader ambtenaar was. Hij was sociaal heel actief en steunde arme gezinnen. Mijn moeder was muzieklerares op een gymnasium en leidde een aantal koren. Zij kwam uit een kleine Kroatische bevolkingsgroep, met een sterke zangcultuur, dus er werd thuis veel gezongen.

'Als eerste violist ben je prima donna, maar als tweede of altviolist moet je zorgen dat de boel bij elkaar komt'

Ik heb een broer en twee zussen, allemaal muzikaal, maar ik ben de enige die van muziek zijn beroep heeft gemaakt. Al heel jong wist ik dat ik viool wilde spelen, gewoon omdat ik het mooi vond. Vanaf mijn vijfde mocht ik naar de muziekschool en trof ik een goede leraar. Het ging mij vrij gemakkelijk af. Ook later op het conservatorium waar ik in strijkkwartetten speelde. Toen ben ik al met dat organiseren begonnen. Concertjes regelen en zo.

Tot ik op mijn achttiende naar de academie in Wenen ging, had ik niet echt een grote behoefte om te studeren. Na twee jaar deed ik al eindexamen, maar omdat ik mezelf nog niet goed genoeg vond, mocht ik nog twee jaar bij een andere, strengere leraar verder. Hij was concertmeester in de Wiener Philharmoniker en zorgde dat ik daar als remplaçant aan het werk kon. Hij was het ook die me adviseerde altviool te gaan spelen. Zo’n type speler vond hij me, qua klank en mentaliteit. Die is anders dan van violisten. Als eerste violist ben je prima donna, maar als tweede of altviolist moet je verbindingen maken, zorgen dat de boel bij elkaar komt.

Inmiddels was ik 22 en voor mijn gevoel nog steeds niet klaar. Daarom wilde ik naar de beroemde Orkestacademie van de Berliner Philharmoniker, ooit opgericht door Herbert von Karajan. Ik werd toegelaten en kreeg er een vaste leraar, een vreselijke man. Ik had zo’n hekel aan hem dat ik keihard ging studeren, zodat hij niks meer kon zeggen. Dankzij hem kan ik op hoog niveau spelen.’ 

Gieler was als remplaçant welkom in de Berliner Philharmoniker, speelde onder grootheden als Haitink en Claudio Abbado en kreeg daarna een vaste baan bij het Mozarteumorchester Salzburg. Na twee jaar vond hij dat hij daar niet verder kwam en toen hij hoorde dat er bij het Concertgebouworkest een aanvoerdersplek vrij was deed hij auditie. De rest is geschiedenis. 

Gedrevenheid

‘De eerste twee jaar bij het orkest waren niet makkelijk. Ik kwam uit de Berlijnse school, met een veel fysieker spel, en moest hier mijn weg vinden. Maar ik ben zo dol op onze orkestklank, waar ik als altviolist middenin zit. Het spelen zelf heb ik nooit als zwaar ervaren.

Wat mijn leven zwaar maakt, is mijn gedrevenheid, dat ik te veel wil. Dingen bedenken, plannen uitwerken, fondsen aanschrijven, geld zoeken voor al die projecten. Ik slaap heel weinig, sta soms al om drie uur op om te schrijven, te studeren. En het orkest steunt me. Alle artistieke vrijheid kunnen ze je niet geven, maar je kunt altijd op je agenda vertrouwen, en weet dus wanneer je spelen moet en wanneer je tijd hebt voor andere dingen.’ 

'Voor mezelf zou ik niets mooiers weten dan een muzikale carrière, maar als het niet uit het kind zelf komt zou ik het nooit forceren' 

‘Ik ben nu Nederlander’, zegt hij trots. ‘Vorige week heb ik mijn paspoort opgestuurd naar de Oostenrijkse ambassade. Ik speel in een Nederlands orkest, heb een Nederlandse vrouw en Nederlandse kinderen. Het zijn er vier in totaal, twee uit een eerste huwelijk – zij zijn inmiddels volwassen – en twee jongetjes met mijn tweede vrouw, lerares op een basisschool in Landsmeer, waar wij wonen.

Een van hen is heel muzikaal, maar een carrière hoeft niet. Voor mezelf zou ik niets mooiers weten, maar als het niet uit het kind zelf komt zou ik het nooit forceren. Je moet extreem ambitieus zijn, anders red je het niet. Ik wilde altijd de beste zijn, dat is misschien niet sympathiek, maar in dit vak heb je dat nodig. Je moet bereid zijn uren per dag te studeren. Dan krijg je er veel voldoening voor terug.’

De altviool van Michael Gieler

‘Ik ben niet zo’n instrumentfetisjist, mijn eerste altviool herinner ik me nauwelijks. Ik weet wel dat het een slecht exemplaar was, van een onbekende bouwer. In Berlijn kon ik van een collega een betere lenen, later kreeg ik een altviool van het Concertgebouworkest in bruikleen, maar die paste niet bij me. En nu heb ik dankzij de RCO Foundation een heel mooie Carlo Antonio Testore uit 1745, door een familiefonds ter beschikking gesteld. Testore was een bekende Italiaanse bouwer, vooral van altviolen. Dit mooie instrument heeft iets te bieden, maar net als met een mooie vrouw moet je er wel mee leren omgaan. Ik ben nog steeds aan het zoeken naar wat ze nog meer in zich heeft.’

Dit artikel wordt u gratis aangeboden door Preludium. Meer lezen? Abonneer dan nu.