Nog geen account of wachtwoord vergeten? Klik hier

Concertmeester Liviu Prunaru: 'De beste musici spelen vals'

door Anna de Vey Mestdagh
01 sep. 2017 01 september 2017

Concertmeester Liviu Prunaru speelde met het Koninklijk  Concertgebouworkest Caprice Roumain van zijn landgenoot George Enescu in Amsterdam én in Roemenië. Dichterbij zijn roots kan hij niet komen.

Voor de zestienjarige Liviu was het van levensbelang om toegelaten te worden tot het conservatorium van Boekarest. ‘Het alternatief was dienen in het leger. Dan was er in het slechtste geval niets van mijn handen overgebleven en had ik een carrière als violist zeker vaarwel kunnen zeggen.’ Dus studeerde hij zich te pletter voor het toelatings­examen, dat zowel violistisch als theoretisch zeer hoge eisen stelde. Hij werd met de hoogste cijfers toegelaten, als een van de vijf kandidaten.

Dat heeft hij geweten. ­Iedere week moest hij van zijn lerares Cornelia Bronzetti een nieuw vioolconcert instuderen en een recital geven met drie sonates. Het deelnemen aan buitenlandse concoursen was een manier om te kunnen reizen en kennis te maken met de verschillende vioolscholen. ‘Je kon het land niet zomaar uit, het was nog voor de Roemeense revolutie van 1989.’

‘Het was vioolspelen of dienen in het leger’

Daarnaast bood het hem de gelegenheid om zich te meten met andere jonge vioolvirtuozen. In de loop van de jaren won hij talloze prijzen, waaronder de eerste prijs bij de Seoul International Competition en de tweede prijs tijdens de Koningin Elisabeth­wedstrijd in België.

Psychologie en praktijk

In 1990 werd Liviu door Alberto Lysy uitgenodigd om te komen studeren aan de International Menuhin Music Academy in het Zwitserse Gstaad. Behalve van Lysy kreeg hij er ook lessen van David Oistrach en ­Yehudi Menuhin zelf. Een paar jaar later ging hij naar New York waar hij studeerde aan de Juilliard School of Music bij Dorothy DeLay en Itzhak Perlman. ‘DeLay, wiens assistent ik later mocht worden, was vooral heel sterk in de psychologische kant van het vioolspel. Ze had voor iedere student een andere benadering en ze wist precies wat je nodig had.'

‘Play this passage as brutally as you can, ­sitting in front of the screaming television’

‘Perlman was een totaal ander type leraar. Hij was streng en analytisch en erg gericht op de praktijk. Hij kon bijvoorbeeld zeggen: ‘You play nice, but nobody will understand you. Play this passage as brutally as you can, ­sitting in front of the screaming television. Then it will come through.’

‘Perlman vertelde ook vaak anekdotes, zoals over die keer dat hij soleerde bij een orkest in Louisiana. De eerste fluitist en de ­eerste hoornist waren er niet, want die waren aan het werk als loodgieter en stukadoor. ­Perlman moest ad hoc de missende ­partijen invullen, wat hij ongetwijfeld voortreffelijk deed.’

Klankkleuren

Na zijn studie in Amerika kwam Liviu terug naar Europa en vestigde zich in Gstaad, waar hij nu zelf leraar werd aan de Menuhin Academy. In 2006 werd hij tevens aangesteld als eerste concertmeester van het Koninklijk Concertgebouworkest.

‘Ik had geen enkele ervaring met een dergelijke positie en ik heb erin moeten groeien. Het spelen in een orkest heeft me wel behoorlijk gegrepen, moet ik zeggen. Naast al het solistische optreden en de kamermuziek die ik speel kom ik in het symfonische repertoire heel wat ­bijzondere klankkleuren tegen die ik voor geen goud had willen missen.’ Dat ook de Menuhin Academy een warm plekje in zijn hart heeft gehouden blijkt wel uit het feit dat hij daar tussen 2010 en 2012 de functie van artistiek directeur vervulde.

 

 

Voor de zestienjarige Liviu was het van levensbelang om toegelaten te worden tot het conservatorium van Boekarest. ‘Het alternatief was dienen in het leger. Dan was er in het slechtste geval niets van mijn handen overgebleven en had ik een carrière als violist zeker vaarwel kunnen zeggen.’ Dus studeerde hij zich te pletter voor het toelatings­examen, dat zowel violistisch als theoretisch zeer hoge eisen stelde. Hij werd met de hoogste cijfers toegelaten, als een van de vijf kandidaten.

Dat heeft hij geweten. ­Iedere week moest hij van zijn lerares Cornelia Bronzetti een nieuw vioolconcert instuderen en een recital geven met drie sonates. Het deelnemen aan buitenlandse concoursen was een manier om te kunnen reizen en kennis te maken met de verschillende vioolscholen. ‘Je kon het land niet zomaar uit, het was nog voor de Roemeense revolutie van 1989.’

‘Het was vioolspelen of dienen in het leger’

Daarnaast bood het hem de gelegenheid om zich te meten met andere jonge vioolvirtuozen. In de loop van de jaren won hij talloze prijzen, waaronder de eerste prijs bij de Seoul International Competition en de tweede prijs tijdens de Koningin Elisabeth­wedstrijd in België.

Psychologie en praktijk

In 1990 werd Liviu door Alberto Lysy uitgenodigd om te komen studeren aan de International Menuhin Music Academy in het Zwitserse Gstaad. Behalve van Lysy kreeg hij er ook lessen van David Oistrach en ­Yehudi Menuhin zelf. Een paar jaar later ging hij naar New York waar hij studeerde aan de Juilliard School of Music bij Dorothy DeLay en Itzhak Perlman. ‘DeLay, wiens assistent ik later mocht worden, was vooral heel sterk in de psychologische kant van het vioolspel. Ze had voor iedere student een andere benadering en ze wist precies wat je nodig had.'

‘Play this passage as brutally as you can, ­sitting in front of the screaming television’

‘Perlman was een totaal ander type leraar. Hij was streng en analytisch en erg gericht op de praktijk. Hij kon bijvoorbeeld zeggen: ‘You play nice, but nobody will understand you. Play this passage as brutally as you can, ­sitting in front of the screaming television. Then it will come through.’

‘Perlman vertelde ook vaak anekdotes, zoals over die keer dat hij soleerde bij een orkest in Louisiana. De eerste fluitist en de ­eerste hoornist waren er niet, want die waren aan het werk als loodgieter en stukadoor. ­Perlman moest ad hoc de missende ­partijen invullen, wat hij ongetwijfeld voortreffelijk deed.’

Klankkleuren

Na zijn studie in Amerika kwam Liviu terug naar Europa en vestigde zich in Gstaad, waar hij nu zelf leraar werd aan de Menuhin Academy. In 2006 werd hij tevens aangesteld als eerste concertmeester van het Koninklijk Concertgebouworkest.

‘Ik had geen enkele ervaring met een dergelijke positie en ik heb erin moeten groeien. Het spelen in een orkest heeft me wel behoorlijk gegrepen, moet ik zeggen. Naast al het solistische optreden en de kamermuziek die ik speel kom ik in het symfonische repertoire heel wat ­bijzondere klankkleuren tegen die ik voor geen goud had willen missen.’ Dat ook de Menuhin Academy een warm plekje in zijn hart heeft gehouden blijkt wel uit het feit dat hij daar tussen 2010 en 2012 de functie van artistiek directeur vervulde.

 

 

Hart en hoofd

‘Het geven van een concert is vergelijkbaar met de geboorte van een kind: je levert een enorme inspanning en je krijgt er iets ongelooflijks voor terug. Tijdens het proces van de voorbereiding is de musicus vele personen in één: architect, analist, wiskundige, psycholoog, schilder, beeldhouwer en ga zo maar door.'

'De kunst is om je voor al die ­aspecten open te stellen en ze tijdens een concert met elkaar te laten versmelten. Gedeeltelijk gaat dat gecalculeerd, je bent constant met je techniek en de projectie bezig, maar voor een groot deel gaat het ook heel intuïtief. Ik noem het de samenwerking tussen het hart en het hoofd. Vervolgens spelen de omstandigheden tijdens het concert natuurlijk ook nog een rol, denk aan de akoestiek, de temperatuur in de zaal en de respons van het publiek. Geloof me, concerteren zal nooit lopendebandwerk worden.’

Zuiver of niet?

Tegenwoordig geeft Liviu les aan het Conservatorium van Amsterdam. Een van zijn stokpaardjes tijdens die lessen is intonatie. ‘Er zijn vier intervallen die perfect zuiver moeten zijn: de prime, de kwart, de kwint en het octaaf. Om de metafoor naar de architectuur door te trekken: dat zijn de fundamenten van het gebouw. Alle noten daar tussenin zijn de details die het gebouw een eigen karakter geven. Die mogen dus hoger of lager geïntoneerd worden. Sterker nog: die móeten hoger of lager geïntoneerd worden om een verhaal te kunnen vertellen. Voor de zeer snelle loopjes geldt dat zelfs in nog hogere mate. Die klinken slap en futloos als ze al te zuiver zijn. Ik ben er van overtuigd: de beste musici spelen vals. Die zijn op zoek naar een sprekende intonatie, niet naar een perfecte intonatie’.

'Het geven van een concert is vergelijkbaar met de geboorte van een kind'

Rechte lijn

De vrij onbekende Caprice Roumain van ­Enescu is pas in 1989, meer dan veertig jaar na zijn dood, op aandringen van violist Sherban Lupu voltooid door componist Cornel Țăranu. Enescu schreef de verschillende fragmenten tijdens zijn vele reizen naar het buitenland. Het verlangen naar het thuisland is door het hele stuk heen sterk te voelen. De solopartij begint donker, oriëntaals, met veel glissando’s en flageoletten. De piano imiteert het cimbalom en in het laatste deel horen we een Roemeense volksdans.

‘Natuurlijk voel ik me sterk verbonden met deze muziek, al was het maar omdat de lijn van Enescu via Menuhin en Lysy rechtstreeks naar mij loopt. Menuhin studeerde bij Enescu en was later de leraar van Lysy, die weer mijn leraar werd. Nu mag ik de Caprice Roumain in Amsterdam en in mijn geboorteland gaan vertolken en is de cirkel rond’.

De viool van Liviu Prunaru

Sinds zeven jaar bespeelt Liviu de ‘Pachoud’, een Stradivarius uit 1694. Jarenlang had het instrument ergens op zolder gelegen voordat de Donateurs Koninklijk Concergebouworkest het aankochten. Om te voldoen aan de eisen van de huidige tijd moest de viool geheel gereviseerd worden. Het instrument werd op verschillende punten verstevigd, de kam werd verhoogd en de mensuur moest worden aangepast. Liviu: ‘Het is een viool waar je heel hard op moet werken om de diepere schoonheid ervan bloot te leggen. Maar als dat je eenmaal gelukt is dan kun je geen mooier en krachtiger klank op de hele wereld vinden’.

Hart en hoofd

‘Het geven van een concert is vergelijkbaar met de geboorte van een kind: je levert een enorme inspanning en je krijgt er iets ongelooflijks voor terug. Tijdens het proces van de voorbereiding is de musicus vele personen in één: architect, analist, wiskundige, psycholoog, schilder, beeldhouwer en ga zo maar door.'

'De kunst is om je voor al die ­aspecten open te stellen en ze tijdens een concert met elkaar te laten versmelten. Gedeeltelijk gaat dat gecalculeerd, je bent constant met je techniek en de projectie bezig, maar voor een groot deel gaat het ook heel intuïtief. Ik noem het de samenwerking tussen het hart en het hoofd. Vervolgens spelen de omstandigheden tijdens het concert natuurlijk ook nog een rol, denk aan de akoestiek, de temperatuur in de zaal en de respons van het publiek. Geloof me, concerteren zal nooit lopendebandwerk worden.’

Zuiver of niet?

Tegenwoordig geeft Liviu les aan het Conservatorium van Amsterdam. Een van zijn stokpaardjes tijdens die lessen is intonatie. ‘Er zijn vier intervallen die perfect zuiver moeten zijn: de prime, de kwart, de kwint en het octaaf. Om de metafoor naar de architectuur door te trekken: dat zijn de fundamenten van het gebouw. Alle noten daar tussenin zijn de details die het gebouw een eigen karakter geven. Die mogen dus hoger of lager geïntoneerd worden. Sterker nog: die móeten hoger of lager geïntoneerd worden om een verhaal te kunnen vertellen. Voor de zeer snelle loopjes geldt dat zelfs in nog hogere mate. Die klinken slap en futloos als ze al te zuiver zijn. Ik ben er van overtuigd: de beste musici spelen vals. Die zijn op zoek naar een sprekende intonatie, niet naar een perfecte intonatie’.

'Het geven van een concert is vergelijkbaar met de geboorte van een kind'

Rechte lijn

De vrij onbekende Caprice Roumain van ­Enescu is pas in 1989, meer dan veertig jaar na zijn dood, op aandringen van violist Sherban Lupu voltooid door componist Cornel Țăranu. Enescu schreef de verschillende fragmenten tijdens zijn vele reizen naar het buitenland. Het verlangen naar het thuisland is door het hele stuk heen sterk te voelen. De solopartij begint donker, oriëntaals, met veel glissando’s en flageoletten. De piano imiteert het cimbalom en in het laatste deel horen we een Roemeense volksdans.

‘Natuurlijk voel ik me sterk verbonden met deze muziek, al was het maar omdat de lijn van Enescu via Menuhin en Lysy rechtstreeks naar mij loopt. Menuhin studeerde bij Enescu en was later de leraar van Lysy, die weer mijn leraar werd. Nu mag ik de Caprice Roumain in Amsterdam en in mijn geboorteland gaan vertolken en is de cirkel rond’.

De viool van Liviu Prunaru

Sinds zeven jaar bespeelt Liviu de ‘Pachoud’, een Stradivarius uit 1694. Jarenlang had het instrument ergens op zolder gelegen voordat de Donateurs Koninklijk Concergebouworkest het aankochten. Om te voldoen aan de eisen van de huidige tijd moest de viool geheel gereviseerd worden. Het instrument werd op verschillende punten verstevigd, de kam werd verhoogd en de mensuur moest worden aangepast. Liviu: ‘Het is een viool waar je heel hard op moet werken om de diepere schoonheid ervan bloot te leggen. Maar als dat je eenmaal gelukt is dan kun je geen mooier en krachtiger klank op de hele wereld vinden’.

Dit artikel wordt u gratis aangeboden door Preludium. Meer lezen? Abonneer dan nu.