Nog geen account of wachtwoord vergeten? Klik hier
interview

Meesterpianist Arcadi Volodos: ‘Ik beschouw elke componist die ik speel als een godheid’

door Michiel Cleij
25 mei 2023 25 mei 2023

Arcadi Volodos brengt deze maand een ode aan pianiste Alicia de Larrocha en componist Federico Mompou. De liefde voor beiden is net zo onontkoombaar als ongrijpbaar, vindt de pianist. ‘Zodra je gaat analyseren, verbreek je de betovering.’

  • Arcadi Volodos

    Foto: Marco Borggreve

    Arcadi Volodos

    Foto: Marco Borggreve

  • Arcadi Volodos

    Foto: Marco Borggreve

    Arcadi Volodos

    Foto: Marco Borggreve

Het is niet in woorden te vatten, zegt Arcadi Volodos over het spel van de ­legendarische pianiste Alicia de ­Larrocha (1923-2009). ‘Ze had een unieke persoonlijkheid en een heel bijzondere energie. Wanneer zij speelde kon je eenvoudig niet om haar heen. Maar waar hem dat precies in zit, waaróm haar spel zo direct aanspreekt – ik kan het niet zeggen. Het is de magie die tussen een musicus en een luisteraar kan ontstaan.’

Volodos komt deze maand terug naar de Grote Zaal, die hij al sinds 1997 frequenteert, zowel als solist bij het Concertgebouworkest als met vele optredens in de voormalige serie Meesterpianisten. Zijn komende recital, nu in de serie Grote Pianisten van de Eigen Programmering van Het Concertgebouw, omvat werken van zijn landgenoot Aleksandr Skrjabin, maar is bovenal een hommage aan Alicia de Larrocha; dit jaar zou ze 100 geworden zijn. De eerste helft van het programma is dan ook gewijd aan Federico Mompou, de Catalaanse componist met wie Larrocha een ­speciale band had.

Volodos zelf brak zo’n vijfentwintig jaar geleden internationaal door als ‘de nieuwe Horowitz’; de muziekpers is dol op vergelijkingen. Hier was een pianist die met verbluffende techniek én grote zeggingskracht de Olympus van het virtuozenrepertoire besteeg: Liszt en Rachmaninoff rolden uit zijn vingers alsof hij de muziek ter plekke zelf componeerde. Des te verbazingwekkender was de exclusieve aandacht die hij in 2013 plots aan Mompou besteedde: een typische niche-componist wiens kleine oeuvre vooral buiten de grote concertzaal floreert. Aan hem wijdde Volodos een hele cd, alsmede diverse recitals in zalen waar men ­artistieke risico’s doorgaans liever uit de weg gaat. Zijn lef werd beloond. Volodos werd op het schild ­gehesen als Mompou-expert en, door zijn aandacht voor andere Spaanse componisten, als een van Alicia de Larrocha’s belangrijkste erfgenamen.

Uit de hokjes

De jonge Volodos, eenmaal afgestudeerd in Moskou, raakte tijdens zijn vervolgopleiding in Madrid geboeid door Larrocha’s baanbrekende vertolkingen van Spaans repertoire. ‘Niemand doorgrondde de muziek van Granados en Albéniz zo goed als zij, en Mompou kende ze persoonlijk. Ze was een absolute autoriteit. Ik had het geluk een masterclass bij haar te volgen; haar adviezen waren goud waard. Toen ik jaren later mijn debuut in Carnegie Hall maakte kwam zij naar New York om er bij te zijn. Dat ontroerde me enorm.’

‘Elke musicus volgt een eigen weg die niet representatief voor een hele generatie hoeft te zijn’

De onontkoombaarheid van ­Larrocha’s spel is evident wanneer je haar plaat­opnames uit de tweede helft van de vorige eeuw opnieuw beluistert – welke dan ook. Haar repertoire reikte van Mozart en Beethoven tot Ravel en Chatsjatoerjan, maar de hoogste lof kregen haar Albéniz- en Granados-­registraties. Ze hebben een nog altijd zeldzame combinatie van felheid en poëzie, een ongewone ritmische stuwing en – ondanks haar relatief kleine handen – een verbijsterende virtuositeit. Daarnaast hebben ze ontegenzeggelijk iets thea­traals, wat haar directe link met de Laatromantiek verraadt: ze was een leerling van Frank Mar­shall, die op zijn beurt bij Enrique Granados studeerde en grondlegger was van wat de Catalaanse pianoschool is gaan heten. Kernwaarden daarvan waren expressie en geraffineerd pedaal­gebruik. Bij Larrocha resulteerde het ook in een neiging om sommige melodienoten nadrukkelijk na de onderliggende basnoot te timen – iets wat in het huidige ­piano-onderricht als ­ouderwets wordt beschouwd.

Volodos haalt daarover zijn schouders op. ‘Wat telt is haar totaal eigen persoonlijkheid. Het is zinloos haar te vergelijken met andere ­pianisten van haar tijd. Elke musicus volgt een eigen weg die niet representatief voor een hele generatie hoeft te zijn. Alicia de Larrocha onderscheidde zich van andere pianisten zoals Josef ­Hofmann zich onderscheidde van Alfred Cortot of Walter Gieseking van Arthur Schnabel.’

Het is niet in woorden te vatten, zegt Arcadi Volodos over het spel van de ­legendarische pianiste Alicia de ­Larrocha (1923-2009). ‘Ze had een unieke persoonlijkheid en een heel bijzondere energie. Wanneer zij speelde kon je eenvoudig niet om haar heen. Maar waar hem dat precies in zit, waaróm haar spel zo direct aanspreekt – ik kan het niet zeggen. Het is de magie die tussen een musicus en een luisteraar kan ontstaan.’

Volodos komt deze maand terug naar de Grote Zaal, die hij al sinds 1997 frequenteert, zowel als solist bij het Concertgebouworkest als met vele optredens in de voormalige serie Meesterpianisten. Zijn komende recital, nu in de serie Grote Pianisten van de Eigen Programmering van Het Concertgebouw, omvat werken van zijn landgenoot Aleksandr Skrjabin, maar is bovenal een hommage aan Alicia de Larrocha; dit jaar zou ze 100 geworden zijn. De eerste helft van het programma is dan ook gewijd aan Federico Mompou, de Catalaanse componist met wie Larrocha een ­speciale band had.

Volodos zelf brak zo’n vijfentwintig jaar geleden internationaal door als ‘de nieuwe Horowitz’; de muziekpers is dol op vergelijkingen. Hier was een pianist die met verbluffende techniek én grote zeggingskracht de Olympus van het virtuozenrepertoire besteeg: Liszt en Rachmaninoff rolden uit zijn vingers alsof hij de muziek ter plekke zelf componeerde. Des te verbazingwekkender was de exclusieve aandacht die hij in 2013 plots aan Mompou besteedde: een typische niche-componist wiens kleine oeuvre vooral buiten de grote concertzaal floreert. Aan hem wijdde Volodos een hele cd, alsmede diverse recitals in zalen waar men ­artistieke risico’s doorgaans liever uit de weg gaat. Zijn lef werd beloond. Volodos werd op het schild ­gehesen als Mompou-expert en, door zijn aandacht voor andere Spaanse componisten, als een van Alicia de Larrocha’s belangrijkste erfgenamen.

Uit de hokjes

De jonge Volodos, eenmaal afgestudeerd in Moskou, raakte tijdens zijn vervolgopleiding in Madrid geboeid door Larrocha’s baanbrekende vertolkingen van Spaans repertoire. ‘Niemand doorgrondde de muziek van Granados en Albéniz zo goed als zij, en Mompou kende ze persoonlijk. Ze was een absolute autoriteit. Ik had het geluk een masterclass bij haar te volgen; haar adviezen waren goud waard. Toen ik jaren later mijn debuut in Carnegie Hall maakte kwam zij naar New York om er bij te zijn. Dat ontroerde me enorm.’

‘Elke musicus volgt een eigen weg die niet representatief voor een hele generatie hoeft te zijn’

De onontkoombaarheid van ­Larrocha’s spel is evident wanneer je haar plaat­opnames uit de tweede helft van de vorige eeuw opnieuw beluistert – welke dan ook. Haar repertoire reikte van Mozart en Beethoven tot Ravel en Chatsjatoerjan, maar de hoogste lof kregen haar Albéniz- en Granados-­registraties. Ze hebben een nog altijd zeldzame combinatie van felheid en poëzie, een ongewone ritmische stuwing en – ondanks haar relatief kleine handen – een verbijsterende virtuositeit. Daarnaast hebben ze ontegenzeggelijk iets thea­traals, wat haar directe link met de Laatromantiek verraadt: ze was een leerling van Frank Mar­shall, die op zijn beurt bij Enrique Granados studeerde en grondlegger was van wat de Catalaanse pianoschool is gaan heten. Kernwaarden daarvan waren expressie en geraffineerd pedaal­gebruik. Bij Larrocha resulteerde het ook in een neiging om sommige melodienoten nadrukkelijk na de onderliggende basnoot te timen – iets wat in het huidige ­piano-onderricht als ­ouderwets wordt beschouwd.

Volodos haalt daarover zijn schouders op. ‘Wat telt is haar totaal eigen persoonlijkheid. Het is zinloos haar te vergelijken met andere ­pianisten van haar tijd. Elke musicus volgt een eigen weg die niet representatief voor een hele generatie hoeft te zijn. Alicia de Larrocha onderscheidde zich van andere pianisten zoals Josef ­Hofmann zich onderscheidde van Alfred Cortot of Walter Gieseking van Arthur Schnabel.’

  • Arcadi Volodos

    foto: Marco Borggreve

    Arcadi Volodos

    foto: Marco Borggreve

  • Arcadi Volodos

    foto: Marco Borggreve

    Arcadi Volodos

    foto: Marco Borggreve

  • Arcadi Volodos

    foto: Marco Borggreve

    Arcadi Volodos

    foto: Marco Borggreve

  • Arcadi Volodos

    foto: Marco Borggreve

    Arcadi Volodos

    foto: Marco Borggreve

‘Larrocha wordt nog altijd vastgepind op dat Spaanse repertoire, en inderdaad raak je daar nooit op uitgeluisterd. Maar ze kon en deed veel meer dan dat. Wanneer je dat verloochent doe je geen recht aan haar unieke artistieke profiel. Men wil altijd alles in hokjes stoppen. Het repertoire bepaalt kennelijk wat voor pianist je bent. Als je veel Schubert speelt ben je een ­‘serieus’ musicus, als je Liszt speelt ben je een virtuoos, et cetera. En ik vind: muzi­kale persoonlijkheid blijkt niet uit specialisaties, maar uit álles wat iemand speelt.’

Meteen verkocht

Dat laat onverlet dat Volodos zich kan herkennen in de passie waarmee Larrocha zich op Albéniz, Granados en Falla stortte. ‘Ik leerde hun muziek kennen toen ik in Parijs en Madrid studeerde; Mompou kende ik toen nog niet. En ik was meteen verkocht. Vraag me niet waar die affiniteit? aantrekkingskracht? liefde? op gebaseerd is – dat is ook weer zoiets ongrijpbaars. Ik weet dát die muziek me sterk aanspreekt, maar niet waaróm. En ik hoef het ook niet te weten. Zodra je gaat analyseren verbreek je de betovering. Dat geldt voor elke diepe spirituele ervaring, en daar valt muziek absoluut onder.’

‘Trouwens, ik vind het gevaarlijk en onjuist om componisten op één hoop te gooien vanwege hun nationaliteit. Elk van hen schept een eigen wereld en volgt een eigen weg. Wanneer ze uitgingen van inheemse volksmuziek kwamen er altijd andere invloeden bij. Stravinsky waaierde na zijn Russische start alle kanten uit. Albéniz, Falla en Mompou werden sterk beïnvloed door Franse muziek. Mompou is in dat opzicht extra interessant. In zijn vroege werken klinken Catalaanse volksdansjes, Fauré en Ravel door. Decennia later, in Música callada, hoor je daar bijna niets meer van terug en heeft hij een nieuwe, eigen wereld betreden: spiritueel, minimalistisch, zonder enige verwijzing naar bestaande stijlen.’

‘Marco Riaskoff nam een groot risico door mij als ­volslagen onbekende in zijn serie Meesterpianisten op te nemen’

Federico Mompou was nooit een in your face-componist. Hij ging ­publiek uit de weg en promootte zijn composities niet. Je moet op hem geattendeerd worden, merkte Volodos. ‘Ik leerde zijn muziek kennen via een Catalaanse vriend. Die liet me een paar vroege werken horen, zoals de Scènes d’enfants en de Canciones y danzas. Wat me meteen aansprak was de intimiteit ervan, de bescheidenheid, de treurige ondertoon ook. Maar er ging pas echt een wereld voor me open toen ik zijn Música callada hoorde, vier bundels met piepkleine stukjes uit de jaren vijftig en zestig. De titel is moeilijk vertaalbaar; je komt dan uit op ‘Zwijgende muziek’ of ‘De muziek van de stilte’, maar dan mis je volgens mij iets van de poëzie die erin besloten ligt. Maar het is inderdaad muziek waarin de grens tussen stilte en klank vervaagt. Het staat haaks op wat we gewend zijn van westerse muziek: geen drama, geen beweging, nauwelijks contrasten. Over het componeren van die miniaturen deed Mompou twaalf jaar. Dat lijkt lang, maar hij was een fijn­slijper. Het resultaat is volstrekt uniek en origineel. Qua pianistiek zijn ze niet moeilijk – het zijn maar weinig noten – maar psychologisch vormen ze een uitdaging. Je moet hun diepgang doorgronden. Mompou voelde zich aangetrokken tot het zenboeddhisme; dat hoor je hier. Om deze muziek te schrijven, te spelen en te ervaren heb je een speciaal bewustzijnsniveau nodig. De geest van Música callada is on-­Europees. Het verbaast me dan ook niet echt dat Mompou nooit brede bekendheid kreeg.’

Aanbidding

Voor Volodos is pianospelen een vorm van aanbidding. ‘Ik beschouw elke componist die ik speel als een godheid, of het nou Mompou is of Schubert, Rachmaninoff, Brahms of wie dan ook. Hun muziek leeft in mij, elke seconde. Daarom is 2023 voor mij ook geen speciaal Rachmaninoff-jaar. Ik kan niet vanuit zo’n perspectief naar componisten kijken.’ Geen Rachmaninoff dus op het recital deze maand, maar wel Aleksandr Skrjabin. Wonderlijk genoeg vloekt diens bonte palet geenszins met Mompous etherische ­klankwereld: ook Skrjabin vertoont een sterke hang naar mystiek, zij het van een extraverter soort.

‘Beiden groeiden los van hun vroege invloeden en schiepen een eigen universum. Skrjabin begon Chopin-achtig, maar in zijn latere werk draait alles om de mystieke lading. Hij was een man met zeer uitgesproken ideeën. Als je echt wil begrijpen wat hij met zijn muziek wilde uitdrukken zou je de biografie moeten lezen die Leonid Sabanejev over hem schreef. In Skrjabins laatste vijf levensjaren was Sabanejev zijn vertrouweling. Hij beschrijft heel gedetailleerd de bedoeling achter bijna elke noot. Om een beeld te geven van het groeiende spirituele gehalte speel ik de stukken in chronologische volgorde, net als bij Mompou trouwens. Natuurlijk is de textuur van Skrjabins muziek veel dichter. Hij componeerde voor de concertzaal, in tegenstelling tot Mompou.’

Van concertzalen gesproken: de ene zaal is de andere niet. Volodos benadrukt dat zijn recital in de Grote Zaal voor hem een bijzondere gelegenheid gaat worden. ‘Marco Riaskoff nam een groot risico door mij als ­volslagen onbekende in 1998 al in zijn serie Meesterpianisten op te nemen [een jaar eerder had Volodos wel al gedebuteerd bij het Concertgebouworkest, red.]. Sindsdien heb ik bijna jaarlijks in Het Concertgebouw gespeeld, maar sinds de pandemie ben ik er niet meer geweest. Dat vervult me met heimwee. Ik heb zoveel goede herinneringen: aan de zaal, aan de geweldige pianotechnicus Michel Brandjes, aan de vele vrienden die ik in Amsterdam heb gemaakt. Het wordt een geweldig weerzien.’

Waarvan akte. En daarnaast is Volodos’ recital ook een mooie aanleiding om weer eens naar Alicia de Larrocha’s ongeëvenaarde Mompou-, Granados- en Albéniz-opnamen te luisteren. Dat er een krater op Mercurius naar haar is vernoemd moet als een compliment worden beschouwd.

Arcadi Volodos

In 2013 nam de Volkskrant het album Volodos Plays Mompou op in zijn top 50 van het jaar: ‘Arcadi Volodos is de 40 voorbij. Tijd om zijn imago van notenvretende jonge hond achter zich te laten. In Música callada van de Catalaanse ­componist Federico Mompou balanceert de pianist op het snijvlak van klank en stilte.’ In het begin van zijn podiumcarrière stond de pianist uit Sint-­Petersburg inderdaad bekend om zijn fantasievolle en uitbundige ­bewerkingen van ­publieksfavorieten als Mozarts ‘Turkse mars’ of Rachmaninoffs ‘Italiaanse polka’. Dat begon te veranderen toen hij zich in Spanje vestigde en daar kennismaakte met de muzikale stillevens van Mompou. Je zou kunnen zeggen dat deze ‘muziek van stilte’ een omslagpunt bewerkstelligde.

Nadat Arcadi Volodos afgelopen april in Marseille zijn Larrocha-­eerbetoon had gespeeld, sprak de krant La Provence over een avond vol delicaatheid. Over de Skrjabin-helft van het programma schreef de Franse recensent dat die ‘pregnante et bouleversante’ was (‘betekenisvol en overweldigend’). De pianist had in het donker over zijn toetsen gebogen gezeten en was via de noten een emotionele conversatie met zijn publiek aangegaan. Mild en fluweelzacht spel: misschien niet bepaald wat je je voorstelt bij een klavierleeuw, maar dat Arcadi ­Volodos het niet langer zoekt in het grote gebaar doet geenszins af aan zijn meesterstatus en hypervirtuositeit. De pianist in een interview uit 2017: ‘Klassieke muziek wordt uit stilte geboren.’

 

‘Larrocha wordt nog altijd vastgepind op dat Spaanse repertoire, en inderdaad raak je daar nooit op uitgeluisterd. Maar ze kon en deed veel meer dan dat. Wanneer je dat verloochent doe je geen recht aan haar unieke artistieke profiel. Men wil altijd alles in hokjes stoppen. Het repertoire bepaalt kennelijk wat voor pianist je bent. Als je veel Schubert speelt ben je een ­‘serieus’ musicus, als je Liszt speelt ben je een virtuoos, et cetera. En ik vind: muzi­kale persoonlijkheid blijkt niet uit specialisaties, maar uit álles wat iemand speelt.’

Meteen verkocht

Dat laat onverlet dat Volodos zich kan herkennen in de passie waarmee Larrocha zich op Albéniz, Granados en Falla stortte. ‘Ik leerde hun muziek kennen toen ik in Parijs en Madrid studeerde; Mompou kende ik toen nog niet. En ik was meteen verkocht. Vraag me niet waar die affiniteit? aantrekkingskracht? liefde? op gebaseerd is – dat is ook weer zoiets ongrijpbaars. Ik weet dát die muziek me sterk aanspreekt, maar niet waaróm. En ik hoef het ook niet te weten. Zodra je gaat analyseren verbreek je de betovering. Dat geldt voor elke diepe spirituele ervaring, en daar valt muziek absoluut onder.’

‘Trouwens, ik vind het gevaarlijk en onjuist om componisten op één hoop te gooien vanwege hun nationaliteit. Elk van hen schept een eigen wereld en volgt een eigen weg. Wanneer ze uitgingen van inheemse volksmuziek kwamen er altijd andere invloeden bij. Stravinsky waaierde na zijn Russische start alle kanten uit. Albéniz, Falla en Mompou werden sterk beïnvloed door Franse muziek. Mompou is in dat opzicht extra interessant. In zijn vroege werken klinken Catalaanse volksdansjes, Fauré en Ravel door. Decennia later, in Música callada, hoor je daar bijna niets meer van terug en heeft hij een nieuwe, eigen wereld betreden: spiritueel, minimalistisch, zonder enige verwijzing naar bestaande stijlen.’

‘Marco Riaskoff nam een groot risico door mij als ­volslagen onbekende in zijn serie Meesterpianisten op te nemen’

Federico Mompou was nooit een in your face-componist. Hij ging ­publiek uit de weg en promootte zijn composities niet. Je moet op hem geattendeerd worden, merkte Volodos. ‘Ik leerde zijn muziek kennen via een Catalaanse vriend. Die liet me een paar vroege werken horen, zoals de Scènes d’enfants en de Canciones y danzas. Wat me meteen aansprak was de intimiteit ervan, de bescheidenheid, de treurige ondertoon ook. Maar er ging pas echt een wereld voor me open toen ik zijn Música callada hoorde, vier bundels met piepkleine stukjes uit de jaren vijftig en zestig. De titel is moeilijk vertaalbaar; je komt dan uit op ‘Zwijgende muziek’ of ‘De muziek van de stilte’, maar dan mis je volgens mij iets van de poëzie die erin besloten ligt. Maar het is inderdaad muziek waarin de grens tussen stilte en klank vervaagt. Het staat haaks op wat we gewend zijn van westerse muziek: geen drama, geen beweging, nauwelijks contrasten. Over het componeren van die miniaturen deed Mompou twaalf jaar. Dat lijkt lang, maar hij was een fijn­slijper. Het resultaat is volstrekt uniek en origineel. Qua pianistiek zijn ze niet moeilijk – het zijn maar weinig noten – maar psychologisch vormen ze een uitdaging. Je moet hun diepgang doorgronden. Mompou voelde zich aangetrokken tot het zenboeddhisme; dat hoor je hier. Om deze muziek te schrijven, te spelen en te ervaren heb je een speciaal bewustzijnsniveau nodig. De geest van Música callada is on-­Europees. Het verbaast me dan ook niet echt dat Mompou nooit brede bekendheid kreeg.’

Aanbidding

Voor Volodos is pianospelen een vorm van aanbidding. ‘Ik beschouw elke componist die ik speel als een godheid, of het nou Mompou is of Schubert, Rachmaninoff, Brahms of wie dan ook. Hun muziek leeft in mij, elke seconde. Daarom is 2023 voor mij ook geen speciaal Rachmaninoff-jaar. Ik kan niet vanuit zo’n perspectief naar componisten kijken.’ Geen Rachmaninoff dus op het recital deze maand, maar wel Aleksandr Skrjabin. Wonderlijk genoeg vloekt diens bonte palet geenszins met Mompous etherische ­klankwereld: ook Skrjabin vertoont een sterke hang naar mystiek, zij het van een extraverter soort.

‘Beiden groeiden los van hun vroege invloeden en schiepen een eigen universum. Skrjabin begon Chopin-achtig, maar in zijn latere werk draait alles om de mystieke lading. Hij was een man met zeer uitgesproken ideeën. Als je echt wil begrijpen wat hij met zijn muziek wilde uitdrukken zou je de biografie moeten lezen die Leonid Sabanejev over hem schreef. In Skrjabins laatste vijf levensjaren was Sabanejev zijn vertrouweling. Hij beschrijft heel gedetailleerd de bedoeling achter bijna elke noot. Om een beeld te geven van het groeiende spirituele gehalte speel ik de stukken in chronologische volgorde, net als bij Mompou trouwens. Natuurlijk is de textuur van Skrjabins muziek veel dichter. Hij componeerde voor de concertzaal, in tegenstelling tot Mompou.’

Van concertzalen gesproken: de ene zaal is de andere niet. Volodos benadrukt dat zijn recital in de Grote Zaal voor hem een bijzondere gelegenheid gaat worden. ‘Marco Riaskoff nam een groot risico door mij als ­volslagen onbekende in 1998 al in zijn serie Meesterpianisten op te nemen [een jaar eerder had Volodos wel al gedebuteerd bij het Concertgebouworkest, red.]. Sindsdien heb ik bijna jaarlijks in Het Concertgebouw gespeeld, maar sinds de pandemie ben ik er niet meer geweest. Dat vervult me met heimwee. Ik heb zoveel goede herinneringen: aan de zaal, aan de geweldige pianotechnicus Michel Brandjes, aan de vele vrienden die ik in Amsterdam heb gemaakt. Het wordt een geweldig weerzien.’

Waarvan akte. En daarnaast is Volodos’ recital ook een mooie aanleiding om weer eens naar Alicia de Larrocha’s ongeëvenaarde Mompou-, Granados- en Albéniz-opnamen te luisteren. Dat er een krater op Mercurius naar haar is vernoemd moet als een compliment worden beschouwd.

Arcadi Volodos

In 2013 nam de Volkskrant het album Volodos Plays Mompou op in zijn top 50 van het jaar: ‘Arcadi Volodos is de 40 voorbij. Tijd om zijn imago van notenvretende jonge hond achter zich te laten. In Música callada van de Catalaanse ­componist Federico Mompou balanceert de pianist op het snijvlak van klank en stilte.’ In het begin van zijn podiumcarrière stond de pianist uit Sint-­Petersburg inderdaad bekend om zijn fantasievolle en uitbundige ­bewerkingen van ­publieksfavorieten als Mozarts ‘Turkse mars’ of Rachmaninoffs ‘Italiaanse polka’. Dat begon te veranderen toen hij zich in Spanje vestigde en daar kennismaakte met de muzikale stillevens van Mompou. Je zou kunnen zeggen dat deze ‘muziek van stilte’ een omslagpunt bewerkstelligde.

Nadat Arcadi Volodos afgelopen april in Marseille zijn Larrocha-­eerbetoon had gespeeld, sprak de krant La Provence over een avond vol delicaatheid. Over de Skrjabin-helft van het programma schreef de Franse recensent dat die ‘pregnante et bouleversante’ was (‘betekenisvol en overweldigend’). De pianist had in het donker over zijn toetsen gebogen gezeten en was via de noten een emotionele conversatie met zijn publiek aangegaan. Mild en fluweelzacht spel: misschien niet bepaald wat je je voorstelt bij een klavierleeuw, maar dat Arcadi ­Volodos het niet langer zoekt in het grote gebaar doet geenszins af aan zijn meesterstatus en hypervirtuositeit. De pianist in een interview uit 2017: ‘Klassieke muziek wordt uit stilte geboren.’

 

Dit artikel wordt u gratis aangeboden door Preludium. Meer lezen? Abonneer dan nu.