Anna Lucia Richter & Daniel Heide in Schuberts Winterreise
Kleine Zaal 09 december 2025 20.15 uur
Anna Lucia Richter mezzosopraan
Daniel Heide piano
Dit concert maakt deel uit van de serie Vocaal 1.
Zangteksten zijn gratis verkrijgbaar aan de zaal.
Ook interessant:
- De 25-delige podcast: Op Winterreise met Oliemans en Groenteman
- Boekentip: Schubert’s Winter Journey door Ian Bostridge
Franz Schubert (1797-1828)
Winterreise, D 911 (1827)
Gute Nacht
Die Wetterfahne
Gefrorne Tränen
Erstarrung
Der Lindenbaum
Wasserflut
Auf dem Flusse
Rückblick
Irrlicht
Rast
Frühlingstraum
Einsamkeit
Die Post
Der greise Kopf
Die Krähe
Letzte Hoffnung
Im Dorfe
Der stürmische Morgen
Täuschung
Der Wegweiser
Das Wirtshaus
Mut
Die Nebensonnen
Der Leiermann
er is geen pauze
einde ± 21.30 uur
Anna Lucia Richter mezzosopraan
Daniel Heide piano
Dit concert maakt deel uit van de serie Vocaal 1.
Zangteksten zijn gratis verkrijgbaar aan de zaal.
Ook interessant:
- De 25-delige podcast: Op Winterreise met Oliemans en Groenteman
- Boekentip: Schubert’s Winter Journey door Ian Bostridge
Franz Schubert (1797-1828)
Winterreise, D 911 (1827)
Gute Nacht
Die Wetterfahne
Gefrorne Tränen
Erstarrung
Der Lindenbaum
Wasserflut
Auf dem Flusse
Rückblick
Irrlicht
Rast
Frühlingstraum
Einsamkeit
Die Post
Der greise Kopf
Die Krähe
Letzte Hoffnung
Im Dorfe
Der stürmische Morgen
Täuschung
Der Wegweiser
Das Wirtshaus
Mut
Die Nebensonnen
Der Leiermann
er is geen pauze
einde ± 21.30 uur
Toelichting
Franz Schubert (1797-1828)
Winterreise
Op een dag in maart 1827 nodigde een somber gestemde Franz Schubert zijn vriend Joseph von Spaun uit om naar het huis van hun beider vriend Franz von Schober te komen, bij wie hij sinds kort inwoonde: ‘Ik zal een reeks huiveringwekkende liederen voor jullie zingen, en ben benieuwd wat jullie ervan vinden. Ze hebben me meer aangegrepen dan welke andere liederen ook.’ En met bewogen stem zong hij de hele Winterreise (dat wil zeggen het toen voltooide eerste deel). Zijn vrienden waren geschokt door de sombere stemming van de liederen, maar Schubert was meer dan tevreden, zo vertelt Joseph von Spaun.
Schubert had voor zijn nieuwe cyclus gekozen voor een verzameling van vierentwintig gedichten van Wilhelm Müller, Die Winterreise, gepubliceerd in 1824 in twee reeksen van twaalf. Müller was een Duitse, romantische dichter en filoloog, die zich hartstochtelijk inzette voor de Griekse onafhankelijkheidsstrijd tegen de Turkse bezetting en daarom ook wel ‘de Müller der Grieken’ werd genoemd. In zijn eigen leven had hij op jonge leeftijd al veel verliezen meegemaakt, zo was op zijn veertiende zijn moeder gestorven. Müller overleed op 33-jarige leeftijd. Als dichter van Die Winterreise betreurde hij het dat hij niet kon spelen en zingen en hij hoopte op een geestverwant die ‘de melodieën achter zijn woorden’ zou horen: ‘mijn liederen leiden slechts een half leven, een papieren leven van zwart en wit… totdat muziek er leven in blaast’.
Op een dag in maart 1827 nodigde een somber gestemde Franz Schubert zijn vriend Joseph von Spaun uit om naar het huis van hun beider vriend Franz von Schober te komen, bij wie hij sinds kort inwoonde: ‘Ik zal een reeks huiveringwekkende liederen voor jullie zingen, en ben benieuwd wat jullie ervan vinden. Ze hebben me meer aangegrepen dan welke andere liederen ook.’ En met bewogen stem zong hij de hele Winterreise (dat wil zeggen het toen voltooide eerste deel). Zijn vrienden waren geschokt door de sombere stemming van de liederen, maar Schubert was meer dan tevreden, zo vertelt Joseph von Spaun.
Schubert had voor zijn nieuwe cyclus gekozen voor een verzameling van vierentwintig gedichten van Wilhelm Müller, Die Winterreise, gepubliceerd in 1824 in twee reeksen van twaalf. Müller was een Duitse, romantische dichter en filoloog, die zich hartstochtelijk inzette voor de Griekse onafhankelijkheidsstrijd tegen de Turkse bezetting en daarom ook wel ‘de Müller der Grieken’ werd genoemd. In zijn eigen leven had hij op jonge leeftijd al veel verliezen meegemaakt, zo was op zijn veertiende zijn moeder gestorven. Müller overleed op 33-jarige leeftijd. Als dichter van Die Winterreise betreurde hij het dat hij niet kon spelen en zingen en hij hoopte op een geestverwant die ‘de melodieën achter zijn woorden’ zou horen: ‘mijn liederen leiden slechts een half leven, een papieren leven van zwart en wit… totdat muziek er leven in blaast’.
Ook in Schuberts leven was de dood ruimschoots aanwezig en ook hij verloor al jong – als vijftienjarige – zijn moeder. In het dagelijks leven van de Duitse Romantiek was de dood een vertrouwde bezoeker, en vooral in de tweede helft van Schuberts Winterreise klinkt dat thema door. Schubert componeerde zijn cyclus van 24 liederen in twee delen, waarin hij de lotgevallen van ‘der Wanderer’ buitengewoon beeldend tot leven weet te brengen. De piano speelt een belangrijke rol in het uitbeelden van de verschillende gemoedstoestanden. Samen met de zanger laat de pianist steeds horen wat er gebeurt: de voetstappen van de wandelaar, de wisselende gevoelens van eenzaamheid, verlangen, verdriet, wanhoop.
Eerste deel
Het verhaal van Winterreise, samengevat in de eerste strofe van het eerste lied, gaat over de belevenissen van een eenzame wandelaar in een troosteloos winterlandschap, ondergedompeld in liefdesverdriet na door zijn geliefde afgewezen te zijn. In het maanlicht verlaat hij haar huis, wenst haar een laatste Goede nacht toe en trekt zachtjes de deur dicht. Boven haar huis speelt de wind met De windwijzer. Was zijn geliefde even wispelturig als de wind, zoals de piano laat horen? Zijn heftige verdriet verstart tot Bevroren tranen, tranen die in de piano het hele vers doordruppelen. Uiteindelijk verstarren ze tot ijs, zoals ook zijn herinnering aan haar eindigt in Verstarring. Zelfs de vertrouwde Lindeboom, op het dorpsplein, zo vaak de plek van zoete herinneringen aan gezellig samenzijn, kan hem nu in die ijselijke duisternis niet meer verleiden. Zijn tranen bevriezen in de sneeuw tot ze in de lente het beekje instromen en uiteindelijk in een Watervloed het huis van de geliefde bereiken. De herinnering aan haar kerft hij in het ijs van de eens zo vrolijke Rivier. Zijn emoties weerklinken wederom in de pianobegeleiding. Struikelend over stenen en belaagd door kraaien, denkt hij in Terugblik terug aan haar gloeiende meisjesogen. Kon hij maar weer voor haar huis staan. Een opdoemend Dwaallicht jaagt geen angst aan. Rustig laat hij zich meevoeren naar een rotskloof. Immers, ‘ieder lijden eindigt in het graf’; dit wijst op berusting en misschien een groeiend doodsverlangen. In wandeltempo bereikt hij het huisje van een kolenbrander, maar een Rustpauze verlicht zijn lijden niet. Nu pas voelt hij de stekende pijn. Tot hij eindelijk kan slapen en dromen, een Lentedroom waarin alle mooie herinneringen herleven, vertolkt door een dromerige piano. Gewekt door kraaiende hanen en krijsende kraaien voelt hij zijn verlatenheid en heftige verlangen. Met een gevoel van Eenzaamheid vervolgt hij zijn tocht.
Tweede deel
Het tweede deel van Winterreise begint hoopvol. De wandelaar hoort een postkoets aankomen, zou er Post van haar zijn? Maar nee. Teleurgesteld vervolgt hij zijn weg. Wanneer zijn besneeuwde haren ontdooien ziet hij onder die Grijze kop zijn donkere haren tevoorschijn komen. Hij is nog jong en heeft nog een lange weg te gaan. Rond zijn hoofd vliegt De kraai, een voorbode van de dood. Zijn Laatste hoop vervliegt als hij de blaadjes van de bomen ziet vallen, in neerdalende noten geschilderd door de piano. In Het dorp waar hij doorheen wandelt blaffen de honden en slapen de mensen, wezens waar hij niet bij hoort. Het wordt een Stormachtige ochtend, met vurige vlammen aan de hemel, een weergave van zijn eigen lot. Dan flakkert de hoop weer op. Een dansend lichtje, verklankt in de huppelende pianopartij, lonkt. Hij wordt bevangen door de Illusie van een gezellig huis met een lieve vrouw. De laatste vijf liederen lijken het naderen van de dood aan te kondigen. Een Wegwijzer voert naar onbekende wegen. De tocht leidt naar een dodenakker, Herberg genoemd. Maar er is geen plaats voor hem, zelfs niet in de dood. Alle Moed bijeenrapend trekt hij verder: ‘Klagen is voor de dwazen’. Aan de hemel ontdekt hij drie zonnen, de zon en twee Nevenzonnen, die hem onmiddellijk doen denken aan haar geliefde ogen. Maar dat was vroeger. Ging die derde zon ook maar weg. En dan… buiten het dorp ontmoet hij de eerste menselijke figuur. De traag herhaalde bastonen in de piano kondigen De draailierman aan, een vreemde oude man die maar blijft draaien terwijl niemand luistert en zijn geldbakje leeg blijft. Hem biedt de wandelaar zijn liederen aan. Misschien is hij de geestverwant die ‘de melodieën achter de woorden hoort en ze aan de dichter teruggeeft’.
Der Wanderer (m/v/x)
In vroeger tijden was het allerminst geaccepteerd dat deze liedcyclus uit 1827 over een door een kil landschap dolende figuur gezongen werd door een vrouw. De opname van Christa Ludwig uit 1986 werd destijds gezien als baanbrekend, en in 1993 koos de gevierde mezzosopraan Winterreise ook voor haar afscheidsrecital in Wigmore Hall in Londen. Ze was echter niet de eerste vrouw die Winterreise opnam, dat was in 1940/41 Lotte Lehmann. Ook in onze eeuw blijven vrouwen de liederen vol eenzaamheid en verdriet op hun repertoire nemen, we noemen bijvoorbeeld Brigitte Fassbaender, Barbara Hendricks, Alice Coote, Anne Sofie von Otter, Joyce DiDonato.
De laatste vrouw die in Het Concertgebouw Winterreise zong, was op 17 december 2019 Angelika Kirchschlager; Nathalie Stutzmann ging haar voor in mei 2007. Anna Lucia Richter is nu de nieuwe pleitbezorger van Winterreise als uiting van een universele gevoelswereld: de existentiële kwesties die dichter Wilhelm Müller en componist Franz Schubert opwerpen resoneren immers bij iedereen.
In een interview op concertgebouw.nl/ontdek vertelt Anna Lucia Richter over haar drijfveren om Schuberts Winterreise uit te voeren.
Ook in Schuberts leven was de dood ruimschoots aanwezig en ook hij verloor al jong – als vijftienjarige – zijn moeder. In het dagelijks leven van de Duitse Romantiek was de dood een vertrouwde bezoeker, en vooral in de tweede helft van Schuberts Winterreise klinkt dat thema door. Schubert componeerde zijn cyclus van 24 liederen in twee delen, waarin hij de lotgevallen van ‘der Wanderer’ buitengewoon beeldend tot leven weet te brengen. De piano speelt een belangrijke rol in het uitbeelden van de verschillende gemoedstoestanden. Samen met de zanger laat de pianist steeds horen wat er gebeurt: de voetstappen van de wandelaar, de wisselende gevoelens van eenzaamheid, verlangen, verdriet, wanhoop.
Eerste deel
Het verhaal van Winterreise, samengevat in de eerste strofe van het eerste lied, gaat over de belevenissen van een eenzame wandelaar in een troosteloos winterlandschap, ondergedompeld in liefdesverdriet na door zijn geliefde afgewezen te zijn. In het maanlicht verlaat hij haar huis, wenst haar een laatste Goede nacht toe en trekt zachtjes de deur dicht. Boven haar huis speelt de wind met De windwijzer. Was zijn geliefde even wispelturig als de wind, zoals de piano laat horen? Zijn heftige verdriet verstart tot Bevroren tranen, tranen die in de piano het hele vers doordruppelen. Uiteindelijk verstarren ze tot ijs, zoals ook zijn herinnering aan haar eindigt in Verstarring. Zelfs de vertrouwde Lindeboom, op het dorpsplein, zo vaak de plek van zoete herinneringen aan gezellig samenzijn, kan hem nu in die ijselijke duisternis niet meer verleiden. Zijn tranen bevriezen in de sneeuw tot ze in de lente het beekje instromen en uiteindelijk in een Watervloed het huis van de geliefde bereiken. De herinnering aan haar kerft hij in het ijs van de eens zo vrolijke Rivier. Zijn emoties weerklinken wederom in de pianobegeleiding. Struikelend over stenen en belaagd door kraaien, denkt hij in Terugblik terug aan haar gloeiende meisjesogen. Kon hij maar weer voor haar huis staan. Een opdoemend Dwaallicht jaagt geen angst aan. Rustig laat hij zich meevoeren naar een rotskloof. Immers, ‘ieder lijden eindigt in het graf’; dit wijst op berusting en misschien een groeiend doodsverlangen. In wandeltempo bereikt hij het huisje van een kolenbrander, maar een Rustpauze verlicht zijn lijden niet. Nu pas voelt hij de stekende pijn. Tot hij eindelijk kan slapen en dromen, een Lentedroom waarin alle mooie herinneringen herleven, vertolkt door een dromerige piano. Gewekt door kraaiende hanen en krijsende kraaien voelt hij zijn verlatenheid en heftige verlangen. Met een gevoel van Eenzaamheid vervolgt hij zijn tocht.
Tweede deel
Het tweede deel van Winterreise begint hoopvol. De wandelaar hoort een postkoets aankomen, zou er Post van haar zijn? Maar nee. Teleurgesteld vervolgt hij zijn weg. Wanneer zijn besneeuwde haren ontdooien ziet hij onder die Grijze kop zijn donkere haren tevoorschijn komen. Hij is nog jong en heeft nog een lange weg te gaan. Rond zijn hoofd vliegt De kraai, een voorbode van de dood. Zijn Laatste hoop vervliegt als hij de blaadjes van de bomen ziet vallen, in neerdalende noten geschilderd door de piano. In Het dorp waar hij doorheen wandelt blaffen de honden en slapen de mensen, wezens waar hij niet bij hoort. Het wordt een Stormachtige ochtend, met vurige vlammen aan de hemel, een weergave van zijn eigen lot. Dan flakkert de hoop weer op. Een dansend lichtje, verklankt in de huppelende pianopartij, lonkt. Hij wordt bevangen door de Illusie van een gezellig huis met een lieve vrouw. De laatste vijf liederen lijken het naderen van de dood aan te kondigen. Een Wegwijzer voert naar onbekende wegen. De tocht leidt naar een dodenakker, Herberg genoemd. Maar er is geen plaats voor hem, zelfs niet in de dood. Alle Moed bijeenrapend trekt hij verder: ‘Klagen is voor de dwazen’. Aan de hemel ontdekt hij drie zonnen, de zon en twee Nevenzonnen, die hem onmiddellijk doen denken aan haar geliefde ogen. Maar dat was vroeger. Ging die derde zon ook maar weg. En dan… buiten het dorp ontmoet hij de eerste menselijke figuur. De traag herhaalde bastonen in de piano kondigen De draailierman aan, een vreemde oude man die maar blijft draaien terwijl niemand luistert en zijn geldbakje leeg blijft. Hem biedt de wandelaar zijn liederen aan. Misschien is hij de geestverwant die ‘de melodieën achter de woorden hoort en ze aan de dichter teruggeeft’.
Der Wanderer (m/v/x)
In vroeger tijden was het allerminst geaccepteerd dat deze liedcyclus uit 1827 over een door een kil landschap dolende figuur gezongen werd door een vrouw. De opname van Christa Ludwig uit 1986 werd destijds gezien als baanbrekend, en in 1993 koos de gevierde mezzosopraan Winterreise ook voor haar afscheidsrecital in Wigmore Hall in Londen. Ze was echter niet de eerste vrouw die Winterreise opnam, dat was in 1940/41 Lotte Lehmann. Ook in onze eeuw blijven vrouwen de liederen vol eenzaamheid en verdriet op hun repertoire nemen, we noemen bijvoorbeeld Brigitte Fassbaender, Barbara Hendricks, Alice Coote, Anne Sofie von Otter, Joyce DiDonato.
De laatste vrouw die in Het Concertgebouw Winterreise zong, was op 17 december 2019 Angelika Kirchschlager; Nathalie Stutzmann ging haar voor in mei 2007. Anna Lucia Richter is nu de nieuwe pleitbezorger van Winterreise als uiting van een universele gevoelswereld: de existentiële kwesties die dichter Wilhelm Müller en componist Franz Schubert opwerpen resoneren immers bij iedereen.
In een interview op concertgebouw.nl/ontdek vertelt Anna Lucia Richter over haar drijfveren om Schuberts Winterreise uit te voeren.
Franz Schubert (1797-1828)
Winterreise
Op een dag in maart 1827 nodigde een somber gestemde Franz Schubert zijn vriend Joseph von Spaun uit om naar het huis van hun beider vriend Franz von Schober te komen, bij wie hij sinds kort inwoonde: ‘Ik zal een reeks huiveringwekkende liederen voor jullie zingen, en ben benieuwd wat jullie ervan vinden. Ze hebben me meer aangegrepen dan welke andere liederen ook.’ En met bewogen stem zong hij de hele Winterreise (dat wil zeggen het toen voltooide eerste deel). Zijn vrienden waren geschokt door de sombere stemming van de liederen, maar Schubert was meer dan tevreden, zo vertelt Joseph von Spaun.
Schubert had voor zijn nieuwe cyclus gekozen voor een verzameling van vierentwintig gedichten van Wilhelm Müller, Die Winterreise, gepubliceerd in 1824 in twee reeksen van twaalf. Müller was een Duitse, romantische dichter en filoloog, die zich hartstochtelijk inzette voor de Griekse onafhankelijkheidsstrijd tegen de Turkse bezetting en daarom ook wel ‘de Müller der Grieken’ werd genoemd. In zijn eigen leven had hij op jonge leeftijd al veel verliezen meegemaakt, zo was op zijn veertiende zijn moeder gestorven. Müller overleed op 33-jarige leeftijd. Als dichter van Die Winterreise betreurde hij het dat hij niet kon spelen en zingen en hij hoopte op een geestverwant die ‘de melodieën achter zijn woorden’ zou horen: ‘mijn liederen leiden slechts een half leven, een papieren leven van zwart en wit… totdat muziek er leven in blaast’.
Op een dag in maart 1827 nodigde een somber gestemde Franz Schubert zijn vriend Joseph von Spaun uit om naar het huis van hun beider vriend Franz von Schober te komen, bij wie hij sinds kort inwoonde: ‘Ik zal een reeks huiveringwekkende liederen voor jullie zingen, en ben benieuwd wat jullie ervan vinden. Ze hebben me meer aangegrepen dan welke andere liederen ook.’ En met bewogen stem zong hij de hele Winterreise (dat wil zeggen het toen voltooide eerste deel). Zijn vrienden waren geschokt door de sombere stemming van de liederen, maar Schubert was meer dan tevreden, zo vertelt Joseph von Spaun.
Schubert had voor zijn nieuwe cyclus gekozen voor een verzameling van vierentwintig gedichten van Wilhelm Müller, Die Winterreise, gepubliceerd in 1824 in twee reeksen van twaalf. Müller was een Duitse, romantische dichter en filoloog, die zich hartstochtelijk inzette voor de Griekse onafhankelijkheidsstrijd tegen de Turkse bezetting en daarom ook wel ‘de Müller der Grieken’ werd genoemd. In zijn eigen leven had hij op jonge leeftijd al veel verliezen meegemaakt, zo was op zijn veertiende zijn moeder gestorven. Müller overleed op 33-jarige leeftijd. Als dichter van Die Winterreise betreurde hij het dat hij niet kon spelen en zingen en hij hoopte op een geestverwant die ‘de melodieën achter zijn woorden’ zou horen: ‘mijn liederen leiden slechts een half leven, een papieren leven van zwart en wit… totdat muziek er leven in blaast’.
Ook in Schuberts leven was de dood ruimschoots aanwezig en ook hij verloor al jong – als vijftienjarige – zijn moeder. In het dagelijks leven van de Duitse Romantiek was de dood een vertrouwde bezoeker, en vooral in de tweede helft van Schuberts Winterreise klinkt dat thema door. Schubert componeerde zijn cyclus van 24 liederen in twee delen, waarin hij de lotgevallen van ‘der Wanderer’ buitengewoon beeldend tot leven weet te brengen. De piano speelt een belangrijke rol in het uitbeelden van de verschillende gemoedstoestanden. Samen met de zanger laat de pianist steeds horen wat er gebeurt: de voetstappen van de wandelaar, de wisselende gevoelens van eenzaamheid, verlangen, verdriet, wanhoop.
Eerste deel
Het verhaal van Winterreise, samengevat in de eerste strofe van het eerste lied, gaat over de belevenissen van een eenzame wandelaar in een troosteloos winterlandschap, ondergedompeld in liefdesverdriet na door zijn geliefde afgewezen te zijn. In het maanlicht verlaat hij haar huis, wenst haar een laatste Goede nacht toe en trekt zachtjes de deur dicht. Boven haar huis speelt de wind met De windwijzer. Was zijn geliefde even wispelturig als de wind, zoals de piano laat horen? Zijn heftige verdriet verstart tot Bevroren tranen, tranen die in de piano het hele vers doordruppelen. Uiteindelijk verstarren ze tot ijs, zoals ook zijn herinnering aan haar eindigt in Verstarring. Zelfs de vertrouwde Lindeboom, op het dorpsplein, zo vaak de plek van zoete herinneringen aan gezellig samenzijn, kan hem nu in die ijselijke duisternis niet meer verleiden. Zijn tranen bevriezen in de sneeuw tot ze in de lente het beekje instromen en uiteindelijk in een Watervloed het huis van de geliefde bereiken. De herinnering aan haar kerft hij in het ijs van de eens zo vrolijke Rivier. Zijn emoties weerklinken wederom in de pianobegeleiding. Struikelend over stenen en belaagd door kraaien, denkt hij in Terugblik terug aan haar gloeiende meisjesogen. Kon hij maar weer voor haar huis staan. Een opdoemend Dwaallicht jaagt geen angst aan. Rustig laat hij zich meevoeren naar een rotskloof. Immers, ‘ieder lijden eindigt in het graf’; dit wijst op berusting en misschien een groeiend doodsverlangen. In wandeltempo bereikt hij het huisje van een kolenbrander, maar een Rustpauze verlicht zijn lijden niet. Nu pas voelt hij de stekende pijn. Tot hij eindelijk kan slapen en dromen, een Lentedroom waarin alle mooie herinneringen herleven, vertolkt door een dromerige piano. Gewekt door kraaiende hanen en krijsende kraaien voelt hij zijn verlatenheid en heftige verlangen. Met een gevoel van Eenzaamheid vervolgt hij zijn tocht.
Tweede deel
Het tweede deel van Winterreise begint hoopvol. De wandelaar hoort een postkoets aankomen, zou er Post van haar zijn? Maar nee. Teleurgesteld vervolgt hij zijn weg. Wanneer zijn besneeuwde haren ontdooien ziet hij onder die Grijze kop zijn donkere haren tevoorschijn komen. Hij is nog jong en heeft nog een lange weg te gaan. Rond zijn hoofd vliegt De kraai, een voorbode van de dood. Zijn Laatste hoop vervliegt als hij de blaadjes van de bomen ziet vallen, in neerdalende noten geschilderd door de piano. In Het dorp waar hij doorheen wandelt blaffen de honden en slapen de mensen, wezens waar hij niet bij hoort. Het wordt een Stormachtige ochtend, met vurige vlammen aan de hemel, een weergave van zijn eigen lot. Dan flakkert de hoop weer op. Een dansend lichtje, verklankt in de huppelende pianopartij, lonkt. Hij wordt bevangen door de Illusie van een gezellig huis met een lieve vrouw. De laatste vijf liederen lijken het naderen van de dood aan te kondigen. Een Wegwijzer voert naar onbekende wegen. De tocht leidt naar een dodenakker, Herberg genoemd. Maar er is geen plaats voor hem, zelfs niet in de dood. Alle Moed bijeenrapend trekt hij verder: ‘Klagen is voor de dwazen’. Aan de hemel ontdekt hij drie zonnen, de zon en twee Nevenzonnen, die hem onmiddellijk doen denken aan haar geliefde ogen. Maar dat was vroeger. Ging die derde zon ook maar weg. En dan… buiten het dorp ontmoet hij de eerste menselijke figuur. De traag herhaalde bastonen in de piano kondigen De draailierman aan, een vreemde oude man die maar blijft draaien terwijl niemand luistert en zijn geldbakje leeg blijft. Hem biedt de wandelaar zijn liederen aan. Misschien is hij de geestverwant die ‘de melodieën achter de woorden hoort en ze aan de dichter teruggeeft’.
Der Wanderer (m/v/x)
In vroeger tijden was het allerminst geaccepteerd dat deze liedcyclus uit 1827 over een door een kil landschap dolende figuur gezongen werd door een vrouw. De opname van Christa Ludwig uit 1986 werd destijds gezien als baanbrekend, en in 1993 koos de gevierde mezzosopraan Winterreise ook voor haar afscheidsrecital in Wigmore Hall in Londen. Ze was echter niet de eerste vrouw die Winterreise opnam, dat was in 1940/41 Lotte Lehmann. Ook in onze eeuw blijven vrouwen de liederen vol eenzaamheid en verdriet op hun repertoire nemen, we noemen bijvoorbeeld Brigitte Fassbaender, Barbara Hendricks, Alice Coote, Anne Sofie von Otter, Joyce DiDonato.
De laatste vrouw die in Het Concertgebouw Winterreise zong, was op 17 december 2019 Angelika Kirchschlager; Nathalie Stutzmann ging haar voor in mei 2007. Anna Lucia Richter is nu de nieuwe pleitbezorger van Winterreise als uiting van een universele gevoelswereld: de existentiële kwesties die dichter Wilhelm Müller en componist Franz Schubert opwerpen resoneren immers bij iedereen.
In een interview op concertgebouw.nl/ontdek vertelt Anna Lucia Richter over haar drijfveren om Schuberts Winterreise uit te voeren.
Ook in Schuberts leven was de dood ruimschoots aanwezig en ook hij verloor al jong – als vijftienjarige – zijn moeder. In het dagelijks leven van de Duitse Romantiek was de dood een vertrouwde bezoeker, en vooral in de tweede helft van Schuberts Winterreise klinkt dat thema door. Schubert componeerde zijn cyclus van 24 liederen in twee delen, waarin hij de lotgevallen van ‘der Wanderer’ buitengewoon beeldend tot leven weet te brengen. De piano speelt een belangrijke rol in het uitbeelden van de verschillende gemoedstoestanden. Samen met de zanger laat de pianist steeds horen wat er gebeurt: de voetstappen van de wandelaar, de wisselende gevoelens van eenzaamheid, verlangen, verdriet, wanhoop.
Eerste deel
Het verhaal van Winterreise, samengevat in de eerste strofe van het eerste lied, gaat over de belevenissen van een eenzame wandelaar in een troosteloos winterlandschap, ondergedompeld in liefdesverdriet na door zijn geliefde afgewezen te zijn. In het maanlicht verlaat hij haar huis, wenst haar een laatste Goede nacht toe en trekt zachtjes de deur dicht. Boven haar huis speelt de wind met De windwijzer. Was zijn geliefde even wispelturig als de wind, zoals de piano laat horen? Zijn heftige verdriet verstart tot Bevroren tranen, tranen die in de piano het hele vers doordruppelen. Uiteindelijk verstarren ze tot ijs, zoals ook zijn herinnering aan haar eindigt in Verstarring. Zelfs de vertrouwde Lindeboom, op het dorpsplein, zo vaak de plek van zoete herinneringen aan gezellig samenzijn, kan hem nu in die ijselijke duisternis niet meer verleiden. Zijn tranen bevriezen in de sneeuw tot ze in de lente het beekje instromen en uiteindelijk in een Watervloed het huis van de geliefde bereiken. De herinnering aan haar kerft hij in het ijs van de eens zo vrolijke Rivier. Zijn emoties weerklinken wederom in de pianobegeleiding. Struikelend over stenen en belaagd door kraaien, denkt hij in Terugblik terug aan haar gloeiende meisjesogen. Kon hij maar weer voor haar huis staan. Een opdoemend Dwaallicht jaagt geen angst aan. Rustig laat hij zich meevoeren naar een rotskloof. Immers, ‘ieder lijden eindigt in het graf’; dit wijst op berusting en misschien een groeiend doodsverlangen. In wandeltempo bereikt hij het huisje van een kolenbrander, maar een Rustpauze verlicht zijn lijden niet. Nu pas voelt hij de stekende pijn. Tot hij eindelijk kan slapen en dromen, een Lentedroom waarin alle mooie herinneringen herleven, vertolkt door een dromerige piano. Gewekt door kraaiende hanen en krijsende kraaien voelt hij zijn verlatenheid en heftige verlangen. Met een gevoel van Eenzaamheid vervolgt hij zijn tocht.
Tweede deel
Het tweede deel van Winterreise begint hoopvol. De wandelaar hoort een postkoets aankomen, zou er Post van haar zijn? Maar nee. Teleurgesteld vervolgt hij zijn weg. Wanneer zijn besneeuwde haren ontdooien ziet hij onder die Grijze kop zijn donkere haren tevoorschijn komen. Hij is nog jong en heeft nog een lange weg te gaan. Rond zijn hoofd vliegt De kraai, een voorbode van de dood. Zijn Laatste hoop vervliegt als hij de blaadjes van de bomen ziet vallen, in neerdalende noten geschilderd door de piano. In Het dorp waar hij doorheen wandelt blaffen de honden en slapen de mensen, wezens waar hij niet bij hoort. Het wordt een Stormachtige ochtend, met vurige vlammen aan de hemel, een weergave van zijn eigen lot. Dan flakkert de hoop weer op. Een dansend lichtje, verklankt in de huppelende pianopartij, lonkt. Hij wordt bevangen door de Illusie van een gezellig huis met een lieve vrouw. De laatste vijf liederen lijken het naderen van de dood aan te kondigen. Een Wegwijzer voert naar onbekende wegen. De tocht leidt naar een dodenakker, Herberg genoemd. Maar er is geen plaats voor hem, zelfs niet in de dood. Alle Moed bijeenrapend trekt hij verder: ‘Klagen is voor de dwazen’. Aan de hemel ontdekt hij drie zonnen, de zon en twee Nevenzonnen, die hem onmiddellijk doen denken aan haar geliefde ogen. Maar dat was vroeger. Ging die derde zon ook maar weg. En dan… buiten het dorp ontmoet hij de eerste menselijke figuur. De traag herhaalde bastonen in de piano kondigen De draailierman aan, een vreemde oude man die maar blijft draaien terwijl niemand luistert en zijn geldbakje leeg blijft. Hem biedt de wandelaar zijn liederen aan. Misschien is hij de geestverwant die ‘de melodieën achter de woorden hoort en ze aan de dichter teruggeeft’.
Der Wanderer (m/v/x)
In vroeger tijden was het allerminst geaccepteerd dat deze liedcyclus uit 1827 over een door een kil landschap dolende figuur gezongen werd door een vrouw. De opname van Christa Ludwig uit 1986 werd destijds gezien als baanbrekend, en in 1993 koos de gevierde mezzosopraan Winterreise ook voor haar afscheidsrecital in Wigmore Hall in Londen. Ze was echter niet de eerste vrouw die Winterreise opnam, dat was in 1940/41 Lotte Lehmann. Ook in onze eeuw blijven vrouwen de liederen vol eenzaamheid en verdriet op hun repertoire nemen, we noemen bijvoorbeeld Brigitte Fassbaender, Barbara Hendricks, Alice Coote, Anne Sofie von Otter, Joyce DiDonato.
De laatste vrouw die in Het Concertgebouw Winterreise zong, was op 17 december 2019 Angelika Kirchschlager; Nathalie Stutzmann ging haar voor in mei 2007. Anna Lucia Richter is nu de nieuwe pleitbezorger van Winterreise als uiting van een universele gevoelswereld: de existentiële kwesties die dichter Wilhelm Müller en componist Franz Schubert opwerpen resoneren immers bij iedereen.
In een interview op concertgebouw.nl/ontdek vertelt Anna Lucia Richter over haar drijfveren om Schuberts Winterreise uit te voeren.
Biografie
Anna Lucia Richter, mezzosopraan
Anna Lucia Richter zong in het kinderkoor van de Dom van Keulen en studeerde bij Kurt Widmer, Klesie Kelly-Moog, Christoph Prégardien en Margreet Honig. In 2016 won ze een Borletti-Buitoni Trust Award en debuteerde ze bij het Koninklijk Concertgebouworkest in Bachs Magnificat.
Begeleid door Tamar Rachum ontwikkelde de zangeres zich in 2020 van sopraan naar mezzosopraan; een stap die nieuwe mogelijkheden bood, zoals de altpartij van Mahlers Tweede en Vierde symfonie bij de Bamberger Symphoniker en Jakub Hrůša.
Het repertoire van Anna Lucia Richter omvat alle genres en reikt van Monteverdi en Bach tot en met eigentijdse componisten als Reimann, Holliger en Rihm. Op het operapodium stond ze tijdens de Salzburger Festspiele (Mozart), in het Theater an der Wien (Offenbach, Henze) en aan de Staatsoper Unter den Linden in Berlijn. Residencies bekleedde ze op het Rheingau Musik Festival 2018 en in de Kölner Philharmonie.
Liedrecitals gaf ze in Wigmore Hall in Londen, de operahuizen van München en Frankfurt, het Konzerthaus Wien, Carnegie Hall en Park Avenue Armory in New York en Suntory Hall in Tokio. Onder haar partners aan de piano rekent ze András Schiff, Mitsuko Uchida, Igor Levit, Michael Gees en Gerold Huber.
Anna Lucia Richter debuteerde in 2014 in de Kleine Zaal en stond daar voor het laatst op het podium in maart 2023 met het recital Licht! met pianist Ammiel Bushakevitz – een dwarsdoorsnede uit acht eeuwen Duitse liedgeschiedenis, tevens uitgebracht op cd. Tijdens het Mahler Festival 2025 soleerde ze in Mahlers Tweede symfonie en Kindertotenlieder bij het Budapest Festival Orchestra onder leiding van Iván Fischer. Deze en andere orkestliederen van Mahler bracht ze dit najaar ook uit op de cd Songs of Fate, opgenomen met het Gürzenich-Orchester Köln.
Daniel Heide, piano
Daniel Heide studeerde aan de Franz Liszt Hochschule in zijn geboorteplaats Weimar.
De pianist was te gast op de Schubertiades van Schwarzenberg/ Hohenems en Vilabertran en de festivals van Schleswig-Holstein, Rheingau, Edinburgh en Oxford en speelde in kamermuziekzalen als de Philharmonie en het Konzerthaus in Berlijn, het Konzerthaus Dortmund, de Oper Frankfurt, de Philharmonie de Paris, het Wiener Konzerthaus, Wigmore Hall in Londen, de Børssalen in Kopenhagen, deSingel in Antwerpen en de Bunka Kaikan Hall in Tokio.
In ‘Der lyrische Salon’ in Schloss Ettersburg begeleidde hij al over de honderd liedavonden. Onder de zangers met wie Daniel Heide musiceert zijn Katharina Konradi, Patrick Grahl, Tobias Berndt, Dorottya Lang en Britta Schwarz. Hij werkt aan een integrale opname van het liedoeuvre van Liszt, en voor albums met mezzosopraan Stella Doufexis (Poèmes), Andrè Schuen (Schwanengesang) en Konstantin Krimmel (Die schöne Müllerin) kreeg de pianist de Preis der deutschen Schallplattenkritik en de Opus Klassik.
Instrumentale muziek speelt hij met collega’s als Tabea Zimmermann, Julia Hagen, Andreas Willwohl en het Mandelring-Quartett, en sinds de coronatijd concentreert hij zich ook weer meer op het pianosolorepertoire. Eerder dit jaar begeleidde Daniel Heide in de Kleine Zaal tenor Christoph Prégardien (3 juni; Schubert en Duparc).