
Andrè Schuen & Daniel Heide: Träume/Alpträume
Kleine Zaal 23 september 2025 20.15 uur
Andrè Schuen bariton
Daniel Heide piano
Dit concert maakt deel uit van de serie Vocaal 1.
Zangteksten zijn gratis verkrijgbaar aan de zaal.
TRÄUME / ALPTRÄUME
Richard Strauss (1864-1949)
Frühlingsgedränge
uit ‘Zwei Lieder’, op. 26 (1891)
Aus den Liedern der Trauer
uit ‘Sechs Lieder’, op. 17 (1885-87)
Freundliche Vision
uit ‘Fünf Lieder’, op. 48 (1900)
Nachtgang
Traum durch die Dämmerung
uit ‘Drei Lieder’, op. 29 (1894)
Ständchen
uit ‘Sechs Lieder’, op. 17
Richard Wagner (1813-1883)
Fünf Gedichte für eine Frauenstimme, op. 91 ‘Wesendonck-Lieder’ (1857-58)
Der Engel
Stehe still!
Im Treibhaus
Schmerzen
Träume
pauze ± 20.55 uur
Alexander Zemlinsky (1871-1942)
Turmwächterlied und andere Gesänge, op. 8 (1899)
Turmwächterlied
Und hat der Tag all seine Qual
Mit Trommeln und Pfeifen
Tod in Ähren
Richard Strauss
Allerseelen
uit ‘Acht Gedichte aus Letzte Blätter’, op. 10 (1885)
Breit über mein Haupt
uit ‘Sechs Lieder aus Lotosblätter’, op. 19 (1885-88)
Vier Lieder, op. 27 (1885)
Ruhe, meine Seele
Cäcilie
Heimliche Aufforderung
Morgen
einde ± 22.10 uur
Andrè Schuen bariton
Daniel Heide piano
Dit concert maakt deel uit van de serie Vocaal 1.
Zangteksten zijn gratis verkrijgbaar aan de zaal.
TRÄUME / ALPTRÄUME
Richard Strauss (1864-1949)
Frühlingsgedränge
uit ‘Zwei Lieder’, op. 26 (1891)
Aus den Liedern der Trauer
uit ‘Sechs Lieder’, op. 17 (1885-87)
Freundliche Vision
uit ‘Fünf Lieder’, op. 48 (1900)
Nachtgang
Traum durch die Dämmerung
uit ‘Drei Lieder’, op. 29 (1894)
Ständchen
uit ‘Sechs Lieder’, op. 17
Richard Wagner (1813-1883)
Fünf Gedichte für eine Frauenstimme, op. 91 ‘Wesendonck-Lieder’ (1857-58)
Der Engel
Stehe still!
Im Treibhaus
Schmerzen
Träume
pauze ± 20.55 uur
Alexander Zemlinsky (1871-1942)
Turmwächterlied und andere Gesänge, op. 8 (1899)
Turmwächterlied
Und hat der Tag all seine Qual
Mit Trommeln und Pfeifen
Tod in Ähren
Richard Strauss
Allerseelen
uit ‘Acht Gedichte aus Letzte Blätter’, op. 10 (1885)
Breit über mein Haupt
uit ‘Sechs Lieder aus Lotosblätter’, op. 19 (1885-88)
Vier Lieder, op. 27 (1885)
Ruhe, meine Seele
Cäcilie
Heimliche Aufforderung
Morgen
einde ± 22.10 uur
Toelichting
Toelichting
Träume / Alpträume – de uitersten van een continuüm aan droomervaringen, een spectrum dat loopt van positief naar negatief: van droom, via dagdroom, wensdroom, fantasie, herinnering, visioen, fantoom, angstdroom, nachtmerrie, tot verlies en zelfs de dood. Deze thema’s in de poëtische teksten van de liederen zijn door Richard Strauss, Richard Wagner en Alexander Zemlinsky muzikaal opgetild met een indringende laatromantische, dramatische intensiteit. Zo ontvouwt zich in dit recital het psychologisch landschap van zoete droom via zinnelijk verlangen tot de sluimerende dreiging van een nachtmerrie.
Strauss
Richard Strauss’ Frühlingsgedränge schaart zich vol onder de positieve kant van de titel van dit liedprogramma. De dichter (Nikolaus Lenau) schetst een overrompelende lente-ervaring als metafoor voor ontluikende liefdesgevoelens. De uitbundige pianobegeleiding weerspiegelt de hartstochten van de dromer. In sterk contrast hiermee en aan de negatieve kant staat Aus den Liedern der Trauer (tekst: Adolf Friedrich von Schack), waarin gevoelens van verdriet, verlies en verstilling centraal staan. Het lied onthult de emotionele diepgang die Strauss ook in zijn latere werk zou blijven zoeken.
Een intiem drieluik vormen de liederen op gedichten van Otto Julius Bierbaum. Freundliche Vision schetst een vredige dagdroom. De dromer ziet een visioen: een lieflijke plek in de natuur waar hij met zijn geliefde kan verblijven. Nachtgang is contemplatiever. De spreker herinnert zich een nachtelijke wandeling met een beminde. De nabijheid, het maanlicht op haar gezicht en haar kalme uitstraling roepen een sfeer op van verstilling en tedere ontroering. In Traum durch die Dämmerung wordt de luisteraar meegenomen op een tocht in de schemering, naar het land van de liefde. De droomachtige sfeer weerspiegelt het verlangen naar de beminde.
Ständchen (Von Schack) is een anoniem liefdeslied. De minnaar vraagt zijn meisje om stil en onopgemerkt naar buiten te komen in de maanverlichte nacht: het toneel van jeugdige liefde en hartstocht.
Wagner: ‘Wesendonck-Lieder’
De ‘Wesendonck-Lieder’ werpen een intieme blik op de gevoelswereld van Richard Wagner tijdens een cruciale creatieve periode in Zürich. De gedichten zijn van Mathilde Wesendonck, zijn muze en vermoedelijk ook geliefde, en weerspiegelen een innerlijke strijd tussen sensualiteit en spiritualiteit. Wat de liedteksten bijzonder maakt in dit recital, is hun stapsgewijze overgang van positief naar negatief: van droom naar nachtmerrie. In Der Engel overheerst nog het troostrijke visioen van een hemelse redding. Stehe still! is een oproep aan de tijd tot stilstand zodat de diepgang van het bestaan kan worden gevoeld. In Im Treibhaus wordt de droom beklemmend: de planten in de broeikas staan symbool voor de leegte van de realiteit. Schmerzen roept de scherpe tegenstelling op tussen schoonheid en lijden, waarna in Träume de liefde zich alleen in dromen kan ontvouwen of zelfs in de dood.
De vijf liederen zijn meer dan een liederencyclus: ze vormen een poëtische en muzikale voorstudie voor Wagners opera Tristan und Isolde. Zo is in Träume een motief te horen dat terugkeert in het liefdesduet in de tweede akte en klinkt in Im Treibhaus een thema dat het voorspel werd tot de derde akte.
Zemlinsky: Turmwächterlied und andere Gesänge
Waar Strauss en Wagner zich vooral in de sfeer van betovering en extase bewegen, onderzoekt Alexander Zemlinsky in zijn opus 8 de duistere diepten van de psyche. Hier zijn dromen geen wensvervullingen, maar onthullen ze trauma’s en doodsverlangen.
Zemlinsky behoort tot de generatie componisten die de overgang van de laatromantiek naar de moderniteit belichaamt. In deze liederen op teksten van de Deen Jens Peter Jacobsen en de Duitser Detlev von Liliencron, verbindt de Oostenrijkse componist post-Wagneriaanse expressiviteit met een ironische toets.
In het Turmwächterlied zet een lange, mysterieuze piano-introductie de toon voordat we de nachtelijke roep van een torenwacht horen die waarschuwt voor dromen vol gevaar. De wachtersstem mengt zich met de dreiging van wat sluimert in de muziek. De vocale melodielijn suggereert eerder onheil dan bescherming. Dit lied vormt de spil van de cyclus: het beweegt zich op de grens van droom en nachtmerrie.
Ook de drie volgende liederen zijn doortrokken van een nervositeit die eigen is aan het fin de siècle. Ironie, doodsverlangen en oorlogsdreiging doemen op. Hier verwordt de droom tot hallucinatie en het verlangen tot angst. De nachtmerrie is niet langer de afwezigheid van de geliefde, zoals is de meeste andere liederen, maar de confrontatie met een wereld die zijn betekenis heeft verloren.
Strauss
In Richard Strauss’ Allerseelen, op een gedicht van Hermann von Gilm, is de droominhoud een liefdevolle herinnering aan een gestorvene op die speciale dag in het jaar: Allerzielen. De droom is hier een troostvol en melancholiek verlangen naar wat verloren is gegaan. Breit über mein Haupt (Von Schack) is een liefdesdroom: een zinnelijke overgave aan de geliefde. De taal is rijk, de muziek weelderig. De droomfiguur is hier een bijna tastbaar, fysiek tegenbeeld van dood of verlies.
Daartegenover staan de Vier Lieder, opus 27 op teksten van Karl Henckell, Heinrich Hart en John Henry Mackay, waarin de grens tussen droom en nachtmerrie vervaagt. Een nogal gewaagde onderneming voor Strauss’ huwelijksgeschenk aan zijn bruid Pauline de Ahna. Vooral in Ruhe, meine Seele en Heimliche Aufforderung voel je de onderhuidse onrust, het broeien van angst of opstandigheid. Zelfs in het verstilde Morgen is het geluk slechts een belofte – nog niet vervuld.
Träume / Alpträume – de uitersten van een continuüm aan droomervaringen, een spectrum dat loopt van positief naar negatief: van droom, via dagdroom, wensdroom, fantasie, herinnering, visioen, fantoom, angstdroom, nachtmerrie, tot verlies en zelfs de dood. Deze thema’s in de poëtische teksten van de liederen zijn door Richard Strauss, Richard Wagner en Alexander Zemlinsky muzikaal opgetild met een indringende laatromantische, dramatische intensiteit. Zo ontvouwt zich in dit recital het psychologisch landschap van zoete droom via zinnelijk verlangen tot de sluimerende dreiging van een nachtmerrie.
Strauss
Richard Strauss’ Frühlingsgedränge schaart zich vol onder de positieve kant van de titel van dit liedprogramma. De dichter (Nikolaus Lenau) schetst een overrompelende lente-ervaring als metafoor voor ontluikende liefdesgevoelens. De uitbundige pianobegeleiding weerspiegelt de hartstochten van de dromer. In sterk contrast hiermee en aan de negatieve kant staat Aus den Liedern der Trauer (tekst: Adolf Friedrich von Schack), waarin gevoelens van verdriet, verlies en verstilling centraal staan. Het lied onthult de emotionele diepgang die Strauss ook in zijn latere werk zou blijven zoeken.
Een intiem drieluik vormen de liederen op gedichten van Otto Julius Bierbaum. Freundliche Vision schetst een vredige dagdroom. De dromer ziet een visioen: een lieflijke plek in de natuur waar hij met zijn geliefde kan verblijven. Nachtgang is contemplatiever. De spreker herinnert zich een nachtelijke wandeling met een beminde. De nabijheid, het maanlicht op haar gezicht en haar kalme uitstraling roepen een sfeer op van verstilling en tedere ontroering. In Traum durch die Dämmerung wordt de luisteraar meegenomen op een tocht in de schemering, naar het land van de liefde. De droomachtige sfeer weerspiegelt het verlangen naar de beminde.
Ständchen (Von Schack) is een anoniem liefdeslied. De minnaar vraagt zijn meisje om stil en onopgemerkt naar buiten te komen in de maanverlichte nacht: het toneel van jeugdige liefde en hartstocht.
Wagner: ‘Wesendonck-Lieder’
De ‘Wesendonck-Lieder’ werpen een intieme blik op de gevoelswereld van Richard Wagner tijdens een cruciale creatieve periode in Zürich. De gedichten zijn van Mathilde Wesendonck, zijn muze en vermoedelijk ook geliefde, en weerspiegelen een innerlijke strijd tussen sensualiteit en spiritualiteit. Wat de liedteksten bijzonder maakt in dit recital, is hun stapsgewijze overgang van positief naar negatief: van droom naar nachtmerrie. In Der Engel overheerst nog het troostrijke visioen van een hemelse redding. Stehe still! is een oproep aan de tijd tot stilstand zodat de diepgang van het bestaan kan worden gevoeld. In Im Treibhaus wordt de droom beklemmend: de planten in de broeikas staan symbool voor de leegte van de realiteit. Schmerzen roept de scherpe tegenstelling op tussen schoonheid en lijden, waarna in Träume de liefde zich alleen in dromen kan ontvouwen of zelfs in de dood.
De vijf liederen zijn meer dan een liederencyclus: ze vormen een poëtische en muzikale voorstudie voor Wagners opera Tristan und Isolde. Zo is in Träume een motief te horen dat terugkeert in het liefdesduet in de tweede akte en klinkt in Im Treibhaus een thema dat het voorspel werd tot de derde akte.
Zemlinsky: Turmwächterlied und andere Gesänge
Waar Strauss en Wagner zich vooral in de sfeer van betovering en extase bewegen, onderzoekt Alexander Zemlinsky in zijn opus 8 de duistere diepten van de psyche. Hier zijn dromen geen wensvervullingen, maar onthullen ze trauma’s en doodsverlangen.
Zemlinsky behoort tot de generatie componisten die de overgang van de laatromantiek naar de moderniteit belichaamt. In deze liederen op teksten van de Deen Jens Peter Jacobsen en de Duitser Detlev von Liliencron, verbindt de Oostenrijkse componist post-Wagneriaanse expressiviteit met een ironische toets.
In het Turmwächterlied zet een lange, mysterieuze piano-introductie de toon voordat we de nachtelijke roep van een torenwacht horen die waarschuwt voor dromen vol gevaar. De wachtersstem mengt zich met de dreiging van wat sluimert in de muziek. De vocale melodielijn suggereert eerder onheil dan bescherming. Dit lied vormt de spil van de cyclus: het beweegt zich op de grens van droom en nachtmerrie.
Ook de drie volgende liederen zijn doortrokken van een nervositeit die eigen is aan het fin de siècle. Ironie, doodsverlangen en oorlogsdreiging doemen op. Hier verwordt de droom tot hallucinatie en het verlangen tot angst. De nachtmerrie is niet langer de afwezigheid van de geliefde, zoals is de meeste andere liederen, maar de confrontatie met een wereld die zijn betekenis heeft verloren.
Strauss
In Richard Strauss’ Allerseelen, op een gedicht van Hermann von Gilm, is de droominhoud een liefdevolle herinnering aan een gestorvene op die speciale dag in het jaar: Allerzielen. De droom is hier een troostvol en melancholiek verlangen naar wat verloren is gegaan. Breit über mein Haupt (Von Schack) is een liefdesdroom: een zinnelijke overgave aan de geliefde. De taal is rijk, de muziek weelderig. De droomfiguur is hier een bijna tastbaar, fysiek tegenbeeld van dood of verlies.
Daartegenover staan de Vier Lieder, opus 27 op teksten van Karl Henckell, Heinrich Hart en John Henry Mackay, waarin de grens tussen droom en nachtmerrie vervaagt. Een nogal gewaagde onderneming voor Strauss’ huwelijksgeschenk aan zijn bruid Pauline de Ahna. Vooral in Ruhe, meine Seele en Heimliche Aufforderung voel je de onderhuidse onrust, het broeien van angst of opstandigheid. Zelfs in het verstilde Morgen is het geluk slechts een belofte – nog niet vervuld.
Toelichting
Träume / Alpträume – de uitersten van een continuüm aan droomervaringen, een spectrum dat loopt van positief naar negatief: van droom, via dagdroom, wensdroom, fantasie, herinnering, visioen, fantoom, angstdroom, nachtmerrie, tot verlies en zelfs de dood. Deze thema’s in de poëtische teksten van de liederen zijn door Richard Strauss, Richard Wagner en Alexander Zemlinsky muzikaal opgetild met een indringende laatromantische, dramatische intensiteit. Zo ontvouwt zich in dit recital het psychologisch landschap van zoete droom via zinnelijk verlangen tot de sluimerende dreiging van een nachtmerrie.
Strauss
Richard Strauss’ Frühlingsgedränge schaart zich vol onder de positieve kant van de titel van dit liedprogramma. De dichter (Nikolaus Lenau) schetst een overrompelende lente-ervaring als metafoor voor ontluikende liefdesgevoelens. De uitbundige pianobegeleiding weerspiegelt de hartstochten van de dromer. In sterk contrast hiermee en aan de negatieve kant staat Aus den Liedern der Trauer (tekst: Adolf Friedrich von Schack), waarin gevoelens van verdriet, verlies en verstilling centraal staan. Het lied onthult de emotionele diepgang die Strauss ook in zijn latere werk zou blijven zoeken.
Een intiem drieluik vormen de liederen op gedichten van Otto Julius Bierbaum. Freundliche Vision schetst een vredige dagdroom. De dromer ziet een visioen: een lieflijke plek in de natuur waar hij met zijn geliefde kan verblijven. Nachtgang is contemplatiever. De spreker herinnert zich een nachtelijke wandeling met een beminde. De nabijheid, het maanlicht op haar gezicht en haar kalme uitstraling roepen een sfeer op van verstilling en tedere ontroering. In Traum durch die Dämmerung wordt de luisteraar meegenomen op een tocht in de schemering, naar het land van de liefde. De droomachtige sfeer weerspiegelt het verlangen naar de beminde.
Ständchen (Von Schack) is een anoniem liefdeslied. De minnaar vraagt zijn meisje om stil en onopgemerkt naar buiten te komen in de maanverlichte nacht: het toneel van jeugdige liefde en hartstocht.
Wagner: ‘Wesendonck-Lieder’
De ‘Wesendonck-Lieder’ werpen een intieme blik op de gevoelswereld van Richard Wagner tijdens een cruciale creatieve periode in Zürich. De gedichten zijn van Mathilde Wesendonck, zijn muze en vermoedelijk ook geliefde, en weerspiegelen een innerlijke strijd tussen sensualiteit en spiritualiteit. Wat de liedteksten bijzonder maakt in dit recital, is hun stapsgewijze overgang van positief naar negatief: van droom naar nachtmerrie. In Der Engel overheerst nog het troostrijke visioen van een hemelse redding. Stehe still! is een oproep aan de tijd tot stilstand zodat de diepgang van het bestaan kan worden gevoeld. In Im Treibhaus wordt de droom beklemmend: de planten in de broeikas staan symbool voor de leegte van de realiteit. Schmerzen roept de scherpe tegenstelling op tussen schoonheid en lijden, waarna in Träume de liefde zich alleen in dromen kan ontvouwen of zelfs in de dood.
De vijf liederen zijn meer dan een liederencyclus: ze vormen een poëtische en muzikale voorstudie voor Wagners opera Tristan und Isolde. Zo is in Träume een motief te horen dat terugkeert in het liefdesduet in de tweede akte en klinkt in Im Treibhaus een thema dat het voorspel werd tot de derde akte.
Zemlinsky: Turmwächterlied und andere Gesänge
Waar Strauss en Wagner zich vooral in de sfeer van betovering en extase bewegen, onderzoekt Alexander Zemlinsky in zijn opus 8 de duistere diepten van de psyche. Hier zijn dromen geen wensvervullingen, maar onthullen ze trauma’s en doodsverlangen.
Zemlinsky behoort tot de generatie componisten die de overgang van de laatromantiek naar de moderniteit belichaamt. In deze liederen op teksten van de Deen Jens Peter Jacobsen en de Duitser Detlev von Liliencron, verbindt de Oostenrijkse componist post-Wagneriaanse expressiviteit met een ironische toets.
In het Turmwächterlied zet een lange, mysterieuze piano-introductie de toon voordat we de nachtelijke roep van een torenwacht horen die waarschuwt voor dromen vol gevaar. De wachtersstem mengt zich met de dreiging van wat sluimert in de muziek. De vocale melodielijn suggereert eerder onheil dan bescherming. Dit lied vormt de spil van de cyclus: het beweegt zich op de grens van droom en nachtmerrie.
Ook de drie volgende liederen zijn doortrokken van een nervositeit die eigen is aan het fin de siècle. Ironie, doodsverlangen en oorlogsdreiging doemen op. Hier verwordt de droom tot hallucinatie en het verlangen tot angst. De nachtmerrie is niet langer de afwezigheid van de geliefde, zoals is de meeste andere liederen, maar de confrontatie met een wereld die zijn betekenis heeft verloren.
Strauss
In Richard Strauss’ Allerseelen, op een gedicht van Hermann von Gilm, is de droominhoud een liefdevolle herinnering aan een gestorvene op die speciale dag in het jaar: Allerzielen. De droom is hier een troostvol en melancholiek verlangen naar wat verloren is gegaan. Breit über mein Haupt (Von Schack) is een liefdesdroom: een zinnelijke overgave aan de geliefde. De taal is rijk, de muziek weelderig. De droomfiguur is hier een bijna tastbaar, fysiek tegenbeeld van dood of verlies.
Daartegenover staan de Vier Lieder, opus 27 op teksten van Karl Henckell, Heinrich Hart en John Henry Mackay, waarin de grens tussen droom en nachtmerrie vervaagt. Een nogal gewaagde onderneming voor Strauss’ huwelijksgeschenk aan zijn bruid Pauline de Ahna. Vooral in Ruhe, meine Seele en Heimliche Aufforderung voel je de onderhuidse onrust, het broeien van angst of opstandigheid. Zelfs in het verstilde Morgen is het geluk slechts een belofte – nog niet vervuld.
Träume / Alpträume – de uitersten van een continuüm aan droomervaringen, een spectrum dat loopt van positief naar negatief: van droom, via dagdroom, wensdroom, fantasie, herinnering, visioen, fantoom, angstdroom, nachtmerrie, tot verlies en zelfs de dood. Deze thema’s in de poëtische teksten van de liederen zijn door Richard Strauss, Richard Wagner en Alexander Zemlinsky muzikaal opgetild met een indringende laatromantische, dramatische intensiteit. Zo ontvouwt zich in dit recital het psychologisch landschap van zoete droom via zinnelijk verlangen tot de sluimerende dreiging van een nachtmerrie.
Strauss
Richard Strauss’ Frühlingsgedränge schaart zich vol onder de positieve kant van de titel van dit liedprogramma. De dichter (Nikolaus Lenau) schetst een overrompelende lente-ervaring als metafoor voor ontluikende liefdesgevoelens. De uitbundige pianobegeleiding weerspiegelt de hartstochten van de dromer. In sterk contrast hiermee en aan de negatieve kant staat Aus den Liedern der Trauer (tekst: Adolf Friedrich von Schack), waarin gevoelens van verdriet, verlies en verstilling centraal staan. Het lied onthult de emotionele diepgang die Strauss ook in zijn latere werk zou blijven zoeken.
Een intiem drieluik vormen de liederen op gedichten van Otto Julius Bierbaum. Freundliche Vision schetst een vredige dagdroom. De dromer ziet een visioen: een lieflijke plek in de natuur waar hij met zijn geliefde kan verblijven. Nachtgang is contemplatiever. De spreker herinnert zich een nachtelijke wandeling met een beminde. De nabijheid, het maanlicht op haar gezicht en haar kalme uitstraling roepen een sfeer op van verstilling en tedere ontroering. In Traum durch die Dämmerung wordt de luisteraar meegenomen op een tocht in de schemering, naar het land van de liefde. De droomachtige sfeer weerspiegelt het verlangen naar de beminde.
Ständchen (Von Schack) is een anoniem liefdeslied. De minnaar vraagt zijn meisje om stil en onopgemerkt naar buiten te komen in de maanverlichte nacht: het toneel van jeugdige liefde en hartstocht.
Wagner: ‘Wesendonck-Lieder’
De ‘Wesendonck-Lieder’ werpen een intieme blik op de gevoelswereld van Richard Wagner tijdens een cruciale creatieve periode in Zürich. De gedichten zijn van Mathilde Wesendonck, zijn muze en vermoedelijk ook geliefde, en weerspiegelen een innerlijke strijd tussen sensualiteit en spiritualiteit. Wat de liedteksten bijzonder maakt in dit recital, is hun stapsgewijze overgang van positief naar negatief: van droom naar nachtmerrie. In Der Engel overheerst nog het troostrijke visioen van een hemelse redding. Stehe still! is een oproep aan de tijd tot stilstand zodat de diepgang van het bestaan kan worden gevoeld. In Im Treibhaus wordt de droom beklemmend: de planten in de broeikas staan symbool voor de leegte van de realiteit. Schmerzen roept de scherpe tegenstelling op tussen schoonheid en lijden, waarna in Träume de liefde zich alleen in dromen kan ontvouwen of zelfs in de dood.
De vijf liederen zijn meer dan een liederencyclus: ze vormen een poëtische en muzikale voorstudie voor Wagners opera Tristan und Isolde. Zo is in Träume een motief te horen dat terugkeert in het liefdesduet in de tweede akte en klinkt in Im Treibhaus een thema dat het voorspel werd tot de derde akte.
Zemlinsky: Turmwächterlied und andere Gesänge
Waar Strauss en Wagner zich vooral in de sfeer van betovering en extase bewegen, onderzoekt Alexander Zemlinsky in zijn opus 8 de duistere diepten van de psyche. Hier zijn dromen geen wensvervullingen, maar onthullen ze trauma’s en doodsverlangen.
Zemlinsky behoort tot de generatie componisten die de overgang van de laatromantiek naar de moderniteit belichaamt. In deze liederen op teksten van de Deen Jens Peter Jacobsen en de Duitser Detlev von Liliencron, verbindt de Oostenrijkse componist post-Wagneriaanse expressiviteit met een ironische toets.
In het Turmwächterlied zet een lange, mysterieuze piano-introductie de toon voordat we de nachtelijke roep van een torenwacht horen die waarschuwt voor dromen vol gevaar. De wachtersstem mengt zich met de dreiging van wat sluimert in de muziek. De vocale melodielijn suggereert eerder onheil dan bescherming. Dit lied vormt de spil van de cyclus: het beweegt zich op de grens van droom en nachtmerrie.
Ook de drie volgende liederen zijn doortrokken van een nervositeit die eigen is aan het fin de siècle. Ironie, doodsverlangen en oorlogsdreiging doemen op. Hier verwordt de droom tot hallucinatie en het verlangen tot angst. De nachtmerrie is niet langer de afwezigheid van de geliefde, zoals is de meeste andere liederen, maar de confrontatie met een wereld die zijn betekenis heeft verloren.
Strauss
In Richard Strauss’ Allerseelen, op een gedicht van Hermann von Gilm, is de droominhoud een liefdevolle herinnering aan een gestorvene op die speciale dag in het jaar: Allerzielen. De droom is hier een troostvol en melancholiek verlangen naar wat verloren is gegaan. Breit über mein Haupt (Von Schack) is een liefdesdroom: een zinnelijke overgave aan de geliefde. De taal is rijk, de muziek weelderig. De droomfiguur is hier een bijna tastbaar, fysiek tegenbeeld van dood of verlies.
Daartegenover staan de Vier Lieder, opus 27 op teksten van Karl Henckell, Heinrich Hart en John Henry Mackay, waarin de grens tussen droom en nachtmerrie vervaagt. Een nogal gewaagde onderneming voor Strauss’ huwelijksgeschenk aan zijn bruid Pauline de Ahna. Vooral in Ruhe, meine Seele en Heimliche Aufforderung voel je de onderhuidse onrust, het broeien van angst of opstandigheid. Zelfs in het verstilde Morgen is het geluk slechts een belofte – nog niet vervuld.
Biografie
Andrè Schuen, bariton
Andrè Schuen groeide op in Zuid-Tirol, Italië. Al was hij in zijn jeugd een fanatiek cellist, toch ging hij zang studeren aan het Mozarteum in Salzburg. Na een periode in het ensemble van de Oper Graz (2010-2014) werd hij geëngageerd door onder meer de Bayerische Staatsoper in München, de Wiener Staatsoper, het Royal Opera House Covent Garden in Londen en de operahuizen van Madrid, Milaan en Zürich en door de festivals van Salzburg en Aix-en-Provence.
Hoogtepunten op het concertpodium waren Mahlers Lieder eines fahrenden Gesellen met het Lucerne Festival Orchestra, Mahlers Wunderhorn-Lieder en Chaussons Poème de l’amour et de la mer met het Fins Radio Symfonieorkest, Beethovens Negende symfonie bij de Boston Symphony onder Andris Nelsons en bij het Symphonieorchester des Bayerischen Rundfunks onder Simon Rattle, Mahlers Achtste symfonie in Milaan onder Riccardo Chailly en Mendelssohns Elias met het Mahler Chamber Orchestra onder Maxim Emelyanychev.
Andrè Schuen geeft ook veelvuldig liedrecitals; in Wigmore Hall in Londen, op de Schubertiades van Hohenems, Schwarzenberg en Vilabertran, de Heidelberger Frühling, en in de Verenigde Staten op de festivals van Tanglewood en Aspen. Met pianist Daniel Heide gaf de bariton twee keer eerder een recital in de Kleine Zaal: op 16 januari 2018 brachten ze Robert Schumann, Martin en Wolf, en op 12 december 2023 Mahler en Schubert. De debuut-cd van het duo, met het repertoire van hun Amsterdamse debuutrecital, was in 2016 bekroond met een Echo Klassik, en voor Schuberts Schwanengesang kregen ze een Opus Klassik. In voorjaar 2024 verscheen ook hun interpretatie van Schuberts Winterreise op cd.
Daniel Heide, piano
Daniel Heide studeerde aan de Franz Liszt Hochschule in zijn geboorteplaats Weimar en laat zich graag inspireren door opnames van en interviews met grote pianisten uit het verleden. De pianist was te gast op de Schubertiades van Schwarzenberg/ Hohenems en Vilabertran en de festivals van Schleswig-Holstein, Rheingau, Edinburgh en Oxford en speelde in kamermuziekzalen als de Philharmonie en het Konzerthaus in Berlijn, het Konzerthaus Dortmund, de Oper Frankfurt, de Philharmonie de Paris, het Wiener Konzerthaus, Wigmore Hall in Londen, de Børssalen in Kopenhagen, deSingel in Antwerpen en de Bunka Kaikan Hall in Tokio.
In ‘Der lyrische Salon’ in Schloss Ettersburg begeleidde hij al over de honderd liederavonden. Onder de zangers met wie Daniel Heide musiceert zijn Katharina Konradi, Patrick Grahl, Tobias Berndt, Dorottya Lang en Britta Schwarz. Hij werkt aan een integrale opname van het liedoeuvre van Liszt, en voor albums met mezzosopraan Stella Doufexis (Poèmes), Andrè Schuen (Schwanengesang) en Konstantin Krimmel (Die schöne Müllerin) kreeg hij de Preis der deutschen Schallplattenkritik en de Opus Klassik.
Instrumentale muziek speelt Daniel Heide met collega’s als Tabea Zimmermann, Julia Hagen, Andreas Willwohl en het Mandelring-Quartett, en sinds de coronatijd concentreert hij zich ook weer meer op het pianosolorepertoire. Zijn vorige optreden in de Kleine Zaal was op 3 juni jongstleden met tenor Christoph Prégardien (Schubert en Duparc), en samen met bariton Andrè Schuen was hij eerder te gast op 12 december 2023 (Schubert en Mahler).