Nog geen account of wachtwoord vergeten? Klik hier
orkestlid

Altviolist Guus Jeukendrup over 25 jaar Concertgebouworkest

door Inge Jongerman
01 okt. 2017 01 oktober 2017

Altviolist Guus Jeukendrup viert in september zijn 25-jarig jubileum bij het Koninklijk Concertgebouworkest. ‘Ik heb nog steeds het gevoel dat het allemaal moet beginnen.’ 

Guus Jeukendrup schrikt even wanneer hij het opnameapparaat voor het interview op tafel ziet liggen. ‘Ik ben eigenlijk niet zo’n prater, maar nu moet ik wel,’ glimlacht hij. Met zijn twee meter lengte kan hij maar net zijn benen kwijt onder het minuscule tafeltje in het café in Amsterdam-Zuid. Ondanks zijn rijzige gestalte maakt de altist een bescheiden indruk: ‘Ik had vroeger niet durven dromen dat ik in het Koninklijk Concert­gebouworkest terecht zou komen. Ik was van jongs af aan dol op orkestspel en greep alles aan wat voorbij kwam, zoals het Nationaal Jeugd Orkest en het European Union Youth Orchestra.’

Hij herinnert zich nog goed dat hij tijdens zijn studie aan wat toen nog het Sweelinck Conservatorium heette de Italiaanse fagottist van het European Union Youth Orchestra tegen het lijf liep. ‘We waren net terug van een tournee toen ik hem op het grasveld van het Museumplein naar de gevel van Het ­Concertgebouw zag staren. Hij zei: “Guus, this will be your orchestra one day.” Mijn ­eerste reactie was: waar heb je het over?’

Toch bleef die opmerking hangen. Door de jeugdorkesten kreeg ik een duidelijker beeld van waar ik internationaal stond en dat gaf zelfvertrouwen. Dus toen mijn docent en toenmalig soloaltist van het Concertgebouworkest Matthias Maurer me vroeg of ik wilde komen spelen, ben ik me verschrikkelijk goed gaan voorbereiden en won ik het proefspel.’

Geweten

Guus groeide op in een muzikaal gezin in Limburg waar veel oude muziek werd gespeeld. ‘Daar heb ik nog steeds profijt van, omdat barokmuziek een enorme basis geeft. De principes van frasering en articulatie uit de Barok zijn als een sjabloon voor alle latere muziek.’ In het orkest behoren de (Weense) Klassieken tot zijn favorieten. ‘Het doorzichtige repertoire helpt om het samenspel te verbeteren. Bij deze muziek móet je wel mengen en kun je echt niet je eigen ding doen. Het brengt individuen bij elkaar.’

'Hij zei: “Guus, this will be your orchestra one day.” Mijn ­eerste reactie was: waar heb je het over?’

Een dirigent die direct aansluit bij dit repertoire en die wellicht het hoogst op zijn favorietenlijstje staat, is Nikolaus Harnoncourt. ‘Zijn Schubert-cyclus – waarmee we in 1997 drie weken door Europa toerden – is voor mij nog steeds een hoogtepunt. Harnoncourt vind ik nog altijd het geweten van het orkest. Zijn indringende persoonlijkheid en visie hebben grote indruk gemaakt. Bij hem kwam de muziek altijd op de eerste plaats en ging het er niet zozeer om dat alles perfect samen was, als de intentie er maar was. Ik denk nog vaak: wat zou Harnoncourt hierover gezegd hebben?’

Het liefste speelt Guus onder dirigenten die het orkest zo veel mogelijk vrij laten en uitnodigen tot luisteren. ‘Een mooi voorbeeld daarvan is Bernard Haitink. Hij is voor mij een grootmeester omdat hij zonder veel woorden het orkest tot grote hoogten brengt.’ Ook Iván Fischer behoort tot zijn favorieten. ‘Hij is nooit te concreet en vaak heel relaxed om mee te werken. Bovendien experimenteert hij met verschillende opstellingen, waardoor je elkaar telkens anders hoort.’

De allermooiste concerten ontstaan volgens Guus vaak op tournee. ‘Misschien komt dat omdat we dan allemaal weg zijn uit onze dagelijkse beslommeringen en daarom de volledige aandacht hebben. Tournees zijn verbindend, wat vaak leidt tot bijzondere concerten.’

Guus Jeukendrup schrikt even wanneer hij het opnameapparaat voor het interview op tafel ziet liggen. ‘Ik ben eigenlijk niet zo’n prater, maar nu moet ik wel,’ glimlacht hij. Met zijn twee meter lengte kan hij maar net zijn benen kwijt onder het minuscule tafeltje in het café in Amsterdam-Zuid. Ondanks zijn rijzige gestalte maakt de altist een bescheiden indruk: ‘Ik had vroeger niet durven dromen dat ik in het Koninklijk Concert­gebouworkest terecht zou komen. Ik was van jongs af aan dol op orkestspel en greep alles aan wat voorbij kwam, zoals het Nationaal Jeugd Orkest en het European Union Youth Orchestra.’

Hij herinnert zich nog goed dat hij tijdens zijn studie aan wat toen nog het Sweelinck Conservatorium heette de Italiaanse fagottist van het European Union Youth Orchestra tegen het lijf liep. ‘We waren net terug van een tournee toen ik hem op het grasveld van het Museumplein naar de gevel van Het ­Concertgebouw zag staren. Hij zei: “Guus, this will be your orchestra one day.” Mijn ­eerste reactie was: waar heb je het over?’

Toch bleef die opmerking hangen. Door de jeugdorkesten kreeg ik een duidelijker beeld van waar ik internationaal stond en dat gaf zelfvertrouwen. Dus toen mijn docent en toenmalig soloaltist van het Concertgebouworkest Matthias Maurer me vroeg of ik wilde komen spelen, ben ik me verschrikkelijk goed gaan voorbereiden en won ik het proefspel.’

Geweten

Guus groeide op in een muzikaal gezin in Limburg waar veel oude muziek werd gespeeld. ‘Daar heb ik nog steeds profijt van, omdat barokmuziek een enorme basis geeft. De principes van frasering en articulatie uit de Barok zijn als een sjabloon voor alle latere muziek.’ In het orkest behoren de (Weense) Klassieken tot zijn favorieten. ‘Het doorzichtige repertoire helpt om het samenspel te verbeteren. Bij deze muziek móet je wel mengen en kun je echt niet je eigen ding doen. Het brengt individuen bij elkaar.’

'Hij zei: “Guus, this will be your orchestra one day.” Mijn ­eerste reactie was: waar heb je het over?’

Een dirigent die direct aansluit bij dit repertoire en die wellicht het hoogst op zijn favorietenlijstje staat, is Nikolaus Harnoncourt. ‘Zijn Schubert-cyclus – waarmee we in 1997 drie weken door Europa toerden – is voor mij nog steeds een hoogtepunt. Harnoncourt vind ik nog altijd het geweten van het orkest. Zijn indringende persoonlijkheid en visie hebben grote indruk gemaakt. Bij hem kwam de muziek altijd op de eerste plaats en ging het er niet zozeer om dat alles perfect samen was, als de intentie er maar was. Ik denk nog vaak: wat zou Harnoncourt hierover gezegd hebben?’

Het liefste speelt Guus onder dirigenten die het orkest zo veel mogelijk vrij laten en uitnodigen tot luisteren. ‘Een mooi voorbeeld daarvan is Bernard Haitink. Hij is voor mij een grootmeester omdat hij zonder veel woorden het orkest tot grote hoogten brengt.’ Ook Iván Fischer behoort tot zijn favorieten. ‘Hij is nooit te concreet en vaak heel relaxed om mee te werken. Bovendien experimenteert hij met verschillende opstellingen, waardoor je elkaar telkens anders hoort.’

De allermooiste concerten ontstaan volgens Guus vaak op tournee. ‘Misschien komt dat omdat we dan allemaal weg zijn uit onze dagelijkse beslommeringen en daarom de volledige aandacht hebben. Tournees zijn verbindend, wat vaak leidt tot bijzondere concerten.’

Onder escorte

Vier jaar geleden verhuisde Guus met zijn vrouw, violiste Mirjam Oost, en hun drie kinderen naar het idyllische dorp Velp aan de rand van de Veluwe. ‘We hebben er lang over gedaan voor we deze stap durfden te zetten. Maar wegens ruimtegebrek moesten we op zoek naar een andere plek. We houden van natuur en rust en hier staan de herten en zwijnen – bij ­wijze van spreken – in onze achtertuin. Het is een offer om lang te moeten reizen, maar het is het tot nu toe zeker waard.’

Wanneer Guus tussen twee repetities overblijft in Amsterdam, geeft hij vaak les of speelt hij in ensembles. ‘Vanuit het orkest wordt steeds meer kamermuziek georganiseerd. Binnenkort speel ik met een strijktrio in Londen voor de Engelse donateursclub, die deel uitmaakt van de RCO Global Friends, en vervolgens in een asielzoekerscentrum in Nederland. Dat zijn mooie initiatieven.’

'Hier staan de herten en zwijnen – bij ­wijze van spreken – in onze achtertuin'

En Guus Jeukendrup heeft mooie herinneringen aan de tien jaar dat hij vaste invaller was bij het ensemble L’Archibudelli, dat bestond uit violiste Vera Beths, cellist Anner Bijlsma en altviolist Jürgen Kussmaul. ‘In 1993 mocht ik mee op tournee naar Amerika, omdat het ensemble het Strijkkwintet, Strijksextet en Strijkoctet van Louis Spohr op ging nemen op instrumenten van Stradivari. Ik speelde op een van de elf altviolen die er nog van de bouwer zijn. We repeteerden in Washington in het National Museum of American History, dat een strijkkwartet van Stradivarius-instrumenten in de collectie heeft. Vervolgens waren de opnamen in New York, waar de instrumenten onder escorte naar toe moesten. Een ongelooflijke ervaring.’

Katalysator

Zijn rol binnen de altvioolgroep omschrijft Guus als die van katalysator. ‘Ik ben een schakel in het geheel, dat past bij mijn karakter. Mijn eigen muzikale lijn telt natuurlijk mee, maar in een collectief doe je altijd water bij de wijn. Dat geeft niet omdat je er samen iets moois van wilt maken.’
Een tijdje terug werden er in het orkest ‘kernwaardegesprekken’ gevoerd, een initiatief vanuit de directie en het verenigingsbestuur. ‘Daarbij worden willekeurige groepjes samengesteld van musici en mensen van kantoor om te praten over waar in het orkest aandacht voor zou moeten komen. Ik heb dat als heel positief ervaren en hoop dat die gesprekken in de toekomst worden ­voortgezet.’

'Tournees zijn verbindend, wat vaak leidt tot bijzondere concerten'

‘Muziek is een belangrijk middel om de beschaving te bewaken. Ik denk dat we door kwalitatief hoogstaande concerten te geven laten zien tot wat voor moois de mensheid in staat is. Een mooi voorbeeld is het tournee­project Side by Side waarbij we in heel Europa samenspelen met lokale jeugdorkesten. Als musici geven we een positief signaal af met onze concerten, dat het gaat om progressie en niet om afbraak. Die ambassadeursfunctie geeft extra zin aan ons vak.’

De altviool van Guus Jeukendrup

Guus bespeelt een Ansaldo Poggi uit 1940, hem door de Stichting Donateurs Koninklijk Concertgebouw­orkest beschikbaar gesteld. ‘In het tweede jaar van het conservatorium stapte ik over van viool naar alt­viool. Dat voelde meteen goed, ook omdat de alt beter past bij mijn postuur. Ik moest alleen wel afscheid nemen van het rijke vioolrepertoire. De Poggi is veel kleiner dan al mijn vorige alten en klinkt daarom minder wollig. Hij neigt meer naar de klank van een viool. Het instrument is helder en spreekt direct aan, dus krijg ik meteen terug wat ik doe. Dat is echt een ­feestje.
Vorig jaar speelden we de Tiende symfonie van Mahler met Daniele Gatti. Een grillig stuk en lastig voor altisten. Als groep kan je je daar helemaal op storten. Dan ben ik zo blij dat ik voor de alt gekozen heb en mis ik de e-snaar van de viool absoluut niet.’

Onder escorte

Vier jaar geleden verhuisde Guus met zijn vrouw, violiste Mirjam Oost, en hun drie kinderen naar het idyllische dorp Velp aan de rand van de Veluwe. ‘We hebben er lang over gedaan voor we deze stap durfden te zetten. Maar wegens ruimtegebrek moesten we op zoek naar een andere plek. We houden van natuur en rust en hier staan de herten en zwijnen – bij ­wijze van spreken – in onze achtertuin. Het is een offer om lang te moeten reizen, maar het is het tot nu toe zeker waard.’

Wanneer Guus tussen twee repetities overblijft in Amsterdam, geeft hij vaak les of speelt hij in ensembles. ‘Vanuit het orkest wordt steeds meer kamermuziek georganiseerd. Binnenkort speel ik met een strijktrio in Londen voor de Engelse donateursclub, die deel uitmaakt van de RCO Global Friends, en vervolgens in een asielzoekerscentrum in Nederland. Dat zijn mooie initiatieven.’

'Hier staan de herten en zwijnen – bij ­wijze van spreken – in onze achtertuin'

En Guus Jeukendrup heeft mooie herinneringen aan de tien jaar dat hij vaste invaller was bij het ensemble L’Archibudelli, dat bestond uit violiste Vera Beths, cellist Anner Bijlsma en altviolist Jürgen Kussmaul. ‘In 1993 mocht ik mee op tournee naar Amerika, omdat het ensemble het Strijkkwintet, Strijksextet en Strijkoctet van Louis Spohr op ging nemen op instrumenten van Stradivari. Ik speelde op een van de elf altviolen die er nog van de bouwer zijn. We repeteerden in Washington in het National Museum of American History, dat een strijkkwartet van Stradivarius-instrumenten in de collectie heeft. Vervolgens waren de opnamen in New York, waar de instrumenten onder escorte naar toe moesten. Een ongelooflijke ervaring.’

Katalysator

Zijn rol binnen de altvioolgroep omschrijft Guus als die van katalysator. ‘Ik ben een schakel in het geheel, dat past bij mijn karakter. Mijn eigen muzikale lijn telt natuurlijk mee, maar in een collectief doe je altijd water bij de wijn. Dat geeft niet omdat je er samen iets moois van wilt maken.’
Een tijdje terug werden er in het orkest ‘kernwaardegesprekken’ gevoerd, een initiatief vanuit de directie en het verenigingsbestuur. ‘Daarbij worden willekeurige groepjes samengesteld van musici en mensen van kantoor om te praten over waar in het orkest aandacht voor zou moeten komen. Ik heb dat als heel positief ervaren en hoop dat die gesprekken in de toekomst worden ­voortgezet.’

'Tournees zijn verbindend, wat vaak leidt tot bijzondere concerten'

‘Muziek is een belangrijk middel om de beschaving te bewaken. Ik denk dat we door kwalitatief hoogstaande concerten te geven laten zien tot wat voor moois de mensheid in staat is. Een mooi voorbeeld is het tournee­project Side by Side waarbij we in heel Europa samenspelen met lokale jeugdorkesten. Als musici geven we een positief signaal af met onze concerten, dat het gaat om progressie en niet om afbraak. Die ambassadeursfunctie geeft extra zin aan ons vak.’

De altviool van Guus Jeukendrup

Guus bespeelt een Ansaldo Poggi uit 1940, hem door de Stichting Donateurs Koninklijk Concertgebouw­orkest beschikbaar gesteld. ‘In het tweede jaar van het conservatorium stapte ik over van viool naar alt­viool. Dat voelde meteen goed, ook omdat de alt beter past bij mijn postuur. Ik moest alleen wel afscheid nemen van het rijke vioolrepertoire. De Poggi is veel kleiner dan al mijn vorige alten en klinkt daarom minder wollig. Hij neigt meer naar de klank van een viool. Het instrument is helder en spreekt direct aan, dus krijg ik meteen terug wat ik doe. Dat is echt een ­feestje.
Vorig jaar speelden we de Tiende symfonie van Mahler met Daniele Gatti. Een grillig stuk en lastig voor altisten. Als groep kan je je daar helemaal op storten. Dan ben ik zo blij dat ik voor de alt gekozen heb en mis ik de e-snaar van de viool absoluut niet.’

Dit artikel wordt u gratis aangeboden door Preludium. Meer lezen? Abonneer dan nu.