Nog geen account of wachtwoord vergeten? Klik hier
interview

Alan Gilbert: ‘Ik heb lang geweigerd dit soort programma’s te dirigeren’

door Frederike Berntsen
26 aug. 2020 26 augustus 2020

De New Yorkse dirigent Alan Gilbert dirigeert in september muziek van zijn stadsgenoot George Gershwin bij het Concertgebouworkest. ‘Dit repertoire is geen vreemde taal voor de musici.’

Alan Gilbert zit in de auto, hij heeft net gerepeteerd met het Koninklijk Orkest van Stockholm, waarvan hij eredirigent is, voor een concert dat een paar dagen later gestreamd zal gaan worden. Van een zaal met publiek is nog geen sprake ten tijde van het interview, het coronavirus slaat om zich heen. Zweden hanteert minder stringente maatregelen om het virus in te dammen, een orkestrepetitie zou op dit moment in Nederland niet mogelijk zijn. Gilbert spreekt zijn hoop uit op de concerten met het Concertgebouworkest op 10 en 11 september.

Vakmanschap

Op het programma staat muziek van ­Gilberts stadgenoot George Gershwin. Bestaat er zoiets als een New Yorkse muziekcultuur? ‘Ik heb daar geen definitie voor,’ zegt Gilbert, ‘New York is een smeltkroes van muziek in vele soorten en maten. En de verleiding is groot om te denken aan jazz en aan Gershwin die in de roaring twenties achter de piano zit in een club. Dat klinkt erg New ­Yorkish, al kan ik niet precies zeggen waarom.

Ik voel me enorm verbonden met deze muziek. En toch heb ik lange tijd, zeker in het begin van mijn ­carrière, geweigerd om dit soort programma’s te dirigeren. Ik wilde niet getypecast worden als Amerikaanse dirigent. Ik ben er trots op om Amerikaan te zijn en zo voel ik me ook, maar ik wilde en wil zoveel mogelijk divers werk dirigeren.

Alan Gilbert zit in de auto, hij heeft net gerepeteerd met het Koninklijk Orkest van Stockholm, waarvan hij eredirigent is, voor een concert dat een paar dagen later gestreamd zal gaan worden. Van een zaal met publiek is nog geen sprake ten tijde van het interview, het coronavirus slaat om zich heen. Zweden hanteert minder stringente maatregelen om het virus in te dammen, een orkestrepetitie zou op dit moment in Nederland niet mogelijk zijn. Gilbert spreekt zijn hoop uit op de concerten met het Concertgebouworkest op 10 en 11 september.

Vakmanschap

Op het programma staat muziek van ­Gilberts stadgenoot George Gershwin. Bestaat er zoiets als een New Yorkse muziekcultuur? ‘Ik heb daar geen definitie voor,’ zegt Gilbert, ‘New York is een smeltkroes van muziek in vele soorten en maten. En de verleiding is groot om te denken aan jazz en aan Gershwin die in de roaring twenties achter de piano zit in een club. Dat klinkt erg New ­Yorkish, al kan ik niet precies zeggen waarom.

Ik voel me enorm verbonden met deze muziek. En toch heb ik lange tijd, zeker in het begin van mijn ­carrière, geweigerd om dit soort programma’s te dirigeren. Ik wilde niet getypecast worden als Amerikaanse dirigent. Ik ben er trots op om Amerikaan te zijn en zo voel ik me ook, maar ik wilde en wil zoveel mogelijk divers werk dirigeren.

  • Alan Gilbert

    foto: Peter Hundert

    Alan Gilbert

    foto: Peter Hundert

  • Alan Gilbert

    foto: Peter Hundert

    Alan Gilbert

    foto: Peter Hundert

  • Alan Gilbert

    foto: Peter Hundert

    Alan Gilbert

    foto: Peter Hundert

  • Alan Gilbert

    foto: Peter Hundert

    Alan Gilbert

    foto: Peter Hundert

Gershwin schreef blije muziek, licht zelfs, maar dat neemt niet weg dat dit kwalitatief extreem goed werk is. Hij componeerde voor Broadway, zijn muziek is zo geavanceerd, het vakmanschap spat ervan af. Hij demonstreert dat er eigenlijk geen grens bestaat tussen muzikale genres. Duke Ellington zei altijd dat er maar twee soorten muziek zijn, goede muziek en die andere soort.’

Vanuit het hart

Alan Gilbert kent het werk van componisten als Bernstein en Gershwin door en door. Voordat hij aantrad als chef bij het NDR Elbphilharmonie Orchester in Hamburg zwaaide Gilbert – geboren New Yorker, Japanse trekken van moeders kant – acht jaar lang de scepter bij de New York Philharmonic, het orkest waarin zijn ouders viool speelden.

‘Dit orkest heeft grote invloed gehad op mij, van kindsbeen af. Amerikaanse muziek past de musici als een handschoen. Toen ik klein was speelden ze onder leiding van Leonard Bernstein, die lange tijd chef is geweest van het orkest. Zijn gezonde en natuurlijke fysiek paste bij de losse benadering van dit soort werk. Zijn manier van repeteren kwam voort uit het moment, de chemie met de musici. Hij kon didactisch zijn, gedetailleerd tot vervelens toe, maar ook volledig spontaan. Hij werkte vanuit zijn hart en was compromisloos.

‘Een gevoel voor jazz in je botten helpt de klassieke musicus wel’

Dat laatste herken ik. Ik ben een ­perfectionist. Ik heb een vrij sterk idee van wat ik zou willen horen, en ik doe mijn best om die klankvoorstelling zo dicht mogelijk te benaderen. Uiteindelijk gaat het erom dat je ruimte schept om de muziek tot leven te laten komen.’

Swing en groove

Een autodeur slaat dicht, een hond blaft enthousiast in de telefoon. Gilbert is een moment afgeleid als het huisdier om aandacht vraagt en er een bal de tuin ingegooid moet worden. ‘Nog even dit, aanhakend op Duke Ellington: wat je bij alle goede muziek moet hebben is gevoel voor stijl. Het is vrij eenvoudig om te begrijpen over welke stijl het bij Mozart gaat, dan praat je over klassiek, elegant, een manier van fraseren die makkelijk invoelbaar is. Voor het iconische symfonische werk bestaat er een vanzelfsprekend begrip van de stijl. Dat geldt ook voor Gershwin en Bernstein, zelfs al schreven zij populairder en jazzyer.

Gershwin schreef blije muziek, licht zelfs, maar dat neemt niet weg dat dit kwalitatief extreem goed werk is. Hij componeerde voor Broadway, zijn muziek is zo geavanceerd, het vakmanschap spat ervan af. Hij demonstreert dat er eigenlijk geen grens bestaat tussen muzikale genres. Duke Ellington zei altijd dat er maar twee soorten muziek zijn, goede muziek en die andere soort.’

Vanuit het hart

Alan Gilbert kent het werk van componisten als Bernstein en Gershwin door en door. Voordat hij aantrad als chef bij het NDR Elbphilharmonie Orchester in Hamburg zwaaide Gilbert – geboren New Yorker, Japanse trekken van moeders kant – acht jaar lang de scepter bij de New York Philharmonic, het orkest waarin zijn ouders viool speelden.

‘Dit orkest heeft grote invloed gehad op mij, van kindsbeen af. Amerikaanse muziek past de musici als een handschoen. Toen ik klein was speelden ze onder leiding van Leonard Bernstein, die lange tijd chef is geweest van het orkest. Zijn gezonde en natuurlijke fysiek paste bij de losse benadering van dit soort werk. Zijn manier van repeteren kwam voort uit het moment, de chemie met de musici. Hij kon didactisch zijn, gedetailleerd tot vervelens toe, maar ook volledig spontaan. Hij werkte vanuit zijn hart en was compromisloos.

‘Een gevoel voor jazz in je botten helpt de klassieke musicus wel’

Dat laatste herken ik. Ik ben een ­perfectionist. Ik heb een vrij sterk idee van wat ik zou willen horen, en ik doe mijn best om die klankvoorstelling zo dicht mogelijk te benaderen. Uiteindelijk gaat het erom dat je ruimte schept om de muziek tot leven te laten komen.’

Swing en groove

Een autodeur slaat dicht, een hond blaft enthousiast in de telefoon. Gilbert is een moment afgeleid als het huisdier om aandacht vraagt en er een bal de tuin ingegooid moet worden. ‘Nog even dit, aanhakend op Duke Ellington: wat je bij alle goede muziek moet hebben is gevoel voor stijl. Het is vrij eenvoudig om te begrijpen over welke stijl het bij Mozart gaat, dan praat je over klassiek, elegant, een manier van fraseren die makkelijk invoelbaar is. Voor het iconische symfonische werk bestaat er een vanzelfsprekend begrip van de stijl. Dat geldt ook voor Gershwin en Bernstein, zelfs al schreven zij populairder en jazzyer.

Wat lastig kan zijn voor orkesten is het lezen van de ritmes en tegelijk een natuurlijke swing geven aan de muziek. Swing: daar moet je over praten, je kunt het niet begrijpen. Het is een interpretatie van het ritme die niet strikt metronomisch is, het moet buitengewoon natuurlijk zijn en groove hebben.

Dat wil niet zeggen dat je niet superritmisch moet spelen. Die delicate balans tussen de losheid van het ritme en de precisie vormt een uitdaging. ­Wereldorkesten als het Concertgebouworkest zijn zo vertrouwd met vele stijlen dat dit repertoire geen vreemde taal is voor de musici. Wat me bij het Concertgebouworkest altijd opvalt is de veelzijdigheid en de virtuositeit op zoveel gebieden. Het orkest is krachtig, precies, analytisch en tegelijkertijd laat het flair en branie toe in de uitvoering.’

Alles

‘Zelf heb ik veel jazz gespeeld, en dat is belangrijk voor me. Mijn drumleraar op de middelbare school speelde in clubs, hem heb ik vaak gehoord. Verder was ik niet echt een clubganger, maar ik heb wel Oscar Peterson meegemaakt in The Blue Note, en om de hoek bij mijn ouders was ook een jazzclub.

Een gevoel voor jazz in je botten helpt de klassieke musicus wel. De musici die ik bewonder hebben affiniteit met vele soorten en stijlen muziek, zoals Stefano Bollani die in dit programma soleert in Gershwins Rhapsody in Blue. Ik heb nooit eerder met hem samengewerkt maar ben een enorme fan. Hij kan alles.’

Wat lastig kan zijn voor orkesten is het lezen van de ritmes en tegelijk een natuurlijke swing geven aan de muziek. Swing: daar moet je over praten, je kunt het niet begrijpen. Het is een interpretatie van het ritme die niet strikt metronomisch is, het moet buitengewoon natuurlijk zijn en groove hebben.

Dat wil niet zeggen dat je niet superritmisch moet spelen. Die delicate balans tussen de losheid van het ritme en de precisie vormt een uitdaging. ­Wereldorkesten als het Concertgebouworkest zijn zo vertrouwd met vele stijlen dat dit repertoire geen vreemde taal is voor de musici. Wat me bij het Concertgebouworkest altijd opvalt is de veelzijdigheid en de virtuositeit op zoveel gebieden. Het orkest is krachtig, precies, analytisch en tegelijkertijd laat het flair en branie toe in de uitvoering.’

Alles

‘Zelf heb ik veel jazz gespeeld, en dat is belangrijk voor me. Mijn drumleraar op de middelbare school speelde in clubs, hem heb ik vaak gehoord. Verder was ik niet echt een clubganger, maar ik heb wel Oscar Peterson meegemaakt in The Blue Note, en om de hoek bij mijn ouders was ook een jazzclub.

Een gevoel voor jazz in je botten helpt de klassieke musicus wel. De musici die ik bewonder hebben affiniteit met vele soorten en stijlen muziek, zoals Stefano Bollani die in dit programma soleert in Gershwins Rhapsody in Blue. Ik heb nooit eerder met hem samengewerkt maar ben een enorme fan. Hij kan alles.’

Dit artikel wordt u gratis aangeboden door Preludium. Meer lezen? Abonneer dan nu.