Nog geen account of wachtwoord vergeten? Klik hier
interview

Hoe stel je een cd-box van het Concertgebouworkest samen?

door Roland de Beer
24 mei 2021 24 mei 2021

Concertgebouworkest Live brengt regelmatig mooie cd’s en dvd’s uit, zoals recent de cd-box met alle Beethoven-symfonieën. Wie kiezen de opnamen voor zo’n compilatie? En hoe gaat dat in z’n werk? Aan het woord zijn muziekkenners Lodewijk Collette en Daniël Esser.

Zes of zeven ‘Eroica’’s kreeg beoordelaar Daniël Esser om de oren, of waren het er tien? Esser, kritisch luisteraar van nature, vurig cellist van huis uit en boven­al een doorgewinterd oud-musicus van het Concertgebouworkest, kreeg zijn porties Beethoven tijdens dagenlange luistersessies anoniem voorgeschoteld. Opname X van de ‘Eroica’ klonk ‘meeslepend, onstuimig.’ Maar opname Y mocht er ook zijn. Opname Z en nog een stel andere logen er ook niet om.

X won niettemin met afstand. ‘Door z’n lichtheid, z’n emotie, z’n beweging. Zó van nature!’ Vijf kruisjes scoorde deze ‘Eroica’-opname op de notitiebladen van Daniël Esser en zijn collega-keurmeester Lodewijk Collette, kenners bij uitstek van de klinkende historie van het Concertgebouworkest.

Die historie is sinds de jaren 1930 vastgelegd in duizenden live-opnamen. Bijna allemaal registraties van concerten die ooit rechtstreeks vanuit Het Concertgebouw werden uitgezonden op de radio. Ze liggen opgeslagen in een Hilversums archief van monumentale omvang. Collette en Esser hebben er al meer dan 160 cd’s uit samengesteld, uitgebracht sinds 1999 in een reeks verzamelboxen waarvan het eind nog niet in zicht is. De jongste productie, Beethoven Live, omvat de negen symfonieën van Beethoven in uitvoeringen met steeds een andere dirigent.

Zes of zeven ‘Eroica’’s kreeg beoordelaar Daniël Esser om de oren, of waren het er tien? Esser, kritisch luisteraar van nature, vurig cellist van huis uit en boven­al een doorgewinterd oud-musicus van het Concertgebouworkest, kreeg zijn porties Beethoven tijdens dagenlange luistersessies anoniem voorgeschoteld. Opname X van de ‘Eroica’ klonk ‘meeslepend, onstuimig.’ Maar opname Y mocht er ook zijn. Opname Z en nog een stel andere logen er ook niet om.

X won niettemin met afstand. ‘Door z’n lichtheid, z’n emotie, z’n beweging. Zó van nature!’ Vijf kruisjes scoorde deze ‘Eroica’-opname op de notitiebladen van Daniël Esser en zijn collega-keurmeester Lodewijk Collette, kenners bij uitstek van de klinkende historie van het Concertgebouworkest.

Die historie is sinds de jaren 1930 vastgelegd in duizenden live-opnamen. Bijna allemaal registraties van concerten die ooit rechtstreeks vanuit Het Concertgebouw werden uitgezonden op de radio. Ze liggen opgeslagen in een Hilversums archief van monumentale omvang. Collette en Esser hebben er al meer dan 160 cd’s uit samengesteld, uitgebracht sinds 1999 in een reeks verzamelboxen waarvan het eind nog niet in zicht is. De jongste productie, Beethoven Live, omvat de negen symfonieën van Beethoven in uitvoeringen met steeds een andere dirigent.

  • De cd-box Beethoven Live

    foto: Mediaproducties Concertgebouworkest

    De cd-box Beethoven Live

    foto: Mediaproducties Concertgebouworkest

  • De cd-box Beethoven Live

    foto: Mediaproducties Concertgebouworkest

    De cd-box Beethoven Live

    foto: Mediaproducties Concertgebouworkest

De knoppen en het gevoel

Wat moest er in de box en wat bleef achter? Intense luisterarbeid kwam eraan te pas. En steeds gebeurde dat, zegt Collette, ­verwijzend naar een bekend radioprogramma waarin muziekuitvoeringen blind met elkaar worden vergeleken, ‘op de Diskotabel-manier’. Zo kreeg Esser vooraf geen informatie over wie en wanneer. Collette, voormalig eindredacteur en producer van Radio Nederland Wereldomroep, had die kennis dan weer wel, want iemand moet nu eenmaal aan de knoppen zitten. ‘Maar zodra we afspelen, zet ik alle informatie eromheen van me af’, zegt Collette. ‘Hoe klinkt het? Wat zegt je gevoel? Daar gaat het om.’

Kubelík, Krips en Van Beinum visten met hun Tweede achter het net

Opname X van Beethovens Derde ­symfonie, ‘Eroica’ werd in 1988 gemaakt bij een NOS-zondagmiddagconcert onder leiding van Nikolaus Harnoncourt, een dirigent die toen nog door het leven ging als een strijdbare zendeling uit de oudemuziekbeweging. Bij het Concertgebouworkest was hij al regelmatig te gast geweest, maar nog nooit met een Beethovensymfonie. Zijn ‘Eroica’ gaf die van Kirill Kondrasjin het nakijken. De Russische titaan, ingeblikt in 1979, kreeg vier kruisjes van Collette en Esser. Een vergelijkbaar lot trof bijvoorbeeld de ‘Eroica’ van Leonard Bernstein.

Bernstein blijkt het publiek anno 1978 intussen te hebben gehypnotiseerd met een Tweede symfonie van verpletterende overtuigingskracht. Volgens Collette lijkt die uitvoering soms zelfs ‘volledig over the top’ te gaan. ‘Maar echt de beste.’ Voor Collette en Esser visten legenden als Rafael Kubelík, Josef Krips en Eduard van Beinum met hun Tweede achter het net.

Duizenden luisteruren

Met een Eerste, uitgevoerd in 1998, verloor Harnoncourt het op zijn beurt van David Zinman anno 2010. ‘Heerlijk lichtvoetig, ik zie de jonge Ludwig glimlachen’, zegt Esser. Roger Norrington was met zijn uitvoering van de Zesde symfonie, ‘Pastorale’ (Esser: ‘prachtig tempo, onbekommerd de natuur in’) Myung-whun Chung en Wolfgang Sawallisch de baas. Een Achtste onder Philippe Herreweghe anno 2003 (‘heel ritmisch en transparant; mooie accenten’) kreeg de voorkeur boven andere opnamen.

‘Ik zie de jonge Ludwig glimlachen’

De keuzeheren komen er met gepaste schroom mee voor de dag. ‘Want het klinkt arrogant, en dat is juist niet de bedoeling.’ Collette begon in 1999 aan een ‘sisyfusarbeid’, toen hij met Esser voor de Wereldomroep een eerste live-cd-box samenstelde rond oud-chef-dirigent en eredirigent Haitink. Tweeduizend uur luisteren zouden nog volgen. Volgens Collette heeft het zijn fascinatie voor de Concertgebouworkest-traditie en de groten die er dirigerend aan bijdroegen alleen maar verdiept. En Esser? Hij tekende al luisterend portretten van zijn luisterkompaan.

De knoppen en het gevoel

Wat moest er in de box en wat bleef achter? Intense luisterarbeid kwam eraan te pas. En steeds gebeurde dat, zegt Collette, ­verwijzend naar een bekend radioprogramma waarin muziekuitvoeringen blind met elkaar worden vergeleken, ‘op de Diskotabel-manier’. Zo kreeg Esser vooraf geen informatie over wie en wanneer. Collette, voormalig eindredacteur en producer van Radio Nederland Wereldomroep, had die kennis dan weer wel, want iemand moet nu eenmaal aan de knoppen zitten. ‘Maar zodra we afspelen, zet ik alle informatie eromheen van me af’, zegt Collette. ‘Hoe klinkt het? Wat zegt je gevoel? Daar gaat het om.’

Kubelík, Krips en Van Beinum visten met hun Tweede achter het net

Opname X van Beethovens Derde ­symfonie, ‘Eroica’ werd in 1988 gemaakt bij een NOS-zondagmiddagconcert onder leiding van Nikolaus Harnoncourt, een dirigent die toen nog door het leven ging als een strijdbare zendeling uit de oudemuziekbeweging. Bij het Concertgebouworkest was hij al regelmatig te gast geweest, maar nog nooit met een Beethovensymfonie. Zijn ‘Eroica’ gaf die van Kirill Kondrasjin het nakijken. De Russische titaan, ingeblikt in 1979, kreeg vier kruisjes van Collette en Esser. Een vergelijkbaar lot trof bijvoorbeeld de ‘Eroica’ van Leonard Bernstein.

Bernstein blijkt het publiek anno 1978 intussen te hebben gehypnotiseerd met een Tweede symfonie van verpletterende overtuigingskracht. Volgens Collette lijkt die uitvoering soms zelfs ‘volledig over the top’ te gaan. ‘Maar echt de beste.’ Voor Collette en Esser visten legenden als Rafael Kubelík, Josef Krips en Eduard van Beinum met hun Tweede achter het net.

Duizenden luisteruren

Met een Eerste, uitgevoerd in 1998, verloor Harnoncourt het op zijn beurt van David Zinman anno 2010. ‘Heerlijk lichtvoetig, ik zie de jonge Ludwig glimlachen’, zegt Esser. Roger Norrington was met zijn uitvoering van de Zesde symfonie, ‘Pastorale’ (Esser: ‘prachtig tempo, onbekommerd de natuur in’) Myung-whun Chung en Wolfgang Sawallisch de baas. Een Achtste onder Philippe Herreweghe anno 2003 (‘heel ritmisch en transparant; mooie accenten’) kreeg de voorkeur boven andere opnamen.

‘Ik zie de jonge Ludwig glimlachen’

De keuzeheren komen er met gepaste schroom mee voor de dag. ‘Want het klinkt arrogant, en dat is juist niet de bedoeling.’ Collette begon in 1999 aan een ‘sisyfusarbeid’, toen hij met Esser voor de Wereldomroep een eerste live-cd-box samenstelde rond oud-chef-dirigent en eredirigent Haitink. Tweeduizend uur luisteren zouden nog volgen. Volgens Collette heeft het zijn fascinatie voor de Concertgebouworkest-traditie en de groten die er dirigerend aan bijdroegen alleen maar verdiept. En Esser? Hij tekende al luisterend portretten van zijn luisterkompaan.

  • Lodewijk Collette geschetst tijdens het luisteren door Daniël Esser

    schets: Daniël Esser

    Lodewijk Collette geschetst tijdens het luisteren door Daniël Esser

    schets: Daniël Esser

  • Lodewijk Colette geschetst tijdens het luisteren door Daniël Esser

    schets: Daniël Esser

    Lodewijk Colette geschetst tijdens het luisteren door Daniël Esser

    schets: Daniël Esser

  • Lodewijk Collette geschetst tijdens het luisteren door Daniël Esser

    schets: Daniël Esser

    Lodewijk Collette geschetst tijdens het luisteren door Daniël Esser

    schets: Daniël Esser

  • Lodewijk Colette geschetst tijdens het luisteren door Daniël Esser

    schets: Daniël Esser

    Lodewijk Colette geschetst tijdens het luisteren door Daniël Esser

    schets: Daniël Esser

Wie zelf 35 jaar aan die traditie bijdroeg, was Daniël Esser. Een paar seconden quasi-Disko­tabel zijn voor de oud-orkestcellist genoeg om Harnoncourt te herkennen, en in gedachten terug te spoelen naar diens eerste ‘Eroica’-repetitie. ‘We dachten allemaal: wat gebeurt hier? Slaat hij de achtste noten? Slaat hij de kwarten? Dat tempo! Die accenten! We maakten een radicale omslag mee.’

Maar ook een bezonken Negende, opgenomen in 1985, wordt door Esser in een mum van tijd geïdentificeerd – en tot favoriet bestempeld. ‘Antal Doráti, wat een aristocraat. Hij kon een reusachtig werk in alle kalmte weergaloos laten opbloeien.’

Doráti, bijna tachtig destijds, dirigeerde eerder drie andere Beethovensymfonieën in Amsterdam, vóór hem de Negende werd toevertrouwd. Mariss Jansons, de enige (voormalige) chef-dirigent in het negenkoppige dirigentengezelschap op Beethoven Live, had ook een aantal Beethovensymfonieën met het orkest achter de rug, voor hij de Vijfde fijn­sleep die in 2008 door de AVRO voor de radio werd vastgelegd.

Eén restrictie

Wat opvalt, is dat vijf van de negen Beethovenautoriteiten die in deze cd-box zijn verzameld (Bernstein met de Tweede, Harnoncourt met de Derde, Norrington met de Zesde, Carlos Kleiber met de Zevende en Herreweghe met de Achtste) aantraden met een blanco staat van dienst wat betreft Beethovensymfonieën met het Concertgebouworkest. Ook opvallend: twee anderen waren invallers. Zinman verving met de Eerste een ziekgevallen Jansons. Blomstedt nam met een feestelijk uitpakkende Vierde ooit de plaats in van Riccardo Chailly, nadat de toenmalige chef zich had afgemeld.

‘Niks politiek, gewoon: ‘wie deed de mooiste Negende?’’

Maar op een extra-alert-musiceren-vanwege-spannende-omstandigheden hebben Esser en Collette niet gekoerst – al staat, zegt Esser, de collectieve spanning rond de eenmalige komst van de hyperflamboyante Carlos Kleiber, anno 1983, hem voor altijd in het geheugen gegrift. Collette: ‘We hadden gewoon onze longlists. Dat werden shortlists. Zo zat het. Er was maar één restrictie bij deze Beethovens: de orkestdirectie wilde dat het klankbeeld bij de moderne muziekluisteraar zou passen.’

Dit sloot Willem Mengelberg uit, en verkleinde de kansen voor Eduard van Beinum. Een Beethovenproductie met louter (oud-)chef-dirigenten lag daarom niet voor de hand en was ook niet het uitgangspunt. Beethoven Live is geen spin-off van de eerder door Collette en Esser samengestelde cd-boxen rond Haitink, Mengelberg, Van Beinum, Chailly en Jansons, maar kan eerder gezien worden als een vervolg op de retrospectieven die tot nu toe zijn uitgebracht onder de titel Anthology of the Royal Concertgebouw Orchestra, waarin behalve vijf chef-dirigenten zo’n 65 gastdirigenten door de orkestgeschiedenis paraderen.

Het neemt niet weg dat Haitink met Beethovens Vijfde torenhoog nummer één stond, na afspeelsessies waarin hij voor Esser en Collette wedijverde met Jansons, Fischer en Franz Welser-Möst. Tot teleurstelling van de samenstellers keurde Haitink de opname zelf af. ‘Voor de Negende had ik Haitink óók bovenaan de lijst’, zegt Collette. ‘Niks politiek, je laat je gewoon leiden door ‘wie deed de mooiste Negende’. Voor Daniël was dat absoluut Doráti. Omdat hij zelf in het orkest heeft gezeten, heb ik nederig het hoofd gebogen. Heel uitzonderlijk, want verder zijn we het al tweeëntwintig jaar lang over alles eens.’

Wie zijn Lodewijk Collette en Daniël Esser?
Lodewijk Collette studeerde piano aan het Utrechts Conservatorium en werd in 1978 onderscheiden met de Prix d’Excellence. Vanaf 1989 was hij muziekman van de Wereldomroep, tot die in 2012 stopte. Bij Nationale Opera & Ballet is hij sinds 2005 verantwoordelijk voor mediaproducties. Met Daniël Esser, die cello en compositie studeerde in Amsterdam en van 1979 tot 2014 deel uitmaakte van het Concert­gebouworkest, treedt hij op als kamermuziekduo. Getweeën leggen ze momenteel de laatste hand aan de samenstelling van een cd-box rond Nikolaus Harnoncourt.

Wie zelf 35 jaar aan die traditie bijdroeg, was Daniël Esser. Een paar seconden quasi-Disko­tabel zijn voor de oud-orkestcellist genoeg om Harnoncourt te herkennen, en in gedachten terug te spoelen naar diens eerste ‘Eroica’-repetitie. ‘We dachten allemaal: wat gebeurt hier? Slaat hij de achtste noten? Slaat hij de kwarten? Dat tempo! Die accenten! We maakten een radicale omslag mee.’

Maar ook een bezonken Negende, opgenomen in 1985, wordt door Esser in een mum van tijd geïdentificeerd – en tot favoriet bestempeld. ‘Antal Doráti, wat een aristocraat. Hij kon een reusachtig werk in alle kalmte weergaloos laten opbloeien.’

Doráti, bijna tachtig destijds, dirigeerde eerder drie andere Beethovensymfonieën in Amsterdam, vóór hem de Negende werd toevertrouwd. Mariss Jansons, de enige (voormalige) chef-dirigent in het negenkoppige dirigentengezelschap op Beethoven Live, had ook een aantal Beethovensymfonieën met het orkest achter de rug, voor hij de Vijfde fijn­sleep die in 2008 door de AVRO voor de radio werd vastgelegd.

Eén restrictie

Wat opvalt, is dat vijf van de negen Beethovenautoriteiten die in deze cd-box zijn verzameld (Bernstein met de Tweede, Harnoncourt met de Derde, Norrington met de Zesde, Carlos Kleiber met de Zevende en Herreweghe met de Achtste) aantraden met een blanco staat van dienst wat betreft Beethovensymfonieën met het Concertgebouworkest. Ook opvallend: twee anderen waren invallers. Zinman verving met de Eerste een ziekgevallen Jansons. Blomstedt nam met een feestelijk uitpakkende Vierde ooit de plaats in van Riccardo Chailly, nadat de toenmalige chef zich had afgemeld.

‘Niks politiek, gewoon: ‘wie deed de mooiste Negende?’’

Maar op een extra-alert-musiceren-vanwege-spannende-omstandigheden hebben Esser en Collette niet gekoerst – al staat, zegt Esser, de collectieve spanning rond de eenmalige komst van de hyperflamboyante Carlos Kleiber, anno 1983, hem voor altijd in het geheugen gegrift. Collette: ‘We hadden gewoon onze longlists. Dat werden shortlists. Zo zat het. Er was maar één restrictie bij deze Beethovens: de orkestdirectie wilde dat het klankbeeld bij de moderne muziekluisteraar zou passen.’

Dit sloot Willem Mengelberg uit, en verkleinde de kansen voor Eduard van Beinum. Een Beethovenproductie met louter (oud-)chef-dirigenten lag daarom niet voor de hand en was ook niet het uitgangspunt. Beethoven Live is geen spin-off van de eerder door Collette en Esser samengestelde cd-boxen rond Haitink, Mengelberg, Van Beinum, Chailly en Jansons, maar kan eerder gezien worden als een vervolg op de retrospectieven die tot nu toe zijn uitgebracht onder de titel Anthology of the Royal Concertgebouw Orchestra, waarin behalve vijf chef-dirigenten zo’n 65 gastdirigenten door de orkestgeschiedenis paraderen.

Het neemt niet weg dat Haitink met Beethovens Vijfde torenhoog nummer één stond, na afspeelsessies waarin hij voor Esser en Collette wedijverde met Jansons, Fischer en Franz Welser-Möst. Tot teleurstelling van de samenstellers keurde Haitink de opname zelf af. ‘Voor de Negende had ik Haitink óók bovenaan de lijst’, zegt Collette. ‘Niks politiek, je laat je gewoon leiden door ‘wie deed de mooiste Negende’. Voor Daniël was dat absoluut Doráti. Omdat hij zelf in het orkest heeft gezeten, heb ik nederig het hoofd gebogen. Heel uitzonderlijk, want verder zijn we het al tweeëntwintig jaar lang over alles eens.’

Wie zijn Lodewijk Collette en Daniël Esser?
Lodewijk Collette studeerde piano aan het Utrechts Conservatorium en werd in 1978 onderscheiden met de Prix d’Excellence. Vanaf 1989 was hij muziekman van de Wereldomroep, tot die in 2012 stopte. Bij Nationale Opera & Ballet is hij sinds 2005 verantwoordelijk voor mediaproducties. Met Daniël Esser, die cello en compositie studeerde in Amsterdam en van 1979 tot 2014 deel uitmaakte van het Concert­gebouworkest, treedt hij op als kamermuziekduo. Getweeën leggen ze momenteel de laatste hand aan de samenstelling van een cd-box rond Nikolaus Harnoncourt.

Dit artikel wordt u gratis aangeboden door Preludium. Meer lezen? Abonneer dan nu.