Nog geen account of wachtwoord vergeten? Klik hier
achtergrond

Zijn het muzikale Oosten en Westen verenigbaar?

door Hafez Ismaili m’Hamdi
01 nov. 2017 01 november 2017

Met Turning East richt Het Concertgebouw zijn aandacht op het Oosten. En daar zijn goede redenen voor. Het Oosten is rijk aan cultuur en herbergt een schat aan prachtige architectuur, poëzie en uiteraard muziek. Een verkenning door filosoof en musicus Hafez Ismaili m’Hamdi.

Een goede vraag om mee te beginnen: wat is dat eigenlijk, muziek uit ‘het Oosten’? Daar is geen eenvoudig of eenduidig antwoord op te geven. Een aanzienlijk deel ­‘oosterse’ muziek komt namelijk helemaal niet, of niet meer, uit het Oosten. Muziek uit bijvoorbeeld Noord-Afrika zoals gnawa-­muziek uit ­Marokko of raï uit ­Algerije ­noemen we met hetzelfde gemak ook oosterse muziek. Bovendien, de muziek die daadwerkelijk uit het Oosten komt is zelf een rijk amalgaam van invloeden uit Andalusië, Griekenland, India, Afrika en in toenemende mate uit West-Europa en de Verenigde Staten.

De karavanen van weleer die langs de eeuwenoude Zijderoute liepen, vervoerden meer dan alleen handelswaar

Daar is niets vreemds aan. De mens beweegt, en de muziek beweegt met hem mee. De karavanen van weleer die langs de ­eeuwenoude Zijderoute liepen, vervoerden meer dan alleen handelswaar. Ook cultuur, en muziek in het bijzonder, werd langs deze route, die van het Verre Oosten tot aan de ­Middellandse Zee liep, uitgewisseld. Van Palmyra tot aan Constantinopel en van Isfahan tot aan X’ian reisden musici langs de vele handelsoorden om hun exotische handelswaar – de muziek – ten gehore te brengen.

Ze brachten hun traditionele instrumenten mee en die raakten na verloop van tijd ingeburgerd op hun nieuwe plek van bestemming. Neem bijvoorbeeld een van de oudste instrumenten: de ney. Afbeeldingen van deze rieten fluit waren al te vinden op de muren van de Egyptische pyramides. Maar de ney is ook in onze tijd nog steeds alom aanwezig in zowel traditionele Arabische en Perzische muziek als in popmuziek uit het Oosten.

Bach ontmoet soefi

De oosterse musici werden door meer dan alleen voor hen uitheemse klanken beïnvloed. In de maqām (melodische modus of ‘toonladder’), wazn (de ritmische basis van composities) en de verschillende stemmingen van de instrumenten zijn sporen van de euclidische meetkunde, ­Arabische poëzie en zelfs architectuur terug te horen.

Een goede vraag om mee te beginnen: wat is dat eigenlijk, muziek uit ‘het Oosten’? Daar is geen eenvoudig of eenduidig antwoord op te geven. Een aanzienlijk deel ­‘oosterse’ muziek komt namelijk helemaal niet, of niet meer, uit het Oosten. Muziek uit bijvoorbeeld Noord-Afrika zoals gnawa-­muziek uit ­Marokko of raï uit ­Algerije ­noemen we met hetzelfde gemak ook oosterse muziek. Bovendien, de muziek die daadwerkelijk uit het Oosten komt is zelf een rijk amalgaam van invloeden uit Andalusië, Griekenland, India, Afrika en in toenemende mate uit West-Europa en de Verenigde Staten.

De karavanen van weleer die langs de eeuwenoude Zijderoute liepen, vervoerden meer dan alleen handelswaar

Daar is niets vreemds aan. De mens beweegt, en de muziek beweegt met hem mee. De karavanen van weleer die langs de ­eeuwenoude Zijderoute liepen, vervoerden meer dan alleen handelswaar. Ook cultuur, en muziek in het bijzonder, werd langs deze route, die van het Verre Oosten tot aan de ­Middellandse Zee liep, uitgewisseld. Van Palmyra tot aan Constantinopel en van Isfahan tot aan X’ian reisden musici langs de vele handelsoorden om hun exotische handelswaar – de muziek – ten gehore te brengen.

Ze brachten hun traditionele instrumenten mee en die raakten na verloop van tijd ingeburgerd op hun nieuwe plek van bestemming. Neem bijvoorbeeld een van de oudste instrumenten: de ney. Afbeeldingen van deze rieten fluit waren al te vinden op de muren van de Egyptische pyramides. Maar de ney is ook in onze tijd nog steeds alom aanwezig in zowel traditionele Arabische en Perzische muziek als in popmuziek uit het Oosten.

Bach ontmoet soefi

De oosterse musici werden door meer dan alleen voor hen uitheemse klanken beïnvloed. In de maqām (melodische modus of ‘toonladder’), wazn (de ritmische basis van composities) en de verschillende stemmingen van de instrumenten zijn sporen van de euclidische meetkunde, ­Arabische poëzie en zelfs architectuur terug te horen.

  • Ud

    foto: Al Eyad

    Ud

    foto: Al Eyad

  • Ud

    foto: Al Eyad

    Ud

    foto: Al Eyad

Een centrale figuur in het beschrijven en verfijnen van deze invloeden was de filosoof en muziekgeleerde Aboe Nasr al-­Farabi (ca. 870-950). Zijn studie naar de vele aspecten van de oosterse muziek is vastgelegd in zijn Kitab al-Musiqa al-Kabir, het grote boek van de muziek.

Er is een wereld aan beschaving terug te vinden in de oosterse muziek. Dat maakt dat het zeker niet meevalt om over oosterse muziek als afgebakend fenomeen te ­spreken. Net zoals de westerse muziek heeft de oosterse muziek wortels die eeuwenoud en continentenbreed vertakt zijn. Daarom zie ik uit naar hoe het ‘Bach ontmoet soefi’-concert van 25 november deze diversiteit ten gehore zal brengen.

Hoe zullen de theorbe en de tar, verre neven van elkaar, samenklinken? Hoe zal de barokke harmonie van het Westen de soefimelodieën van het Oosten dragen? Maar op de keper beschouwd heeft de Barok van Bach de muziek van de soefi’s reeds ontmoet.

Familiejuweel

Ondanks een lange traditie van vernieuwing worden de oosterse cultuur en muziek weleens gepresenteerd als oude en onveranderbare fenomenen; alsof ze een familiejuweel zijn dat generaties lang van hand tot hand wordt doorgegeven. Ergens is dat ook wel te begrijpen. Wat zou de muziek uit het ­Oosten zijn zonder de traditionele instrumenten zoals de ney, de qānūn (de cimbalom uit het Oosten) en de riq (de Arabische tamboerijn)?

Deze eeuwenoude instrumenten brengen eeuwenoude klanken voort; mooie klanken die we graag willen behouden. Maar de muziek uit het Oosten is meer dan alleen een te koesteren artefact uit het verleden. Deze muziek bestaat bij de gratie van vermenging, ontwikkeling, aanpassing en improvisatie. Een van de kenmerken van deze muziek is dat verschillende uitvoeringen van een compositie ook telkens verschillend klinken. De echte muzikale meesters zijn in staat om één lied talloze gezichten te geven.

De piano en de elektrische gitaar deden bijvoorbeeld hun intrede in de Arabische muziek. Is dat een verrijking of een verarming?

Om inspiratie op te doen, deden (en doen) musici onderzoek naar andere uitvoeringspraktijken. Zo is er met bijzonder veel interesse geluisterd naar de klassieke muziek uit het Westen. De piano en de elektrische gitaar deden bijvoorbeeld hun intrede in de Arabische muziek. Is dat een verrijking of een verarming van deze muziek?

Behoud en ontwikkeling

Dit soort vragen stond op de agenda van het internationale congres over de Arabische muziek dat in 1932 in Cairo werd ­gehouden. Dit congres wordt nog steeds gezien als een zeer belangrijke impuls ter bevordering van de muziek uit het Oosten. Te gast was een gevarieerd publiek van musici, musicologen en academici uit het Oosten en Westen. Béla Bartók, Paul Hindemith, Muhammed Abd-al Wahhab en Sammi Shawwa, allen tezamen tijdens één bijeenkomst; dat is nog eens ‘East meets West’!

Op de agenda stond de oosterse muziek van Marokko tot het Midden-Oosten. De inzet was het preserveren en vernieuwen, het beluisteren en het uitvoeren, het nadenken over en het ervaren van deze muziek. En hoe mooi een debat over het preserveren en vernieuwen van muziek ook mag klinken, eenvoudig is het niet. Een te grote nadruk op het behoud staat mogelijkerwijs ontwikkeling in de weg. Verder kan het stereotyperingen in de hand werken; de muziek krijgt een hoog ‘sprookjes van 1001 nacht’-gehalte.

Een centrale figuur in het beschrijven en verfijnen van deze invloeden was de filosoof en muziekgeleerde Aboe Nasr al-­Farabi (ca. 870-950). Zijn studie naar de vele aspecten van de oosterse muziek is vastgelegd in zijn Kitab al-Musiqa al-Kabir, het grote boek van de muziek.

Er is een wereld aan beschaving terug te vinden in de oosterse muziek. Dat maakt dat het zeker niet meevalt om over oosterse muziek als afgebakend fenomeen te ­spreken. Net zoals de westerse muziek heeft de oosterse muziek wortels die eeuwenoud en continentenbreed vertakt zijn. Daarom zie ik uit naar hoe het ‘Bach ontmoet soefi’-concert van 25 november deze diversiteit ten gehore zal brengen.

Hoe zullen de theorbe en de tar, verre neven van elkaar, samenklinken? Hoe zal de barokke harmonie van het Westen de soefimelodieën van het Oosten dragen? Maar op de keper beschouwd heeft de Barok van Bach de muziek van de soefi’s reeds ontmoet.

Familiejuweel

Ondanks een lange traditie van vernieuwing worden de oosterse cultuur en muziek weleens gepresenteerd als oude en onveranderbare fenomenen; alsof ze een familiejuweel zijn dat generaties lang van hand tot hand wordt doorgegeven. Ergens is dat ook wel te begrijpen. Wat zou de muziek uit het ­Oosten zijn zonder de traditionele instrumenten zoals de ney, de qānūn (de cimbalom uit het Oosten) en de riq (de Arabische tamboerijn)?

Deze eeuwenoude instrumenten brengen eeuwenoude klanken voort; mooie klanken die we graag willen behouden. Maar de muziek uit het Oosten is meer dan alleen een te koesteren artefact uit het verleden. Deze muziek bestaat bij de gratie van vermenging, ontwikkeling, aanpassing en improvisatie. Een van de kenmerken van deze muziek is dat verschillende uitvoeringen van een compositie ook telkens verschillend klinken. De echte muzikale meesters zijn in staat om één lied talloze gezichten te geven.

De piano en de elektrische gitaar deden bijvoorbeeld hun intrede in de Arabische muziek. Is dat een verrijking of een verarming?

Om inspiratie op te doen, deden (en doen) musici onderzoek naar andere uitvoeringspraktijken. Zo is er met bijzonder veel interesse geluisterd naar de klassieke muziek uit het Westen. De piano en de elektrische gitaar deden bijvoorbeeld hun intrede in de Arabische muziek. Is dat een verrijking of een verarming van deze muziek?

Behoud en ontwikkeling

Dit soort vragen stond op de agenda van het internationale congres over de Arabische muziek dat in 1932 in Cairo werd ­gehouden. Dit congres wordt nog steeds gezien als een zeer belangrijke impuls ter bevordering van de muziek uit het Oosten. Te gast was een gevarieerd publiek van musici, musicologen en academici uit het Oosten en Westen. Béla Bartók, Paul Hindemith, Muhammed Abd-al Wahhab en Sammi Shawwa, allen tezamen tijdens één bijeenkomst; dat is nog eens ‘East meets West’!

Op de agenda stond de oosterse muziek van Marokko tot het Midden-Oosten. De inzet was het preserveren en vernieuwen, het beluisteren en het uitvoeren, het nadenken over en het ervaren van deze muziek. En hoe mooi een debat over het preserveren en vernieuwen van muziek ook mag klinken, eenvoudig is het niet. Een te grote nadruk op het behoud staat mogelijkerwijs ontwikkeling in de weg. Verder kan het stereotyperingen in de hand werken; de muziek krijgt een hoog ‘sprookjes van 1001 nacht’-gehalte.

Dit artikel wordt u gratis aangeboden door Preludium. Meer lezen? Abonneer dan nu.