Nog geen account of wachtwoord vergeten? Klik hier

Portret: Jaap van Zweden

door Henriette Posthuma de Boer
01 mei 2017 01 mei 2017

Het was in 2008 dat Jaap van Zweden voor de laatste keer het orkest dirigeerde waar hij bijna dertig jaar eerder als jongste concertmeester ooit zijn carrière begon. Veel van zijn vroegere collega’s hebben sindsdien het Koninklijk Concertgebouworkest verlaten, van de huidige musici kennen velen hem misschien alleen van naam. Deze maand kunnen zij met hem kennismaken.

‘In de beginjaren is het voor Jaap niet gemakkelijk geweest opeens voor zijn collega’s op de bok te staan’, zegt Joel Ethan Fried, adjunct-directeur artistieke zaken van het Koninklijk Concertgebouworkest. ‘Maar de nieuwe generatie musici staat volledig open voor deze voor hen nieuwe dirigent. We zijn dan ook heel blij met zijn komst en kunnen ons erop verheugen dat hij het volgend seizoen in mei weer terugkomt.’

Het verhaal van Van Zwedens indrukwekkende carrière leest als de ultieme American dream. De kleine Amsterdamse jongen met het grote talent, met zijn passie voor voetbal, maar meer nog voor vioolspelen. ‘Mijn vader was pianist, hij speelde samen met bassisten, violisten, vooral zigeunermuziek. Er werd thuis gerepeteerd. Daar hoorde ik voor het eerst een viool en ik was meteen verkocht. Een instrument leren spelen, dat werd mijn grootste ambitie.’

Jaap kreeg zijn viooltje en al gauw mocht hij op de kaartclub van zijn vader laten horen wat hij kon. Voor een zevenjarige jongen was dat heel wat. Zijn vader zou zich later herinneren: ‘Jaap wilde overal spelen. In het bejaardentehuis, op de boksclub, waar dan ook. Na een optreden in het Vondelpark wilde hij zelfs niet meer van het podium af. Acht was hij toen.’

Keihard

Op zijn zestiende werd het ambitieuze Amsterdamse jongetje uitverkoren om in New York te komen studeren aan de ­Juilliard School of Music. Het befaamde instituut, dat hij ‘een broedplaats voor extreem talent’ noemde, werd een leerschool voor het leven. ‘Je wordt er keihard met twee benen op de grond gezet. Het eerste jaar heeft niemand me goedendag gezegd, pas toen ik een competitie had gewonnen, vroegen ze hoe ik heette.'

'Ik ben er heel eenzaam geweest, maar heb er veel geleerd, vooral van mijn medestudenten, topviolisten als Shlomo Mintz, Nigel Kennedy. Het belangrijkste wat we er leerden was los te komen van ­technische moeilijkheden, zodat je vrij kunt zijn om over te brengen wat je wilt.’

'Pas toen ik een competitie had gewonnen, vroegen ze hoe ik heette'

Terug in Nederland werd hij met zijn negentien jaar de jongste concertmeester die ooit op de eerste stoel van het Concertgebouworkest zat. Hij is er zestien jaar gebleven en hoe lang hij er ook al weg is, hoeveel andere orkesten hij inmiddels heeft leren kennen, de invloed van zijn tijd bij dat orkest blijft voelbaar. ‘Ik heb er muziek met ­verschillende kleuren leren schilderen. Stond er iemand als Giulini of Bernstein op de bok, dan schilderden we met olieverf, maakte kort daarna Harnoncourt zijn opwachting, dan was de techniek aquarel. Dat heb ik altijd vastgehouden.’

Het is dan ook niet verwonderlijk dat hij een van zijn opvolgers bij het Concertgebouw­orkest, Alexander Kerr, vroeg voor de functie van concertmeester bij het Dallas ­Symphony Orchestra, waarvan hij in 2008 tot chef-­dirigent werd benoemd. ‘Ik vertrouw hem’, zou hij in het televisieprogramma Vrije Geluiden zijn keuze toelichten.

'Bernstein wilde vanuit de zaal luisteren hoe het orkest klonk. Of ik het stokje maar even wilde overnemen.' 

‘We hebben dezelfde opvattingen, zowel persoonlijk als professioneel. En we delen eenzelfde ambitie: het orkest beter maken.’ Kerr omschrijft Van Zweden als ‘een groot technisch dirigent, direct en inspirerend. Hij werkt heel gedetailleerd, zijn streven is om snel en efficiënt tot de kern van de muziek door te dringen. Het gaat hem alleen om de muziek, nooit om zichzelf.’

Van viool naar baton

Hoe gewaardeerd de vioolvirtuoos als concert­meester ook was, zijn eerste ­ervaring als dirigent zou nieuwe vergezichten voor hem openen. ‘We speelden met het orkest in Berlijn, Mahlers Eerste onder leiding van Leonard Bernstein. Het gebouw was gerenoveerd en Bernstein wilde vanuit de zaal luisteren hoe het orkest klonk. Of ik het stokje maar even wilde overnemen en het eerste deel laten spelen. Ik had nog nooit een noot gedirigeerd!'

'En wat zei Bernstein? Hij zei: “Dat was heel slecht, maar toch zag ik iets waarvan ik denk: dat zou iets voor je kunnen zijn.” Voor mij was het gevoel zo in het midden van de muziek te staan overweldigend. Ja, dacht ik, daar ga ik me op storten.’

‘In de beginjaren is het voor Jaap niet gemakkelijk geweest opeens voor zijn collega’s op de bok te staan’, zegt Joel Ethan Fried, adjunct-directeur artistieke zaken van het Koninklijk Concertgebouworkest. ‘Maar de nieuwe generatie musici staat volledig open voor deze voor hen nieuwe dirigent. We zijn dan ook heel blij met zijn komst en kunnen ons erop verheugen dat hij het volgend seizoen in mei weer terugkomt.’

Het verhaal van Van Zwedens indrukwekkende carrière leest als de ultieme American dream. De kleine Amsterdamse jongen met het grote talent, met zijn passie voor voetbal, maar meer nog voor vioolspelen. ‘Mijn vader was pianist, hij speelde samen met bassisten, violisten, vooral zigeunermuziek. Er werd thuis gerepeteerd. Daar hoorde ik voor het eerst een viool en ik was meteen verkocht. Een instrument leren spelen, dat werd mijn grootste ambitie.’

Jaap kreeg zijn viooltje en al gauw mocht hij op de kaartclub van zijn vader laten horen wat hij kon. Voor een zevenjarige jongen was dat heel wat. Zijn vader zou zich later herinneren: ‘Jaap wilde overal spelen. In het bejaardentehuis, op de boksclub, waar dan ook. Na een optreden in het Vondelpark wilde hij zelfs niet meer van het podium af. Acht was hij toen.’

Keihard

Op zijn zestiende werd het ambitieuze Amsterdamse jongetje uitverkoren om in New York te komen studeren aan de ­Juilliard School of Music. Het befaamde instituut, dat hij ‘een broedplaats voor extreem talent’ noemde, werd een leerschool voor het leven. ‘Je wordt er keihard met twee benen op de grond gezet. Het eerste jaar heeft niemand me goedendag gezegd, pas toen ik een competitie had gewonnen, vroegen ze hoe ik heette.'

'Ik ben er heel eenzaam geweest, maar heb er veel geleerd, vooral van mijn medestudenten, topviolisten als Shlomo Mintz, Nigel Kennedy. Het belangrijkste wat we er leerden was los te komen van ­technische moeilijkheden, zodat je vrij kunt zijn om over te brengen wat je wilt.’

'Pas toen ik een competitie had gewonnen, vroegen ze hoe ik heette'

Terug in Nederland werd hij met zijn negentien jaar de jongste concertmeester die ooit op de eerste stoel van het Concertgebouworkest zat. Hij is er zestien jaar gebleven en hoe lang hij er ook al weg is, hoeveel andere orkesten hij inmiddels heeft leren kennen, de invloed van zijn tijd bij dat orkest blijft voelbaar. ‘Ik heb er muziek met ­verschillende kleuren leren schilderen. Stond er iemand als Giulini of Bernstein op de bok, dan schilderden we met olieverf, maakte kort daarna Harnoncourt zijn opwachting, dan was de techniek aquarel. Dat heb ik altijd vastgehouden.’

Het is dan ook niet verwonderlijk dat hij een van zijn opvolgers bij het Concertgebouw­orkest, Alexander Kerr, vroeg voor de functie van concertmeester bij het Dallas ­Symphony Orchestra, waarvan hij in 2008 tot chef-­dirigent werd benoemd. ‘Ik vertrouw hem’, zou hij in het televisieprogramma Vrije Geluiden zijn keuze toelichten.

'Bernstein wilde vanuit de zaal luisteren hoe het orkest klonk. Of ik het stokje maar even wilde overnemen.' 

‘We hebben dezelfde opvattingen, zowel persoonlijk als professioneel. En we delen eenzelfde ambitie: het orkest beter maken.’ Kerr omschrijft Van Zweden als ‘een groot technisch dirigent, direct en inspirerend. Hij werkt heel gedetailleerd, zijn streven is om snel en efficiënt tot de kern van de muziek door te dringen. Het gaat hem alleen om de muziek, nooit om zichzelf.’

Van viool naar baton

Hoe gewaardeerd de vioolvirtuoos als concert­meester ook was, zijn eerste ­ervaring als dirigent zou nieuwe vergezichten voor hem openen. ‘We speelden met het orkest in Berlijn, Mahlers Eerste onder leiding van Leonard Bernstein. Het gebouw was gerenoveerd en Bernstein wilde vanuit de zaal luisteren hoe het orkest klonk. Of ik het stokje maar even wilde overnemen en het eerste deel laten spelen. Ik had nog nooit een noot gedirigeerd!'

'En wat zei Bernstein? Hij zei: “Dat was heel slecht, maar toch zag ik iets waarvan ik denk: dat zou iets voor je kunnen zijn.” Voor mij was het gevoel zo in het midden van de muziek te staan overweldigend. Ja, dacht ik, daar ga ik me op storten.’

  • Leonard Bernstein en Jaap van Zweden

    in 1985, foto: Paul Vreeker

    Leonard Bernstein en Jaap van Zweden

    in 1985, foto: Paul Vreeker

  • Leonard Bernstein en Jaap van Zweden

    in 1985, foto: Paul Vreeker

    Leonard Bernstein en Jaap van Zweden

    in 1985, foto: Paul Vreeker

In 1995 verliet hij het ­Concertgebouworkest, om als chef-dirigent het Orkest van het Oosten te gaan leiden. Zijn uitzonderlijke prestaties bleven niet onopgemerkt, tal van orkesten volgden, in binnen- en buitenland, hij vloog van jetlag naar jetlag. Tot hij vorig jaar voor een zeer prestigieuze positie in de muziekwereld werd gevraagd: music ­director van de New York Philharmonic, waar hij zich in 2012 voor het eerst als gastdirigent had gemanifesteerd.

Tegenover Peter van der Lint in Trouw bekende hij ‘dat hij meteen vanaf zijn debuut voelde dat het klikte met de musici. Het orkest in New York staat als behoorlijk lastig bekend, maar daar heb ik nog niet één seconde iets van gemerkt’.

'Jaap zal ieder orkest ­tegemoet ­treden op de manier die bij dat ­specifieke orkest past'

Zelf mag hij er nuchter onder zijn gebleven, zijn benoeming maakte nogal wat los in de Amerikaanse media. In de New York Times zette David Allen de voors en tegens op een rijtje, met als slotconclusie dat Van Zweden verrassend goed is in Wagner, sterk in Bruckner, verfrissend door zijn affiniteit met eigentijdse muziek. He’s solid and he’s getting better, luidt het eindoordeel.

‘De pers daar kan heel onredelijk zijn’, weet Joel Ethan Fried. ‘Op dat niveau moet je een grote jongen zijn en je er niets van aan trekken. Het is de moeilijkste baan ter wereld, maar Jaap is iemand die van uitdagingen houdt. De ijzeren man met de fluwelen handschoen, zoals Muti hem ooit ­noemde, is daar nodig. En vergeet niet: Jaap heeft ervaring op drie continenten [Van ­Zweden is sinds 2012 chef-dirigent van de Hong Kong ­Philharmonic, red.]. Hij zal ieder orkest ­tegemoet ­treden op de manier die bij dat ­specifieke orkest past.’

Terug op het nest

Deze maand staat Van Zweden dus na lange tijd weer voor zijn oude orkest. ‘Het repertoire hebben we min of meer samen gekozen’, vertelt Fried. ‘Zoals bij elk programma is erover onderhandeld: de directie heeft wensen, maar de dirigent ook. Wij proberen stukken te kiezen die we niet al vorig ­seizoen hebben gespeeld. Sjostakovitsj’ ­Achtste ­symfonie is in 2011 voor het laatst gegaan en dat wilde Jaap heel graag doen. Samen zochten we een Russisch soloconcert dat ­daarbij zou passen.'

'Dat werd Prokofjevs ­Derde ­pianoconcert. De solist maakt zijn debuut bij het orkest: Denis Kozhukhin, een jonge Rus geboren in 1985 en in 2010 eerste prijswinnaar op het Elizabeth Concours. We hadden hem eerder bij het orkest gevraagd, maar toen was hij verhinderd. Ik ben blij dat hij nu wel tijd heeft. Voor Jaap wordt het een verrassing, want hij kende hem alleen van naam.’

'Muziek doet vreemde dingen met je'

Sjostakovitsj hoort tot Van Zwedens ­favoriete componisten. ‘Hij neemt je mee op een emotionele reis,’ zei hij ooit. ‘Hij trekt je in zijn wereld en je wordt er deel van. Het is altijd een ongelooflijke ervaring. Muziek doet vreemde dingen met je. Het doet je beseffen dat je niet alleen staat in het verdriet om het alleen komen en alleen gaan.’

Terug in Amsterdam zal Van Zweden ook meer tijd kunnen besteden aan zijn ­familie: zijn onmisbare vrouw Aaltje, hun vier kinderen, en kleinzoon Rafael Daniel, voor wie hij zich een verrassend lieve grootvader toont. ‘Echt leuk wordt het natuurlijk pas als hij gaat voetballen,’ zegt opa hoopvol. ‘Ik denk dat ik tegen die tijd wel wat minder ga ­werken!’

In 1995 verliet hij het ­Concertgebouworkest, om als chef-dirigent het Orkest van het Oosten te gaan leiden. Zijn uitzonderlijke prestaties bleven niet onopgemerkt, tal van orkesten volgden, in binnen- en buitenland, hij vloog van jetlag naar jetlag. Tot hij vorig jaar voor een zeer prestigieuze positie in de muziekwereld werd gevraagd: music ­director van de New York Philharmonic, waar hij zich in 2012 voor het eerst als gastdirigent had gemanifesteerd.

Tegenover Peter van der Lint in Trouw bekende hij ‘dat hij meteen vanaf zijn debuut voelde dat het klikte met de musici. Het orkest in New York staat als behoorlijk lastig bekend, maar daar heb ik nog niet één seconde iets van gemerkt’.

'Jaap zal ieder orkest ­tegemoet ­treden op de manier die bij dat ­specifieke orkest past'

Zelf mag hij er nuchter onder zijn gebleven, zijn benoeming maakte nogal wat los in de Amerikaanse media. In de New York Times zette David Allen de voors en tegens op een rijtje, met als slotconclusie dat Van Zweden verrassend goed is in Wagner, sterk in Bruckner, verfrissend door zijn affiniteit met eigentijdse muziek. He’s solid and he’s getting better, luidt het eindoordeel.

‘De pers daar kan heel onredelijk zijn’, weet Joel Ethan Fried. ‘Op dat niveau moet je een grote jongen zijn en je er niets van aan trekken. Het is de moeilijkste baan ter wereld, maar Jaap is iemand die van uitdagingen houdt. De ijzeren man met de fluwelen handschoen, zoals Muti hem ooit ­noemde, is daar nodig. En vergeet niet: Jaap heeft ervaring op drie continenten [Van ­Zweden is sinds 2012 chef-dirigent van de Hong Kong ­Philharmonic, red.]. Hij zal ieder orkest ­tegemoet ­treden op de manier die bij dat ­specifieke orkest past.’

Terug op het nest

Deze maand staat Van Zweden dus na lange tijd weer voor zijn oude orkest. ‘Het repertoire hebben we min of meer samen gekozen’, vertelt Fried. ‘Zoals bij elk programma is erover onderhandeld: de directie heeft wensen, maar de dirigent ook. Wij proberen stukken te kiezen die we niet al vorig ­seizoen hebben gespeeld. Sjostakovitsj’ ­Achtste ­symfonie is in 2011 voor het laatst gegaan en dat wilde Jaap heel graag doen. Samen zochten we een Russisch soloconcert dat ­daarbij zou passen.'

'Dat werd Prokofjevs ­Derde ­pianoconcert. De solist maakt zijn debuut bij het orkest: Denis Kozhukhin, een jonge Rus geboren in 1985 en in 2010 eerste prijswinnaar op het Elizabeth Concours. We hadden hem eerder bij het orkest gevraagd, maar toen was hij verhinderd. Ik ben blij dat hij nu wel tijd heeft. Voor Jaap wordt het een verrassing, want hij kende hem alleen van naam.’

'Muziek doet vreemde dingen met je'

Sjostakovitsj hoort tot Van Zwedens ­favoriete componisten. ‘Hij neemt je mee op een emotionele reis,’ zei hij ooit. ‘Hij trekt je in zijn wereld en je wordt er deel van. Het is altijd een ongelooflijke ervaring. Muziek doet vreemde dingen met je. Het doet je beseffen dat je niet alleen staat in het verdriet om het alleen komen en alleen gaan.’

Terug in Amsterdam zal Van Zweden ook meer tijd kunnen besteden aan zijn ­familie: zijn onmisbare vrouw Aaltje, hun vier kinderen, en kleinzoon Rafael Daniel, voor wie hij zich een verrassend lieve grootvader toont. ‘Echt leuk wordt het natuurlijk pas als hij gaat voetballen,’ zegt opa hoopvol. ‘Ik denk dat ik tegen die tijd wel wat minder ga ­werken!’

Dit artikel wordt u gratis aangeboden door Preludium. Meer lezen? Abonneer dan nu.