Nog geen account of wachtwoord vergeten? Klik hier
portret

Daniel Harding deinst nergens voor terug

door Floris Don
01 mrt. 2016 01 maart 2016

'Le sacre' op Lowlands? Dirigent Daniel Harding deinst nergens voor terug. We nemen zijn carrière onder de loep.

Kun je een dirigent duiden aan de hand van zijn of haar repertoire? In dat geval is Daniel Harding een droom voor de programmeur: avontuurlijk, flexibel en constant. Uit de ruim dertig concerten die hij bij het Koninklijk Concertgebouworkest leidde, valt een panoramisch vergezicht samen te stellen. Meteen zijn debuut in 2004 was indrukwekkend. Naast Benjamin Britten klonk het pompende Asyla van Thomas Adès en het hondsmoeilijke Pianoconcert van Witold Lutosławski.

Beginnende dirigenten zeggen overal ja te­gen, en inderdaad bestendigde Harding zijn reputatie als jonge topper daarna vooral in het meest geliefde repertoire: Beethoven, Mahler, Dvořak, Brahms, Schumann. Maar in 2015 zet hij gretig de tanden in een werk van huiscomponist Richard Rijnvos.

Experimenten voor een nieuw publiek zijn geen probleem. La mer tijdens Sail Amsterdam (zie foto)? Le sacre op Lowlands? Harding heeft de juiste mix van hip en highbrow om ook die uitstapjes geloofwaardig te maken. Ondertussen combineerde hij Bach met Brahms, en speelde het Concertgebouworkest onder zijn leiding zodoende voor het eerst sinds 1957 Bachs Cantate ‘Nach dir, Herr, verlanget mich’. Ook deze maand staan Brahms en Bach weer op het programma, met Brahms’ Derde symfonie en Bachs Eerste vioolconcert.

Daarmee is nog niet eenvoudig uitgelegd hoe Harding dit brede repertoire dirigeert. Recensenten worden soms door buitenmuzikale elementen afgeleid. Ooit liet Harding zachtjes het zaallicht van Het Concertgebouw dimmen tijdens het wegstervende slot van Mahlers Negende door de Staatskapelle Dresden – het leverde hem een beschuldiging van effectbejag op. Bovendien heeft de tengere Harding geen duidelijk uitgesproken fysiek profiel à la Dudamel of Nelsons.

Kun je een dirigent duiden aan de hand van zijn of haar repertoire? In dat geval is Daniel Harding een droom voor de programmeur: avontuurlijk, flexibel en constant. Uit de ruim dertig concerten die hij bij het Koninklijk Concertgebouworkest leidde, valt een panoramisch vergezicht samen te stellen. Meteen zijn debuut in 2004 was indrukwekkend. Naast Benjamin Britten klonk het pompende Asyla van Thomas Adès en het hondsmoeilijke Pianoconcert van Witold Lutosławski.

Beginnende dirigenten zeggen overal ja te­gen, en inderdaad bestendigde Harding zijn reputatie als jonge topper daarna vooral in het meest geliefde repertoire: Beethoven, Mahler, Dvořak, Brahms, Schumann. Maar in 2015 zet hij gretig de tanden in een werk van huiscomponist Richard Rijnvos.

Experimenten voor een nieuw publiek zijn geen probleem. La mer tijdens Sail Amsterdam (zie foto)? Le sacre op Lowlands? Harding heeft de juiste mix van hip en highbrow om ook die uitstapjes geloofwaardig te maken. Ondertussen combineerde hij Bach met Brahms, en speelde het Concertgebouworkest onder zijn leiding zodoende voor het eerst sinds 1957 Bachs Cantate ‘Nach dir, Herr, verlanget mich’. Ook deze maand staan Brahms en Bach weer op het programma, met Brahms’ Derde symfonie en Bachs Eerste vioolconcert.

Daarmee is nog niet eenvoudig uitgelegd hoe Harding dit brede repertoire dirigeert. Recensenten worden soms door buitenmuzikale elementen afgeleid. Ooit liet Harding zachtjes het zaallicht van Het Concertgebouw dimmen tijdens het wegstervende slot van Mahlers Negende door de Staatskapelle Dresden – het leverde hem een beschuldiging van effectbejag op. Bovendien heeft de tengere Harding geen duidelijk uitgesproken fysiek profiel à la Dudamel of Nelsons.

  • Daniel Harding

    tijdens een repetitie op SAIL 2015, foto: Renske Vrolijk

    Daniel Harding

    tijdens een repetitie op SAIL 2015, foto: Renske Vrolijk

  • Daniel Harding

    tijdens een repetitie op SAIL 2015, foto: Renske Vrolijk

    Daniel Harding

    tijdens een repetitie op SAIL 2015, foto: Renske Vrolijk

Uitgekristalliseerd

Een prestigieuze verbinding aan een internationaal toporkest laat op zich wachten. Op zijn 28e werd hij benoemd tot principal guest conductor van het London ­Symphony Orchestra. Maar het chef-dirigentschap van dat orkest ging van Davis naar Gergiev, en daarna naar Rattle. ‘Zit de carrière van Harding nu al in het slop?’ vroeg de Volkskrant in 2013 wat plagerig, constaterend dat de 38-jarige Brit chef is geworden van het Zweeds Radio Symfonieorkest, een heel ­respectabel orkest maar geen Champions League.

Met de kennis van nu kan die vraag ontkennend worden beantwoord. Harding lijkt ondanks een komeetachtige start een geduldige planner. In juni vorig jaar werd bekend dat hij is benoemd tot nieuwe chef-­dirigent van het Orchestre de Paris als opvolger van Paavo Järvi. Dat orkest heeft als residentie de gloednieuwe Philharmonie en zal niet snel van de radar verdwijnen.

Trek de alsmaar licht stijgende lijn door en over twintig jaar leidt Harding zonder twijfel een top-tien-orkest. De overrompelende stijl van Andris Nelsons, die net begon bij de prestigieuze Boston Symphony en nu óók al het Gewandhausorchester Leipzig gaat leiden, is nu eenmaal niet Hardings stijl. 

Waarmee nu eindelijk iets gezegd kan worden over hoe hij het brede repertoire dirigeert. Orkesten worden wellicht niet meteen smoorverliefd. Harding is geen hemelbestormer die extase op climax plaatst. Hij is van het verzorgde gebaar, soms wat maniëristisch maar altijd doordacht.

Bruckners Vijfde symfonie bleek vorig jaar zomer bij het Concertgebouworkest prachtig uitgekristalliseerd: weinig vibrato, hoge tempi, een gecontroleerde opbouw. Het openingsdeel klonk transparant en eindigde beheerst. Het kruit te snel verschieten is een groot Bruckner-­risico, maar Harding wist hoeveel volume nog ging komen. De berucht complexe finale vol fuga’s was overrompelend snel en knap gearticuleerd.

Uitgekristalliseerd

Een prestigieuze verbinding aan een internationaal toporkest laat op zich wachten. Op zijn 28e werd hij benoemd tot principal guest conductor van het London ­Symphony Orchestra. Maar het chef-dirigentschap van dat orkest ging van Davis naar Gergiev, en daarna naar Rattle. ‘Zit de carrière van Harding nu al in het slop?’ vroeg de Volkskrant in 2013 wat plagerig, constaterend dat de 38-jarige Brit chef is geworden van het Zweeds Radio Symfonieorkest, een heel ­respectabel orkest maar geen Champions League.

Met de kennis van nu kan die vraag ontkennend worden beantwoord. Harding lijkt ondanks een komeetachtige start een geduldige planner. In juni vorig jaar werd bekend dat hij is benoemd tot nieuwe chef-­dirigent van het Orchestre de Paris als opvolger van Paavo Järvi. Dat orkest heeft als residentie de gloednieuwe Philharmonie en zal niet snel van de radar verdwijnen.

Trek de alsmaar licht stijgende lijn door en over twintig jaar leidt Harding zonder twijfel een top-tien-orkest. De overrompelende stijl van Andris Nelsons, die net begon bij de prestigieuze Boston Symphony en nu óók al het Gewandhausorchester Leipzig gaat leiden, is nu eenmaal niet Hardings stijl. 

Waarmee nu eindelijk iets gezegd kan worden over hoe hij het brede repertoire dirigeert. Orkesten worden wellicht niet meteen smoorverliefd. Harding is geen hemelbestormer die extase op climax plaatst. Hij is van het verzorgde gebaar, soms wat maniëristisch maar altijd doordacht.

Bruckners Vijfde symfonie bleek vorig jaar zomer bij het Concertgebouworkest prachtig uitgekristalliseerd: weinig vibrato, hoge tempi, een gecontroleerde opbouw. Het openingsdeel klonk transparant en eindigde beheerst. Het kruit te snel verschieten is een groot Bruckner-­risico, maar Harding wist hoeveel volume nog ging komen. De berucht complexe finale vol fuga’s was overrompelend snel en knap gearticuleerd.

Dit artikel wordt u gratis aangeboden door Preludium. Meer lezen? Abonneer dan nu.