Nog geen account of wachtwoord vergeten? Klik hier
historie

Ravels Bolero bij het Concertgebouworkest

door Johan Giskes
24 mrt. 2023 24 maart 2023

Ogenschijnlijk is Ravels Bolero een eenvoudig stuk in driekwartsmaat, waarvoor een dirigent alleen de inzet hoeft aan te geven. De rest kan dan als vanzelf volgen. Dat het tegendeel waar is, blijkt uit de geschiedenis van het werk bij het Concertgebouworkest.

  • Acteur en komiek Danny Kaye tijdens een repetitie met het Concert­gebouworkest van Ravels Bolero, 1979

    Acteur en komiek Danny Kaye tijdens een repetitie met het Concert­gebouworkest van Ravels Bolero, 1979

  • Acteur en komiek Danny Kaye tijdens een repetitie met het Concert­gebouworkest van Ravels Bolero, 1979

    Acteur en komiek Danny Kaye tijdens een repetitie met het Concert­gebouworkest van Ravels Bolero, 1979

Het Concertgebouworkest voerde Maurice Ravels Bolero (1928) voor het eerst uit op 8 maart 1930 in Den Haag onder leiding van Willem Mengelberg. De volgende dag klonk het werk tweemaal in Het Concertgebouw. Het Algemeen Handelsblad noemde in zijn recensie de Bolero ‘een grappig geval’ met ‘alle eigenschappen om bij het publiek favoriet te worden. De Zondagmiddaggasten waren er tenminste dol mee, en Mengelberg en ons orkest hadden er alle eer van’. Vervolgens kwam het werk regelmatig op de lessenaars van het orkest terug om – meestal als slot van een concert – onder uiteenlopende dirigenten te worden gespeeld, onder wie de componist zelf, Eduard van Beinum, Bernard Haitink, Riccardo Chailly, Rafael Kubelík en Iván Fischer. Het kwam bij bijzondere gebeurtenissen aan bod, zoals tijdens een benefietconcert ten bate van Unicef in 1979 – een gedeelte, onder leiding van de bekende komiek Danny Kaye – en een buitenconcert op het Amsterdamse Java-eiland ter gelegenheid van de inhuldiging van Willem-­Alexander als koning der Nederlanden op 30 april 2013.

Beperkingen

Het Concertgebouworkest heeft de Bolero ook een aantal keren op de plaat gezet. Al in 1930 verscheen hij op twee 78-toerenplaten. Bij de registratie bleek nog eens extra hoe ingewikkeld dit in die tijd was. Volgens het Rotterdamsch Nieuwsblad van 17 september zouden Mengelberg, het orkest en de opnametechnici drie dagen geëxperimenteerd hebben voordat de juiste plaats voor de kleine trommel was gevonden: ‘op een vrij grooten afstand van het overige orkest’. Wat Mengelberg een opmerking moet hebben ontlokt die een variatie was op het feit dat de orkestleden geacht worden om ten minste met één oog naar de dirigent te kijken: ‘Nu zal ik maar dirigeeren met één oog naar het orkest en met één oog naar de trommel!’

‘Den auteur dirigeerde uiterst langzaam, uiterst metronomisch, scherp en meer hamerend dan wij het hier gewend zijn’

Op 7 april 1932 dirigeerde Ravel zelf zijn Bolero, volgens Het Volk ‘heel anders dan wij het kennen; droger, preciezer, zonder eenige versnelling van het eenmaal aangenomen tempo, alleen met enkele accentueeringen in de melodie, die in dit strakke rhytme tot een obsessie dreigt te worden. Nu eerst recht mist men den dans, waarvoor het geschreven werd.’ Het Algemeen Handelsblad reageerde negatief op het stuk. De Telegraaf gaf als indruk: ‘De Boléro sloot aan, en wekte nieuwe, stormende ovaties. Men hoorde hem door den auteur met harden slag hergeven: uiterst langzaam, uiterst metronomisch, scherp en meer als hamerend dan wij het hier gewend zijn. Zonder Mengelberg’s suggestie van een wreede, lenige en katachtige beweging in het rhythme-zelf, zonder diens ternauwernood bespeurbare rubato en de daardoor hevige en vreeselijke spanning, droger in zijn heele weezen, heeft hij minder sterk op mij [L.M.G. Arntzenius] gewerkt dan hij anders doet: ik heb nu meer muziek gehoord dan excitatie ondergaan. En ik kan haast niet gelooven dat dat de bedoeling van den Boléro en zijn orgie zou zijn.’

Meerdere mogelijkheden

Mengelbergs Bolero-partituur toont dat hij allereerst grondig zichzelf en vervolgens het orkest degelijk voorbereidde. Er staan opmerkingen in over repeteren (in groepen), over uitdrukking, tempo en tijdsduur (zestien minuten ‘in t rustig tempo’) en wat te doen als bepaalde instrumenten, zoals de saxofoons, niet beschikbaar zijn. Mengelberg wilde alle zestiende noten scherp geaccentueerd laten klinken: ‘mecanissimo’, ‘machinissimo’. Toegevoegde sterktetekens tonen duidelijk hoe de dirigent de spanning opbouwde. Tegen het einde moesten de hout- en koperblazers de instrumenten mahleriaans omhoog richten.

Uit de programmaboekjes blijkt eveneens dat er meer dan één opvatting mogelijk is. Bij de eerste uitvoeringen werd in woorden een visualisatie van de dans opgeroepen, bij de volgende, zoals het optreden van Ravel, stond een analyse van het stuk – inclusief stukjes notenschrift. Een driedimensionale uitbeelding volgde op 11 en 15 juli 1940, toen het orkest onder Louis Arntzenius’ leiding in de Amsterdamse Stadsschouwburg meewerkte aan voorstellingen van het Ballet Yvonne Georgi.

Het Nationale Dagblad reageerde met ‘Yvonne Georgi herschiep het werk tot een nachtelijk straattooneel, met een (niet mooi) Spaansch hek en een hanglantaarn als décor. Het zou eenvoudig dwaasheid zijn te ontkennen, dat op deze wijze zeer bevredigende, soms prachtige tooneelen bereikt zijn. Soms was het een wild en vreemd schilderij, bijv. het moment der vier vrouwen tegen de spijlen van het hek... en het geheel danskunst van de eerste orde...’ De Maasbode schreef: ‘In een gloedvol appasionato kwam de dans, gesteund door het voortreffelijke spel van het Concertgebouworkest, los uit het keurslijf van een weloverwogen opzet en men ontdekte meesleepende figuren die ook tezamen een groep vormden, waarin alles fonkelde van leven, in prachtige harmonie met het Flamenco-type dat de prima ballerina hier schiep.’ Al 93 jaar blijkt steeds weer dat Ravels Bolero op vele manieren adembenemend kan zijn!

Hoe hield Ravel een in wezen een uiterst voorspelbaar werk spannend? Lees alles over de noten van zijn Bolero hier.

Het Concertgebouworkest voerde Maurice Ravels Bolero (1928) voor het eerst uit op 8 maart 1930 in Den Haag onder leiding van Willem Mengelberg. De volgende dag klonk het werk tweemaal in Het Concertgebouw. Het Algemeen Handelsblad noemde in zijn recensie de Bolero ‘een grappig geval’ met ‘alle eigenschappen om bij het publiek favoriet te worden. De Zondagmiddaggasten waren er tenminste dol mee, en Mengelberg en ons orkest hadden er alle eer van’. Vervolgens kwam het werk regelmatig op de lessenaars van het orkest terug om – meestal als slot van een concert – onder uiteenlopende dirigenten te worden gespeeld, onder wie de componist zelf, Eduard van Beinum, Bernard Haitink, Riccardo Chailly, Rafael Kubelík en Iván Fischer. Het kwam bij bijzondere gebeurtenissen aan bod, zoals tijdens een benefietconcert ten bate van Unicef in 1979 – een gedeelte, onder leiding van de bekende komiek Danny Kaye – en een buitenconcert op het Amsterdamse Java-eiland ter gelegenheid van de inhuldiging van Willem-­Alexander als koning der Nederlanden op 30 april 2013.

Beperkingen

Het Concertgebouworkest heeft de Bolero ook een aantal keren op de plaat gezet. Al in 1930 verscheen hij op twee 78-toerenplaten. Bij de registratie bleek nog eens extra hoe ingewikkeld dit in die tijd was. Volgens het Rotterdamsch Nieuwsblad van 17 september zouden Mengelberg, het orkest en de opnametechnici drie dagen geëxperimenteerd hebben voordat de juiste plaats voor de kleine trommel was gevonden: ‘op een vrij grooten afstand van het overige orkest’. Wat Mengelberg een opmerking moet hebben ontlokt die een variatie was op het feit dat de orkestleden geacht worden om ten minste met één oog naar de dirigent te kijken: ‘Nu zal ik maar dirigeeren met één oog naar het orkest en met één oog naar de trommel!’

‘Den auteur dirigeerde uiterst langzaam, uiterst metronomisch, scherp en meer hamerend dan wij het hier gewend zijn’

Op 7 april 1932 dirigeerde Ravel zelf zijn Bolero, volgens Het Volk ‘heel anders dan wij het kennen; droger, preciezer, zonder eenige versnelling van het eenmaal aangenomen tempo, alleen met enkele accentueeringen in de melodie, die in dit strakke rhytme tot een obsessie dreigt te worden. Nu eerst recht mist men den dans, waarvoor het geschreven werd.’ Het Algemeen Handelsblad reageerde negatief op het stuk. De Telegraaf gaf als indruk: ‘De Boléro sloot aan, en wekte nieuwe, stormende ovaties. Men hoorde hem door den auteur met harden slag hergeven: uiterst langzaam, uiterst metronomisch, scherp en meer als hamerend dan wij het hier gewend zijn. Zonder Mengelberg’s suggestie van een wreede, lenige en katachtige beweging in het rhythme-zelf, zonder diens ternauwernood bespeurbare rubato en de daardoor hevige en vreeselijke spanning, droger in zijn heele weezen, heeft hij minder sterk op mij [L.M.G. Arntzenius] gewerkt dan hij anders doet: ik heb nu meer muziek gehoord dan excitatie ondergaan. En ik kan haast niet gelooven dat dat de bedoeling van den Boléro en zijn orgie zou zijn.’

Meerdere mogelijkheden

Mengelbergs Bolero-partituur toont dat hij allereerst grondig zichzelf en vervolgens het orkest degelijk voorbereidde. Er staan opmerkingen in over repeteren (in groepen), over uitdrukking, tempo en tijdsduur (zestien minuten ‘in t rustig tempo’) en wat te doen als bepaalde instrumenten, zoals de saxofoons, niet beschikbaar zijn. Mengelberg wilde alle zestiende noten scherp geaccentueerd laten klinken: ‘mecanissimo’, ‘machinissimo’. Toegevoegde sterktetekens tonen duidelijk hoe de dirigent de spanning opbouwde. Tegen het einde moesten de hout- en koperblazers de instrumenten mahleriaans omhoog richten.

Uit de programmaboekjes blijkt eveneens dat er meer dan één opvatting mogelijk is. Bij de eerste uitvoeringen werd in woorden een visualisatie van de dans opgeroepen, bij de volgende, zoals het optreden van Ravel, stond een analyse van het stuk – inclusief stukjes notenschrift. Een driedimensionale uitbeelding volgde op 11 en 15 juli 1940, toen het orkest onder Louis Arntzenius’ leiding in de Amsterdamse Stadsschouwburg meewerkte aan voorstellingen van het Ballet Yvonne Georgi.

Het Nationale Dagblad reageerde met ‘Yvonne Georgi herschiep het werk tot een nachtelijk straattooneel, met een (niet mooi) Spaansch hek en een hanglantaarn als décor. Het zou eenvoudig dwaasheid zijn te ontkennen, dat op deze wijze zeer bevredigende, soms prachtige tooneelen bereikt zijn. Soms was het een wild en vreemd schilderij, bijv. het moment der vier vrouwen tegen de spijlen van het hek... en het geheel danskunst van de eerste orde...’ De Maasbode schreef: ‘In een gloedvol appasionato kwam de dans, gesteund door het voortreffelijke spel van het Concertgebouworkest, los uit het keurslijf van een weloverwogen opzet en men ontdekte meesleepende figuren die ook tezamen een groep vormden, waarin alles fonkelde van leven, in prachtige harmonie met het Flamenco-type dat de prima ballerina hier schiep.’ Al 93 jaar blijkt steeds weer dat Ravels Bolero op vele manieren adembenemend kan zijn!

Hoe hield Ravel een in wezen een uiterst voorspelbaar werk spannend? Lees alles over de noten van zijn Bolero hier.

Dit artikel wordt u gratis aangeboden door Preludium. Meer lezen? Abonneer dan nu.